• No results found

Hedge-accounting in de commerciële en fiscale jaarrekening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hedge-accounting in de commerciële en fiscale jaarrekening"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hedge-accounting in de commerciële en

fiscale jaarrekening

Samenhangend gewaardeerd

Masterscriptie Fiscale Economie

Naam: T.T. Genee LL.M. Studentnummer: 1701606

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Hoofdstuk 1: Inleiding ... 4

Hoofdstuk 2: Financiële risico’s en derivaten om deze risico’s te hedgen ... 7

2.1 Inleiding ... 7

2.2 Financiële risico’s ... 7

2.2.1 Soorten financiële risico’s ... 7

2.2.2 Valutarisico’s ... 8

2.2.3 Renterisico’s... 8

2.2.4 Prijsrisico’s... 9

2.2.5 Aandelenkoersrisico ... 10

2.3 Hedging met behulp van derivaten ... 10

2.3.1 Inleiding ... 10 2.3.2 Forwards... 10 2.3.3 Futures ... 12 2.3.4 Opties ... 12 2.3.5 Swaps ... 15 2.4 Conclusie ... 17

Hoofdstuk 3: Hedge-accounting in de commerciële jaarrekening op basis van Dutch GAAP en IFRS ... 18

3.1 Inleiding ... 18

3.2 De verwerking van derivaten in de commerciële jaarrekening ... 18

3.2.1 Dutch GAAP en IFRS ... 18

3.2.2 Speciale richtlijnen voor financiële instrumenten ... 19

3.2.3 Classificatie, waarderingsgrondslag en resultaatbepaling van derivaten ... 19

3.3 Hedge-accounting: Dutch GAAP en IFRS ... 22

3.3.1 Inleiding ... 22

3.3.2 Hedge-accountingmodellen ... 22

3.3.3 Hedge-accounting voorwaarden ... 26

3.4 Conclusie ... 29

Hoofdstuk 4: Samenhangende waardering in de fiscale jaarrekening op basis van goed koopmansgebruik ... 31

4.1 Inleiding ... 31

4.2 Beginselen van goed koopmansgebruik ... 31

4.2.1 Inleiding tot goed koopmansgebruik... 31

4.2.2 Realisatiebeginsel... 32

4.2.3 Matchingbeginsel ... 32

4.2.4 Voorzichtigheidsbeginsel ... 33

4.2.5 Realiteitsbeginsel ... 33

4.2.6 Eenvoudsbeginsel... 33

4.3 Zelfstandige waardering van derivaten op basis van goed koopmansgebruik ... 34

4.3.1 Waardering van financiële instrumenten op basis van goed koopmansgebruik .. 34

(3)

4.4 Samenhangende waardering in de jurisprudentie ... 36 4.4.1 Inleiding ... 36 4.4.2 Het Valutahedge-arrest ... 37 4.4.3 Het Optiehedge-arrest ... 39 4.4.4 Het Cacaobonenarrest ... 41 4.4.5 Het Marketmaker-arrest ... 45 4.4.6 Het Kunstmestarrest ... 48 4.5 Conclusie ... 51

Hoofdstuk 5: Fiscale behandeling van cash flow hedges en hedging van een netto investering in een buitenlandse deelneming ... 53

5.1 Inleiding ... 53

5.2 Zelfstandige verwerking van een IRS ... 53

5.2.1 Inleiding ... 53

5.2.2 Waardering IRS... 54

5.2.3 Fiscale verwerking negatieve waarde IRS ... 55

5.3 Samenhangende waardering van cash flow hedges ... 56

5.3.1 Inleiding ... 56

5.3.2 Verplicht samenhangende waardering cash flow hedges? ... 57

5.3.3 Verwerkingswijze samenhangende waardering cash flow hegdes ... 59

5.3.4 Tussentijdse verbreking cash flow hedges ... 60

5.4 Samenhangende waardering van een netto investering in een buitenlandse deelneming ... 62

5.5 Conclusie ... 63

Hoofdstuk 6: Samenvatting en conclusie ... 64

(4)

Hoofdstuk 1:

Inleiding

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun waarde ontlenen aan de waarde van een ander goed. Dit goed wordt in de praktijk ook wel de onderliggende waarde genoemd. Aangezien de waarde van een derivaat wordt afgeleid van een ander goed, spreekt men ook wel van een afgeleid financieel product. Het Engelse woord derivative betekent vertaald naar het

Nederlands ook “afgeleide”. Derivaten kunnen voor speculatieve doeleinden worden gebruikt of om financiële risico’s te beheersen. Het afdekken van deze financiële risico’s met behulp van derivaten, wordt ook wel hedging genoemd.

Het gebruik van derivaten gaat terug tot de oudheid, maar met name vanaf het eind van de vorige eeuw heeft het gebruik van derivaten een grote ontwikkeling doorgemaakt. De reputatie van derivaten is in het afgelopen decennia echter niet altijd positief geweest. Het grootschalige gebruik van zeer complexe derivaten is een van de oorzaken geweest van de kredietcrisis die in de zomer van 2007 is begonnen. Verder is een aantal banken de afgelopen jaren in de verlegenheid gebracht vanwege het feit dat een groot aantal ondernemers een schadeclaim heeft ingediend in verband het afsluiten van rentederivaten met deze banken. Deze rentederivaten staan beter bekend als zogenaamde interest rate swaps. Veel

ondernemingen hebben vanwege deze rentederivaten grote verliezen geleden en proberen de schade op de banken te verhalen en niet altijd zonder succes.1

Ondernemingen zijn deze rentederivaten gaan gebruiken om het renterisico op hun bankleningen af te dekken. Met een interest rate swap kan namelijk een lening met een variabele rente effectief worden omgevormd tot een lening met een vaste rente. Deze vaste rente zorgt ervoor dat de kasstroom van de ondernemingen stabieler worden, hetgeen doorgaans een gunstig effect heeft op de bedrijfswaarde van een onderneming. Ook zal de onderneming met het afsluiten van een interest rate swap geen nadeel ondervinden bij een onverwachte stijging van de marktrente. In dit verband spreekt men ook wel van een zogenaamde cash flow hedge.

Valutarisico is een ander financieel risico dat kan worden afgedekt met het gebruik van derivaten. Met het gebruik van valutaderivaten kan een onderneming bijvoorbeeld een situatie creëren waarbij zij tegenover een vordering in vreemde valuta een schuld in dezelfde valuta verkrijgt. Op die manier zullen mutaties van de wisselkoers geen invloed meer hebben op het vermogen van de onderneming. Tegenover een verlies op de vordering vanwege een mutatie van de wisselkoers zal een winst ontstaan op de tegengestelde positie, zodat de

vermogenspositie van de onderneming per saldo gelijk blijft. In dit verband spreekt men ook wel van een fair value hedge.

Hedge-accounting is de verslaggevingstechniek waarmee wordt bereikt dat het resultaat op het derivaat en de afgedekte positie in dezelfde verslaggevingsperiode worden verantwoord in de winst- en verliesrekening. Zonder het toepassen van hedge-accounting kan het wellicht voorkomen dat een verlies of winst in aanmerking wordt genomen, dat economisch bezien niet is behaald. Hoewel het toepassen van hedge-accounting in de commerciële jaarrekening

1 Zie bijvoorbeeld:

(5)

een recht is en geen verplichting, geeft het toepassen van hedge-accounting doorgaans een beter inzicht in het vermogen van een onderneming.

Vanuit fiscaal perspectief is het toepassen van hedge-accounting geen recht, maar kan het onder bepaalde voorwaarden een plicht zijn op basis van goed koopmansgebruik. De Hoge Raad heeft met betrekking tot fair value hedges een vijftal arresten gewezen. In deze arresten heeft de Hoge Raad bepaald dat onder bepaalde voorwaarden samenhangende waardering tussen vermogensbestanddelen verplicht is. Dit heeft tot gevolg dat in bepaalde gevallen een verlies dat wordt geleden in verband met een bepaald financieel risico niet in aanmerking mag worden genomen, omdat dit verlies feitelijk niet wordt geleden door de belastingplichtige. Dit zijn situaties waar de nadelige gevolgen van het desbetreffende financiële risico (deels) zijn afgedekt. Ten aanzien van zogenoemde cash flow hedges heeft de Hoge Raad zich tot op heden nog niet uitgesproken, maar hij zal dit in de (nabije) toekomst wel moeten doen, aangezien cassatie is aangetekend in een casus waarin het toepassen van samenhangende waardering bij een cash flow hedge onderdeel is van het geschil. Ook over het zogenaamde hedging van een netto-investering van een buitenlandse deelneming heeft de Hoge Raad nog geen oordeel hoeven geven. Met deze afstudeerscriptie wil ik graag een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van het fiscale leerstuk samenhangende waardering door te

onderzoeken of de Hoge Raad meer kan aansluiten bij de commerciële verwerking van hedge-accounting.

De probleemstelling en deelvragen formuleer ik als volgt. Probleemstelling

Kan de Hoge Raad bij de beantwoording van de openstaande vragen met betrekking tot het fiscale leerstuk van samenhangende waardering aansluiten bij de commerciële verwerking van hedge-accounting, zonder dat dit in strijd komt met goed koopmansgebruik?

Deelvragen

1. Welke financiële risico’s kunnen ondernemingen lopen en hoe kunnen ondernemingen deze risico’s met behulp van derivaten hedgen?

2. Hoe moeten derivaten in de commerciële jaarrekeningen worden verwerkt en op welke manier kan hedge-accounting worden toegepast op basis van Dutch GAAP en IFRS?

3. Hoe moeten derivaten op grond van goed koopmansgebruik in de fiscale

jaarrekeningen worden verwerkt en onder welke voorwaarden schrijft de Hoge Raad op dit moment samenhangende waardering voor op basis van goed koopmansgebruik? 4. Hoe moeten cash flow hedges en hedging van een netto investering in een

buitenlandse deelneming in de fiscale jaarrekening worden verwerkt en kan hierbij aangesloten worden bij de commerciële verwerking zonder dat dit in strijd komt met goed koopmansgebruik?

Voor de beantwoording van de probleemstelling en deelvragen zal gebruik worden gemaakt van literatuuronderzoek, waarbij de relevante literatuur, jurisprudentie en wet- en regelgeving worden onderzocht.

In hoofdstuk 2 zal de eerste deelvraag worden beantwoord. In dit hoofdstuk worden de

(6)

komt in hoofdstuk 3 aan bod. In dit hoofdstuk zal de verwerking van derivaten en hedge-accounting in de commerciële jaarrekening worden onderzocht. Hierbij zal zowel aandacht worden gegeven aan de verslaggevingsregels op basis van de Nederlandse wet- en

regelgeving (Dutch GAAP) als op basis van de internationale verslaggevingsregels (IFRS). In hoofdstuk 4 zal de vierde deelvraag worden beantwoord. In dit hoofdstuk zullen eerst de beginselen van goed koopmansgebruik worden behandeld en de zelfstandige behandeling van derivaten op basis van goed koopmansgebruik. Vervolgens zal het vijftal arresten worden geanalyseerd dat door de Hoge Raad is gewezen ten aanzien van fair value hedges. In hoofdstuk 5 zal worden onderzocht of voor de fiscale verwerking van cash flow hedges en hedging van een netto-investering in een buitenlandse deelneming kan worden aangesloten bij de commerciële verwerking van dergelijke hedges. Deze scriptie wordt in hoofdstuk 6

(7)

Hoofdstuk 2:

Financiële risico’s en derivaten om deze risico’s te hedgen

2.1 Inleiding

Ondernemen brengt bepaalde risico’s met zich mee. Bedrijven krijgen met verschillende soorten interne en externe bedrijfsrisico’s te maken. De bedrijfsrisico’s zijn onder te verdelen in bijvoorbeeld financiële, strategische en organisatorische risico’s. Hoewel het nemen van bepaalde risico’s waarde kan creëren voor een bedrijf, proberen veel bedrijven in meer of mindere mate hun bedrijfsrisico’s te beheersen. Het beheersen van risico’s zorgt voor minder volatiliteit in de opbrengsten van een onderneming en kan daarom bijdragen aan de waarde van de onderneming.2 Hedging is een instrument voor bedrijven om bepaalde financiële risico’s te beheersen. Door middel van hedging kunnen bedrijven bepaalde financiële risico’s verminderen door deze risico’s (deels) over te dragen aan een andere partij die bereid is om deze risico’s (deels) over te nemen.3

Doorgaans zal voor heding gebruik worden gemaakt van derivaten. In dit hoofdstuk zal de volgende deelvraag worden beantwoord: welke financiële risico’s kunnen ondernemingen lopen en hoe kunnen ondernemingen deze risico’s met behulp van derivaten hedgen?

In paragraaf 2.2 zullen de financiële risico’s worden behandeld die met hedging kunnen worden beheerst. In paragraaf 2.3 zal de werking van derivaten worden behandeld die ingezet kunnen worden voor hedgingdoeleinden. Dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2.4 afgesloten met een conclusie.

2.2 Financiële risico’s

2.2.1 Soorten financiële risico’s

Financiële risico’s zijn in drie groepen te verdelen4 :

 Financiële risico’s die voortvloeien uit de blootstelling aan marktprijzen, zoals wisselkoersen, rentestanden en grondstofprijzen.

 Financiële risico’s die voortvloeien uit acties van en transacties met andere

organisaties, zoals leveranciers, klanten en een tegenpartij bij een derivaten transactie.

 Financiële risico’s die hun oorsprong vinden in tekortkomingen en fouten binnen de organisatie, door bijvoorbeeld personeel, interne processen en systemen.

Hedging richt zich op de eerste groep, de zogenaamde marktrisico’s. De belangrijkste marktrisico’s zijn:5

 Valutarisico’s

(8)

 Renterisico’s

 Prijsrisico’s

 Aandelenkoersrisico’s

Andere gerelateerde risico’s die een rol kunnen spelen, zijn kredietrisico’s, operationele risico’s, liquiditeitsrisico’s en systeemrisico’s. In het vervolg van dit hoofdstuk zullen de vier belangrijkste marktrisico’s nader worden besproken en zal worden bekeken welke derivaten of financiële instrumenten bedrijven kunnen gebruiken om deze marktrisico’s te beheersen en af te dekken.

2.2.2 Valutarisico’s

Bedrijven die activiteiten hebben in meerdere landen met verschillende munteenheden, krijgen te maken met valutarisico’s. Valutarisico’s zijn onder te verdelen in transactierisico’s en translatierisico’s. Een andere oorzaak kan gelegen zijn in het feit dat op veel internationale (grondstoffen)markten wordt gehandeld in US dollar. Op die manier kunnen ondernemingen buiten de Verenigde Staten indirect te maken krijgen met valuta risico’s via blootstelling aan veranderende grondstofprijzen.

Transactierisico’s

Transactierisico’s ontstaan vanwege het feit dat een onderneming transacties aangaat in een andere valuta dan de binnenlandse valuta. Vaak zal het afsluiten van een overeenkomst (in een vreemde valuta) en de daaruit voortvloeiende betaling niet op het zelfde tijdstip plaatsvinden. De onderneming loopt gedurende periode tussen het afsluiten van de

overeenkomst en de betaling transactierisico. Schommelingen van de wisselkoers gedurende deze periode zullen van invloed zijn op het bedrag dat de ondernemer uiteindelijk zal

ontvangen of zal moeten betalen. Dit transactierisico heeft direct effect op de winst- en verliesrekening van de onderneming.

Translatierisico’s

Translatierisico’s ontstaan door omrekenverschillen in de jaarrekening van een onderneming. Dit doet zich met name voor ten aanzien van activa en passiva in een andere valuta dan de rapportagevaluta of functionele valuta in de jaarrekening. De translatierisico’s hebben invloed op de balanswaarde van de activa en passiva in een vreemde valuta. Indien een Nederlandse onderneming, die de jaarrekening in euro’s opstelt, over een vordering in dollars beschikt, zal bij een daling van de dollarkoers de vordering voor een lager bedrag aan euro’s op de balans komen. Dit heeft tot gevolg dat het eigen vermogen in de jaarrekening ook afneemt. Er is dan sprake van een negatief effect op de winst- en verliesrekening.

2.2.3 Renterisico’s

(9)

Absolute renterisico

Het meest voor de hand liggende renterisico is het veranderen van de absolute rentestand. Indien een onderneming een lening bij de bank heeft afgesloten tegen een variabele rente, zal een stijging van de rente een negatief effect hebben op het resultaat van de onderneming. Daarentegen heeft de rentestijging bij de bank een positief effect op het resultaat. Variabele rentes zijn vaak gebaseerd op een benchmarktarief, zoals bijvoorbeeld de Euribor6, plus een vaste opslag van bijvoorbeeld 150 basispunten, oftewel 1,5%. Deze opslag vormt voor de leningverstrekker als het ware een verzekeringspremie waarmee hij het risico op niet terugbetaling van de lening afdekt. Dit risico wordt ook wel het kredietrisico genoemd. Uiteraard zal de vaste component groter worden naar mate het risico op niet terugbetaling groter wordt, bijvoorbeeld vanwege de slechte financiële positie van de schuldenaar. Rentecurve risico

Een tweede oorzaak van renterisico zijn veranderingen van de zogenaamde yield curve, in het Nederlands ook wel de rentecurve of rentetermijn structuur genoemd. De rentecurve geeft de relatie weer tussen de rente op leningen met een korte en lange looptijd, maar die verder vergelijkbaar met elkaar zijn. In een normale rentemarkt zou de rentecurve een stijgende lijn moeten hebben, waarbij op de horizontale as de looptijd van een lening wordt gepresenteerd en op de verticale as de hoogte van de rente.

Vaak neemt de stijging van de rentecurve wel af, naarmate men verder op de horizontale as komt. Doorgaans zal de rente op een lening met een lange looptijd hoger zijn, omdat het risico op niet terugbetaling door de schuldenaar groter is dan bij een lening met een kortere looptijd. Het steiler of vlakker worden van de rentecurve, heeft impact op financierings- en

investeringsbeslissingen van een onderneming en daarmee op de winstgevendheid.7 Indien de rentecurve steiler wordt, stijgt de rente op lange termijn leningen sneller dan op korte termijn leningen. De rentecurve zou zelfs aflopend kunnen worden. In dat geval is de rente op

kortlopende leningen hoger dan op langlopende leningen. Dit is te verklaren vanwege de grote vraag naar kortlopende financieringen.

2.2.4 Prijsrisico’s

Ondernemingen lopen prijsrisico vanwege het feit dat de prijzen van commodities kunnen stijgen. Commodities zijn bulkgoederen die worden verhandeld via termijnmarkten, zoals agrarische producten (onder andere graan, cacao en koffie), edelmetalen (onder andere goud en zilver), metalen (onder andere koper en aluminium), energie (onder andere olie en aardgas) en delfstoffen (onder andere zand en zout).

Ondernemingen die betrokken zijn bij de handel in bepaalde grondstoffen, zullen uiteraard direct de gevolgen van een prijsstijging ondervinden. Echter vrijwel alle bedrijven hebben indirect te maken met prijsrisico’s, aangezien de producten of diensten die een bedrijf inkoopt een bepaalde grondstoffencomponent bevat. Transportkosten zullen bijvoorbeeld worden beïnvloed door de olieprijs, omdat de meeste transportmiddelen hun energie ontlenen aan olieproducten, zoals benzine of diesel.

6 Euribor staat voor Euro Interbank Offered Rate en is kortgezegd de rente die banken binnen de Euro-zone

onderling hanteren.

(10)

Over het algemeen zullen ondernemingen zelf weinig invloed hebben op deze prijsstijgingen, aangezien vraag en aanbod op de markt vaak wordt bepaald door factoren die de industrieën, technologieën en landen overstijgen. Ondernemingen kunnen echter wel proberen om dit prijsrisico te mitigeren of te hedgen.8

2.2.5 Aandelenkoersrisico

Met name zakelijke beleggers zullen te maken hebben met aandelenkoersrisico’s. Zij zullen afhankelijk zijn van dividenden die zij op aandelen ontvangen en eventuele

vermogenswinsten die zij op de vervreemding van aandelen kunnen behalen. Het

aandelenkoersrisico kan betrekking hebben op één of meerdere aandelen, maar ook op een gehele industrie of markt.

Aandelenkoersrisico heeft ook betrekking op het vermogen van een onderneming om zich met eigen vermogen te kunnen financieren, vaak in de vorm van aandelen of daarmee

vergelijkbare instrumenten. Aandelenkoersrisico is dus ook gerelateerd aan het verkrijgen van voldoende vermogen of liquiditeiten.9

2.3 Hedging met behulp van derivaten

2.3.1 Inleiding

De belangrijkste soorten derivaten zijn opties, forwards, futures en swaps. In deze paragraaf zullen deze verschillende soorten derivaten aan bod komen, waarbij met name gekeken zal worden naar de werking van deze derivaten en hoe zij als hedge-instrument kunnen worden ingezet om financiële risico’s te beheersen.

2.3.2 Forwards

Een forward contract is een overeenkomst waarbij twee partijen met elkaar overeenkomen om in de toekomst een bepaalde transactie met elkaar aan te gaan. Dit wordt ook wel een

termijncontract genoemd. Een forward kent de volgende kenmerken:10

Een van de partijen neem de longpositie in (ook wel long forward genoemd) en de tegenpartij neemt de shortpositie in (ook wel short forward genoemd).

 De long forward verplicht zich om op een overeengekomen tijdstip in de toekomst een bepaalde asset of activa te kopen van de short forward en deze short forward is

verplicht om de activa te verkopen.

8 G.A. Zsidisin en J.L. Hartley, Managing Commodity Price Risk, New York: Business Expert Press 2012, p.3. 9 K.A. Horcher, Essentials of financial risk management, New Jersey: John Wiley & Sons 2005, p. 43.

10 A. Gottesman, Derivatives Essentials: An Introduction to Forwards, Futures, Options and Swaps, New Jersey:

(11)

De asset wordt ook wel de underlying asset of de onderliggende waarde genoemd. De onderliggende waarde kan in principe elke activa zijn, bijvoorbeeld aandelen, valuta’s of commodities.

De transactiedatum in de toekomst wordt ook wel de expiration date of expiratie datum genoemd.

De prijs waartegen de underlying asset wordt gekocht, noemt men de forward price. In principe is een forward contract een zero-sum game. Dit betekent dat de winst van de ene partij gelijk is aan het verlies van de tegenpartij.11

Valutaforward

Een valutaforward of valutatermijncontract is een van de meest voorkomende forward contracten. Stel dat een Nederlandse onderneming een verplichting aangaat met een Amerikaanse machineleverancier voor de levering en betaling van een machine over twee maanden vanaf nu. Overeengekomen wordt dat voor de machine USD 1 miljoen moet worden betaald. Als de Nederlandse onderneming verwacht dat de dollarkoers zal gaan stijgen de komende drie maanden, kan zij op dit moment een valutaforward contract aangaan, waarbij zij met een derde partij (vaak een bank) overeenkomt dat zij over drie maanden USD 1

miljoen ontvangt in ruil voor een betaling van bijvoorbeeld EUR 0,8 miljoen. De Nederlandse onderneming zet als het ware de wisselkoers voor de transactie vast. Voor EUR 1 ontvangt zij dan USD 1,25. Deze koers van 1,25 wordt ook wel de termijnkoers genoemd en is op het moment van afsluiten van het forward contract de door de markt verwachte koers over twee maanden, zodat er door geen van de partijen een premie betaald zal hoeven worden bij het afsluiten van de overeenkomt. Indien de dollarkoers na twee maanden inderdaad is gestegen, waardoor voor EUR 1 nog maar USD 1,10 wordt ontvangen, hoeft de onderneming door het forward contract slechts EUR 0,8 miljoen te betalen, in plaats van ruim EUR 0,9 miljoen indien zij het forward contract niet had afgesloten. In het geval dat de dollarkoers daalt ten opzichte van de termijnkoers in het forward contract, loopt de onderneming uiteraard een nadeel op.

De onderstaande figuur geeft de werking van een valutaforward weer op de datum van betaling van de machine.

11 A. Gottesman, Derivatives Essentials: An Introduction to Forwards, Futures, Options and Swaps, New Jersey:

(12)

2.3.3 Futures

Net als forwards zijn futures termijncontracten. Bij een future contract wordt net als bij een forward contract een overeenkomst gesloten om op een overeengekomen tijdstip een bepaalde hoeveel producten of derivaten te verhandelen tegen een vooraf vastgestelde prijs. Het

belangrijkste verschil tussen een forward contract en een future contract is dat de underlying asset in een future contract betrekking heeft op producten die worden verhandeld op een termijnmarkt en het future contract verhandelbaar is op een beurs. Een future contract is gestandaardiseerd, terwijl een forward contract vaak specifiek is afgestemd op de specifieke eisen van de twee contractspartijen. Dit is mogelijk, omdat bij een forward contract de tegenpartijen elkaar kennen. Een forward contract wordt daarom ook wel een Over-the-counter (OTC) contract genoemd.

Schematisch kunnen de plichten bij een forward en future contract als volgt worden weergeven: Forward/future Longpositie aankoopplicht Shortpositie verkoopplicht 2.3.4 Opties Call- en putopties

Opties komen in twee varianten voor, namelijk callopties of koopopties en putopties of verkoopopties. Een calloptie is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij de ene partij het recht verkrijgt om in de toekomst een bepaald vermogensbestanddeel van de tegenpartij te kopen. Een calloptie kent de volgende kenmerken12:

 Een calloptie kent een longpositie en een shortpositie.

 De partij die het recht verkrijgt om te kopen neemt de longpositie in en wordt ook wel de long call genoemd. De long call heeft overigens geen verplichting om te kopen, maar slechts het recht om te kopen. Hij mag ook besluiten om geen gebruik te maken van zijn recht.

 De partij die de verplichting op zich neemt om het onderliggende

vermogensbestanddeel te verkopen, mocht de long call zijn kooprecht uitoefenen, neemt de short positie in en wordt ook wel de short call genoemd. De short call is verplicht om te verkopen, mocht de long call zijn kooprecht uitoefenen. De short call wordt ook wel de “schrijver” van de optie genoemd.

Bij uitoefenen van zijn kooprecht zal de long call de uitoefenprijs of strike price van de optie moeten betalen aan de short call. In principe wordt deze uitoefenprijs bij het aangaan van de optie vastgesteld.

12 A. Gottesman, Derivatives Essentials: An Introduction to Forwards, Futures, Options and Swaps, New Jersey:

(13)

 De long call zal voor het verkrijgen van zijn kooprecht vooraf een bepaalde prijs moeten betalen aan de schrijver van de call optie. Deze prijs wordt ook wel de optiepremie genoemd.

 Er kan onderscheid worden gemaakt tussen “Europese” en “Amerikaanse” call opties. Bij een Europese call optie kan de long call zijn kooprecht alleen maar uitoefenen op de einddatum van de optie, terwijl de optiehouder van een Amerikaanse optie zijn kooprecht op elk willekeurig moment gedurende de looptijd van de optie kan uitoefenen.

 Het onderliggende vermogensbestanddeel van het optiecontract kan in principe elk vermogensbestanddeel zijn, zoals bijvoorbeeld aandelen, valuta’s of grondstoffen. In tegenstelling tot een calloptie geeft een putoptie de houder het recht om een bepaald vermogensbestanddeel in de toekomst te verkopen, in plaats van te kopen. De houder van deze put optie neemt dus de long positie in en wordt ook wel de long put genoemd. De overige kenmerken van een put optie zijn in principe gelijk aan die van een call optie. Bij uitoefening van de putoptie ontvangt de long put voor de verkoop van het onderliggende vermogensbestanddeel de uitoefenprijs van de short put.

Opties kunnen daadwerkelijk worden uitgeoefend, waarbij het onderliggende vermogensbestanddeel ook daadwerkelijk over gaat, maar er kan ook worden

overeengekomen dat er een cash settlement plaatsvindt, waarbij de optie in contanten wordt afgewikkeld. In dat geval ontvangt de long call die de optie uitoefent van de short call het verschil tussen de werkelijke waarde van het onderliggende vermogensbestanddeel op dat moment en de uitoefenprijs van de optie.

Schematisch kunnen de rechten en plichten bij call en put opties als volgt worden weergeven:

Calloptie Putoptie

Longpositie aankooprecht verkooprecht

Shortpositie verkoopplicht aankoopplicht

De totale waarde van opties bestaat uit de intrinsieke waarde en de verwachtingswaarde. De intrinsieke waarde is gelijk aan het voordeel dat bij directe uitoefening van de optie kan worden behaald. Een optie is “in-the-money” als de optie intrinsieke waarde heeft. Indien de onderliggende waarde gelijk is aan de uitoefenprijs van de optie, dan is de optie “at-the-money”. Indien de optie geen intrinsieke waarde bevat is de optie “out-of-the-“at-the-money”. De kans dat de optie gedurende de looptijd meer intrinsieke waarde krijgt, geeft de optie verwachtingswaarde.13

Opties worden met name gebruikt om valutarisico’s, renterisico’s en aandelenkoersrisico’s af te dekken.

Valutaopties

Een valutaoptie geeft de houder daarvan het recht om in de toekomst een valutatransactie te sluiten tegen een vaststaande wisselkoers. Bij een valutaoptie is er altijd sprake van een

(14)

verkoop (put) van een valuta en een aankoop (call) van een andere valuta.14 Dergelijke valutaopties worden dan ook op een bepaalde manier aangeduid. Zo is een EUR call/USD put een valutaoptie die de houder het recht geeft op het kopen van euro’s die worden betaald met USD tegen een vaststaande wisselkoers. Bij het afsluiten van een dergelijke valutaoptie zal de schrijver van deze optie uiteraard een optiepremie willen ontvangen, die onder andere

afhankelijk zal zijn van het verschil tussen de uitoefenwisselkoers en de huidige wisselkoers en de volatiliteit van de wisselkoers.15

Een valutaoptie kan door een Nederlandse onderneming bijvoorbeeld worden gebruikt om het valutarisico te hedgen op een USD verplichting die over 3 maanden moet worden betaald. De onderneming kan dan een USD call/EUR put kopen.

Om het valutarisico volledig af te dekken kan ook gebruik worden gemaakt van een

valutatermijncontract. Indien er naast een stijging van de dollars koers ook een redelijke kans bestaat dat de dollarkoers gaat dalen, is het nadeel van een valutatermijncontract dat niet kan worden gebruik gemaakt van deze lagere koers, aangezien de partijen zich al hebben

vastgelegd om tegen de termijnkoers de transactie aan te gaan. Indien de dollarkoers op de expiratiedatum lager is dan de uitoefenprijs van de optie hoeft de onderneming de optie immers niet uit te oefenen en kan zij gebruik maken van de lagere wisselkoers. Uiteraard heeft de onderneming wel de optiepremie moeten betalen bij het sluiten van de valutaoptie. Indien de onderneming verwacht dat de dollarkoers over 3 maanden sterk zal zijn gestegen, zal de onderneming een valutatermijncontract afsluiten.

Renteopties

Renteopties komen in verschillende vormen voor, te weten caps, floors en collars. Een cap is in feite een calloptie op een bepaalde referentierente, bijvoorbeeld de 3-maands Euribor.16 De houder van de cap heeft het recht heeft om op diverse momenten in de toekomst het verschil te verrekenen tussen de uitoefenprijs en de referentierente. Een cap bestaat uit meerdere opties die op aaneensluitende onderlinge perioden expireren, ook wel caplets genoemd. De caplets hebben dezelfde hoofdsom, uitoefenprijs en referentierente. De houder van de optie oefent deze uit, indien de referentierente op het moment van expiratie hoger is dan de uitoefenprijs. De schrijver van de cap, vaak een bank, zal vervolgens het verschil tussen de referentierente en uitoefenprijs uitbetalen. De optiepremie die de houder van de cap aan de schrijver van de cap moet betalen, kan up-front of vooraf worden betaald of de optiepremie wordt

geamortiseerd. In dat laatste geval wordt de betaling van de optiepremie uitgesmeerd over de looptijd van de cap.17

Een floor is in feite een putoptie op een bepaalde referentierente en heeft overigens dezelfde kenmerken en werking als een cap. Een floor bestaat ook uit een reeks van opties met achtereenvolgende expiratiemomenten, die floorets worden genoemd. Een floor wordt met name gebruikt door institutionele beleggers en is minder geschikt voor ondernemingen.18

14

M. Velthaak, L. van der Wielen, in samenwerking met J.C.M. van Sonderen, Handboek Derivaten voor

accountants, fiscalisten en controllers, Castricum: Financial Markets Books 2013, p 32.

15 M. Velthaak, L. van der Wielen, in samenwerking met J.C.M. van Sonderen, Handboek Derivaten voor accountants, fiscalisten en controllers, Castricum: Financial Markets Books 2013, p 33.

16

M. Velthaak, L. van der Wielen, in samenwerking met J.C.M. van Sonderen, Handboek Derivaten voor

accountants, fiscalisten en controllers, Castricum: Financial Markets Books 2013, p 61.

17 M. Velthaak, L. van der Wielen, in samenwerking met J.C.M. van Sonderen, Handboek Derivaten voor accountants, fiscalisten en controllers, Castricum: Financial Markets Books 2013, p 62.

(15)

Een collar is een combinatie van zowel een cap als een floor. Een onderneming kan een cap kopen met bijvoorbeeld een uitoefenprijs van 8% en een floor schrijven met een uitoefenprijs van 4%. De looptijd, expiratiedata en referentierente zullen wel aan elkaar gelijk zijn. Met deze constructie kan een onderneming bereiken dat de rentekosten binnen een bepaalde bandbreedte blijven, in dit geval tussen de 2% en 6%.19 De onderneming zal op de lening die zij heeft afgesloten de referentierente betalen20 (plus een vaste opslag vanwege het

kredietrisico). Indien de referentierente boven de 6% komt, zal de onderneming uit hoofde van de collar het verschil tussen de referentierente en 6% ontvangen, zodat de onderneming per saldo maximaal 6% rente betaald over de lening. Indien de referentierente daalt tot onder 2%, zal de onderneming over de lening de lagere referentierente moeten betalen, maar uit hoofde van de collar zal zij het verschil tussen de referentierente en 2% moeten betalen, zodat de onderneming per saldo 2% rente betaalt over de lening.

Aandelenopties

Opties op aandelen kunnen zowel beursgenoteerd als niet-beursgenoteerd zijn. Het afsluiten van een optie kan via een OTC-transactie plaatsvinden waarbij de partijen met elkaar bekend zijn of de transactie kan plaatsvinden via een centrale wederpartij, namelijk een optiebeurs.21 Dit wordt ook wel Exchange-trading genoemd. Op optiebeurzen worden nieuwe opties uitgegeven, maar er wordt ook in bestaande opties gehandeld. Dit is mogelijk, omdat beursgenoteerde opties zijn gestandaardiseerd wat betreft de onderliggende goederen, uitoefening en de uitoefenprijs.22

Aandelenopties kunnen worden gebruikt om het aandelenkoersrisico af te dekken. Zo kan een zakelijke belegger die aandelen in Shell bezit het koersrisico afdekken door een putoptie op aandelen Shell te kopen. De uitoefenprijs van deze optie is de laagste prijs die de belegger voor de aandelen zal ontvangen, maar hij zal wel een optiepremie moeten betalen aan de schrijver van de putoptie.

2.3.5 Swaps

Een swap of ruilcontract is een overeenkomst waarbij twee partijen overeenkomen om een ruil met elkaar aan te gaan. De meest gebruikte swaps zijn interest rate swaps, valuta swaps en commodity swaps.

Interest rate swaps

Met name interest rate swaps (hierna: IRS), in Nederland vaak aangeduid als renteswap of renteruilcontract, zijn in de voorbijgaande jaren veelvuldig afgesloten door ondernemingen. Bij een IRS komen partijen overeen dat één van beiden gedurende een bepaalde periode een variabele rente betaalt aan de ander en dat deze partij die de variabele rente ontvangt, een vaste rente betaalt aan de ander. De partij die de variabele rente betaalt, wordt ook wel de floating rate payer genoemd en de betaler van de vaste rente de fixed rate payer. De variabele

19M. Velthaak, L. van der Wielen, in samenwerking met J.C.M. van Sonderen, Handboek Derivaten voor accountants, fiscalisten en controllers, Castricum: Financial Markets Books 2013, p 62.

20 Plus een vaste opslag vanwege het kredietrisico.

21 In 1978 is in Amsterdam de European Option Exchange opgericht, de eerste Europese optiebeurs. Inmiddels is

de optiebeurs onderdeel van Euronext.

(16)

en vaste rente worden berekend over een onderliggende waarde, ook wel de notional amount genoemd.23 De variabele rente zal zijn gebaseerd op een bepaalde referentierente, zoals de Euribor of Libor.24

Banken trekken financiering aan op variabele basis. Dit heeft tot gevolg dat banken doorgaans alleen geld willen uitlenen tegen een variabele rente plus een vaste opslag op basis van het risicoprofiel van de kredietnemer.25 Een onderneming die een lening afsluit en het renterisico wil beperken door voor een langere periode een vaste rente af te sluiten, zal dus vaak

genoodzaakt zijn om een IRS af te sluiten, waarbij een swapprovider (vaak een bank) optreedt als de floating rate payer en de onderneming als de fixed rate payer. Overigens verplichten banken een kredietnemer vaak om een IRS af te sluiten, omdat een bank graag zekerheid wil dat de kredietnemer bij een stijgende rente nog steeds aan haar verplichtingen kan voldoen.26 Een IRS kan gedurende de gehele looptijd van de lening worden afgesloten, maar ook gedurende een deel van de looptijd van de lening. Het kan ook voorkomen dat de IRS een langere looptijd heeft dan de lening. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij vervroegde volledige aflossing van de lening.

De onderneming is aan de bank de variabele rente verschuldigd. Op basis van de afgesloten renteswap ontvangt de onderneming de variabele rente in ruil voor betaling van een vaste rente. Per saldo is de onderneming dus een vaste rente verschuldigd.

De onderstaande figuur geeft de werking van een IRS in combinatie met een lening schematisch weer.

IRS:

Lening:

Valuta swaps

Een valuta swaps is een OTC-derivaat waarbij twee partijen overeenkomen om op een bepaalde datum een bepaalde hoeveelheid van twee valuta’s te ruilen tegen een vaste wisselkoers. Tegelijkertijd wordt afgesproken dat deze ruil op een later tijdstip weer wordt

23 C.H. Schot, ‘Financiering en derivaten’, O&F 2009-2, p. 40.

24 Libor staat voor London Interbank Offered Rate en is kortgezegd de rente die een aantal banken op de

Londense geldmarkt onderling hanteren.

(17)

teruggedraaid, waarbij de wisselkoers ook al wordt vastgesteld op het moment van afsluiten van de valuta swap.27 Een valuta swap is in feite geen valuta instrument, maar eigenlijk een liquiditeitsinstrument.28 Normaal gesproken wijzigt de valutapositie van een onderneming definitief bij een valuta-instrument, maar bij een valuta swap niet. Voor het aangaan van de valuta swap had de onderneming bijvoorbeeld een overschot aan euro’s en na de valuta swap beschikt de onderneming wederom over een overschot aan euro’s.

Commodity swaps

Een commodity swap is een goederentermijncontract. Bij een commodity swap komen twee partijen overeen om op een bepaald tijdstip of gedurende een bepaalde periode de variabele prijs van een bepaalde commodity te ruilen tegen een overeengekomen vaste prijs. Een commodity swap is een instrument waarmee een onderneming de inkoop- of verkoopprijzen van commodities vast kan leggen. Anders dan bij commodity futures, vindt er bij commodity swaps altijd een cash settlement plaats en worden er geen fysieke goederen geleverd.29

2.4 Conclusie

De belangrijkste financiële risico’s die ondernemingen kunnen lopen zijn marktrisico’s. De marktrisico’s die met hedging kunnen worden afgedekt zijn renterisico, valutarisico, prijsrisico en aandelenkoersrisico. De derivaten die voor hedging van deze risico’s kunnen worden gebruikt zijn forwards, futures, opties en swaps. Forwards en futures zijn

termijncontracten, waarbij twee partijen een overeenkomst sluiten om in de toekomst een bepaalde verkooptransactie aan te gaan tegen een vastgestelde prijs. Forwards zijn OTC-contracten. Futures hebben betrekking op goederen die via een termijnmarkt worden

verhandeld en de futures zijn zelf ook te verhandelen via de beurs. Opties geven de houder het recht om in de toekomst de onderliggende waarde te kopen (callopties) van de schrijver van de optie of te verkopen aan de schrijver van de optie (putopties), tegen een bepaalde

uitoefenprijs. De optiehouder zal de schrijver van de optie een premie moeten betalen voor dit recht. Swaps zijn overeenkomsten waarbij twee partijen afspreken om in de toekomst een ruil met elkaar aan te gaan. Hierbij ruilt de onderneming over het algemeen een variabele

component (bijvoorbeeld een variabele rente) tegen een vaste component (bijvoorbeeld een vaste rente).

27

M. Velthaak, L. van der Wielen, in samenwerking met J.C.M. van Sonderen, Handboek Derivaten voor

accountants, fiscalisten en controllers, Castricum: Financial Markets Books 2013, p 40.

28 M. Velthaak, L. van der Wielen, in samenwerking met J.C.M. van Sonderen, Handboek Derivaten voor accountants, fiscalisten en controllers, Castricum: Financial Markets Books 2013, p 41.

29

M. Velthaak, L. van der Wielen, in samenwerking met J.C.M. van Sonderen, Handboek Derivaten voor

(18)

Hoofdstuk 3:

Hedge-accounting in de commerciële jaarrekening op

basis van Dutch GAAP en IFRS

3.1 Inleiding

Het doel van hedge-accounting is om in de jaarrekening het effect weer te geven van de risicobeheersactiviteiten van een entiteit die gebruikmaakt van financiële instrumenten voor het beheersen van blootstellingen die voortvloeien uit bepaalde risico's die van invloed kunnen zijn op de winst en verliesrekening.30 In dit hoofdstuk zal de volgende deelvraag worden beantwoord: hoe moeten derivaten in de commerciële jaarrekeningen worden verwerkt en op welke manier kan hedge-accounting worden toegepast op basis van Dutch GAAP en IFRS?

In paragraaf 3.2 zal de verwerking van derivaten in de jaarrekening worden besproken op basis van Dutch GAAP en IFRS. Eerst zal kort worden ingegaan op de Dutch Generally Accepted Accounting Principles (hierna: Dutch GAAP) en de International Financial Reporting Standards (hierna: IFRS) en de richtlijnen die speciaal zien op financiële instrumenten, waaronder derivaten. Vervolgens zullen de classificatie, de

waarderingsgrondslag en de resultaatbepaling van derivaten worden besproken. In paragraaf 3.3 zal worden onderzocht hoe hedge-accounting kan worden toegepast op basis van Dutch GAAP en IFRS. Hierbij zullen de diverse hedge-accountingmodellen worden besproken en de voorwaarden die aan het toepassen van hedge-accounting zijn verbonden. In paragraaf 3.4 wordt dit hoofdstuk afgesloten met een conclusie.

3.2 De verwerking van derivaten in de commerciële jaarrekening

3.2.1 Dutch GAAP en IFRS

Het bestuur van een rechtspersoon is in beginsel gehouden om jaarlijks een jaarrekening op te stellen voor de rechtspersoon31. De wet stelt aan de jaarrekening de nodige inhoudelijk

vereisten in Boek 2 Titel 9 van het Burgerlijk wetboek.32 Het belangrijkste vereiste of doel van de jaarrekening is dat het op grond van in het maatschappelijk verkeer aanvaardbare normen inzicht geeft, zodat een verantwoord oordeel kan worden gegeven over het vermogen en resultaat van de rechtspersoon.33 In Nederland wordt de hiervoor genoemde open norm in belangrijke mate ingevuld door de Raad van de Jaarverslaggeving (hierna: RJ), een

adviesorgaan waarvan de leden bestaan uit vertegenwoordigers van de gebruikers,

verschaffers en controleurs van de jaarrekening. Het is echter de Hoge Raad die in principe het laatste woord heeft bij de invulling van de naar maatschappelijk verkeer aanvaardbare normen, aangezien dit rechtscollege het hoogste rechtsorgaan is voor het Burgerlijk recht. Overige bronnen die onderdeel vormen van Dutch GAAP zijn uitspraken van de

(19)

Beursgenoteerde ondernemingen binnen de EU dienen vanaf 2005 op basis van een verordening34 hun geconsolideerde jaarrekening verplicht op te stellen conform de International Accounting Standards (IAS). Inmiddels zijn de International Accounting Standards omgedoopt tot de International Financial Reporting Standards (IFRS), zonder dat hiermee een inhoudelijke wijziging is beoogd.35 IFRS wordt opgesteld door de International Accounting Standard Board (IASB). Het doel van IFRS is het brengen van transparantie, verantwoording en efficiency op de financiële markten over de gehele wereld.36 Niet beursgenoteerde ondernemingen hebben overigens ook de keuze om hun jaarrekening op te stellen op basis van IFRS.37

3.2.2 Speciale richtlijnen voor financiële instrumenten

Zowel Dutch GAAP als IFRS kennen een speciale richtlijn voor de verwerking van financiële instrumenten in de externe verslaggeving. De Nederlandse wet kent met name

waarderingsvoorschriften met betrekking tot financiële instrumenten. De RJ heeft met Richtlijn 290 (RJ 290) de regels omtrent de verwerking van financiële instrumenten in de jaarrekening nader uitgewerkt. De IASB heeft op 24 juli 2014 de nieuwe standaard IFRS 9 gepubliceerd, waarin de verwerking van financiële instrumenten in de externe verslaggeving wordt behandeld. IFRS 9 is de opvolger van IAS 39 en is van kracht geworden met ingang van 1 januari 2018. RJ 290 en IFRS 9 komen op bepaalde elementen overeen, maar er zijn ook enkele verschillen.

RJ 290 en IFRS 9 zijn van toepassing op financiële instrumenten. Onder financiële

instrumenten rekent de RJ ‘primaire’ financiële instrumenten, zoals vorderingen en schulden en afgeleide financiële instrumenten of derivaten, zoals opties, termijncontracten en swaps. In IFRS 9 wordt onder een financieel instrument verstaan elk contract dat een financieel actief of financieel passief tot gevolg heeft of een eigenvermogensinstrument in een andere entiteit.38

3.2.3 Classificatie, waarderingsgrondslag en resultaatbepaling van derivaten

Classificatie

Op grond van RJ 290.407 worden financiële activa in 5 categorieën ingedeeld: financiële activa die onderdeel zijn van een handelsportefeuille, derivaten, gekochte leningen en obligaties, verstrekte leningen en overige vorderingen en investeringen in eigenvermogen-instrumenten. Financiële verplichtingen worden op grond van RJ 290.413 ingedeeld in drie categorieën: financiële verplichtingen die onderdeel zijn van een handelsportefeuille, derivaten en overige financiële verplichtingen. Derivaten kunnen dus zowel een financieel actief zijn als een financiële verplichting. Dit is onder IFRS niet anders.

34 Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de

toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen.

35 J. Hogendoorn, ‘De IAS/IFRS en de fiscale winstbepaling’, WFR 2005/107, par. 1. 36 https://www.ifrs.org/about-us/who-we-are/ (geraadpleegd 21 juni 2019).

37 Artikel 2:362 lid 8 BW.

38 J. Ramirez, Accounting for derivatives, Advanced Hedging under IFRS 9, Chisester: John Wiley & Sons 2015,

(20)

De definitie van een derivaat is volgens RJ 290 en IFRS 9 vrijwel gelijk.39 Een derivaat is een financieel instrument dat zich kenmerkt door de volgende elementen:

1. De waarde is afhankelijk van marktfactoren, zoals de rentevoet, de prijs van een financieel instrument, een goederenprijs, valutakoers, kredietwaardigheid of andere variabele (ook wel ‘onderliggende waarde’ genoemd).

2. Ten opzichte van contracten die op vergelijkbare wijze worden beïnvloed door de eerder genoemde marktfactoren, kent een derivaat geen of een zeer geringe netto-aanvangsinvestering.40

3. De afwikkeling van het derivaat vindt plaats op een tijdstip in de toekomst.

Een derivaat kan ook embedded zijn in een ander contract. Het gaat dan om een onderdeel van het contract dat als derivaat zou kwalificeren als het als afzonderlijke overeenkomst was afgesloten. Dergelijke embedded derivaten moeten onder bepaalde omstandigheden zowel onder RJ 290 en IFRS 9 zelfstandig worden gewaardeerd.41

Derivaten die onderdeel uitmaken van de financiële activa of verplichtingen en die niet als onderdeel van een handelsportefeuille voor handelsdoeleinden worden aangehouden, worden in RJ 290.409 (financiële activa) en RJ 290.415 (financiële verplichtingen) in drie

subcategorieën ingedeeld:

1. Derivaten aangehouden voor hedgingdoeleinden.

2. Overige derivaten met beursgenoteerde aandelen als onderliggende waarde. 3. Overige derivaten zonder beursgenoteerde aandelen als onderliggende waarde.

De waarderingsgrondslag die dient te worden gebruikt voor het derivaat op grond van RJ 290, volgt uit de indeling van het derivaat in bovenstaande subcategorieën.

Waarderingsgrondslag

Op grond van artikel 2:384 lid 1 BW komen verkrijgings- of vervaardigingsprijs (historische kostprijs) en de actuele waarde in aanmerking als grondslag voor het waarderen van activa en passiva. Aan de waardering tegen actuele waarde worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld omtrent de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing. Deze nadere regels zijn uitgewerkt in het Besluit actuele waarde (hierna: Baw).42 Als actuele waarde komen in aanmerking de actuele kostprijs, bedrijfswaarde, marktwaarde of

opbrengstwaarde.43 Artikel 10 Baw bepaalt dat voor financiële instrumenten die worden gewaardeerd tegen actuele waarde, de marktwaarde in aanmerking komt.

Artikel 10 lid 1 Baw luidt als volgt:

“Indien financiële instrumenten worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, komt daarvoor in aanmerking de marktwaarde. Indien niet direct een betrouwbare marktwaarde voor de financiële instrumenten is aan te wijzen, wordt de marktwaarde benaderd door deze:

39

C.J. de Vries en P.F.J. Veuger, ‘Derivaten in de jaarrekening’, MAB 2013, afl. 87(6), p. 252.

40 Een derivaat dat op marktconforme condities wordt afgesloten zou in principe geen netto-aanvangsinvestering

hebben. Dit is anders voor opties, waarvoor een optiepremie betaalt dient te worden.

41 C.J. de Vries en P.F.J. Veuger, ‘Derivaten in de jaarrekening’, MAB 2013, afl. 87(6), p. 253. 42 Besluit actuele waarde, BWBR0018438, laatst gewijzigd bij besluit van 13 oktober 2015.

(21)

a. af te leiden uit de marktwaarde van zijn bestanddelen of van een soortgelijk instrument

indien voor de bestanddelen ervan of voor een soortgelijk instrument wel een betrouwbare markt is aan te wijzen; of

b. te benaderen met behulp van algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en

waarderingstechnieken.”

De bewoordingen in RJ 290.524 zijn vrijwel gelijk aan artikel 10 lid 1 Baw, met als enige verschil dat ‘marktwaarde’ is vervangen door ‘reële waarde’. Volgens de RJ zijn

‘marktwaarde’ en ‘reële waarde’ blijkbaar synoniemen ten aanzien van financiële

instrumenten. Het begrip reële waarde (fair value) is een begrip dat een belangrijke rol is gaan spelen sinds de ontwikkeling van regelgeving ten aanzien van de waardering van financiële instrumenten.44

Derivaten die voor hedgingdoeleinden worden aangehouden, worden op grond van RJ 290.511 gewaardeerd tegen reële waarde of kostprijs. Indien wordt gekozen voor waardering tegen reële waarde zonder toepassing van het hierna te bespreken hedge-accounting, dan worden veranderingen in de reële waarde van het derivaat op latere balansdata rechtstreeks in de winst- en verliesrekening verwerkt. Eventuele transactiekosten worden in het eerste jaar van verantwoording van het derivaat in de winst- en verliesrekening verantwoord.

Indien wordt gekozen voor waardering tegen kostprijs dient in dit verband bij de eerste waardering onder kostprijs te worden verstaan: de reële waarde plus eventuele

transactiekosten. Bij vervolgwaardering op latere balansdata dient te worden gewaardeerd op kostprijs of lagere marktwaarde.45 Indien kostprijs als waarderingsgrondslag wordt gebruikt, zal de afwaardering naar lagere marktwaarde direct in de winst- en verliesrekening worden geboekt. De transactiekosten worden via de effectieve rentemethode in de winst- en

verliesrekening verwerkt.

Overige derivaten die niet worden aangehouden voor handels- of hedingdoeleinden, worden op grond van RJ 290.512 gewaardeerd tegen reële waarde indien beursgenoteerde aandelen de onderliggende waarde vormen. Voor overige derivaten zonder beursgenoteerde aandelen als onderliggende waarde bepaalt RJ 290.513 dat kan worden gekozen tussen reële waarde of kostprijs.

Op grond van IFRS 9 komt uitsluitend de waarderingsgrondslag fair value through profit and loss of reële waarde in aanmerking voor de waardering van derivaten die niet zijn toegewezen als hedge-instrument.46 Waardeveranderingen van het derivaat komen direct tot uitdrukking in het resultaat via de winst- en verliesrekening.

44 F. Krens, ‘Het begrip reële waarde’, MAB 2003, afl. 77(9), p. 371.

45 C.M. Roozen en B. Kamp, ‘Derivaten in Nederlandse jaarrekeningen’, MAB 2016, afl. 90(12), p. 581.

46 J. Ramirez, Accounting for derivatives, Advanced Hedging under IFRS 9, Chisester: John Wiley & Sons 2015,

(22)

3.3 Hedge-accounting: Dutch GAAP en IFRS

3.3.1 Inleiding

In de vorige paragraaf zijn de algemene regels omtrent de verslaggeving van derivaten besproken. Toepassing van deze regels kan ertoe leiden dat er accounting mismatches ontstaan indien het derivaat wordt gebruikt voor hedgingdoeleinden. Op grond van IFRS 9 dient een derivaat op reële waarde te worden gewaardeerd. Er kan daarom een mismatch ontstaan indien de afgedekte positie tegen kostprijs moeten worden gewaardeerd op grond van de IFRS-regels. Deze mismatch kan ook ontstaan indien de afgedekte positie (nog) niet op de balans is opgenomen, bijvoorbeeld de koop van een vreemde valuta in de toekomst. Onder RJ 290 kan deze accounting mismatch ontstaan indien het derivaat en de afgedekte positie beide op kostprijs worden gewaardeerd, maar het derivaat tot lagere marktwaarde is afgewaardeerd. Om deze mismatches te voorkomen, is het zowel onder RJ 290 als IFRS 9 mogelijk om hedge-accounting toe te passen. Hedge-accounting maakt inbreuk op de algemene regels en zorgt ervoor dat de toegepaste waarderingsgrondslag en het tijdstip waarop de resultaten in aanmerking moeten worden genomen, gelijk zijn voor het derivaat en de afgedekte positie.47 In het vervolg van deze paragraaf zullen de voorwaarden worden besproken die RJ 290 en IFRS 9 aan hedge-accounting stellen.

3.3.2 Hedge-accountingmodellen

Een hedge-relatie bestaat uit een hedged-item of afgedekte positie en een hedge-instrument. Het instrument bestaat doorgaans uit een derivaat. Er bestaan ook

hedge-accountingmodellen waarbij het hedge-instrument geen derivaat is, maar bijvoorbeeld een schuld in dezelfde valuta als de vordering die het hedged-item vormt.

De drie hedge-accountingmodellen die zowel in IFRS 9 en RJ 290 voorkomen zijn: 1. Cash flow hedge accounting of kasstroomhedge-accounting.

2. Fair value hedge accounting of reëlewaardehedge-accounting. 3. Hedging van een netto investering in een buitenlandse deelneming. RJ 290 kent naast deze drie modellen nog het volgende model:

4. Kostprijshedge-accounting.

Cash flow hedge accounting of kasstroomhedge-accounting

Bij kasstroomhedge-accounting op basis van IFRS is er sprake van risico op veranderende inkomende- en uitgaande kasstromen van de afgedekte positie onder invloed van

veranderende marktomstandigheden. Voorbeelden van de afgedekte positie in een

kastroomhedge-accountingmodel zijn een lening met variabele rente of een verplichting tot het betalen van een bedrag in een andere valuta dan de functionele valuta van de

onderneming.48 Deze hedged-items kunnen worden gehedged met een derivaat, zoals een IRS of een valutatermijncontract.

(23)

De reële waarde van het hedge-instrument wordt gesplitst in een effectief en een ineffectief deel. Het effectieve deel van de kasstroomhedge is de waardeverandering van het hedge-instrument dat teniet wordt gedaan door de (tegenovergestelde) waardeverandering van de afgedekte positie of het hedged-item. Het effectieve deel kan worden berekend door de laagste van:

 De cumulatieve winst of verlies op het hedge-instrument vanaf het aanwijzen van de hedge-relatie, en

 De cumulatieve waardeverandering van het hedged-item vanaf het aanwijzen van de hegde-relatie.

Het ineffectieve deel is de waardeverandering van het hedge-instrument dat niet teniet wordt gedaan door de waardeverandering van het hedged-item en bestaat uit het verschil tussen de totale cumulatieve waardeverandering van het hedge-instrument en het effectieve deel.49 Het effectieve deel van de winst of verlies op het hedge-instrument wordt in eerste instantie direct in het eigen vermogen verwerkt via de cash flow hedge reserve van other

comprehensive income (OCI). OCI vormt samen met de winst of verlies (net income of nettoresultaat) het comprehensive income, hetgeen soms ook wel wordt aangeduid als total comprehensive income. Comprehensive income is het totaal van de netto mutatie van de activa en verplichtingen die niet voortvloeien uit transacties met de aandeelhouder(s) uit hoofde van hun aandeelhouderschap en ook niet voortvloeien uit stelselwijzigingen of herstel van materiële fouten.50 OCI is dus inkomen dat niet via de winst- en verliesrekening wordt gepresenteerd, maar afzonderlijk via de OCI-statement. OCI vormt op de balans een aparte reserve van het eigen vermogen.

Het ineffectieve deel van de winst of verlies ten aanzien van het hedge-instrument wordt rechtstreeks verwerkt in de winst- of verliesrekening.

Het effectieve deel wordt in principe tijdelijk ‘geparkeerd’ in de cash flow hedge reserve. Indien het hedged-item bestaat uit een toekomstige transactie die zal leiden tot een actief of verplichting, niet zijnde een financiële activa of verplichting, zal het bedrag dat is

gereserveerd in de cash flow hedge reserve, worden verwerkt in de kostprijs van het actief of verplichting. In andere gevallen zal het bedrag van de cash flow hedge reserve worden overgeboekt naar de winst- en verliesrekening zodra de toekomstige kasstromen (die zijn gehedged) in de winst- en verliesrekening worden verwerkt.51 Indien bijvoorbeeld het hedged-item een met de bank afgesloten lening met een variabele rente is, dan wordt de cash flow hedge reserve overgeboekt naar de financiële lasten in de winst- en verliesrekening, waardoor de cash flow hedge reserve wordt afgezet tegen de financiële lasten of rentekosten van de onderneming. Een ander voorbeeld is een hedged-item dat bestaat uit een toekomstige export verkoop. In dat geval wordt de cash flow hedge reserve overgeboekt naar de omzetrekening van de winst- en verliesrekening.

49

J. Ramirez, Accounting for derivatives, Advanced Hedging under IFRS 9, Chisester: John Wiley & Sons 2015, p. 27.

50 J.B. Backhuijs, C. Camfferman en L.E. Oudshoorn, ‘Other comprehensive income: betekenis en presentatie in

jaarrekeningen van Nederlandse beursfondsen’, MAB 2017, afl. 91 (11/12), p. 345.

51 J. Ramirez, Accounting for derivatives, Advanced Hedging under IFRS 9, Chisester: John Wiley & Sons 2015,

(24)

Indien op grond van RJ 290 gebruik wordt gemaakt van de keuze om derivaten op reële waarde te waarden, dan kan gebruik worden gemaakt van kasstroomhedge-accounting. De werking daarvan is in principe hetzelfde als de kasstroom-hedge accounting op grond van IFRS. Het effectieve deel van de kasstroomhedge wordt op basis van RJ 290 in eerste instantie rechtstreeks in het eigen vermogen geboekt via de herwaarderingsreserve in de zin van artikel 2:390 BW, hetgeen vergelijkbaar is met de cash flow hedge reserve bij IFRS. Het volgende voorbeeld, ontleend aan RJ 290.629, laat de werking van kasstroomhedge-accounting zien. Ik neem hierbij aan dat de afgedekte toekomstige kasstroom betrekking heeft op een toekomstige export verkoop in een andere valuta dan de functionele valuta van de onderneming.

Op t=1 is de volledige waardestijging van de reële waarde van het hedge-instrument effectief. De waardestijging van het hedge-instrument wordt immers volledig teniet gedaan met de reële waardedaling van 11 op de afgedekte toekomstige kasstromen. Het bedrag van 10 wordt door de onderneming rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt via de herwaarderingsreserve. Op t=2 is een bedrag van 1 ineffectief geworden, aangezien de cumulatieve waardestijging van het hedge-instrument van 21 slechts teniet wordt gedaan door een waardedaling van de afgedekte toekomstige kasstromen van 20. Het ineffectieve deel van 1 wordt rechtstreeks via de winst- en verliesrekening verwerkt als winst en een bedrag van 10 wordt rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt via de herwaarderingsreserve, zodat deze reserve met betrekking tot de kasstroomhedge in totaal 20 bedraagt. Stel dat op t=3 de reële waarde van het hedge-instrument en de afgedekte toekomstige kasstromen gelijk zijn gebleven aan de waarden op t=2. Op t=3 vindt de export verkoop plaats voor 80 en wordt de afgedekte toekomstige

kasstroom dus via de winst- en verliesrekening als omzet verwerkt. Op dat moment wordt ook het bedrag van 20 op de herwaarderingsreserve overgeboekt naar de omzetrekening van de winst-en verliesrekening, zodat de omzet in totaal 100 bedraagt op t=3.

Fair value hedge accounting of reëlewaardehedge-accounting

Bij de hiervoor besproken kasstroomhedge zijn de toekomstige kasstromen uit de afgedekte positie onzeker. Bij een reëlewaardehedge zijn de kasstromen uit de afgedekte positie juist gefixeerd, hetgeen tot gevolg heeft dat de reële waarde van het hedged-item onder invloed van marktomstandigheden verandert.52 Het doel van reëlewaardehedge-accounting is om de verandering in de reële waarde van het hedged-item af te zetten tegen de (tegenovergestelde) waardeverandering van het hedged-instrument.53 Omdat op basis van IFRS 9 zonder

52 C.J. de Vries en P.F.J. Veuger, ‘Derivaten in de jaarrekening’, MAB 2013, afl. 87(6), p. 254.

53 J. Ramirez, Accounting for derivatives, Advanced Hedging under IFRS 9, Chisester: John Wiley & Sons 2015,

(25)

toepassing van hedge-accounting het hedged-instrument of derivaat al op reële waarde wordt gewaardeerd en de waardeveranderingen van het derivaat via de winst- en verliesrekening worden verwerkt, wordt bij reëlewaardehedge-accounting de afgedekte positie54 ook op reële waarde gewaardeerd voor zover de verandering in de reëele waarde is toe te rekenen aan het te hedgen risico. Deze waardeveranderingen van de afgedekte positie worden ook via de winst- en verliesrekening verwerkt. Op die manier worden de waardeveranderingen van het hedge-instrument en de afgedekte positie direct met elkaar gecompenseerd in de winst- en verliesrekening.

Op basis van RJ 290 kan er ook voor woorden gekozen om reëlewaardehedge-accounting toe te passen, indien de onderneming het hedge-instrument tegen reële waarde op de balans waardeert. De werking van reëlewaardehedge-accounting zijn op basis van IFRS en Dutch GAAP gelijk.55

Hedging van een netto investering in een buitenlandse deelneming

Bij de hedging van een netto investering in een buitenlandse deelneming vormt deze

buitenlandse deelneming de afgedekte positie en wordt het hedge-instrument gevormd door een lening in buitenlandse valuta of een valutatermijncontract. Op basis van Dutch GAAP worden de omrekeningverschillen op de netto investering in de buitenlandse deelneming en de koersverschillen op de lening in buitenlandse valuta of het valutatermijncontract

rechtstreeks verwerkt in het eigen vermogen via de wettelijke reserve omrekenverschillen van artikel 2:389 lid 8 BW.

Bij IFRS worden de koersverschillen verwerkt via de currency translation reserve van OCI. De omrekenverschillen ten aanzien van de buitenlandse deelneming worden ook verwerkt via OCI.

Kostprijshedge-accounting

Kostprijshedge-accounting is een hedge-accountingmodel dat alleen op basis van Dutch GAAP voorkomt, omdat een onderneming op grond van RJ 290 de keuze heeft om derivaten te waarderen tegen kostprijs. Kostprijshedge-accounting is bij IFRS niet toegestaan, omdat derivaten op grond van IFRS 9 altijd tegen reële waarde moeten worden gewaardeerd. Het kostprijshedge-accountingmodel mag worden toegepast als het hedge-instrument wordt gewaardeerd op kostprijs of het hedge-instrument een vordering of schuld in vreemde valuta is. Het kostprijshedge-accountingmodel mag niet worden toegepast als de afgedekte positie tegen reële waarde moet worden gewaardeerd op grond van RJ. In dat geval zal het derivaat dat als hedge-instrument wordt aangewezen ook op reële waarde moeten worden gewaardeerd en zal moeten worden gekozen voor kasstroomhedge-accounting of

reëlewaardehedge-accounting.

Indien de afgedekte positie op kostprijs wordt gewaardeerd, zal bij kostprijshedge-accounting ook het hedge-instrument op kostprijs worden gewaardeerd. Dit blijft ook het geval indien de reële waarde van het hedge-instrument lager is dan de kostprijs. Deze negatieve

waardeverandering wordt door kostprijshedge-accounting (nog) niet in aanmerking genomen en daarmee schakelt kostprijshedge-accounting het voorzichtigheidsprincipe uit.56

54 Die zonder toepassing van reëlewaardehedge-accounting op kostprijs gewaardeerd zou worden. 55 C.J. de Vries en P.F.J. Veuger, ‘Derivaten in de jaarrekening’, MAB 2013, afl. 87(6), p. 254.

56 A.J. Brouwer en H.P.A.J. Langendijk, ‘Kostprijshedge-accounting en informatieverschaffing over derivaten

(26)

Indien de afgedekte positie een toekomstige transactie betreft die nog niet in de balans is verwerkt, wordt het hedge-instrument zolang nog niet geherwaardeerd. Als de afgedekte positie bestaat uit een monetaire post in vreemde valuta, dan zal het derivaat, voor zover dat valuta elementen bevat, ook moeten worden gewaardeerd tegen de contante koers op

balansdatum.

Bij kostprijshedge-accounting dient de onderneming het eventuele ineffectieve deel van de hedge te verwerken in de winst- en verliesrekening. Dit is echter alleen het geval als cumulatief een verlies is geleden, dat wil zeggen dat de reële waardedaling van het hedge-instrument niet volledig wordt gecompenseerd met een reële waardestijging van het hedged-item. Eventuele winst die ontstaat, omdat de cumulatieve waardestijging van het hedge-instrument groter is dan de cumulatieve waardedaling van het hedged-item, wordt bij kostprijshedge-accounting dus (nog) niet verwerkt in de winst- en verliesrekening. Bij toepassing van kostprijshedge-accounting dient de onderneming wel aanvullende

toelichtingen in de jaarrekening op te nemen ten aanzien van de reële waarde van het derivaat.

3.3.3 Hedge-accounting voorwaarden

Toepassing van hedge-accounting is zowel op basis van IFRS 9 als RJ 290 facultatief en de keuze om hedge-accounting wel of niet toe te passen kan per type hedge-relatie worden gemaakt. Aan de toepassing van hedge-accounting, zijn wel bepaalde voorwaarden verbonden. Indien de keuze is gemaakt om accounting toe te passen, dient hedge-accounting te worden toegepast zolang aan de voorwaarden wordt voldaan. Op grond van RJ 290 is het echter wel mogelijk om de keuze te maken om hedge-accounting niet langer toe te passen, maar alleen vanaf het moment van de keuze en niet met terugwerkende kracht. Deze keuze om hedge-accounting vrijwillig te beëindigen is niet mogelijk op basis van IFRS 9.57 Als niet wordt voldaan aan deze voorwaarden kan hedge-accounting in principe niet worden toegepast.58

Om hedge accounting te mogen toepassen op basis van IFRS 9 en RJ 290 dient een onderneming aan de volgende drie voorwaarden te voldoen:

1. De hedge-relatie bestaat uit een toegestane hedged-item en hedge-instrument. 2. De hedge-relatie dient aangewezen en gedocumenteerd te worden.

3. Er moet voldaan worden aan de effectiviteitstoets.

Deze voorwaarden zullen in het vervolg van deze paragraaf nader worden besproken.

57 C.M. Roozen en M. Pronk, ‘Toelichting verwachte impact van IFRS 9 en IFRS 15’, MAB 2018, afl. 92(11/12),

p. 312.

58 In de literatuur wordt echter ook wel betoogd dat kostprijshedge-accounting toch mag worden toegepast als

(27)

Toegestane hedged-items

Het hedged-item of afgedekte positie kan een actief of een verplichting zijn, een niet-opgenomen bindende overeenkomst, een zeer waarschijnlijke in de toekomst te verwachten transactie of een netto investering in een buitenlandse deelneming. Het is ook mogelijk om homogene groepen van de hiervoor genoemde posities als afgedekte positie aan te wijzen en het is ook mogelijk om een individueel en meetbaar onderdeel van de hiervoor genoemde posities als afgedekte positie aan te wijzen.

Toegestane hedge-instrumenten

Op grond van RJ 290.605 kunnen alle derivaten worden gebruikt als hedge-instrument, behalve (per saldo) geschreven opties. De reden waarom (per saldo) geschreven opties geen hedge-instrument kunnen vormen, is gelegen in het feit dat geschreven opties geen risico mitigeren. Zoals al eerder aangegeven kan een hedge-instrument op grond van RJ 290.607 ook bestaan uit een monetaire post in vreemde valuta.

Het hedge-instrument dient te worden afgesloten met een entiteit die geen onderdeel is van de rapporterende rechtspersoon. Dit betekent dat bij een geconsolideerde jaarrekening het hedge-instrument alleen kan worden afgesloten met een entiteit die geen onderdeel is van de

consolidatiegroep en bij een enkelvoudige jaarrekening dient het hedge-instrument te worden afgesloten met een andere vennootschap. Dit mag overigens wel een groepsvennootschap zijn.

Het is mogelijk om een derivaat dat al is afgesloten, gedurende de looptijd van dit derivaat alsnog toe te wijzen aan een hedge-relatie.59

De hedge-instrumenten die op grond van IFRS 9 kunnen worden gebruikt, zijn in principe gelijk aan de instrumenten die op grond van RJ 290 zijn toegestaan.

Hedge-documentatie

Bij aanvang van de relatie dient documentatie aanwezig te zijn om hedge-accounting te mogen toepassen. Hiermee wordt voorkomen dat op een later tijdstip, bijvoorbeeld bij het opmaken van de jaarrekening, alsnog gekozen kan worden om hedge-accounting wel of niet toe te passen met als doel om de winst te sturen. De ondernemer zal dan immers weten wat de waardeontwikkeling is geweest van het derivaat.60

De hedge-documentatie mag op grond van RJ 290 zowel generiek als individueel zijn. In de generieke hedge-documentatie beschrijft de onderneming de algemene hedge-strategie. Verder dient te worden vastgelegd hoe de hedge-relaties passen in deze strategie van

risicobeheersing, inclusief de verwachting van de effectiviteit van de hedge-relaties. Tevens worden voor de hedge-relaties de betrokken hedge-instrumenten en afgedekte posities beschreven.

De onderneming mag er ook voor kiezen om per hedge-relatie individuele documentatie op te stellen. De onderdelen die in de individuele documentatie moeten worden beschreven, zijn gelijk aan de generieke documentatie, behalve de beschrijving van de algemene hedge-strategie.

59 M. Velthaak, L. van der Wielen, in samenwerking met J.C.M. van Sonderen, Handboek Derivaten voor accountants, fiscalisten en controllers, Castricum: Financial Markets Books 2013, p 136.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

As will be explained later, US and German law allow a cram down of a dissenting class if the Absolute Priority Rule (APR) is respected. Absolute priority means that a dissenting

Noch in de OECD Guidelines, noch in de EU Joint Transfer Pricing documentatie en in de besluiten van de staatssecretaris van Financiën echter iets wordt opgemerkt over het effect

A number of new experimental and design steps were made in the continuous effort of the University of Twente to develop the passively precooled vibration-free 4.5 K / 14.5 K

Het laatste criterium van cash flow hedges wordt beschreven in paragraaf 7.24 B volgens deze paragraaf moet de onderneming aangeven wat het ineffectieve deel van de cash flow

In dit arrest wordt echter bepaald dat aan gezamenlijke waardering niet valt te ontkomen als de werkelijke koersfluctuatie leidt tot een vermogenswinst (na

groothandelsmarkten gas en elektriciteit 2010’, waaruit onder meer volgt dat van een gelijk speelveld op de Nederlandse groothandelsmarkt voor gas geen sprake is en spelers op de

Ook dit rapport, inclusief de daarin opgenomen conceptaccountingstandaard, stelt voor om alle financiële instrumenten tegen reële waarde te waarderen, onder verantwoording van

In één van deze rapporten wordt onder meer vermeld ’in elk geval moet de eis worden gesteld, dat de gebruikte grondslagen voldoen aan in het maatschappelijk