• No results found

haar begaanheid met een onbekend verdriet. Wetend en vertederd keek ze Berthe

aan. Die afscheidsblik, vertederd wetend, ging een voorname rol spelen in Berthes

fantasie.

In Mon Repos was Alide dus nog uren alleen. Eerst ging ze een paar boterhammen

snijden voor zichzelf en koffie zetten. Niet dat ze honger had, maar ze zou nu eenmaal

nooit onder de invloed van emoties met de gang der dagelijkse dingen breken; die

voltrokken zich als 't ware automatisch onder haar instinctieve vaste hand. Ze sneed

brood, ze zette koffie en ze at. Neen, in waarheid at ze niet; ze greep een boterham,

vergat die, staarde troebel voor zich uit, bedacht zich dan en nam een hap. Dat kon

je toch geen eten noemen, dat was enkel maar verstrikt zijn in jezelf. Arme Alide.

Haar bekommernis was groter dan ze zelf wel wist. Er hing een lichte schemering

in het vertrek door de half neergelaten jalouzieën. Het was een kamer met een licht

behang en rieten meubels en crêpe gordijntjes, fleurig, zomers, speels, zonder

bestendigheid. Wat dat betreft was het een geschikt décor voor een ontknoping die

tot een vaarwel zou leiden; beter hier waar alles sprak van het vergankelijke in des

levens feesten dan waar je had getracht de vreugde te bestendigen in een volwaardig

meubilair van perzen en old-finish en gordijnen van fluweel of pluche. Alide dacht

niet aan de voordelen van dit décor. Ze at, ze staarde troebel voor zich uit, bedacht

zich dan en at weer verder. Zo zou ze ook gedaan hebben als Kosta ernstig ziek

geweest was en ze had gevreesd elk ogenblik de telefoon te horen die haar naar het

ziekenhuis en aan zijn sterfbed riep. Ze was alleen maar ongerust, ontzaglijk ongerust.

Ze moest nog uren wachten eer ze weten zou hoe 't met hem was. En niemand zou

haar bellen om haar uit die vreselijke onrust te verlossen. Het is nu eenmaal zo, dat

mensen die diep in elkanders leven zijn verstrikt en in elkanders liefde, heel een

lotskeer samen krijgen te verwerken, wat wil zeggen ieder volstrekt alleen. Geen

ander mens of geen omstandigheid treedt helpend of verzachtend in. Neen, elk het

volle pond aan spanning en misère. Zo zat ze dus behoorlijk desolaat daar aan dat

rieten tafeltje, daar in die rieten stoel; een groot contrast, verknoeide levensvreugde

tussen vrolijk meubilair. Haar eenzame manier van doen deed denken aan die van

een epileptica. Ze staarde af en toe verwezen weg, bleef steken in motorische

bedoelingen en hief haar boterham niet verder op, herstelde zich, at verder en verviel

dan weer in zo'n absentie, plukte aan het fleurige tafelkleed en streek zich als in

machteloze bezinning over het voorhoofd. Ze kwam tenslotte toch niet verder dan

één boterham, en zette alles maar weer

in het minuscule keukentje. Terug de kamer in bleef ze daar dralend, als getroffen

en verloren, staan. De stilte viel haar op, de schemering, een rouwstemming. Ze

voelde zich alleen, vervreemd, beklemd. Wie was er gastvrouw hier? Een onbekende

die gestorven was, of zij? Toen liep ze vlug op de jalouzieën toe en trok die op. Het

zonlicht buiten was nog brillant; het sprong de kamer in en maakte van de rouw een

feest. De rieten meubels werden van goud, de spiegel aan de wand werd glanzend

en diep. En in die spiegel confronteerde ze zich toevallig met haar vreugdeloos

gezicht. Ze greep een poederdons en rouge en een lippestift. Die Berthe, wou ze

terwijl denken om zich af te leiden, houdt van vrouwen. Treuzelig, met enige

absenties, ging ze haar gezicht opmaken en terwijl wou ze terugdenken aan wat ze

zelf eens met een vrouw beleefd had. Een vrouw als Berthe dus en een geval dat in

't begin wel analoog was met het avontuurtje van vanmorgen. Bijna tien jaar geleden

was dat nu alweer. Ik word waarachtig oud, dacht ze er tussendoor. En dan te denken

dat ze nog helemaal niet zeker was, dat dat met Peps zou stand houden. Ik kan niet

anders, dacht ze daar overheen. Dat was de sluitsteen op een onpeilbare

gevoelsafgrond: ik kan niet anders. Soms had ze het onzalig visioen van een eenzame

ouderdom. Dat overkomt toch vrouwen die niet houden wat ze eenmaal hebben?

Daar overheen de idee-fixe - een schrale troost - dat ze waarschijnlijk toch wel vroeg

zou sterven. Niemand in haar familie werd erg oud. Ze verfde treuzelig haar lippen.

Eenzaam oud worden, wat een gedachte eigenlijk voor een nog jonge vrouw die zich

gesteld ziet voor een embarras de choix. Embarras de choix? Geen sprake van. Zij

hàd gekozen, en Peps had dat nu meegedeeld aan Bart. Dat laatste had natuurlijk niet

mogen gebeuren, dat was ontzettend ondoordacht van haar geweest. Te meer daar

ze alleen al de gedachte dat die twee elkaar zouden ontmoeten altijd dégoutant

gevonden had. Ze boog zich dichter naar de spiegel en bekeek haar ogen die ze met

een stift had aangezet. Ze bekeek het grijs van haar pupillen dat vandaag zo grauw

en troebel was en keek aandachtig naar de tere lijnen tussen neus en ogen; alleen om

Bart en Peps die vis à vis hadden gestaan uit haar precieze verbeelding weg te bannen.

Te ongerijmd, te onbegrijpelijk. Dat gezicht van Bart en z'n physiek, die waren van

zo'n andere, zo'n goede kwaliteit. Maar het mysterie was, dat had haar liefde wel

verinnigd, maar haar sensuele sympathie vervlakt. En Peps met z'n plebejerlijf, die

neus, die mond, die kin... alleen al als ze aan hem dacht! Een vlam trok door haar

heen. Ze zag haar ogen in de spiegel even krimpen en verfloersen. En de sluitsteen

was: het kan niet anders. En ze greep een kam en trok

hardhandig de scheiding over in haar haar. Los, glanzend haar, en van nature golvend.

Die Berthe, wou ze toen zichzelf weer afleiden, die hield van vrouwen, duidelijk.

Zoiets zag Bart bijvoorbeeld nooit, die had totaal geen feeling op dat gebied. Hij zag

alleen dat ze niet alledaags was, maar dat andere ontging hem, altijd en helemaal.

En eigenlijk interesseerde de erotiek in 't algemeen hem niet bijzonder. En dat kwam

doordat er maar één vrouw mooi en belangwekkend in zijn ogen was, en dat was zij.

Een weeë maagpijn, transpositie van verdriet, en als in een absence bleef ze onder

het kammen steken. Toen wendde ze zich maar van de spiegel af. Die maquillage

was en bleef maar een doorzichtig masker waarachter ze haar onrust en verdriet bleef

zien. Jezelf kon je, wat dat betreft, het allerlaatst bedriegen. Maar, bedacht ze zich,

misschien deed ze nog beter al die verf er af te wassen. Mannen keken daar zo slecht

doorheen. Dus Bart zou kunnen denken dat ze niet verdrietig was. Of moest hij dat

juist denken, voor zijn eigen bestwil? Ach, ze wist het niet. Ze maakte met haar

handen een radeloos gebaar. Ze omklemde beide slapen en verloor zich in

contrast-verbeeldingen: Bart glimlachend; hij zat te schrijven aan zijn King en Juliette,

keek op en glimlachte, warm, veilig, zelfbewust. - Peps lief hartstochtelijk; hij greep

haar in zijn armen, zijn korrelige lippen waren gloeiend menselijk, zijn onbeholpen

praten wond haar in een kokon van week verlangen en het slot was een verenigd-zijn

zo kostelijk volkomen dat ze daar blindelings op was teruggekomen, een jaar lang.

Datzelfde blindelingse kwam, alleen bij de gedachte, al in haar bloed terug. Haar

handen gleden van haar slapen weg, ze luisterde een ogenblik met wellust naar die

drift in haar. Het kan niet anders, dacht ze weer. Maar dan keerde ze zich ook weer

van de afgrond van die duizelende lustbezinning af. En weerom wou ze denken: Die

Berthe dan, die dus van vrouwen hield, die zou ze zó verliefd hebben. Als ze 't

tenminste al niet was. Want typisch, hoe je aantrekt als je zelf verliefd bent. Het is

alsof je magisch lokt. Zelfs Bart ontkwam niet aan die invloed. Of misschien was

het juister om te zeggen: Bart in de eerste plaats ontkwam niet aan die invloed. Nog

nooit als juist dit laatste jaar had hij haar zo verheerlijkt. Zij was alvermogend mooi,

en alvermogend voor zijn geluk. Nog nooit tevoren had hij zo intensief afhankelijk

van haar geleefd. Achter elke daad van hem, en achter heel zijn leefdrift stond die

liefde als zijn eigenlijke inspiratie en zijn eigenlijk élan. Dat was bedwelmend, voor

Alide. Dat was alsof je op een ziel speelde als op een edel instrument. Alles van haar

werd zang in hem. Wanneer Alide 's middags voor de spiegel stond en zich met

rustige berekenende blik te tooien stond

met oorbellen, een halssnoer, een corsage en parfum, dan schreef hij, als ze weg was,

In document Anna Blaman, Eenzaam avontuur · dbnl (pagina 30-34)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN