• No results found

Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in het verband tussen ICT-systemen en discretionaire bevoegdheid van street-level bureaucrats (SLB) met behulp van de casus politie in de eenheid Den Haag. Er werd voornamelijk gekeken naar de effecten van dit verband, of ze bevorderend of beperkend zijn voor de discretie van politieagenten. Tevens was het de bedoeling om dit verband en de effecten ervan te verklaren. De centrale onderzoeksvraag was:

Welke effecten heeft ICT op de discretionaire bevoegdheid van politieagenten in de eenheid Den Haag?

Om deze vraag te beantwoorden werden drie hypothesen getoetst. De eerste stap was het aantonen van een verband tussen ICT-systemen en discretionaire bevoegdheid van politieagenten. De theoretische inzichten die in dit onderzoek zijn gebruikt verwijzen naar een sterke causale relatie tussen ICT en discretie van SLB. Er wordt steeds meer gebruik

gemaakt van ICT-toepassingen en -infrastructuren in de publieke sector, waardoor het mogelijk is om te spreken over een aantal fundamentele veranderingen binnen het publieke domein (Buffat, 2015; Dunleavy ​et al., 2006). Om deze bewering empirisch te testen in de casus werd de eerste hypothese (H1) opgesteld, die beweert dat ICT invloed uitoefent op politieagenten in Den Haag. Deze hypothese is bevestigd op grond van de bevindingen uit de interviews, hoewel de respondenten zelf niet meteen een direct verband tussen ICT en hun toepassing van discretionaire bevoegdheid zagen. Dat zij dat niet zo zien kan worden verklaard omdat ze uitgaan van een mate van onpartijdigheid van de agenten: ICT wordt daarin niet gezien als bepalend element in het maken van beslissingen, de agenten baseren hun oordeel op eigen professionaliteit waarbij ze vaak ICT gebruiken. Het menselijke oordeel verdwijnt dus niet uit het werk van politieagenten. ICT-systemen worden geraadpleegd om een beeld over een incident te vormen ter voorbereiding en tijdens hun werkzaamheden op straat als ondersteuning. Zo kan de informatie in het systeem en de snelle toegang hiertoe effecten hebben op het maken van beslissingen binnen de eigen discretionaire bevoegdheid.

Maar zijn deze effecten bevorderend of juist beperkend voor de politieagenten? Om hierop een antwoord te geven werden twee hypotheses getoetst: H2 beweerde dat ICT-systemen beperkende effecten hebben op discretionaire bevoegdheid van politieagenten in de eenheid Den Haag, terwijl H3 de bevorderende effecten voorzag. Na het toetsen van beide hypothesen is gebleken dat er sprake is van bevorderende effecten.

De centrale conclusie van dit onderzoek is dat de agenten beter geïnformeerde beslissingen maken met behulp van de ICT-systemen. ICT biedt een snelle manier van informeren die toegankelijk is via zowel computer op het bureau als de mobiele telefoon. Het snel informatie kunnen opzoeken is tevens een voordeel voor de agenten uit andere eenheden die wel eens geroepen worden naar de eenheid Den Haag: Ze kunnen de informatie in het systeem als voorbereiding voor een incident in een andere eenheid gebruiken (waar ze minder bekend zijn). De ICT-systemen dragen op deze wijze ook bij aan de gelijkmatigheid van informering binnen de politie. De agenten kunnen daarnaast bovendien sneller gedragspatronen herkennen doordat ze persoonsgegevens kunnen raadplegen op de locatie van een incident en als voorbereiding. Er zijn geen derde intermediërende partijen die de informatie doorgeven met eventueel een eigen visie op de gegeven informatie. Niet zo heel geleden wat dat wel het geval: wanneer informatie telefonisch werd opgevraagd, kon de tussenpersoon daar een eigen inkleuring aan geven. De agenten staan dus centraal in het

besluitvormingsproces. Dit wordt als bevorderend gezien voor discretionaire ruimte van de agenten.

De beperkende effecten van ICT ontbraken in de casus. De theorie sprak over automatisering van de werkzaamheden van SLB, wat niet van toepassing was voor de gekozen casus, omdat er weinig sprake van automatisering is bij de politie-eenheid Den Haag (Bovens en Zouridis, 2002; Snellen, 1998, 2002). De agenten voelen zich hierdoor niet uitgesloten uit het besluitvormingsproces en laten hun beslissingen niet aan systemen over. Bovendien verzetten de agenten zich tegen de computer gegenereerde besluiten, als ze daar niet mee eens zijn, en manipuleren ze het systeem naar eigen inzicht om de correcte informatie en een passende aanpak erin te zetten. Er bestaat een overeenstemming onder de geïnterviewde personen dat de agenten hun discretionaire bevoegdheid behouden zelfs in zeldzame gevallen van automatisering. De discretie wordt verder niet naar andere partijen verschoven, zoals IT-specialisten of systeembeheerders. Deze collega’s werken ondersteunend aan de collega’s op straat.

Het verschil in de criminele activiteiten en de frequentie daarvan in de twee onderzochte eenheden bleek geen invloed te hebben op het verband tussen ICT-systemen en discretionaire ruimte. De problemen die zich in de wijk afspelen worden eerder als contextuele factor gezien en hebben geen op zich staand verband met de ICT binnen de onderzochte casus. Het is daarom feitelijk niet relevant om de twee onderzochte bureaus te vergelijken: de inzichten van de agenten uit beide locaties komen overeen.

Dit onderzoek maakte gebruik van twee tegenovergestelde theorieën omtrent SLB: curtailment thesis en enablement thesis. Het is echter gebleken dat de meeste onderzoeken op basis van deze deze theorieën de nadruk op geautomatiseerde systemen binnen de publieke sector leggen. In de hier behandelde casus politie ervaren de agenten slechts zeer beperkt of geen automatisering van hun werk, hoewel er wel degelijk sprake is van geautomatiseerde systemen, betreffen de gebruikte ICT-systemen vooral gegevenssystemen. Daarom zijn de theoretische inzichten van beide theses wel degelijk getoetst in dit onderzoek en zijn conclusies geldig, ook al bleken de empirische beweringen van de gebruikte literatuur (d.w.z. conclusies omtrent geautomatiseerde systemen) niet altijd toepasbaar. Wel is er sprake van standaardisatie in de gebruikte systemen, waar de theorie tevens over spreekt, die echter meer een kader gevende functie vervult en niet als

beperkend voor discretie wordt ervaren. De afhandeling van incidenten is volledig door de politieagenten zelf bepaald.

Dit onderzoek past in de reeks onderzoeken omtrent SLB in het digitale tijdperk. De empirische conclusies van dit onderzoek verrijken de theorie omtrent SLB in het digitale tijdperk en behoren tot de ​enablement thesis. Er zijn bevorderende effecten zijn ontdekt in het onderzochte verband, die met de conclusies van andere onderzoeken binnen deze thesis overeenkomen. Ook zijn er conclusies die allen in dit onderzoek voorkomen, zoals het vergroten van discretie door het vervangen van een tussenpersoon op bureau met een mobiele telefoon, wat verklaard kan worden de contextuele aard van deze casestudy. Verder is de kennis over de invloed van ICT-systemen op de medewerkers van de publieke organisaties in de brede zin vergroot. Een aanmerkelijk aantal andere onderzoeken die binnen de ​enablement thesis passen leggen de nadruk op automatisering die door ICT-toepassingen wordt in werking gebracht. De kennis die in dit onderzoek geproduceerd is is geschikt voor onderzoeken waar elektronische gegevenssystemen centraal staan en niet geautomatiseerde systemen.

Aangezien dit onderzoek in de vorm van casestudy is uitgevoerd, zijn de conclusies alleen van toepassing op de gekozen casus, namelijk twee politiebureaus in de eenheid Den Haag: Hoefkade en Leidschendam-Voorburg. Dit is een beperking van dit onderzoek. De generaliseerbaarheid van de bevindingen is zeer beperkt en de conclusies kunnen in de meest uitgebreide zin alleen binnen de politie-eenheid Den Haag worden toegepast. Het is wenselijk om de kennis over SLB en ICT uit te breiden door het uitvoeren van vervolgonderzoeken die op dit thema aansluiten. Interessant is om een soortgelijk casestudy onderzoek uit te voeren op een andere casus binnen de politie en de bevindingen te vergelijken. Uit dit onderzoek is gebleken dat de wijkproblematiek geen invloed op het verband tussen ICT en discretie van agenten uitoefent, hoewel regionale verschillen kunnen dit verband potentieel beïnvloeden. Er wordt dus naar de regioproblematiek gekeken. Door twee zeer verschillende eenheden te vergelijken wordt een breed beeld gevormd over de discretionaire ruimte van de politieagenten in Nederland en het effect van ICT-systemen daarop. Deze inzichten worden door de onderzoeker als zeer belangrijk gezien voor het invullen van het wetenschappelijke gap in het thema SLB in het digitale tijdperk. Vervolgens is het ook relevant om naar andere contextuele factoren te kijken die het verband tussen ICT en politieagenten kunnen beïnvloeden, zoals de leeftijd, ervaring of geslacht van de agenten. Het is mogelijk dat verschillende groepen agenten ICT-toepassingen op een andere wijze ervaren. Door het uitvoeren van dergelijk onderzoek wordt bijgedragen aan het

creëren van een uitgebreid overzicht van factoren die van invloed zijn op de discretie van politieagenten.

7. Bronnen 

Bartels, K. P. (2013). Public encounters: The history and future of face-to-face contact between public professionals and citizens. ​Public Administration, ​91(2), 469-483. Bovens, M., & Zouridis, S. (2002). From street-level to system-level bureaucracies: How

information and communication technology is transforming administrative discretion and constitutional control.​ Public Administration Review, 62(2), 174-184.

Bruhn, A. (2015). Changing Occupational Roles in Audit Society: The Case of Swedish Student Aid Officials. ​Nordic Journal Of Working Life Studies, 5(1), 31-50.

Buffat, A. (2015). Street-Level Bureaucracy and E-Government. ​Public Management Review, 17(1), 149-161.

Busch, P., & Henriksen, H. (2018). Digital discretion: A systematic literature review of ICT and street-level discretion.​ Information Polity, 23(1), 3-28.

Busch, P. A. (2017). The Role of Contextual Factors in the Influence of ICT on Street-Level Discretion. 50th Hawaii International Conference on System Sciences (HICSS).

Centraal Bureau voor Statistiek (a). (2019). ​Kerncijfers wijken en buurten 2019. Geraadpleegd op 15 december 2019 van:

https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/84583NED/table?ts=1576421410755 Centraal Bureau voor Statistiek (b). (2019). ​Geregistreerde misdrijven; wijken en buurten

2017. Geraadpleegd op 15 december 2019 van:

https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83901NED/table?ts=1576419872227 Cordella, A., & Bonina, C. (2012). A public value perspective for ICT enabled public sector

reforms: A theoretical reflection. ​Government Information Quarterly,​29(4), 512-520. Den Haag in cijfers (website). (2019). Geraadpleegd op 15 december 2019 van:

https://denhaag.incijfers.nl/

De Witte, J., Declercq, A., & Hermans, K. (2015). Street-level strategies of child welfare social workers in Flanders: The use of electronic client records in practice. ​British journal of social work, ​46(5), 1249-1265.

Dunleavy, P., Margetts, H., Bastow, S., & Tinkler, J. (2006). New Public Management Is Dead Long Live Digital-Era Governance. ​Journal of Public Administration Research and Theory, 16(3), 467-494

Jorna, F., & Wagenaar, F. (2007). The 'Iron Cage' strengthened? Discretion and digital discipline. ​Public Administration, 189-214.

Keymolen, E., & Broeders, D. (2011). Innocence lost: Care and control in Dutch digital youth care.​ British Journal of Social Work, 43(1), 41-63.

Larsson, B., & Jacobsson, B. (2013). Discretion in the “Backyard of Law”: Case handling of debt relief in Sweden. ​Professions and Professionalism, ​3(1).

Le Dantec, C. A., & Edwards, W. K. (2008, November). The view from the trenches: Organization, power, and technology at two nonprofit homeless outreach centers. In Proceedings of the 2008 ACM conference on Computer supported cooperative work (pp. 589-598). ACM.

Leidschendam-Voorburg in cijfers (website). (2018). Geraadpleegd op 15 december 2019 van: https://leidschendam-voorburg.incijfers.nl/jive/?presel_code=ps_bev

Lipsky, M. (1980). Street-level bureaucracy: Dilemmas of the individual in public services (30th anniversary expanded ed.). New York, NY: Russell Sage Foundation.

Margretts, H. (1998). Information Technology in Government: Britain and America . London: LSE Routledge Research on Information Technology and Society: Routledge, 1999, 208 pages, ISBN 0415174821 (hdbk.)​. Journal of Public Policy, 18(3), 312-314.

Maynard-Moody, S., & Portillo, S. (2010). Street-level bureaucracy theory. In ​The Oxford handbook of American bureaucracy.

Neuman, W.L. (2014). ​Social research methods: Qualitative and quantitative approaches. Harlow: Pearson Education Limited.

Peckover, S., White, S., & Hall, C. (2008). Making and managing electronic children: E-assessment in child welfare. ​Information, Community & Society, 11(3), 375-394. Pithouse, A., Broadhurst, K., Hall, C., Peckover, S., Wastell, D., & White, S. (2012). Trust,

risk and the (mis) management of contingency and discretion through new information technologies in children’s services. ​Journal of Social Work, 12(2), 158-178.

Politie. (2019). ​Organisatie: één politie, elf eenheden. Geraadpleegd op 16 december 2019, van https://www.politie.nl/over-de-politie/een-politie-elf-eenheden.html

Reddick, C. G. (2005). Citizen interaction with e-government: From the streets to servers?. Government Information Quarterly, 22(1), 38-57.

Snellen, I. (1998) Street Level Bureaucracy in an Information Age in I. Snellen and W. van de Donk (eds) Public Administration in an Information Age. A Handbook, Ohmsha: IOS Press.

Snellen, I. (2002). Electronic governance: Implications for citizens, politicians and public servants.​ International Review of Administrative Sciences, 68(2), 183-198.

Snellen, I. (2012). Street Level Bureaucrats. Public Administration in the Information Age: Revisited, IOS Press, Amsterdam (NY), 264-278.

Vitalis, A., & Duhaut, N. (2004). NTIC et relation administrative : De la relation de guichet à la relation de réseau. ​Revue Française D'administration Publique,​110(2), 315-326. Weller, J. (2006). II faut sauver l'agriculteur Poulard de la télédétection : Le souci du public à

l'épreuve du travail administratif. ​Politiques Et Management Public,​24(3), 109-122. Wihlborg, E., Larsson, H., & Hedström, K. (2016, January). " The Computer Says No!"--A

Case Study on Automated Decision-Making in Public Authorities. In ​2016 49th Hawaii International Conference on System Sciences (HICSS) (pp. 2903-2912). IEEE.