• No results found

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN

EN

AAN DE OCCASIONELE REDDERS ---

A.R. M80163 B.R. 5898

Beslissing van 3 april 2009

De Eerste Kamer van de Commissie, samengesteld uit:

Mevrouw C. DELESIE, voorzitter, mevrouw N. VERBEEST en mevrouw M. PIERAERTS, leden, bijgestaan door mevrouw I. VAN GORP, secretaris a.i.,

spreekt de volgende beslissing uit in de zaak van:

de heer Camille X.

geboren op ../../1942

De Commissie nam kennis van de stukken, onder meer van:

- het verzoekschrift van 1 februari 2008, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 12 februari 2008 waarbij de verzoeker toekenning heeft gevraagd van een hoofdhulp van 8.874,12 euro;

- de uitgevoerde onderzoeksverrichtingen;

- het verslag opgemaakt door de verslaggeefster op 26 november 2008 overeenkomstig artikelen 11 en 12 van het K.B. van 18 december 1986;

- het door de afgevaardigde van de Minister van Justitie op 4 december 2008 neergelegd advies;

- de op 6 januari 2009 door de verzoeker neergelegde schriftelijke reactie;

- de regelmatige kennisgevingen aan de partijen van de procedurestukken en van de rechtsdag vastgesteld op 11 maart 2009.

De Commissie hoorde in haar openbare zitting van 11 maart 2009 de verslaggeefster in haar verslag over de feitelijke toedracht van de zaak en over de middelen van de partijen.

De verzoeker, die niet schriftelijk de wens had uitgedrukt om te worden gehoord, en de Minister van Justitie zijn ter zitting niet verschenen noch iemand voor hen.

(2)

I. Feiten

Uit de stukken blijkt dat verzoeker harde slagen aan het hoofd incasseerde waardoor hij op de grond viel en onmiddellijk diende opgenomen te worden in het ziekenhuis.

II. Vervolging

II-1. Bij vonnis van de Correctionele rechtbank te ... d.d. 14 juni 2004 werd Timmy Z. (lasser, geboren op ../../1980 te …) bij verstek veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van twee jaar en een geldboete van 200,00 euro wegens onder meer:

te ...,

A. Opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan X. Camille, die voor deze hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking ten gevolge gehad hebben op 5 juni 2003;

Op burgerlijk vlak werd Timmy Z. veroordeeld om aan Camille X. de som van 2.500,00 euro te betalen ten titel van provisie op alle schade vermeerderd met de kosten. Er werd een deskundige aangesteld.

II-2. Bij vonnis van de Correctionele rechtbank te ... d.d. 25 oktober 2004 op verzet, werd Timmy Z. veroordeeld tot een werkstraf van 250 uren en tot een geldboete van 200,00 euro.

Deze beslissing kreeg kracht van gewijsde.

II-3. Bij vonnis van de rechtbank van Eerste Aanleg te ... d.d. 30 april 2007 inzake de burgerlijke vordering werd Timmy Z. veroordeeld tot het betalen van de som van 9.051,46 euro meer de intresten.

1. Menselijke schade

1.A. Tijdelijke meerinspanningen € 709, 63

Eisende partij vordert een bedrag van 1.821,75 euro. Voor de periode van volledige arbeidsongeschiktheid kan geen vergoeding worden toegekend omdat in die periode er geen inspanningen kunnen worden geleverd. Voor de overige periodes kan de basisvergoeding worden gehalveerd, aangezien de eisende partij niet tewerkgesteld was op het ogenblik van de feiten en ook niet nadien. De berekening van de schade door de vererend partij voor deze schadepost is aldus correct. Er kan worden toegekend van € 703,63.

1.B. Blijvende meerinspanningen € 0,00

Eisende partij vordert een bedrag van 3.290,00 euro. Op het ogenblik van de feiten was eiser meer dan 60 jaar, op datum van consolidatie bijna 62 jaar en thans bijna 65 jaar. Uit gen enkel elementen blijkt dat eiser in die periode ook nog maar enige professionele activiteit heeft uitgevoerd. De voormelde letsels zijn niet van die aard dat zij in het gewoon dagelijks leven ook meersinspanningen met zich zouden meebrengen. Deze zouden beperkt zijn tot die situaties waarin langdurig werk onder stress en tijdsdruk zouden moeten worden geleverd. De vordering is op dit punt ongegrond.

1.C. Economische schade huishoudelijke arbeid € 1.821,75

1.D Morele schade TAO € 2.740,50

1.E. Morele schade BAO € 2.187,50

1.F. Esthetische schade € 500,00

Eisende partij vordert een bedrag van 750,00 euro. Verwerende partij stelt een bedrag van 250,00 euro voor. Er is een litteken aanwezig in de behaarde hoofdhuid.

Rekening houdende met de aard, de plaats en de zichtbaarheid van het litteken en de omvang kan in billijkheid een vergoeding van 500,00 euro worden toegekend.

1.G. Algemene morele schade € 0,00

(3)

Eisende partij vordert een bedrag van 250,00 euro. Hij stelt dat deze post de schade op moreel vlak wegens tijdsderving, inspanningen tengevolge van medische behandelingen, genoegenschade en pijn en smart, omdat de schade veroorzaakt is door een criminele daad, dient te vergoeden. Alle gevolgen, die eisende partij op moreel vlak opliep, inclusief deze die de eisende partij onder deze rubriek wenst onder te brengen, worden vergoed door voormelde morele schadevergoedingen (TAO en BAO). Er is geen reden om nog een supplementaire vergoeding op dit vlak toe te kennen. De vordering wordt op dit punt afgewezen.

2. Courante materiële schade

2.A. Medische kosten € 269,29

2.B. Kledij € 371,84

2.C. Administratiekosten € 173,95

2.D. Medische kosten na consolidatie € 250,00

TOTAAL € 9.051,46

Meer de intresten

3. De provisie kan in mindering worden gebracht.

III. Financiële middelen en schadeloosstelling

III-1. Uit een schrijven d.d. 29.01.2008 van de gerechtsdeurwaarder blijkt het volgende:

Er werd niet overgegaan tot de oplading van de goederen met verkoopdagstelling 26-01- 2008 daar de opbrengst van de verkoop van de in beslag genomen goederen zeker deficitair is.

Via de oma van debiteur werd 100,00 euro ontvangen, doch ze is niet meer bereid om zomaar in te staan voor alle schulden van haar kleinzoon daar hij haar telkens belooft de gelden aan haar terug te betalen, doch daar komt niets van in huis.

Verder blijkt uit de betekening-bevel van 8 november 2007 dat er klaarblijkelijk op 14 oktober 2004 reeds 2.500,00 euro betaald was.

III-2. Via de raadsman van de tegenpartij vernam de raadsman van de verzoeker dat Timmy Z. op 28.01.2008 voor het Hof van Beroep te ... verscheen voor meerdere strafrechtelijke zaken en een arrest zou worden uitgesproken op 25.02.2008 (vermoedelijk: herroeping probatiemaatregel met een voorziene tijdsduur van de gevangenisstraf van anderhalf jaar).

De dader heeft geen werk, noch inkomsten. Hij schreef zich wel in twee interimbureau’s in sinds 25.01.2008. Van zodra hij tewerkgesteld is, zou hij opnieuw afkortingen/afbetalingen kunnen verrichten.

III-3. X. Camille kon geen beroep doen op een familiale polis of een polis rechtsbijstand.

III-4. Meester Mia Verte werd aangesteld als schuldbemiddelaar van de verzoeker.

IV. Medische gevolgen

Dr. L Gillemon, de door de rechtbank aangestelde deskundige, kwam tot de volgende conclusie op 30 april 2005:

X. Camille was het slachtoffer op 5/06/2003 om 23 uur van slagen door beklaagde, voornamelijk ter hoogte van het achterhoofd. Hij werd gedurende ongeveer één maand opgenomen op de dienst neuropsychiatrie van het Fabiola Ziekenhuis te … tot en met 27/06/2003. Tijdens zijn observatie in het Fabiola Ziekenhuis werd een CT-scan tweemaal genomen, nl. dd. 5/06/2003 en 6/06/2003, waarbij een intracraniële bloeding ter hoogte van de temporale kwab links werd vastgesteld en ook een kleine epidurale bloedingshaard. De recuperatie was echter vrij vlot. Neurologische interventie was niet nodig en de observatie verliep vlot. Er werd een behandeling met Depakine Chrono ingesteld. Huidige klachten: X.

(4)

Camille klaagt nog steeds van hoofdpijn ter hoogte van het achterhoofd en regelmatig zwart voor de ogen, met concentratieproblemen en geheugenstoornissen en ook lichte draaierigheid.

De duur en de graad van TWO:

100% tijdelijke werkonbekwaamheid van 05-06-2003 t/m 27-06-2003 50% tijdelijke werkonbekwaamheid van 28-06-2008 t/m 31-08-2003 25% tijdelijke werkonbekwaamheid van 01-09-2003 t/m 31-12-2003 10% tijdelijke werkonbekwaamheid van 01-01-2004 t/m 30-06-2004

De datum van consolidatie:

We kunnen de datum van consolidatie bepalen op 01-07-2004

De blijvende BWO (…):

We baseren ons op art. 542 van de OBSI par. a): minieme subjectieve postcomotoniële sekwellen: 5%, met bijkomende inspanning voor het slachtoffer tot gevolg.

Informatie over de medicatie en behandeling die na de consolidatie nodig zijn om de stabiliteit van de toestand te handhaven:

Ondanks het voorstel van Dr. Van Landegem om de medicatie Depakine af te bouwen neemt X. Camille nog steeds Depakine Chrono 500. Deze medicatie dient echter niet meer genomen te worden. Bij hoofdpijn volstaat Dafalgan/Paracetemol. Dit gezien het feit dat de controle EEG en NMR geen letselsmeer aantoonden en dat er nooit geen epileptisch insult is geweest.

De gebeurlijke esthetische schade:

Deze kunnen we bepalen op 1 op de 7 ledige schaal, 1/7.

Advies te verstrekken of er eventuele blijvende littekens door middel van plastische heelkunde voor verbetering vatbaar zijn:

Er is geen plastische heelkunde nodig voor blijvende littekens. Er zijn ook geen psychische restletsels te beschrijven.

Mogelijkheden tot herscholing, schoolse prestaties:

X. Camille zal door de feiten wel moeilijkheden ondervinden tot herscholing of tot het volgen van een schoolse opleiding: hoofdpijn en concentratiestoornissen zullen deze activiteiten belemmeren.

V. Begroting van de schade door de verzoeker

De verzoeker vraagt een schadevergoeding van 9.484,27 euro meer de intresten (3 oktober 2008).

Hoofdsom € 9.051,46

Min provisie - € 2.500,00

Dagvaarding € 241,34

Rechtsplegingsvergoeding € 364,40

Kosten uitgifte € 17,10

Inningsrecht € 98,38

Kosten exploot € 165,23

Intresten

TOTAAL € 9.484,27

meer de intresten

(5)

VI. Beoordeling door de Commissie

Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan. De kansen op verder verhaal tegenover de dader zijn quasi onbestaande.

De wetgeving betreffende de financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op

"schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.

De Commissie verzekert geen integrale schadeloosstelling. Ze kan, naar billijkheid, een financiële hulp toekennen voor de schadeposten die limitatief zijn opgesomd in artikel 32, § 1 van de wet van 1 augustus 1985. Intresten zijn niet opgenomen in deze limitatieve opsomming en komen dus niet in aanmerking voor vergoeding. Het behoort overigens tot de constante rechtspraak van de Commissie – en deze vloeit voort uit de bedoeling van de wet – dat intresten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het principe dat de bijzaak de hoofdzaak volgt is hier niet van toepassing; immers de schuldenaar van de toegekende hulp, zijnde de Belgische Staat, is niet de veroorzaker van de schade. Deze zienswijze van de Commissie werd trouwens bevestigd door het arrest nr. 165.787 d.d. 12 december 2006 van de Raad van State.

Wat de schadeposten ‘economisch verlies huishouden’ en ‘meerinspanningen’ betreft, dient te worden opgemerkt dat deze posten niet voorkomt in de limitatieve lijst van schadeposten, vermeld in artikel 32, § 1, van de wet van 1 augustus 1985, waarvoor een financiële hulp kan worden toegekend. De Commissie kan er dan ook geen rekening mee houden bij de begroting van de hulp.

Wat de schadepost rechtsplegingsvergoeding betreft, dient te worden opgemerkt dat er volgens de vaste rechtspraak van de Commissie een onderscheid dient gemaakt te worden tussen de eigenlijke gerechtskosten enerzijds en de erelonen en kostenstaten van de advocaten en de rechtsplegingsvergoeding anderzijds. De rechtsplegingsvergoeding is niet opgenomen onder de post “kosten voor de burgerlijke partijstelling en/of procedurekosten” in de limitatieve lijst van artikel 32, §1 van de wet van 1 augustus 1985. De Commissie kan er dan ook geen rekening mee houden bij de begroting van de hulp.

Voorts behoort het tot de constante rechtspraak van de Commissie dat onder de materiële kosten zoals vermeld in artikel 32, §1 van de wet van 1 augustus 1985, kosten worden verstaan die verband houden met het fysiek letsel opgelopen door het slachtoffer. Aldus komt het gevraagde bedrag van 371,84 euro voor ‘kledijkosten’ niet in aanmerking voor vergoeding door de Commissie.

Rekening houdende enerzijds met de ernst van de feiten, met de door de verzoeker geleden schade zoals zij blijkt het neergelegde dossier en anderzijds met de door de wet uitgesloten schadeposten en met de betaling door de dader ten bedrage van 2.500 euro, meent de Commissie aan verzoeker naar billijkheid een globale hulp te kunnen toekennen zoals hierna bepaald.

Tot slot meent de Commissie de aandacht van de verzoeker erop te moeten vestigen dat uit samenlezing van artikel 32 (in casu § 1) van de wet van 1 augustus 1985, dat de bestanddelen van de schade opsomt waarvoor de toekenning van een hulp verleend kan worden, én van artikel 33, § 1 van de wet volgens hetwelk het bedrag van de hulp naar billijkheid bepaald wordt, volgt dat de Commissie, nadat zij vastgesteld heeft dat aan de toekenningsvoorwaarden is voldaan, een financiële hulp kan toekennen voor een lager

(6)

bedrag dan dat van de werkelijk geleden schade, zoals die is vastgesteld door de hoven en rechtbanken.

VII. Begroting van de hulp door de Commissie

De Commissie meent de hulp naar billijkheid te kunnen begroten op 6.700 euro.

*

* *

OP DIE GRONDEN, De Commissie,

Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37bis van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 26 maart 2003, 22 april 2003 en de programmawet van 27 december 2004 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,

Verklaart het verzoek ontvankelijk en kent een hulp toe van 6.700 euro.

Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 3 april 2009.

De secretaris a.i., De voorzitter,

I. VAN GORP C. DELESIE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rekening houdende enerzijds met de ernst van de feiten en de opgelopen schade en anderzijds met de door de wet uitgesloten schadeposten en de reeds ontvangen bedragen,

Verzoeker vraagt om de toekenning van een hulp van € 10.167,04 meer de intresten maar laat na om dit bedrag te begroten waardoor hij zijn schade ten belope van dit bedrag

Het misdrijf dat beschouwd wordt als zijnde verkrachting met behulp van geweld gepleegd te hebben, door een daad van seksuele penetratie, van welke aard en met

“op niet nader te bepalen data, tussen 14 november 2001 en 6 december 2002, meerdere malen, met voorbedachten rade, opzettelijk verwondingen of slagen te hebben

De Commissie meent aan verzoekster een globale noodhulp te kunnen toekennen, ex aequo et bono bepaald, hetgeen haar in staat moet stellen om haar dringende medische

- het verzoekschrift, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 18 februari 2013 waarbij verzoekster om de toekenning heeft gevraagd van een financiële hulp

- een causaal verband tussen de gewelddaad en de opgelopen schade. Bovendien vereist artikel 31, 1°, van de wet dat verzoeker ten gevolge van deze feiten een ernstige lichamelijke

Tot slot meent de Commissie de aandacht van de verzoeker erop te moeten vestigen dat uit samenlezing van artikel 32 (in casu § 2) van de wet van 1 augustus 1985, dat de