• No results found

Arnhem

In document ‘Goed geplaatst!’ (pagina 97-107)

Hoofdstuk 4 – Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte: praktijk

4.2 Arnhem

Gemeente Arnhem is een gemeente met 150.983 inwoners (Arnhem.nl – Onderzoek en cijfers). Onder de gemeente valt de stad Arnhem en het dorp Schaarsbergen. Cultuur is in de gemeente zeer goed vertegenwoordigd, vanuit vele disciplines. Zo staat Arnhem onder meer bekend als stad van de mode en zijn ook de podiumkunsten duidelijk aanwezig. De

aanwezigheid van diverse kunstvormen is wat Arnhem volgens de gemeente een zeer aantrekkelijke gemeente maakt. In de cultuurnota Stroom is het cultuurbeleid vanaf 2012 beschreven. De titel is ontstaan om diverse redenen. Zo ontstaat er door de aanwezigheid van cultuur een energiestroom door de stad, maar stroomt ook het water van de Rijn door de stad:

Een titel die staat voor de energie die stroomt door onze stad dankzij alle cultuur die we hebben. Een titel die ook past bij de stad aan de Rijn. Het water van deze rivier is constant in beweging, zoekt steeds nieuwe wegen en treedt soms buiten de oevers. De titel Stroom geeft aan dat dit beleid geen strak keurslijf is en dat

we rekening houden met veranderende omstandigheden (Gemeente Arnhem 2012: 2).

Binnen het cultuurbeleid wordt vooral aandacht besteed aan het maatschappelijke belang van cultuur voor de Arnhemse bevolking in de stad en de regio. In deze paragraaf wordt aan de hand van de cultuurnota Stroom, een beschrijving gegeven van de stand van zaken op het gebied van het cultuurbeleid en het beleid voor kunst in de openbare ruimte. Dit wordt aangevuld aan de hand van het Ambitiedocument Kunstencluster Rijnboog. Vervolgens zal er onderzocht worden of en hoe het cultuurbeleid, specifiek voor kunst in de openbare ruimte, geëvalueerd wordt. Er wordt onder meer gewerkt met informatie afkomstig uit een gesprek met Henk Wentink, bestuursadviseur Cultuur bij de gemeente Arnhem (bijlage 10).

4.2.1 Cultuurbeleid

De cultuurnota Stroom is door de gemeente Arnhem in 2012 opgesteld, met behulp van de resultaten van de evaluatie van het voorgaande cultuurbeleid. In de nieuwe nota heeft ze haar doelstellingen voor de beleidsperiode vanaf 2012 beschreven (Idem: 4). Gesteld wordt dat ze cultuur zien vanuit waardecreatie in het ruimtelijke, economische en sociale domein. In het beleid zijn drie hoofddoelen vastgesteld. Dit zijn de verbreding van cultuurbereik en participatie, de versterking van de culturele keten en profilering en vitalisering van het

~ 98 ~

culturele klimaat (Idem). Cultuur moet een verbintenis aangaan met het publiek en

ondernemers. Dit streeft de gemeente onder meer na door het opzetten van het project Cultuur in Rijnboog. De plannen voor dit project zijn opgenomen in het Ambitiedocument

Kunstencluster Rijnboog. Om te beslissen wat in het beleid doorgezet en afgestoten zou

worden, is er onder meer gebruikt gemaakt van evaluaties over het vorige beleid en van diverse cultuurdebatten.

Gemeente Arnhem heeft voor de stad Arnhem één duidelijk doel voor ogen: het worden van de culturele hoofdstad in het Oosten (Idem: 7). Hierbij staan de uitgangspunten van de creatieve stad en de creatieve economie centraal.12 Een creatieve economie zou onder meer een aantal sociale effecten hebben, zoals maatschappelijke participatie en individuele zelfontplooiing. Het gaat daarbij om de maatschappelijke waardevermeerdering, welke onderverdeeld kan worden in harde en zachte waardevermeerdering. Zachte

waardevermeerdering verwijst naar de effecten op individueel gebied (persoonlijke waarden), terwijl harde waardevermeerdering juist verwijst naar de directe opbrengsten van culturele activiteiten en de indirecte opbrengsten zoals hogere woning en grond prijzen en meer werkgelegenheid (maatschappelijke waarden). Om de gemeente op alle vlakken te laten groeien, zijn er in het beleid drie punten benoemd. Ten eerste moet er meer evenwicht en samenhang worden gecreëerd binnen de culturele sector (Idem: 8). Ten tweede moet er een kritische afweging worden gemaakt van de kosten en opbrengsten binnen de culturele

basisinfrastructuur. Als laatst wil Arnhem zich profileren als dé oostelijke culturele hoofdstad. Van groot belang voor het bereiken van haar doelstellingen zijn voor de gemeente de diverse culturele organisaties die binnen de gemeente en vooral de stad zijn gehuisvest. Deze

organisaties bieden inspiratie en zorgen voor talentontwikkeling.

In het cultuurbeleid van de gemeente Arnhem wordt gesteld dat er behoefte is aan een thema of een ‘merk’ waar de gemeente en de stad haar identiteit mee kunnen versterken. Hierbij wordt echter vooral gedacht aan Arnhem als modestad. Wanneer er eenmaal genoeg aandacht voor Arnhem is, zou gekeken kunnen gaan worden naar andere vormen zoals kunst in de openbare ruimte of cultureel erfgoed (Idem: 35). Alhoewel de podiumkunsten belangrijk zijn

12 “De creatieve stad is geen statisch gegeven, bedacht achter een tekentafel of bureau. Het is een spannende, uitdagende en sociaal dynamische stad die in beweging blijft. De creatieve economie draagt bij aan de beeldvorming van de stad en aan de individuele ontplooiing, maatschappelijke participatie en

sociaal-economische positie van mensen” (Gemeente Arnhem 2012: 14). De creatieve stad draait niet om een culturele elite, zoals in de theorie van Richard Florida, maar om de uitkomst van de stad in zijn geheel (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014).

~ 99 ~

voor de stad, is er geen behoefte aan profilering door middel van de podiumkunsten. Er wordt gesproken van de aanwezigheid van een culturele keten, deze is aanwezig in diverse

basisvoorzieningen met vooral educatieve en presentatieve functies. Beeldende kunst en de zichtbaarheid hiervan in de stad, is volgens de gemeente echter wel belangrijk. De

kunstenaars en de vormgevers uit de stad, moeten ook de gelegenheid hebben zich te presenteren binnen de stad. Het belang dat de gemeente aan beeldende kunst hecht, heeft er onder andere toe geleid dat er geen bezuinigingen hebben plaatsgevonden op de 1%-regeling voor de kunst in de openbare ruimte, waar dit in eerste instantie wel de bedoeling was. Aan de hand van de regeling wordt getracht het publieke domein te versterken door middel van de plaatsing van hoogwaardige kunstwerken en ander soort vormgeving.

Afbeelding 4.2: Het Rijnbooggebied in kaart gebracht.

In de stad ligt te midden van de Rijn, de binnenstad en het station, het gebied de Rijnboog (afb. 4.2). In eerdere hoofdstukken is ook over dit gebied gesproken, naar aanleiding van het werk van Subwalk. Het Rijnbooggebied is benoemd tot een wederopbouwgebied (Gemeente Arnhem: 7). Na de oorlog is het gebied snel maar kwalitatief slecht herbouwd. De stad is nu echter bezig met het verbeteren van haar uitstraling, onder meer door het aanpakken van dit gebied. In het Masterplan Rijnboog is één van de methoden om het gebied te verbeteren, de opzet van een kunstencluster.13 Dit houdt in dat een aantal culturele instellingen in het gebied samen gaan en daarbij ook samen gaan werken. Onderdeel van het plan is een kenniscluster, in het nieuwe gebouw Rozet, waarin onder meer de bibliotheek en het erfgoedcentrum werken. Daarnaast wordt ook een kunstencluster ontwikkeld, met onder meer het Museum Arnhem en Focus Filmtheater Arnhem. Deze kunstencluster zou volgens de gemeente een positief effect kunnen hebben op de aantrekkingskracht van Arnhem, een uitdagende

13

De informatie over het project Rijnboog is gebaseerd op oudere informatie, het huidige college heeft de plannen voor de Rijnboog aangepast. Hier wordt in dit onderzoek echter niet naar verwezen.

~ 100 ~

kunstbeleving kunnen bieden aan bezoekers, kunnen leiden tot participatie en een podium kunnen bieden voor debat. Daarnaast zou het onder meer ook bij kunnen dragen aan het revitaliseren van de binnenstad, het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en het versterken van de economische vitaliteit. De kunstencluster staat ook voor duurzaamheid, het bevorderen van sociale samenhang en participatie, het verbeteren van de economie en het verbeteren van de werkgelegenheid.

In het algemene cultuurbeleid van de gemeente Arnhem wordt de focus gelegd op de ruimtelijke, economische en sociale functies van kunst en cultuur. Daarbij wordt door de gemeente aangenomen dat kunst en cultuur kan bijdragen aan de verbreding van cultuurbereik en participatie, de versterking van de culturele keten en de profilering en vitalisering van het culturele klimaat. Daarnaast zou het een positieve bijdrage kunnen leveren aan de vorming van de creatieve stad en de creatieve economie. Daarnaast gaat de gemeente ervan uit dat kunst en cultuur harde (maatschappelijke) en zachte (persoonlijke) waarden kent. Voor de gemeente is het versterken van de culturele identiteit van de gemeente van groot belang, ze streeft dit onder meer na door het stimuleren van de stad Arnhem als modestad.

4.2.2 Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte

De gemeente Arnhem voert geen specifiek cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte, onder meer omdat er meer belang wordt gehecht aan een brede en meer algemene

cultuurnotitie (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014). Het onderwerp is echter wel als deelbeleid opgenomen in de nota Stroom. Voor de vorming van dit beleid werd onder meer gesproken met diverse professionele culturele instellingen, critici en diverse ambtenaren van andere deelgebieden (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014). Het deelbeleid voor kunst in de openbare ruimte kent ook een percentageregeling, waarbij een bedrag van 1 tot 1.5 procent geïnvesteerd wordt in kunstopdrachten. In de toekomst zal er meer nadruk komen te liggen op het beleid voor kunst in de openbare ruimte, zo zal er onder meer gekeken worden naar het proces en de rol van kunst in de openbare ruimte (Idem). Daarnaast zal ook de

percentageregeling worden herzien. De huidige kunstcollectie in de openbare ruimte bestaat momenteel uit 300 werken, maar nog steeds wordt deze aangevuld. De komende tijd zullen er in ieder geval nog zes projecten uitgevoerd worden met de gemeente als opdrachtgever. Daarnaast zijn er in de stad nog meer werken te vinden, die zich niet in de collectie van de gemeente bevinden. Het onderhoud van de collectie is onderdeel van de afdeling Beheer Buitenruimte die zich ontfermen over het reguliere onderhoud. Er vindt daarbij een jaarlijkse

~ 101 ~

inspectie plaats. Grote beschadigingen worden echter wel teruggeleid naar de afdeling Cultuur. Er moet op dat moment een besluit worden genomen of er overgegaan wordt tot afstoting of reparatie van het werk. De collectie bestaat onder meer uit werken waartoe de gemeente opdracht heeft gegeven en werken die geschonken zijn. Één van deze geschonken werken is het Feestaardvarken dat in eerdere hoofdstukken ook behandeld is (afb. 4.3).

Afbeelding 4.3: Florentijn Hofman, Het Feestaardvarken, Kortestraat Arnhem, 2013.

Kunst in de openbare ruimte is dus voor de gemeente Arnhem wel van groot belang (Idem). Ze hechten er dan ook diverse belangen aan. Zo zou het onder meer een bijdrage leveren aan de identiteit en de ervaring van gebieden. Over het algemeen is voor de gemeente Arnhem de sociale functie één van de belangrijkste functies van kunst en cultuur (Idem). Daarop volgt de artistieke functie. In tabel 4.3 zijn de verschillende waarden die de gemeente aan kunst verbindt, apart weergegeven als niet dikgedrukte onderdelen in de kolom. De vermeende bijdrage van kunst aan de economie, de samenleving en de leefomgeving, lijkt door de gemeente te worden aangenomen zonder duidelijk bewijs. Zo meent de gemeente dat kunst een unieke bijdrage kan leveren aan de fysieke leefomgeving. Daarnaast zou het ook een stimulans kunnen zijn, waardoor de leefomgeving beter wordt gewaardeerd en beleefd. Dit is een positieve ecologische waarde uit de wereld van de inspiratie. Ook wordt de vroegtijdige verbinding van stedelijke projecten en kunstprojecten nagestreefd, om deze zo goed mogelijk bij elkaar te laten passen. Daarnaast staat de creatieve stad en daarmee ook de creatieve economie hoog in het vaandel en is de aanwezigheid, een positieve economische waarde uit de civiele wereld. Deze wereld is echter ook terug te zien in het punt dat de gemeente in de stad het cultuurbereik wil bevorderen. Ook de wereld van de faam is aanwezig in de profilering en de vitalisering van het culturele klimaat van de stad Arnhem.

~ 102 ~

Tabel 4.3: Waarden of beleidsdoelstellingen van gemeente Arnhem gecombineerd met tabel 3.3 (bijlage 11).

In het cultuurbeleid wordt ook een aantal specifieke waarden verbonden aan de plaatsing van kunst in de openbare ruimte (Idem). Deze zijn in de tabel apart dikgedrukt weergegeven met de aanduiding BKOR. Er zijn vooral waarden terug te zien die afkomstig zijn uit de civiele wereld, de wereld van de faam en de industriële wereld. De waarden zijn onderdeel van de sociale, de economische en de artistieke functie. Ook bij deze gemeente zijn de waarden niet allemaal specifiek in te delen bij één wereld of functie. De civiele wereld kent in het beleid de positieve, economische waarde van educatie en individuele zelfontplooiing en de autonome of esthetische, sociale waarde van maatschappelijke participatie. Deze maatschappelijke

participatie is echter ook een onderdeel van de industriële wereld en kent daar een positieve, artistieke functie. Afkomstig uit deze wereld is ook de positieve economische waarde van het creëren van meer werkgelegenheid door het uitvoeren van kunstprojecten in de openbare ruimte. De identiteit van de stad, een positieve sociale waarde uit de wereld van de faam, is echter ook zeer belangrijk voor de gemeente Arnhem.

4.2.3 Evaluatie van cultuurbeleid (voor kunst in de openbare ruimte)

De gemeente Arnhem voert evaluatie uit van het algemene cultuurbeleid, op het moment dat de beleidsperiode is afgelopen, ze werken dus met ex post evaluatie. Aan de hand van de resultaten van de evaluatie wordt vervolgens het nieuwe cultuurbeleid gevormd. De evaluatie van het cultuurbeleid Cultuurvisie 2001-2005-2015 van 2002 tot 2010 is als bijlage

~ 103 ~

opgenomen in het nieuwe cultuurbeleid, Stroom (Gemeente Arnhem 2012: 70-104).14 Tijdens deze beleidsperiode is er gewerkt met beleidskaders voor vijf deelgebieden: cultuureducatie, amateurkunst, podiumkunsten, beeldende kunst en vormgeving en creatieve milieus (Idem: 78). Hiervan zijn alleen de eerste drie deelgebieden tussentijds geëvalueerd door de gemeente, voor de deelgebieden wordt dus gewerkt met tijdelijke ex post evaluatie. Het beleid voor beeldende kunst is voor het laatst in 2009 geëvalueerd door een extern adviesbureau, de resultaten hiervan zijn ondergebracht in Beeldende Kunst en Vormgeving Arnhem – Evaluatie

van de effecten (2005-2008). Het algemene cultuurbeleid wordt over het algemeen echter

geëvalueerd door de gemeente zelf (Interview Henk Wentink, 7 juli 2014). Één van de

conclusies van de evaluatie van het algemene cultuurbeleid van de periode 2002 tot 2010 was dat er te weinig SMART geformuleerde doelstellingen bestonden (Idem, Gemeente Arnhem 103). 15

In de evaluatie van Cultuurvisie 2001-2005-2015 wordt gesteld dat ook in het nieuwe beleid de nadruk blijft liggen op het versterken van de positie van kunst en cultuur in de stad (Gemeente Arnhem 2012: 76). Er moet echter meer aandacht worden besteed aan de onderverdeling in de deelgebieden van het beleid en aan de subsidieverlening. Voor de

evaluatie is onder meer informatie verzameld over de redenen voor de vorming van het beleid, de uitgangspunten en doelstellingen van het beleid, de wijze waarop het beleid is uitgevoerd, de mate waarop de doelen zijn bereikt en de mate waarop de doelen aansluiten bij de

toekomstvisie (Idem). Deze onderdelen van de evaluatie zijn per deelgebied aangegeven in duidelijke schema’s met het waarom, het wat (de doelstellingen) en de hoe (output). Met het verzamelen van deze informatie wil de gemeente inzicht bieden in de doelstellingen,

activiteiten en resultaten van het beleid voor de verschillende deelgebieden en zorgen dat er een bijdrage geleverd kan worden met de evaluatie aan de vorming van het nieuwe beleid. Deze informatie is door de gemeente verzameld door middel van een ambtelijke analyse op basis van documenten. Zo zijn de beleidsnota en de nota’s van de deelgebieden, de

evaluatiebijeenkomsten en de gehouden cultuurdebatten gebruikt. De gemeente spreekt hier van een ‘meta-evaluatie’: “een evaluatie van de evaluaties ten einde een oordeel te kunnen geven over het integrale cultuurbeleid” (Idem). Bij de evaluatie is ook gebruik gemaakt van gegevens uit de Atlas voor Nederlandse Gemeenten, gegevens uit het Statistisch Jaarboek van

14 Deze evaluatie zal kort en in hoofdlijnen worden besproken, er zal echter niet diep op in worden gegaan omdat de nota verder niet aan bod komt in dit hoofdstuk.

~ 104 ~

de gemeente Arnhem, gegevens verkregen van de gemeentelijke afdeling Statistiek en

Onderzoek en een stadsenquête (Idem, Interview Henk Wentink 7 juli 2014). Aan de hand van deze gegevens kunnen er in de evaluatie uitspraken worden gedaan over de harde en de zachte resultaten van het cultuurbeleid voor de gemeente Arnhem. De kwantitatieve harde gegevens zijn afkomstig uit onder meer de Atlas voor gemeenten 2011 en het Statistisch Jaarboek. De atlas vergelijkt de vijftig grootste gemeenten van Nederland op diverse punten. Zo wordt onder meer een sociaaleconomische index opgesteld en wordt de woonaantrekkelijkheid, de creatieve werkgelegenheid, de omvang van de creatieve klasse en kunstenaars en het

cultuurbereik gemeten. De kwalitatieve zachte gegevens zijn verzameld uit de in 2011 gehouden cultuurdebatten en evaluatiegesprekken.

De gemeente concludeert na de evaluatie dat er nog geen goede meetmethodes bestaan om beleidsinstrumenten in relatie te brengen met de resultaten van de strategisch opgestelde doelen (Idem: 103). Dit wordt onder meer veroorzaakt omdat de doelen niet SMART waren gevormd en omdat er van tevoren geen meetpunten zijn opgesteld. Daarnaast blijft cultuur een lastig fenomeen om te evalueren. De effecten die zich, vaak op de lange termijn, voordoen in de maatschappij hoeven ook niet altijd een specifieke invloed van het cultuurbeleid in zich te hebben. Doordat de gemeente echter de gegevens uit de verschillende documenten heeft gecombineerd met kwalitatief onderzoek, heeft ze toch een eindoordeel kunnen vellen over het gevoerde cultuurbeleid. Het doel van het cultuurbeleid was: “het scheppen van een gunstig klimaat voor kunst en cultuur, met aandacht voor kwaliteit, innovatie, diversiteit, participatie en spreiding” (Idem). De gemeente concludeert onder meer dat er zich meer hogeropgeleiden hebben gevestigd in Arnhem en dat het woonklimaat en de aantrekkelijkheid van de stad zijn gestegen. Cultuur heeft hier zeker een belangrijk aandeel in gehad. Verbeterpunten liggen op een flexibeler subsidiestelsel, meer vrije ruimte (minder bemoeienis van de overheid en meer fysieke werkruimte), een verbetering van het aanbod en bereik, een eenduidiger en duidelijker beleid, meer samenwerking in de culturele sector, spreiding van cultuur over de stad,

verbetering van de zichtbaarheid van cultuur en een duidelijkere profilering van de culturele stad.

Het algemene cultuurbeleid wordt dus geëvalueerd aan de hand van diverse methoden, waarbij kwantitatieve en kwalitatieve gegevens worden verzameld door de gemeente zelf. De gemeente stelt echter wel dat het cultuurbeleid een lastig te meten beleid is, aangezien er diverse effecten zijn waarvan de invloed van het cultuurbeleid niet direct gemeten kan

~ 105 ~

worden. Zo worden bijvoorbeeld de beleidsdoelstellingen van werkgelegenheid, de creatieve stad en maatschappelijke participatie gemeten aan de hand van vooral kwantitatieve gegevens, maar blijft de directe invloed van cultuurbeleid op bijvoorbeeld de werkgelegenheid

onduidelijk. De creatieve stad bestaat daarnaast niet alleen uit cultuur en kent dus vele invloeden. Maatschappelijke participatie kan net als individuele zelfontplooiing ook gemeten worden aan de hand van kwalitatieve gegevens, maar het is in de evaluatie niet duidelijk welke meetpunten hiervoor worden gebruikt.

Het beleid voor beeldende kunst is, zoals vermeld, voor het laatst geëvalueerd in 2009. Het beleid voor kunst in de openbare ruimte wordt echter niet aan een evaluatie onderworpen. Wel wordt er in het algemene cultuurbeleid en dus ook in de komende evaluatie van het huidige cultuurbeleid, waarschijnlijk kort aandacht aan besteed. In de toekomst zouden er diverse mogelijkheden kunnen bestaan voor het evalueren van het beleid voor kunst in de openbare

In document ‘Goed geplaatst!’ (pagina 97-107)