• No results found

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN

EN

AAN DE OCCASIONELE REDDERS ---

A.R. M 90304 B.R. 6585

Beslissing van 22 december 2009

De Eerste Kamer van de Commissie, samengesteld uit:

Mevrouw C. DELESIE, voorzitter, mevrouw N. VERBEEST en mevrouw M. PIERAERTS, leden, bijgestaan door de heer B. VAN BEURDEN, plv. secretaris,

spreekt de volgende beslissing uit in de zaak van:

de heer Benoit X.

geboren op ../../1971

De Commissie nam kennis van de stukken, onder meer van:

- het verzoekschrift neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 27 maart 2009, waarbij verzoeker de toekenning heeft gevraagd van een hulp van € 1.234,67 meer de intresten;

- de uitgevoerde onderzoeksinstructies;

- het verslag opgemaakt door de verslaggeefster op 30 juli 2009 overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van het K.B. van 18 december 1986;

- het door de afgevaardigde van de Minister van Justitie op 24 augustus 2009 neergelegd advies;

- de op 21 september 2009 door de verzoeker neergelegde schriftelijke reactie;

- de regelmatige kennisgevingen aan de partijen van de procedurestukken en van de rechtsdag vastgesteld op 3 december 2009.

De Commissie hoorde in haar openbare zitting van 3 december 2009:

- de verslaggeefster in haar verslag over de feitelijke toedracht van de zaak en over de middelen van de partijen;

- De verzoeker, die niet schriftelijk de wens had uitgedrukt om te worden gehoord, en de Minister van Justitie zijn ter zitting niet verschenen noch iemand voor hen.

(2)

I. Feiten

I-1. Belaging

Bij hun klacht met burgerlijke partijstelling van 11 februari 2005 bij de onderzoeksrechter zetten Benoit X. en zijn vriendin Carine Y. uiteen dat zij in het najaar van 2004 beklaagde hadden verzocht om de hondenpoep van zijn hond te verwijderen van het trottoir voor hun voordeur, wat beklaagde weigerde. Sindsdien werden zij door beklaagde en zijn vriendin lastiggevallen, passeerde hij dagelijks met gierende banden en met keiharde muziek aan hun woning en volgde hen in de buurt van hun woonplaats. De buurman bevestigde dat Benoit X. aan beklaagde had gevraagd om de hondenpoep van zijn hond te verwijderen, wat beklaagde blijkbaar in het verkeerde keelgat was geschoten, waarna hij Benoit X. was beginnen lastig vallen.

Op 22 februari 2005 meldde Benoit X. aan de politie dat hij aan de school van zijn kinderen door de beklaagde was uitgescholden voor bastaard en verkrachter. Beklaagde riep dat Benoit X. ook nog een verrassing stond te wachten. Op 12 april 2005 gebeurde hetzelfde. Beklaagde stak toen ook zijn middenvinger op naar Benoit X..

[Op 22 februari 2005 deed de zoon van Carine Y., Yoann V., aangifte bij de politie van het feit dat hij beklaagde had opgemerkt toen hij naar school ging, dat beklaagde zijn gebalde vuist opstak en met gierende banden wegreed.

Op een zaterdag eind april 2005 werd Carine Y. met haar twee kinderen in de wagen in het verkeer gevolgd door een voertuig met beklaagde als passagier. Het voertuig kwam naast haar rijden en dreef herhaaldelijk het toerental op.]

Op 9 mei belde de directie van de basisschool de politie met de mededeling dat zich in de onmiddellijke omgeving van de school een dispuut had voorgedaan tussen beklaagde en Benoit X., toen ze hun kinderen erheen brachten. Benoit X. verklaarde dat hij, toen hij terugkeerde van school, door beklaagde werd bespuwd en uitgemaakt voor pedofiel, waarop hij terugging in de school om een vechtpartij te vermijden. Toen hij terug naar buiten wilde komen, sprong de vriendin van beklaagde op Benoit X. en wilde ze hem slagen geven, die hij echter kon afweren. Ze brak ook het brood dat hij zopas had gekocht en slingerde hem verwijten naar het hoofd. De directrice van de school was geen getuige van de feiten maar zag het brood op straat liggen.

Op 10 mei 2005 deed Benoit X. aangifte van slagen en verwondingen, toegebracht door beklaagde, op straat, in de omgeving van fruitwinkel R..

Op 22 juni 2005 verklaarde Benoit X. dat beklaagde op een gegeven ogenblik met een sleutel meerdere krassen aanbracht op het voertuig van Carine Y., terwijl hijzelf en Carine Y. boven door het venster stonden te kijken. Beklaagde zou op de rolluiken hebben gebeukt.

Beklaagde verklaarde bij zijn verhoor op 13 september 2005 dat hij besefte dat hij Benoit X. met rust moest laten en dat hij en zijn schoonbroer doelbewust een spelletje met Benoit X. speelden in Oostende. Hij werd in vrijheid gesteld onder voorwaarden en werd onder meer verbod opgelegd zowel rechtstreeks als onrechtstreeks contact te hebben met klagers en hun omgeving.

[Op 25 december 2005 deed Yoann V. aangifte bij de politie van het feit dat hij werd bedreigd en bijna met zijn fiets van de baan gereden door beklaagde en zijn vrienden. Beklaagde schold Yoann ook uit voor grote bastaard.

Op 27 december 2005 deed Yoann opnieuw aangifte van feiten. Hij verklaarde zich rond de middag naar de frituur ’t K. te hebben begeven, die gesloten was. Hij ging derhalve naar een andere frituur, die zich bevindt tegenover de woning van beklaagde. Beklaagde kwam naar buiten, viel Yoann lastig en maakte hem uit voor kleine kabouter.]

(3)

Uit de strafbundel blijkt dat Benoit X. deed wat hem door de politiediensten was gevraagd. Hij nam in april 2005 een andere weg om de kinderen naar school te brengen, waarbij hij niet meer passeerde langs de woning van beklaagde. Ingevolge de incidenten aan de schoolpoort, kreeg Yoann tenslotte ook toestemming om later op school aan te komen en vroeger te vertrekken, teneinde een confrontatie te vermijden. Toen beklaagde het gezin Benoit X. in de namiddag niet meer aantrof aan de school, begon hij volgens Benoit X. Yoann, die per fiets naar school reed, te bedreigen, soms met de dood.

De rechtbank was van oordeel dat niet ernstig kan worden betwist dat beklaagde ten aanzien van zowel Benoit X. als Carine Y. en haar zoon Yoann V. overlast heeft veroorzaakt door zijn handelswijze en een situatie heeft gecreëerd die voor hen als vrijheidsbeperkend kan worden beschouwd.

I-2. Slagen en verwondingen

Uit de stukken blijkt verder dat de beklaagde de verzoeker bij twee verschillende gelegenheden (31 januari en 10 mei 2005) geslagen heeft.

II. Vervolging

Bij vonnis dd 12 december 2006 van de Correctionele rechtbank te ... werd Fabrice Z. (zonder beroep, geboren op ../../1979) veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren wegens:

A. X. Benoit, Y. Carine en V. Yoann, die klacht doen, te hebben belaagd terwijl hij wist dat hij door zijn gedrag de rust van die personen ernstig zou verstoren, van 23 november 2004 tot heden

B. Opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan X. Benoit op 31 januari 2005 en op 10 mei 2005

Op burgerlijk gebied werd Z. veroordeeld om aan de verzoeker € 46,25 wegens materiële schade en

€ 1.000 wegens morele schade te betalen, beide sommen meer de intresten.

Dit vonnis verwierf kracht van gewijsde.

III. Medische en psychische gevolgen

Uit een attest van Dr. J. O. blijkt dat verzoeker regelmatig op consultatie komt. Hij lijdt aan een depressie als gevolg van de feiten en hem worden kalmeringsmiddelen voorgeschreven.

IV. Financiële middelen en mogelijkheden tot schadeloosstelling

De verzoeker kon geen beroep doen op een familiale polis noch op een polis rechtsbijstand.

Hij ging over tot uitvoerend beslag op roerend goed, maar het positief saldo was slechts € 4,86.

(4)

V. Begroting van de schade door verzoeker

Verzoeker begroot zijn schade als volgt:

Materiële schade (kalmeringsmedicatie) € 46,25

Morele schade € 1.000,00

Deurwaarderskosten € 188,42

Totaal € 1.234,67

Meer de intresten

VI. Beoordeling door de Commissie

Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan.

De wetgeving betreffende de financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit.

Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.

Een deel van de vordering van verzoeker berust op feiten, gekwalificeerd als “belaging”.

Luidens artikel 31, 1°, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen kan de Commissie een financiële hulp toekennen aan “personen die ernstige lichamelijke of psychische schade ondervinden als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad.”

Opdat er sprake zou zijn van een opzettelijke gewelddaad, dienen een aantal elementen noodzakelijkerwijze verenigd te zijn:

- een materieel bestanddeel dat bestaat in de aanwending van geweld tegen een persoon;

- een moreel bestanddeel dat bestaat in het opzet van de dader om de gewelddaad te plegen;

- een causaal verband tussen de gewelddaad en de opgelopen schade.

Bovendien vereist artikel 31, 1°, van de wet dat verzoeker ten gevolge van deze feiten een ernstige lichamelijke of psychische schade heeft ondervonden.

Belaging houdt geen fysiek geweld in, maar wel een ernstige verstoring van iemands rust. Het is een vorm van psychologisch geweld, gericht tegen een persoon.

Dat de vrees voor een aantasting van zijn lichamelijke integriteit terecht was, bleek uit de slagen en verwondingen die aan verzoeker werden toegebracht op 31 januari en 10 mei 2005. Hiermee is het materieel constitutief element aangetoond. Over het opzet van de dader heeft de strafrechter geoordeeld. Het voortdurend psychologisch geweld bestaande uit dagelijkse pesterijen waaraan verzoeker blootgesteld was, heeft tot een depressie geleid, waarmee de ernst van de schade vast staat en tevens het causaal verband tussen beide.

De voorliggende feiten kunnen dan ook worden beschouwd als een ‘opzettelijke gewelddaad’ in de zin van de wet van 1 augustus 1985.

(5)

De Commissie verzekert geen integrale schadeloosstelling. Ze kan, naar billijkheid, een financiële hulp toekennen voor de schadeposten die limitatief zijn opgesomd in artikel 32, § 1, van de wet van 1 augustus 1985. Intresten zijn daarbij niet opgenomen en komen dus niet in aanmerking voor vergoeding.

De zienswijze van de Commissie ten aanzien van de intresten werd bevestigd bij arrest nr. 165.787 van de Raad van State d.d. 12 december 2006 (G. Bijnens t./ Belgische Staat).

De onder ‘materiële schade’ gecategoriseerde post van € 46,25 betreft farmaceutische kosten en komt dus conform artikel 32, §1, 2° van de wet in aanmerking voor een hulp.

Rekening houdende enerzijds met de ernst van de feiten en de door verzoeker opgelopen schade en anderzijds met de door de wet uitgesloten schadeposten, meent de Commissie aan verzoeker in billijkheid een globale hulp te kunnen toekennen zoals hierna bepaald.

VII. Begroting van de hulp door de Commissie

De Commissie meent de hulp naar billijkheid te kunnen begroten op €

1.234.

*

* *

OP DIE GRONDEN, De Commissie,

Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 40quater van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 26 maart 2003, 22 april 2003, 27 december 2004, 13 januari 2006 en 27 december 2006, en het K.B. van 18 december 1986,

Verklaart het verzoek ontvankelijk en kent een hulp toe van € 1.234.

Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 22 december 2009.

De plv. secretaris, De voorzitter,

B. VAN BEURDEN C. DELESIE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rekening houdende enerzijds met de ernst van de feiten en de opgelopen schade en anderzijds met de door de wet uitgesloten schadeposten en de reeds ontvangen bedragen,

Verzoeker vraagt om de toekenning van een hulp van € 10.167,04 meer de intresten maar laat na om dit bedrag te begroten waardoor hij zijn schade ten belope van dit bedrag

Het misdrijf dat beschouwd wordt als zijnde verkrachting met behulp van geweld gepleegd te hebben, door een daad van seksuele penetratie, van welke aard en met

“op niet nader te bepalen data, tussen 14 november 2001 en 6 december 2002, meerdere malen, met voorbedachten rade, opzettelijk verwondingen of slagen te hebben

De Commissie meent aan verzoekster een globale noodhulp te kunnen toekennen, ex aequo et bono bepaald, hetgeen haar in staat moet stellen om haar dringende medische

- het verzoekschrift, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 18 februari 2013 waarbij verzoekster om de toekenning heeft gevraagd van een financiële hulp

Tot slot meent de Commissie de aandacht van de verzoeker erop te moeten vestigen dat uit samenlezing van artikel 32 (in casu § 2) van de wet van 1 augustus 1985, dat de

Rekening houdende enerzijds met de ernst van de feiten, met de door de verzoeker geleden schade zoals zij blijkt het neergelegde dossier en anderzijds met de door de wet uitgesloten