• No results found

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN

EN

AAN DE OCCASIONELE REDDERS ---

A.R. M80426 B.R. 6023

Beslissing van 12 maart 2009

De Eerste Kamer van de Commissie, samengesteld uit:

Mevrouw C. DELESIE, voorzitter, mevrouw N. VERBEEST en mevrouw M. PIERAERTS, leden, bijgestaan door mevrouw I. VAN GORP, secretaris a.i.,

spreekt de volgende beslissing uit in de zaak van:

de heer Gilbert X.

geboren op ../../1947

De Commissie nam kennis van de stukken, onder meer van:

- het verzoekschrift van 7 april 2008, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 9 april 2008 waarbij de verzoeker toekenning heeft gevraagd van een hulp van 62.000 euro;

- de uitgevoerde onderzoeksverrichtingen;

- het verslag opgemaakt door de verslaggeefster op 21 augustus 2008 overeenkomstig artikelen 11 en 12 van het K.B. van 18 december 1986;

- het door de afgevaardigde van de Minister van Justitie op 10 september 2008 neergelegd advies;

- de regelmatige kennisgevingen aan de partijen van de procedurestukken en van de rechtsdag vastgesteld op 27 januari 2009.

De Commissie hoorde in haar openbare zitting van 27 januari 2009:

- de verslaggeefster in haar verslag over de feitelijke toedracht van de zaak en over de middelen van de partijen;

- de verzoeker;

- de afgevaardigde van de Minister van Justitie is niet verschenen noch iemand voor hem.

(2)

I. Feiten

Uit de stukken blijkt dat de verzoeker op 12 augustus 2004 aangifte gedaan heeft van de verdwijning van zijn dochter Stephanie. Hij uitte het vermoeden dat zijn partner, Maura Z., haar vermoord zou kunnen hebben, daar hij ’s nachts om 1.40 uur een SMS-bericht van Stephanie ontving met als inhoud: “ppa gelp maura doet dood”.

Maura Z. en haar zoon, Andy W., bekenden de feiten. Ze verklaarden dat zij reeds lang het idee hadden om Stephanie iets aan te doen, om alzo haar vader te treffen in datgene wat hem het meest dierbaar was: zijn jongste dochter. Stephanie werd met de baseballknuppel op het hoofd geslagen, viel van de trap en werd gewurgd. Haar lichaam werd in een havendok te ... gedumpt.

II. Vervolging

Bij arrest d.d. ../../2007 verbrak het Hof van Cassatie de arresten van het Hof van Assisen van de provincie ... d.d. 14 september 2006, 20 september 2006 en 20 oktober 2006.

Bij arrest d.d. 26 juni 2007 van het Hof van Assisen van de provincie … werden Maura Z.

(chauffeur, geboren op ../../1960) en Andy W. (zonder beroep, geboren op ../../1981) veroordeeld tot levenslange opsluiting wegens

Opzettelijk, met het oogmerk om te doden en met voorbedachten rade X. Stephanie, geboren te ..., op ../../1986, gedood te hebben.

Dit arrest verkreeg kracht van gewijsde.

Bij arrest d.d. 27 juni 2007 van hetzelfde Hof werden zij hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van € 35.932,48 meer de intresten aan de verzoeker:

Begrafeniskosten € 8.432,48

Inkomstenverlies € 2.500,00

Alhoewel de burgerlijke partij geen stukken voorlegt ter staving van enig effectief becijferd inkomstenverlies, neemt het Hof aan, mede gelet op de voorgelegde stukken met betrekking tot zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheid en depressiviteit, dat de burgerlijke partij ongetwijfeld persoonlijke schade heeft geleden doordat hij zijn professionele activiteiten als taxichauffeur tijdelijk niet op dezelfde wijze heeft kunnen uitoefenen dan voor de feiten.

morele schade € 25.000,00

De burgerlijke partij is de vader van het jonge slachtoffer, zijnde de jongste en nog bij hem inwonende dochter. Hij werd nog geconfronteerd met de hulpkreet van dochter middels een SMS-bericht en werd nadien geconfronteerd met de gruwel van de moord.

III. Financiële middelen en schadeloosstelling

Andy W. stelde op 5 februari 2008 voor om maandelijks 5 euro af te betalen.

De met FB Verzekeringen afgesloten polis bevat een beding ‘onvermogen van de aansprakelijke derde’ ten bedrag van € 7.436,81. Geïndexeerd geeft dit € 12.328,17. De verzoeker deelde op 7 juli 2008 mee dat hij dit bedrag in reserve houdt om later te besteden aan juridisch advies (inzake het penitentiair verlof en de vervroegde vrijlating van de daders).

(3)

IV. Begroting van de schade door de verzoeker

De verzoeker vraagt 62.000 euro, omdat hij door een fout van de voorzitter van het Hof van Assisen het pijnlijke proces voor een tweede maal heeft moeten doorstaan.

Het Hof oordeelde over deze vraag: “Het moeten ondergaan van een tweede assisenproces mist ten deze elke causaliteit met de feiten waaraan de veroordeelden schuldig werden verklaard zodat de vordering tot vergoeding uitdien hoofde als ongegrond dient afgewezen.”

VI. Beoordeling door de Commissie

Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan. De kansen op verhaal tegenover de daders zijn quasi onbestaande.

De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.

De Commissie verzekert geen integrale schadeloosstelling. Ze kan, naar billijkheid, een financiële hulp toekennen voor de schadeposten die limitatief zijn opgesomd in artikel 32, § 1 van de wet van 1 augustus 1985. Intresten zijn niet opgenomen in deze limitatieve opsomming en komen dus niet in aanmerking voor vergoeding. Het behoort overigens tot de constante rechtspraak van de Commissie – en deze vloeit voort uit de bedoeling van de wet – dat intresten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het principe dat de bijzaak de hoofdzaak volgt is hier niet van toepassing; immers de schuldenaar van de toegekende hulp, zijnde de Belgische Staat, is niet de veroorzaker van de schade. Deze zienswijze van de Commissie werd trouwens bevestigd door het arrest nr. 165.787 d.d. 12 december 2006 van de Raad van State.

Wat de schadepost ‘inkomstenverlies’ betreft, dient te worden opgemerkt dat ook deze post niet voorkomt in de limitatieve lijst van schadeposten, vermeld in artikel 32 § 1, van de wet van 1 augustus 1985, waarvoor een financiële hulp kan worden toegekend. De Commissie kan er dan ook geen rekening mee houden bij de begroting van de hulp.

Wat de begrafeniskosten betreft, waarvoor de verzoeker om de toekenning van een hulp vraagt van € 8.432,48, moet aangestipt worden dat voor deze schadepost maximaal € 2.000 per overleden slachtoffer in aanmerking kan genomen worden, overeenkomstig artikel 32 § 2 van de wet van 1 augustus 1985 juncto artikel 2 van het K.B. van 18 december 1986 betreffende de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. In casu werden de begrafeniskosten voor een bedrag van

€ 2.000 reeds toegekend bij beslissing van de Commissie van 26 juli 2005 inzake noodhulp.

De verzoeker ontving € 12.328,17 vanwege de verzekering en één van de daders betaalde, weliswaar een klein bedrag, terug (± 60 euro). Wat de tussenkomst vanwege de verzekering betreft, dient de Commissie te verwijzen naar het in artikel 31bis, § 1, 5°, van de wet vervatte subsidiariteitsbeginsel, krachtens hetwelke zij moet rekening houden met de tussenkomst vanwege de verzekering. Voor zover de verzoeker meent dit bedrag opzij te moeten zetten voor toekomstige advocatenkosten, merkt de Commissie op dat advocatenkosten überhaupt niet in aanmerking komen voor een financiële tussenkomst vanwege de Commissie: volgens haar vaste rechtspraak dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de eigenlijke gerechtskosten enerzijds en de erelonen en kostenstaten van de advocaten anderzijds.

Erelonen van advocaten zijn niet opgenomen onder de post “kosten voor de burgerlijke

(4)

partijstelling en/of procedurekosten” in de limitatieve lijst van artikel 32, §1 van de wet van 1 augustus 1985. Zij kan dan ook geen rekening houden met de toekomstige advocatenkosten.

Rekening houdende enerzijds

- met de ernst van de feiten;

- met het feit dat de verzoeker zijn jongste en nog bij hem inwonende dochter verloor;

- dat hij geconfronteerd werd met de hulpkreet van zijn dochter middels een SMS-bericht en nadien met de gruwel van de moord; en

- met de door hem geleden morele schade en gemaakte begrafeniskosten zoals zij blijken uit het neergelegde dossier

en anderzijds

- met de door de wet uitgesloten schadeposten;

- met de tussenkomst vanwege de verzekering ten bedrage van € 12.328,17;

- met het feit dat de begrafeniskosten beperkt zijn tot € 2.000;

- met de reeds in 2005 ontvangen noodhulp voor de begrafeniskosten; en

- met het feit dat de Commissie, zoals het Hof van Assisen, oordeelt dat het moeten ondergaan van een tweede assisenproces elke causaliteit met de feiten mist zodat de vordering wat dit punt betreft dient te worden afgewezen.

meent de Commissie aan verzoeker naar billijkheid een hulp te kunnen toe kennen zoals hierna bepaald.

Tot slot meent de Commissie de aandacht van de verzoeker erop te moeten vestigen dat uit samenlezing van artikel 32 (in casu § 2) van de wet van 1 augustus 1985, dat de bestanddelen van de schade opsomt waarvoor de toekenning van een hulp verleend kan worden, én van artikel 33, § 1 van de wet volgens hetwelk het bedrag van de hulp naar billijkheid bepaald wordt, volgt dat de Commissie, nadat zij vastgesteld heeft dat aan de toekenningsvoorwaarden is voldaan, een financiële hulp kan toekennen voor een lager bedrag dan dat van de werkelijk geleden schade, zoals die is vastgesteld door de hoven en rechtbanken.

De Commissie wenst de verzoeker sterkte toe bij het verwerken van de feiten.

VII. Begroting van de hulp door de Commissie

De Commissie meent in billijkheid de hulp te kunnen begroten op 12.500 euro.

*

* *

(5)

OP DIE GRONDEN, De Commissie,

Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37bis van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 26 maart 2003 en 22 april 2003 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,

Verklaart het verzoek ontvankelijk en kent een hulp toe van 12.500 euro.

Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 12 maart 2009.

De secretaris a.i., De voorzitter,

I. VAN GORP C. DELESIE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rekening houdende enerzijds met de ernst van de feiten en de opgelopen schade en anderzijds met de door de wet uitgesloten schadeposten en de reeds ontvangen bedragen,

Verzoeker vraagt om de toekenning van een hulp van € 10.167,04 meer de intresten maar laat na om dit bedrag te begroten waardoor hij zijn schade ten belope van dit bedrag

Het misdrijf dat beschouwd wordt als zijnde verkrachting met behulp van geweld gepleegd te hebben, door een daad van seksuele penetratie, van welke aard en met

“op niet nader te bepalen data, tussen 14 november 2001 en 6 december 2002, meerdere malen, met voorbedachten rade, opzettelijk verwondingen of slagen te hebben

De Commissie meent aan verzoekster een globale noodhulp te kunnen toekennen, ex aequo et bono bepaald, hetgeen haar in staat moet stellen om haar dringende medische

- het verzoekschrift, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 18 februari 2013 waarbij verzoekster om de toekenning heeft gevraagd van een financiële hulp

- een causaal verband tussen de gewelddaad en de opgelopen schade. Bovendien vereist artikel 31, 1°, van de wet dat verzoeker ten gevolge van deze feiten een ernstige lichamelijke

Rekening houdende enerzijds met de ernst van de feiten, met de door de verzoeker geleden schade zoals zij blijkt het neergelegde dossier en anderzijds met de door de wet uitgesloten