• No results found

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN

EN

AAN DE OCCASIONELE REDDERS ---

A.R. M 10-1-0068

Beslissing van 21 november 2012

De eerste kamer van de Commissie, samengesteld uit:

de heer P. DE SMET, voorzitter,

de heer L. LOOS en de heer L. VAN ENDE, leden,

bijgestaan door de heer B. VAN BEURDEN, plv. secretaris, spreekt de volgende beslissing uit in de zaak van:

mevrouw Miranda Y.

qualitate qua Kimberly X.

geboren op ../../1995

De Commissie nam kennis van:

- het verzoekschrift, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 19 januari 2010 waarbij verzoekster qualitate qua haar minderjarige dochter Kimberly X. om de toekenning heeft gevraagd van een financiële hulp voor schade als gevolg van een opzettelijke gewelddaad;

- de uitgevoerde onderzoeksinstructies;

- het advies van de Minister van Justitie, neergelegd op 1 september 2010;

- de schriftelijke reactie van verzoekster q.q., neergelegd op 14 september 2010;

- de beslissing d.d. 9 maart 2011 van de Commissie waarbij verzoekster q.q. een noodhulp van € 2.500 toegewezen werd voor het lenigen van de therapiekosten;

- de beslissing d.d. 9 maart 2011 van de Commissie waarbij het verzoek tot (hoofd)hulp ontvankelijk verklaard werd en de zaak naar de bijzondere rol verwezen werd;

- het deskundigenverslag van de Gerechtelijk-geneeskundige Dienst, neergelegd op 9 augustus 2012;

- de definitieve schadebegroting van verzoekster q.q., neergelegd op 22 augustus 2012;

- de regelmatige kennisgevingen aan de partijen van de procedurestukken en van de nieuwe rechtsdag vastgesteld op 24 oktober 2012.

(2)

De Commissie hoorde in haar openbare zitting van 24 oktober 2012:

- de verslaggever in het verslag over de feitelijke toedracht van de zaak en over de middelen van de partijen.

- De verzoekster q.q. en de Minister van Justitie zijn niet verschenen noch iemand voor hen.

*

* *

I. Feiten

Kimberly (° 1995) werd in mei 2006 herhaaldelijk verkracht en aangerand door een minderjarige jongen uit de buurt.

Uit het deskundigenverslag van dr. P. L., neuropsychiater:

“ Interview

Kimberley heeft het nog vaak moeilijk met wat haar overkwam. Ze zegt altijd boos te zijn. En ze vindt het erg vervelend dat, wanneer ze aan de jongen denkt, ze dit afwerkt op haar familie.

Kimberley vertelt me kort wat er juist gebeurde. Het was een jongen die ze kende omdat hij bij hen in de buurt woonde. Hij had een Pocket (een minibrommer, zeer populair bij jongeren) en daar gingen ze soms naar kijken. En op een keer ging Kimberley nog haar zwemgerief halen bij haar thuis en hij liep mee. Hij nam haar vast zoals een baby (waarbij zij in zijn armen lag) en eerst dacht ze dat het een grap was. Maar dat was toch niet zo…

Een andere keer was Kimberley het bed van haar [broer] aan het opmaken en heeft hij het nog eens gedaan…

En het is niet bij die 2 keer gebleven, het was ook eens bij hem thuis. Kimberley kan niet precies aangeven hoeveel keer het gebeurd is. Ze weet wel dat zijn ouders wisten dat hij het ook bij zijn zus had gedaan. Ze hebben dat niet gezegd maar beweerden achteraf dat ze het wel hadden willen zeggen.”

II. Verloop gerechtelijke procedure

II-1. Bij vonnis dd. 19 januari 2007 van de jeugdrechtbank te Ieper werden de volgende tenlastelegingen bewezen verklaard in hoofde van Diego Z. (° 1990), gedagvaard samen met zijn ouders Jerry Z. (verstekdoend) en W. om zich burgerlijk aansprakelijk te horen verklaren voor de kosten van de rechtspleging en tot teruggave en schadeloosstelling.

“te ..., herhaaldelijk tussen 01 mei 2006 en 28 mei 2006

A. De misdaad, die beschouwd wordt als zijnde verkrachting met behulp van geweld,

gepleegd te hebben, door een daad van seksuele penetratie, van welke aard en met welke middel ook, die gepleegd wordt op de persoon van een kind dat de volle leeftijd van

veertien jaar niet heeft bereikt, namelijk op de persoon van X. Kimberly, geboren op ../../1995;

(3)

Artikel 375 al. 1 en 6,378 SWB

B. Een aanranding van de eerbaarheid met geweld of bedreiging te hebben gepleegd op een persoon van een minderjarige geen volle zestien jaar op het ogenblik van de feiten, namelijk op de persoon van X. Kimberly, geboren op ../../1995;

Artikel 373 lid 3,374 en 378 SWB

De jeugdrechtbank beval dat de minderjarige veroordeelde tot zijn meerderjarigheid onder toezicht van een consulent van de sociale dienst bij de Jeugdrechtbank werd geplaatst en liet hem verder in het milieu van zijn moeder onder volgende voorwaarden:

- verder begeleiding volgen bij de dienst EXIT;

- verder schoollopen en in orde zijn met de leerplicht.

II-2. Bij zelfde vonnis werden, op burgerlijk gebied, volgende vergoedingen toegekend, meer de intresten aan de burgerlijke partijen:

- Miranda Y. q.q. Kimberly X. € 5.000,00 provisioneel

- Miranda Y. in eigen naam € 1.250,00

- A. (partner van Miranda Y.) € 1,00

De rechtbank wees dr. P. L., psychiater, aan als gerechtsdeskundige.

De vorderingen van Miranda Y. q.q. Bert X. en q.q. Glenn en Ben V. werden als ongegrond afgewezen.

De verzoekers tekenen hoger beroep aan tegen dit vonnis terzake de burgerlijke beschikkingen.

II-3. Bij arrest van 1 oktober 2007 verklaarde het Hof van Beroep te ... (jeugdkamer) het hoger beroep ongegrond en bevestigde het bestreden vonnis.

De burgerlijke belangen werden niet verder afgehandeld gelet op de onvermogendheid van de dader en diens ouders.

De jeugdrechter wilde tevens geen eindvonnis uitspreken bij gebrek aan een geactualiseerd deskundigenverslag.

III. Medische en/of psychische gevolgen

In overleg met de raadsman van verzoekster belastte de Commissie op 23 mei 2012 de Gerechtelijk-geneeskundige Dienst met een deskundigenonderzoek.

Gerechtelijk-geneeskundige bespreking en besluiten

“ Betrokkene is het slachtoffer geweest van seksueel misbruik in de periode tussen 01.05.2006 en 28.05.2006.

Het fysiek klinisch onderzoek was normaal.

Op mentaal gebied werd een IQ van 68 vastgesteld wat overeenkomt met een lichte vorm van zwakzinnigheid volgens de DSM-IV.

Het psychisch onderzoek toont een posttraumatisch stresssyndroom met een belangrijke invloed op het sociaal leven.

Er is geen esthetische schade.

(4)

Er is nood aan verdere therapie, maar een poging tot psychologische begeleiding door CGGZ te ...

in 2009 is mislukt wegens gebrek aan vertrouwen van betrokkene, die alleen met haar moeder over haar problemen wil spreken.

Er is momenteel geen economische ongeschiktheid te bepalen omdat betrokkene nog naar school gaat.

Tijdelijke invaliditeit:

- 100% van 01/05/2006 t/m 28/05/2006 - 75% van 29/05/2006 t/m 31/08/2006 - 50% van 01/09/2006 t/m 30/04/2007 Consolidatie op 01/05/2007

Blijvende invaliditeit van dertig % “

IV. Begroting van de schade door verzoekster q.q.

Op 22 augustus 2012 legt verzoekster, handelend in naam van haar dochter Kimberly, volgende aangepaste schadebegroting voor, zich baserend op het GGD-deskundigenverslag:

- materiële kosten (kledij, verplaatsingen,…) € 1.250,00

- TWO moreel € 5.506,25

- B.I. (365d x € 25 x 30% x 38,677 € 105.878,29

Verzoekster vraagt bij zelfde koerier in eigen naam tevens een (bijkomende) financiële hulp:

- materiële kosten (kledij, verplaatsingen,…) € 1.250,00

- procedurekosten € 2.500,00

- morele schade € 25.000,00

V. Financiële middelen en mogelijkheden tot schadeloosstelling

V-1. Volgens de solvabiliteitsverslagen, opgesteld op 7/1/2010 door de instrumenterend gerechtdeurwaarder, zijn de veroordeelden ‘totaal insolvabel’.

V-2. Verzoekster verklaart op eer dat zij over geen enkele verzekering beschikt die kan tussenkomen in de opgelopen schade.

V-3. Bij beslissing d.d. 9 maart 2011 van de Commissie werd verzoekster q.q. Kimberly X. een noodhulp van € 2.500 toegewezen voor het lenigen van de therapiekosten.

V-4. Bij beslissing d.d. 9 maart 2011 van de Commissie werd verzoekster in eigen naam een (hoofd)hulp van € 2.500 toegewezen voor de morele schade, ex aequo et bono begroot.

VI. Beoordeling door de Commissie

Bij beslissing dd. 9 maart 2011 werd de ontvankelijkheid van het verzoekschrift namens Kimberly X. vastgesteld.

Ondertussen legde de Gerechtelijk-geneeskundige Dienst een deskundigenverslag neer en zond verzoekster, zowel in eigen naam als qualitate qua, een geactualiseerde schadebegroting over.

(5)

Wat de aanvraag van verzoekster in eigen naam betreft, wordt opgemerkt dat de Commissie hierover reeds op definitieve wijze uitspraak heeft gedaan bij beslissing van 9 maart 2011. De Commissie, naar billijkheid oordelend, wees toen aan verzoekster in eigen naam een hulp van

€ 2.500 toe aangezien zij van oordeel was dat de (morele) schade “wezenlijk groter is dan zoals begroot bij de afhandeling van de burgerlijke belangen”.

Uit artikel 33, § 1 van de wet van 1 augustus 1985 blijkt dat het bedrag van de hulp naar billijkheid wordt bepaald. Volgens de voorbereidende werken is die beoordeling naar billijkheid zelfs het basisbeginsel van het stelsel (Parl.St., Senaat 1984-85 nr. 873/2/1°,8). Dit uitgangspunt verleent aan de Commissie een appreciatiebevoegdheid, zowel inzake de opportuniteit van de toekenning van een financiële hulp als inzake de bepaling van de omvang van het hulpbedrag. Zo baseert de Commissie zich onder meer bij het toekennen van een hulpbedrag op haar rechtspraak in gelijkaardige dossiers.

Het (bijkomend) hulpbedrag dat verzoekster thans inzake haar morele schade vordert, komt geenszins overeen met het gebruikelijk tarief dat de Commissie hanteert voor de categorie ‘ouders van een slachtoffer dat minderjarig is op het ogenblik van een opzettelijke gewelddaad’ (artikel 31, 3°

van voornoemde wet).

De Commissie meent hierbij een afweging te moeten maken tussen de morele schade van de rechtstreekse slachtoffers (artikel 31, 1°), de morele schade van de nabestaanden van het rechtstreeks slachtoffer (artikel 31, 2°) en tot slot de categorie van ‘onrechtstreekse’ slachtoffers waartoe verzoekster wordt gerekend (artikel 31, 3°).

De slachtoffers die tot de laatst vermelde categorie behoren, kunnen trouwens geen hulp bekomen voor ‘materiële schade’ (afgezien van de medische en ziekenhuiskosten) binnen het kader van een verzoekschrift ingeleid in eigen naam aangezien deze post niet opgenomen is in de limitatieve opsomming van artikel 32, §3.

Hoewel het aannemelijk is dat verzoekster in persoon bepaalde kosten inzake materiële schade en procedure gedragen heeft, objectiveert zij de exacte hoegrootheid van het gevraagde bedrag niet op integrale wijze aan de hand van stavingstukken.

Gelet op het voorgaande meent de Commissie voor beide posten samen een bedrag van € 3.000, ex aequo et bono begroot, te kunnen toekennen bij huidige beslissing en in voorliggende verzoekschriftdossier namens Kimberly, met dien verstande dat verzoekster vrij zal mogen beschikken over dit bedrag.

Terzake het namens Kimberly X. gevorderd hulpbedrag voor de morele schadecomponent van de blijvende invaliditeit merkt de Commissie op dat zij volgens een zeer constante rechtspraak op dit gebied een hulp (geen schadevergoeding) toekent volgens een vast tarief per punt en dus niet de kapitalisatie- en splitsingsmethode van verzoekster q.q. overneemt.

Met de berekeningswijze van het gevraagde hulpbedrag voor de morele schade gedurende de tijdelijke werkonbekwaamheid is de Commissie het eens.

Rekening houdend met:

- de zwaarwichtigheid van de feiten en de gevolgen ervan, vooral op psychisch vlak, voor het nog jeugdig slachtoffer;

- de gebruikelijke tarieven gehanteerd door de Commissie in analoge dossiers inzake morele schade;

meent de Commissie aan verzoekster q.q. Kimberly X. in billijkheid een hulp te kunnen toekennen van € 40.000.

Gelet op de minderjarigheid van het slachtoffer dient de toegekende hulp van € 37.000 voor de morele schade te worden gestort op een geblokkeerde rekening tot de meerderjarigheid.

Wat de hulp van € 3.000 voor de procedurekosten en materiële schade betreft meent de Commissie dat verzoekster hierover vrij dient te kunnen beschikken.

(6)

OP DIE GRONDEN, De Commissie, Gelet op:

- de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken;

- de artikelen 28 tot 41 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, laatst gewijzigd bij wet van 30 december 2009;

- het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 7 december 2006,

Kent verzoekster qualitate qua Kimberly X. een hulp toe van € 40.000.

Zegt dat van voormeld bedrag € 37.000 zal gestort worden op een spaarboekje te openen op naam van de minderjarige en dat hoofdsom en intresten onbeschikbaar zullen blijven tot aan de meerderjarigheid of ontvoogding, behoudens bijzondere toelating van de bevoegde rechter.

Over het resterend bedrag (€ 3.000) kan door verzoekster vrij worden beschikt.

Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 21 november 2012.

De plv. secretaris, De voorzitter,

B. VAN BEURDEN P. DE SMET

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verzoeker vraagt om de toekenning van een hulp van € 10.167,04 meer de intresten maar laat na om dit bedrag te begroten waardoor hij zijn schade ten belope van dit bedrag

Het misdrijf dat beschouwd wordt als zijnde verkrachting met behulp van geweld gepleegd te hebben, door een daad van seksuele penetratie, van welke aard en met

“op niet nader te bepalen data, tussen 14 november 2001 en 6 december 2002, meerdere malen, met voorbedachten rade, opzettelijk verwondingen of slagen te hebben

De Commissie meent aan verzoekster een globale noodhulp te kunnen toekennen, ex aequo et bono bepaald, hetgeen haar in staat moet stellen om haar dringende medische

- het verzoekschrift, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 18 februari 2013 waarbij verzoekster om de toekenning heeft gevraagd van een financiële hulp

- een causaal verband tussen de gewelddaad en de opgelopen schade. Bovendien vereist artikel 31, 1°, van de wet dat verzoeker ten gevolge van deze feiten een ernstige lichamelijke

Tot slot meent de Commissie de aandacht van de verzoeker erop te moeten vestigen dat uit samenlezing van artikel 32 (in casu § 2) van de wet van 1 augustus 1985, dat de

Rekening houdende enerzijds met de ernst van de feiten, met de door de verzoeker geleden schade zoals zij blijkt het neergelegde dossier en anderzijds met de door de wet uitgesloten