• No results found

Beperkte beeldvorming van de tussenhandel

4. De actuele situatie op de Belgische illegale drugsmarkten en de link met Nederland

4.4 Cocaïnemarkt

4.4.1 Tussenhandel van cocaïne

4.4.1.1 Beperkte beeldvorming van de tussenhandel

Niet alleen in de wetenschappelijke literatuur986, maar ook voor de professionele sleutelfiguren valt het echelon van de tussenhandel zeer moeilijk te beschrijven. Zowel op het lokale als het federale niveau geeft men aan vaak geen of slechts een beperkt zicht te hebben op dit niveau.987 Dit bleek ook al uit eerder onderzoek dat stelt dat Belgische strafrechtshandhavers een beter zicht hebben op de productie en detailhandel. Hiervoor bestaan verschillende verklaringen.988

De oorzaak voor de beperkte beeldvorming ligt deels bij de betrokken criminele actoren op dit echelon of, zoals eerder onderzoek het stelt, bij de “eigenheid van het fenomeen”.989 De criminele organisaties en gemeenschappen die zich met de tussenhandel inlaten, blijken namelijk zeer gesloten te zijn en zijn bijgevolg moeilijk, zo niet onmogelijk, te doordringen.990 Hoewel politiediensten de wens uitdrukken om in dit kader meer te investeren in doorgedreven onderzoekstechnieken, zoals de infiltratie, laat een gebrek aan capaciteit dit momenteel niet toe. Bovendien geldt in de betrokken gemeenschappen een soort omerta, waardoor de autoriteiten zelfs via een onderzoek vaak helemaal niet in staat zijn om informatie over het echelon van de tussenhandel te verzamelen.991

“Het geeft goed aan wat er eigenlijk wel is, maar waarbij wij de afgelopen jaren eigenlijk bijzonder weinig resultaat hadden: dat is dat niveau van kilohandel coke.”992

Daarnaast kan de beperkte beeldvorming eveneens te wijten zijn aan de finaliteit van opsporings- en gerechtelijke onderzoeken. Bij onderzoeken naar de invoer van cocaïne is de verdere distributie van de partij na de invoer minder prioritair.993 Bovendien worden weinig onderzoeken gevoerd naar specifiek de tussenhandel.994 De transacties die op dit niveau plaatsvinden, zijn immers clandestien en veroorzaken dan ook weinig tot geen overlast. Pas indien de tussenhandel uit de schaduw treedt, bijvoorbeeld door meer geweldsdelicten, zal dit niveau ook de nodige aandacht krijgen.995 Hierbij kan verwezen worden naar de huidige situatie in Antwerpen, die de laatste tijd heel wat stof doet opwaaien. Verder speelt het internationale karakter van de tussenhandel evenmin in het voordeel van de opsporingsautoriteiten. Grensoverschrijdende onderzoeken worden immers geremd door de beperkingen van de grensoverschrijdende samenwerking.996 Toch is deze samenwerking cruciaal, aangezien de organisatoren van de tussenhandel zich in Nederland bevinden en de tussenhandel dus

986 Desroches, 2007, p.56; Caulkins et al., 2016, p.65.

987 Int-FP-11; Int-LP-27. 988 Smet et al., 2013, p.183. 989 Smet et al., 2013, p.183. 990 Int-LP-1, -19; Int-FP-18. 991 Int-LP-1; Int-FP-18. 992 Int-FP-34.

993 Van der Laan, 2012, p.22. Smet et al., 2013, p.183; Pearson & Hobbs, 2001, p.4; Natarajan, Clark & Johnson, 1995, p.150.

994 Smet et al., 2013, p.186.

995 Boerman et al., 2012; Coomber, 2006; Europol, 2013; Pearson & Hobbs, 2001; Desroches, 2007, p.828.

ook vanuit Nederland gestuurd wordt.997 Daarna worden de zendingen vanuit Nederland terug verdeeld over de Europese markt.998

Niettemin lijkt België een alsmaar belangrijkere rol te gaan spelen in de tussenhandel.999 Volgens professionele sleutelfiguren is dit vooral in de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Limburg en Luik het geval.1000 In Antwerpen speelt de aanwezigheid van de haven logischerwijze een rol, terwijl in Limburg de nabijheid van Nederland, de aanwezigheid van veel criminele motorbendes en de multiculturele samenleving als belangrijke factoren voor de aanwezigheid van de georganiseerde cocaïnehandel aangehaald worden.1001 In Luik verklaart men doorheen de jaren geen evolutie opgemerkt te hebben in het fenomeen van de tussenhandel. Luikse dealers bevoorraden zich wekelijks of maandelijks van kilo’s cocaïne, in Nederland of Antwerpen. Een deel van deze aangekochte drugs wordt in de regio Luik versneden en opnieuw verkocht, terwijl een ander deel uitgevoerd wordt naar andere Europese landen (Zwitserland, Italië en Duitsland).1002 Tot slot beweren professionele actoren uit het gerechtelijk arrondissement Brussel dat tien tot twintig lokale organisaties actief zouden zijn op het niveau van de tussenhandel.1003

Desondanks gaan in de literatuur ook verhalen op over een afname van het belang van de

tussenhandel. Er zijn immers aanwijzingen dat detailhandelaars steeds vaker zelf hun voorraad

aankopen bij groothandelaars en daarvoor geen beroep meer doen op de tussenhandel.1004 Het internet kan hierin een belangrijke rol spelen, door afnemers rechtstreeks in contact te brengen met producenten en/of groothandelaars.1005

4.4.1.2 Criminele betrokkenen

Deze paragraaf schetst de criminele organisaties en actoren die actief zijn bij de tussenhandel van cocaïne in België. Eerst en vooral komt de structuur van de betrokken criminele organisaties aan bod. Daarna wordt dieper ingegaan op de verschillende betrokken actoren, waarbij ook gefocust wordt op de Nederlandse actoren. In dit deel worden de criminele organisaties en actoren die betrokken zijn bij de activiteiten van dealpanden en drugsrunners niet besproken, aangezien deze fenomenen later nog aan bod komen (zie 4.4.4.2).

4.4.1.2.1 Complexe, gefragmenteerde structuur van de tussenhandel

Het echelon van de tussenhandel kan voorgesteld worden als een complexe horizontale structuur, bestaande uit een gefragmenteerde markt die voortdurend verandert.1006 Er is geen sprake van een stabiele top van de piramide, zoals dit bijvoorbeeld wel is bij de synthetische drugsproductie.1007 De tussenhandel heeft een zeer flexibel karakter en wordt gevormd door tijdelijke, losse samenwerkingsverbanden van verschillende onafhankelijke handelaars en tussenpersonen.1008 Dit gebrek aan stabiliteit wordt onder andere in de hand gewerkt door de open grenzen en de toegenomen

997 Int-FPLP-3; Int-FP-17; -34; dossier ANR-15-02. Zie ook Smet et al., 2013, p.183-184; van der Torre, 1996; Pearson & Hobbs, 2001, p.17, 36; Landman, Verschuuren & Stoffers, 2012, p.23; Eventon & Bewley-Taylor, 2016, p.7.

998 Boerman et al., 2017, p.36, 38.

999 Pearson & Hobbs, 2001, p.36.

1000 Int-J-14; Int-FP-15.

1001 Int-J-14.

1002 Int-FP-15.

1003 Int-FP-34.

1004 Smet et al., 2013, p.190-191.

1005 European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction & Europol, 2017, p.27.

1006 De Ruyver, 2007; Massari, 2005; May & Hough, 2004, p.555-556; Paoli, 2002; Reuter & Haaga, 1989. Zie ook Smet et al., 2013, p.179, 193; Pearson & Hobbs, 2001, p.11-12, 16-17; Gruter & van de Mheen, 2005, p.46.

1007 Kleemans et al., 1998, 2002; van der Laan, 2012, p.40. Zie ook Korf, 2006.

1008 De Ruyver, 2007; Massari, 2005; May & Hough, 2004, p.557; Paoli, 2002; Reuter & Haaga, 1989. Zie ook Smet et al., 2013, p.179, 193; Pearson & Hobbs, 2001, p.11-12, 16-17; Gruter & van de Mheen, 2005, p.46; Korf & Verbraeck, 1993; van der Laan, 2012, p.40.

mobiliteit, die ervoor zorgen dat de smokkel van illegale middelen in Europa zeer gediversifieerd geworden is.1009

Netwerken in de tussenhandel maken dus deel uit van een open, competitieve markt. Deze markt bestaat uit informele relaties tussen leveranciers en cliënten, die kunnen behouden blijven op lange termijn, maar zelden exclusief zijn. Dergelijke ondernemende markt als de tussenhandel wordt niet door één organisatie gecontroleerd, maar staat open voor alle individuen en groepen die over voldoende vaardigheden en middelen beschikken om de markt competitief te maken.1010 Tussenhandelaars kunnen dus ook volledig zelfstandig werken. Het is immers eenvoudiger voor individuen om zich in de flexibele tussenhandel te vestigen dan in een strikt hiërarchische structuur.1011 Zo bleek uit dossiers in het gerechtelijk arrondissement Oost-Vlaanderen dat de activiteiten van tussenhandelaars na hun arrestatie quasi onmiddellijk overgenomen werden door andere spelers op de markt.1012

“Ik denk dat de manier van werken wel veranderd is ten opzichte van vroeger. Ik heb het gevoel dat het gemakkelijker geworden is om kilohandelaar te worden dan vroeger. Nu heb je de opportunisten, waar je vroeger een echte leiding had. Nu is het binnen de structuur van een organisatie, denk ik, gemakkelijker om naar boven te gaan dan vroeger. (…) De C [coke] is ook makkelijker te bekomen. De overvallers, geldtransporten, carjackers… Die criminelen zijn nu drugshandelaar. (…) Die hebben ingezien dat daarmee veel geld te verdienen is.”1013

Bovenstaande opvattingen zijn moeilijk te toetsen via een dossierstudie, omdat dossiers enkel informatie bevatten over de daarin genoemde criminele organisaties en individuen. Ze bevatten weinig informatie over de bredere structuur van de tussenhandel. Desondanks lijkt de situatie in Antwerpen op het eerste zicht een mooi voorbeeld te zijn van deze horizontale, competitieve structuur. In Antwerpen is het niveau van de tussenhandel namelijk volledig in handen van verschillende criminele organisaties die ook verantwoordelijk zijn voor het uithalen van de cocaïne uit containers in de haven. Deze organisaties vormen een netwerk, dat bijkomend ook een deel van de Antwerpse detailhandel in handen heeft.1014

De criminele organisaties die deel uitmaken van de tussenhandel lijken over het algemeen relatief

klein en kunnen snel van vorm veranderen.1015 Ze hanteren het need-to-know principe, waarbij groepsleden met uitzondering van hun eigen taken liefst zo weinig mogelijk afweten van de werking van de organisatie en niet op de hoogte zijn van de identiteit en de activiteiten van andere leden.1016

Daardoor bevatten gerechtelijke onderzoeken in het algemeen zeer weinig informatie over de hogere niveaus in de illegale keten. Een dossier uit het gerechtelijk arrondissement Limburg illustreert in dit kader toch perfect de taakverdeling binnen een criminele organisatie die zich inliet met de tussenhandel van cocaïne.

Dossier TG-16-01

De criminele organisatie die het voorwerp uitmaakt van dit dossier bestond uit één leider, die bijgestaan werd door verschillende facilitators en hulpkrachten. Binnen de organisatie kon een duidelijke taakverdeling onderscheiden worden. De leider van de organisatie stond zelf in voor het bewaren, versnijden, verpakken en verkopen van de cocaïne. Hij besliste aan wie verkocht werd en

1009 Spapens, 2008, p.192.

1010 Desroches, 2007, p.834. Dorn, Oette & White, 1998; Adler, 1993; Dorn & South, 1990; Reuter & Haaga, 1989. Zie ook Smet et al., 2013, p.193-194.

1011 Pearson & Hobbs, 2001, p.12-13.

1012 Dossiers GE-14-14; -15-17.

1013 Int-FP-34.

1014 Int-FPLP-3.

1015 Pearson & Hobbs, 2001, p.12; Gruter & van de Mheen, 2005, p.46; Eenheid Rotterdam Analyse & Onderzoek, 2017, p.8.

gaf instructies aan zijn hulpkrachten over de locatie waar de transactie zou plaatsvinden en de te gebruiken voertuigen.

De leider van de organisatie werd bijgestaan door een vertrouwenspersoon, die hem vergezelde bij door hem opgezette transacties. Deze vertrouweling was eveneens het aanspreekpunt voor potentiële afnemers. Daarnaast kregen twee personen een belangrijke rol in het verzorgen van de logistieke taken, namelijk het zoeken en huren van panden en voertuigen die door de organisatie gebruikt werden. Een van deze personen stond ook in voor het praktisch regelen van de transacties. Tot slot maakte men ook gebruik van een facilitator voor het opmaken van valse documenten (arbeidsovereenkomsten, loonfiches) om panden te huren.

4.4.1.2.2 Diverse daders en dadergroepen

De vorige paragraaf stelde dat het echelon van de tussenhandel bestaat uit een gefragmenteerde markt die continu verandert en die gekenmerkt wordt door een zeer open en competitief karakter. Daardoor hebben in België, net als in Nederland1017, verschillende criminele organisaties de touwtjes van de

tussenhandel in handen.

Zo zijn Marokkaanse criminele actoren in verschillende gerechtelijke arrondissementen betrokken in de tussenhandel en de (nationale en internationale) distributie van cocaïne.1018 Deze actoren beschikken vaak over de Belgische of Nederlandse nationaliteit en wonen in respectievelijk België of Nederland. In Antwerpen bestaat het fenomeen van de tussenhandel uit lokaal georganiseerde criminaliteit die zeer goed gestructureerd is. Antwerpen is namelijk de thuisbasis van een aantal criminele families van Marokkaanse origine1019, welke actueel verantwoordelijk zijn voor de bevoorrading van een deel van de Antwerpse detailhandel.1020 De leden van deze families startten hun criminele carrière als dealer. Hun bovendealers en leveranciers uit Nederland (Rotterdam, Amsterdam) waren vaak verre familieleden, of waren uit dezelfde Marokkaanse regio afkomstig. In de loop der jaren klommen deze families echter op in de hiërarchie en maakten van het uithalen van cocaïne uit containers in de haven van Antwerpen hun core business.1021 Ze werken daarvoor samen met corrupte havenarbeiders en met Albanese organisaties1022, die vroeger de touwtjes iets meer in handen hadden maar nu een deel van het uitvoerende werk doen.1023 De rol van Albanese organisaties als uithalers werd bevestigd door een professionele actor uit Nederland.1024 Hierbij werd ook aangegeven dat er sterke vermoedens zijn dat de Albanese organisaties een belangrijke verbinding vormen tussen de Nederlandse en Belgische cocaïnemarkt.

Waar deze Marokkaanse criminele organisaties vroeger cash uitbetaald werden door hun (Nederlandse) opdrachtgevers, strijken ze tegenwoordig een bepaald percentage van de ingevoerde lading cocaïne op. Dit is voor de opdrachtgevers namelijk veel goedkoper dan de tegenwaarde ervan te betalen. Deze kilo’s verdelen de Marokkaanse organisaties op hun beurt via hun onderdealers, die de cocaïne op de Antwerpse markt brengen.1025 De organisaties hebben namelijk sterke connecties met het lokaal dealniveau. Ze onderhouden goede relaties met verschillende afzetkanalen en beschikken over de nodige infrastructuur, zoals loodsen, om cocaïnezendingen te verbergen.1026

1017 Zaitch, 2003, p.7-17.

1018 Int-J-23; dossiers GE-12-04; -13-03; -14-03; HA-16-02; LI-13-02; -15-05.

1019 Int-LP-1; Int-FPLP-3; dossier GE-16-01.

1020 Decorte & D’Huyvetter, 2013, p.44; Paoli & Reuter, 2008.

1021 Int-C-2; Int-FPLP-3; Int-J-5;- 30; Int-FP-18; Int-LP-19; -27; Int-ZWB-1; dossier ANR-14-02. Zie ook De Vlieger & Tersago, 2017.

1022 Int-O-31; Int-ZWB-1; Int-FP-34; Int-SOZ-4.

1023 Int-FPLP-3.

1024 Int-SOZ-4.

1025 Int-C-2; Int-FPLP-3; Int-J-5; Int-LP-19; -27; dossier ANR-14-02.

In het gerechtelijk arrondissement Luik zouden eveneens Albanese criminele organisaties verantwoordelijk zijn voor de tussenhandel inzake cocaïne. Deze organisaties zijn, net zoals de zonet geschetste Marokkaanse families, verantwoordelijk voor het uithalen van cocaïne.1027 Daarnaast blijken Albanese criminele organisaties ook actief te zijn in de gerechtelijke arrondissementen West-Vlaanderen1028 en Brussel1029. Bijkomend werden ook Albanese tussenhandelaren geïdentificeerd in dossiers van het gerechtelijk arrondissement Oost-Vlaanderen.1030

“Waar we wel zicht op hadden en waar we wel onderzoeken rond gedraaid hebben, zijn kleine groeperingen. Ik ga in Nederland vijf kilo halen – heel typisch voor Albanezen – en ik maak er hier tien van en ik voer dat uit naar Italië. Dikke winst.”1031

Sleutelfiguren uit het gerechtelijk arrondissement Limburg verklaarden dat de multiculturaliteit er een invloed heeft op het echelon van de tussenhandel.1032 Daar lijken enerzijds enkele Turkse families een voet in de tussenhandel te hebben1033, terwijl men anderzijds verwijst naar de Italiaanse gemeenschap.1034 Deze bevindingen konden echter niet bevestigd worden tijdens de dossieranalyse. Een Gents dossier vermeldde wel de betrokkenheid van een Turkse leverancier uit Antwerpen, hoewel niet bekend was welke hoeveelheden het voorwerp uitmaakten van de transacties.1035 Bovendien werd ook in een dossier van het gerechtelijk arrondissement Luik melding gemaakt van een tussenhandelaar uit Rotterdam die mogelijk van Turkse origine was.1036 In het geval van de betrokkenheid van de Italiaanse gemeenschap vermoedt men dat deze soms maffia gerelateerd is.1037 De banden met hun thuisland geven de leden van deze criminele organisaties namelijk een bevoorrechte positie om de doorvoer van cocaïnezendingen van België naar Italië te regelen.1038

Verder zouden criminele organisaties van Tunesische origine, eveneens gelinkt via familiale banden, instaan voor de tussenhandel in Gent.1039 Tijdens de dossierstudie konden echter geen organisaties van Tunesische origine geïdentificeerd worden. In het gerechtelijk arrondissement Luik daarentegen veroordeelde men wel een dergelijke organisatie.1040 Deze stond in voor de invoer van cocaïne uit Nederland en de verkoop ervan in België en de rest van Europa. Zo goed als alle betrokkenen, van de organisator tot de onderdealers, waren van Tunesische origine.

Naast de betrokkenheid van bovenstaande criminele organisaties, werden tijdens de dossieranalyse ook betrokkenen van volgende origine geïdentificeerd:

- Portugal1041 - Chili1042 - Nederland1043 - Algerije1044 - België1045 1027 Int-FP-15. 1028 Int-FP-17. 1029 Int-FP-34.

1030 Int-O-33; dossiers GE-12-07; -13-07; -15-09.

1031 Int-FP-34. 1032 Int-J-14. 1033 Int-LP-13. 1034 Int-J-14. 1035 Dossier GE-14-17. 1036 Dossier LI-14-02.

1037 Dossiers OB-16-18; NL-LI-15-11.

1038 Int-J-14. 1039 Int-LP-19. 1040 Dossier LI-14-02. 1041 Dossier GE-12-06. 1042 Dossier GE-12-06. 1043 Dossiers GE-13-16; -13-17. 1044 Dossier GE-15-16. 1045 Dossier GE-15-17.

- Curaçao1046

Hoewel verschillende studies in de literatuur steeds het belang van verwantschap, vriendschap en familiebanden op het echelon van de tussenhandel benadrukken1047, mag de tussenhandel niet

afgebeeld worden als een niveau dat enkel gedomineerd wordt door etnische groepen. De

samenwerking tussen etnische netwerken en ‘blanke’ businessnetwerken zou steeds vaker voorkomen.1048 Bovendien beweren zowel actoren uit de strafrechtshandhaving als academici dat de intra-Europese distributie van illegale middelen regelmatig uitgevoerd wordt door personen die niet tot een bepaalde etnische groep behoren. Dit zou vooral het geval zijn bij het vervoer van kleinere hoeveelheden.1049 Niettemin blijkt de rol van Europeanen op het niveau van de tussenhandel nog onvoldoende onderzocht te zijn.1050 Ook hierbij wordt de rol van de criminele motorbendes benadrukt. Motorclubs zoals No Surrender en Satudarah worden benoemd als spelers van wereldformaat binnen de distributie van cocaïne en het faciliteren van ontmoetingsplaatsen voor de tussenhandel.1051