• No results found

Hedge accounting toelichtingen in de Nederlandse markt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hedge accounting toelichtingen in de Nederlandse markt"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

1

Hedge accounting toelichtingen in de Nederlandse markt

Een onderzoek naar hedge accounting toelichtingen volgens IFRS 7 en de toepassing hiervan op de Nederlandse beurs

Naam: Bart Kortman Studentnummer: 1733362

Datum: 19 Februari 2014 Rijksuniversiteit Groningen

Masterscriptie Accountancy

Faculteit Economie en Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen

Begeleider: dr. C. A. Huijgen 2e begeleider: dr. E. P. Jansen

(3)

2

Voorwoord

Er wordt wel eens gezegd dat de scriptie een reis is. Een reis naar een doel, een afgerond afstudeeronderzoek. Voor de een loopt de reis voorspoedig en zonder tegenslag, voor de ander is de weg vol hobbels en tegenwind. Er gebeurt veel op zo’n reis. Je komt je zelf menig keer tegen en moet tot het uiterste gaan om het gewenste resultaat te behalen. Maar als je dan je doel bereikt hebt is voldoening de beloning.

Op een dergelijke reis heb je mensen nodig die richting geven. Daarvoor wil ik mijn begeleiders mevr. J. Westra-de Jong en dr. C.A. Huijgen bedanken. Maar alleen richting is niet genoeg. Je hebt ook mensen nodig die je motiveren wanneer het moeilijk wordt of even tegenzit en je weer overeind helpen. Daarvoor wil ik mijn vriendin, familie en vrienden bedanken.

(4)

3

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek is om de IFRS 7 hedge accounting toelichtingeisen en de toepassing daarvan door niet-financiële Nederlandse beursgenoteerde

ondernemingen weer te geven. De uitkomsten van dit onderzoek geven gebruikers inzicht in de naleving van deze eisen. Daarnaast kunnen de uitkomsten van dit onderzoek signalen uit de markt richting de IASB ondersteunen. Door middel van een systematische aanpak is een steekproef geselecteerd van de grootste niet-financiële beursgenoteerde ondernemingen aan de Amsterdamse Euronext. Er zijn kwantitatieve data verzameld door de hedge accounting toelichtingen in de

jaarrekeningen scores te geven door middel van een zelf ontworpen

onderzoeksmodel. De ondernemingen voldoen voor 90,97 procent aan de eisen voor fair value hedges, voor 78,54 procent aan de eisen voor cash flow hedges en voor 93,60 procent aan de eisen voor hedges for net invesments in foreign operations. De jaarrekeningen van niet-financiële beursgenoteerde ondernemingen voldoen op totaalniveau in redelijke mate aan de hedge accounting eisen van IFRS 7. Op

totaalniveau is dit een percentage van 83,37 procent. Dit onderzoek met als uitkomst dat beursgenoteerde ondernemingen niet volledig voldoen aan de hedge accounting disclosure kan de roep van de markt aan de IASB om eenvoudigere standaarden met betrekking tot financiële instrumenten en hedge accounting ondersteunen.

(5)

4

Inhoudsopgave

1. Introductie 5 1.1 Achtergrond 5 1.2 Probleemuiteenzetting 6 1.3 Doelstelling 7 1.4 Kader 7 1.5 Opbouw 7 2. Theoretisch Raamwerk 9 2.1 Informatie en toelichting 9 2.1.1 Informatieasymmetrie 9 2.1.2 Agency theorie 10 2.1.3 Toelichting in de jaarrekening 11 2.2 Hedges 12 2.2.1 Risico’s en hedges 12 2.2.2 Hedge-instrumenten 13

2.3 Hedge accounting onder IFRS 14

2.3.1 Vereisten voor het toepassen

van hedge accounting 15

2.3.2 Verplichte hedge accounting toelichting

onder IFRS 7 16

3 Methodologie 19

3.1 Onderzoekstrategie 19

3.2 Data verzameling 20

3.3 Opbouw model en evaluatie van de resultaten 20

4 Bevindingen 23

4.1 Fair value hedges 24

4.2 Cash flow hedges 26

4.3 Net investment hedges      29

5 Conclusie 32

5.1 Conclusie 32

5.2 Discussie 33

5.3 Kritische blik op de gekozen methode 33

(6)

5

Hoofdstuk 1: Introductie

Dit hoofdstuk geeft de achtergrond voor het uitvoeren van dit onderzoek weer. Verder worden de doelstelling en de opbouw van het onderzoek behandeld.

1.1 Achtergrond

Kapitaalmarkten vormen een internationaal speelveld en bedrijven creëren steeds complexere ‘oplossingen’ om risico’s af te dekken. Deze ‘oplossingen’ worden ook wel financiële instrumenten genoemd. Er zijn veel verschillende vormen van financiële instrumenten. Financiële instrumenten worden niet alleen gebruikt om risico’s af te dekken, ondernemingen kunnen ook handelen in financiële instrumenten met het behalen van winst als doel.

Het complexer worden van financiële instrumenten en kapitaalmarkten zorgt voor problemen bij de gebruikers van jaarrekeningen. Door de verschillende wet- en regelgeving is het effect van het gebruik van financiële instrumenten in

jaarrekeningen moeilijk vast te stellen. Dit geldt zowel voor het afdekken van risico’s door financiële instrumenten als ook voor de risico’s die de onderneming loopt door het gebruik van financiële instrumenten. De internationale regelgever, de

International Accounting Standards Board (IASB), onderkent het probleem van de verwerking van financiële instrumenten in de jaarrekening. De eisen met betrekking tot het gebruik van financiële instrumenten waren voor de invoering van International Financial Reporting Standard 7 (IFRS 7) verdeeld over de volgende drie International Accounting Standards (IAS’s):

- IAS 30 Disclosures in the financial statements of banks an similar financial institutions;

- IAS 32 Financial instruments: presentation;

- IAS 39 Financial instruments: recognition and measurement.

In IAS 30 zijn de eisen voor banken voor het gebruik van financiële instrumenten vastgelegd. In IAS 32 staan de eisen omtrent de presentatie en de toelichting van financiële instrumenten. IAS 39 behandelt de waardering en classificatie van

financiële instrumenten. Met de invoering IFRS 7 zijn alle toelichtingen op financiële instrumenten in één standaard ondergebracht. De IASB heeft besloten om de toelichtingseisen voor hedge accounting in de jaarreking, als onderdeel van een groot renovatieproject, onder te brengen in IFRS 7.

Door de kredietcrises is er veel publieke aandacht voor financiële instrumenten en de risico’s die hiermee samengaan. Door middel van IFRS 7 worden een aantal

toelichtingen vereist die gebruikers van jaarrekeningen moeten informeren over deze risico’s. In 2007, het jaar waarin IFRS 7 verplicht werd, was er veel aandacht voor financiële instellingen, omdat gebruikers in staat waren vast te stellen hoeveel

krediet-, markt- en liquiditeitsrisico’s banken daadwerkelijk liepen,(van der Lof & Korf, 2009).

(7)

6

1.2 Probleemuiteenzetting

IFRS is verplicht gesteld voor alle beursgenoteerde ondernemingen binnen de

Europese Unie. IFRS vervangt voor beursgenoteerde ondernemingen binnen Europa de GAAP (General Accepted Accounting Principles). De IASB is de organisatie die verantwoordelijk is voor IFRS. Het doel van IFRS is zorgen voor harmonisatie tussen verschillende verslaggevingsystemen. Door de invoering van IFRS wil de EU de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbeteren, voor meer transparantie zorgen en internationale vergelijkbaarheid bereiken. De IASB is in dit proces op

verschillende onvolkomendheden gestuit. Eén van de problemen is de verwerking van de financiële instrumenten in de jaarrekening.

De verplichtingen die een onderneming ten aanzien van financiële instrumenten heeft, zijn constant aan verandering onderhevig (McDonnel, 2007). Het is voor gebruikers van de jaarrekening van belang dat de informatie samenhangend met financiële instrumenten effectief en begrijpelijk wordt gepresenteerd. Wanneer een onderneming ervoor kiest om bepaalde risico’s met hedges af te dekken, moet de gebruiker van de jaarrekening in staat zijn te analyseren wat voor impact dit op de financiële prestaties van de onderneming heeft. IAS 39 en IFRS 7 beschrijven de eisen voor de verwerking van financiële instrumenten.

Financiële instrumenten zijn de laatste jaren veelvuldig gebruikt en zijn als gevolg van toenemende innovaties door bedrijven steeds complexer geworden (Pirchegger, 2006). Voorbeelden van deze innovaties zijn swaps en opties (hierop wordt in

hoofdstuk twee nader ingegaan, red.). Deze innovaties worden gebruikt door

ondernemingen in bepaalde risk management-concepten, zoals hedging. Financiële risico’s worden op deze manier afgedekt. Het gevolg is dat er behoefte is ontstaan aan relevante en betrouwbare informatie rond het gebruik van deze hedges. Er is niet alleen behoefte aan toelichting over de risico’s die voortvloeien uit de hedges, maar ook behoefte aan het beleid dat het management van de onderneming voert om deze en andere risico’s te mitigeren (McDonnel, 2007). IAS 39 en IFRS 7 geven de mogelijkheid om de zogenaamde hedge accounting op deze hedges toe te passen. Hoewel het toepassen van hedge accounting een keuze is van

ondernemingen, zorgt het voor een eerlijkere weergave van de werkelijkheid (PwC, 2005).

Door de complexiteit van hedges, hedge accounting en de recente aandacht voor het gebruik van financiële instrumenten is het dermate actueel en interessant om te kijken hoe de Nederlandse markt IFRS 7 toepast.

(8)

7

1.3 Doelstelling

De doelstelling van deze scriptie is om te onderzoeken in welke mate

beursgenoteerde ondernemingen in Nederland de toelichtingseisen voor hedge accounting onder IFRS 7 in hun jaarrekeningen verwerkt hebben. Dit onderzoek heeft als doel gebruikers van de jaarrekeningen inzicht te geven in de verwerking van de toelichtingen met betrekking tot hedge accounting van Nederlandse

beursgenoteerde ondernemingen. Vanuit deze doelstelling wordt de volgende centrale vraagstelling beantwoord:

“In welke mate voldoen de jaarrekeningen van niet-financiële beursgenoteerde Blue Cap-ondernemingen in Nederland aan de hedge accounting toelichtingseisen van IFRS 7?

De bijbehorende deelvragen zijn:

1. Wat is het nut van extra toelichting in een jaarrekening?

2. Wat zijn de toelichtingseisen voor hedge accounting onder IFRS?

3. In welke mate voldoen niet-financiële, in het A-segment beursgenoteerde ondernemingen in Nederland per hedge-eis aan de hedge accounting toelichtingseisen van IFRS 7?

4. Welke conclusies kunnen worden getrokken op basis van de toepassing van de toelichtingen voor hedge accounting door niet-financiële beursgenoteerde Blue Cap-ondernemingen in Nederland ?

1.4 Kader

Dit onderzoek beperkt zich tot niet-financiële instellingen. De eerste reden hiervoor is dat voor financiële instellingen specifieke regelgeving geldt, zoals Basel II. De

tweede reden is dat de omvang en complexiteit van de transacties van financiële instellingen in sterke mate afwijkt van niet-financiële instellingen. Verder richt het onderzoek zich alleen op de toelichtingseisen voor hedge accounting in IFRS 7, omdat de waardering van hedges een te groot en complex onderwerp vormt om in deze scriptie aan de orde te stellen. Hedges worden door ondernemingen gebruikt om risico’s af te dekken. Deze hedges en risico’s worden in hoofdstuk twee nader toegelicht. Verder zal in dit onderzoek de kwaliteit van de toelichting niet beoordeeld worden, omdat deze - naast de aanwezigheid van een bepaalde toelichting - ook getoetst zou moeten worden aan eventuele kwaliteitskenmerken van informatie. Dergelijk uitgebreid onderzoek zou dusdanig veel tijd en middelen in beslag nemen, dat het voor dit onderzoek buiten beschouwing wordt gelaten. Dit onderzoek richt zich op de aanwezigheid van de specifieke toelichtingen in de jaarrekeningen.

1.5 Opbouw

In dit hoofdstuk is de inleiding van het probleem rond de toelichting op hedge accounting beschreven en de centrale vraagstelling uiteengezet. De centrale vraagstelling is opgedeeld in vier deelvragen, welke telkens aan het eind van elk hoofdstuk beantwoord zullen worden. Door de beantwoording van de deelvragen zal

(9)

8 de centrale deelvraag beantwoord worden. Tevens dragen de deelvragen bij aan een gestructureerde opbouw van dit onderzoek.

Hoofdstuk twee omvat het theoretisch raamwerk. Hierin wordt de theorie besproken die nodig is om de centrale vraagstelling te begrijpen. In dit hoofdstuk zal worden uitgelegd waarom aan een jaarrekening toelichtingeisen gesteld worden. Er wordt ingegaan op het gebruik en de werking van hedge-instrumenten. Vervolgens wordt dieper ingegaan op de toelichtingen die met hedge accounting samenhangen en aan welke vereisten deze dienen te voldoen.

Het derde hoofdstuk behandelt de methodologie. Dit hoofdstuk gaat in op de onderzoekstrategie. De opbouw van deze scriptie wordt systematisch uiteengezet. Verder komt aan de orde hoe tot de gekozen steekproef is gekomen. Daarnaast wordt een analyse van de meet procedure beschreven om de nakoming van de toelichtingseisen vast te stellen.

Het vierde hoofdstuk bevat een analyse van de bevindingen van het onderzoek. Eerst wordt besproken bij welke ondernemingen hedge accounting vastgesteld is. Vervolgens wordt besproken in hoeverre de toelichting aan de gestelde eisen voldoet, waarna een analyse van de toelichting per sector zal plaatsvinden.

Het vijfde hoofdstuk zal de conclusie van dit onderzoek bevatten en geeft daarmee een antwoord op de centrale vraagstelling. Daarnaast worden mogelijkheden aangegeven voor verder onderzoek.

(10)

9

Hoofdstuk 2: Theoretisch raamwerk

Deze scriptie gaat over de toepassing van de toelichtingseisen van IFRS 7. Om de functionaliteit van deze eisen duidelijk te maken, wordt in paragraaf 2.1 ingegaan op informatie in de jaarrekening. In paragraaf 2.2 komt aan de orde wat hedges zijn. Paragraaf 2.3 gaat over de regelgeving inzake hedge accounting in de jaarrekening.

2.1 Informatie en toelichting

In deze paragraaf wordt het begrip informatieassymetrie toegelicht. Daarna zal ingegaan worden op de agency theorie en op de toelichting in de jaarrekening.

2.1.1 Informatieasymmetrie

Wanneer in een economie sommige partijen in zakelijke transacties een informatievoordeel hebben ten opzichte van anderen, noemt men dit

informatieasymmetrie (Scott, 2006).Volgens Scott is informatieasymmetrie op te delen in twee hoofdvormen, namelijk ‘adverse selection’ en ‘moral hazzard’. Volgens Scott is ‘adverse selection’ een type van informatieasymmetrie waarbij een of

meerdere partijen betrokken bij een zakelijke transactie, of potentiële transactie, een informatievoordeel hebben over een andere partij.’ Moral Hazzard’ is volgens Scott informatieasymmetrie waarbij een of meerdere partijen, de genomen acties om een doel te bereiken kunnen monitoren, waarbij een andere partij dit niet kan. Beide vormen zijn belangrijk voor dit onderzoek, omdat ‘adverse selection’ de relatie tussen de opstellers en de gebruikers van de jaarrekening beschrijft. De opsteller van de jaarrekening heeft een informatievoordeel ten opzichte van de gebruiker omdat de opsteller zich dagelijks met de bedrijfsvoering bezig houdt. Eén van de theorieën die nader ingaat op de relatie tussen deze twee groepen is de in paragraaf 2.2.1 te bespreken agency theorie. Het ‘moral hazard’-concept kan ertoe bijdragen dat een manager overgaat tot het hedgen van een bepaalde risico’s. Dit doet zich voor in een situatie waarbij de principaal de leiding van een bedrijf geen zicht heeft op de

inspanningen welke de agent, in dit geval de manager levert om een goed resultaat neer te zetten. Als prikkel kan bijvoorbeeld een bonus aan de manager worden toegekend naarmate het bedrijfsresultaat beter is. Een onderdeel daarvan kan het toepassen van hedge accounting zijn. Dit wordt bevestigd in het onderzoek van Pirchegger (2006).

Het probleem van informatieasymmetrie heeft verschillende effecten voor

ondernemingen en gebruikers van jaarrekeningen. De mate waarin een onderneming toelichting verstrekt aan de financiële markt heeft effect op de kosten van kapitaal (Diamond & Verrecchia, 1991).Volgens Baiman & Verrechia (1996) zijn beleggers beter in staat economische beslissingen te nemen wanneer de informatieasymmetrie verminderd is. Daardoor worden eveneens de kosten voor het aantrekken van

kapitaal voor een onderneming verminderd (Baiman & Verrechia, 1996). Op basis van deze informatie blijkt dat de toelichtingseisen in de verslaggevingregels een belangrijke rol spelen in de beheersing van informatieasymmetrie tussen opstellers en gebruikers van jaarrekeningen. Wanneer informatieasymmetrie tussen opstellers en gebruikers van jaarrekeningen verminderd wordt, bijvoorbeeld door extra

toelichting of informatie, zijn gebruikers van jaarrekeningen in staat om betere economische beslissingen te nemen. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan

(11)

10 waarbij de effecten van toelichtingen op de kosten van kapitaal zijn onderzocht. Leuz & Verrechia (2001) geven aan dat de resultaten wisselend zijn, afhankelijk van waar het onderzoek heeft plaatsgevonden. In bepaalde onderzoeken zorgen extra

toelichtingen voor lagere kosten voor het aantrekken van kapitaal, maar dit was niet bij alle onderzoeken het geval. Eén van de oorzaken is de mate waarin uitgebreide toelichtingen door de verslaggevingregels verreist worden. De GAAP, welke een onderneming toepast, is dus een middel om informatieasymmetrie tussen opstellers en gebruikers van de jaarrekening te verminderen (Verrechia, 2000).Naast de verslaggevingregels heeft een onderneming de mogelijkheid om vrijwillig extra

toelichtingen te publiceren. Wanneer een onderneming er zelf voor kiest om naast de verslaggevingregels consequent additionele informatie te publiceren, dan vermindert dit de informatieasymmetrie tussen de onderneming en de investeerders (Leuz & Verrechia, 2000).

In het onderzoek van Leuz & Verrechia (2000) wordt gekeken naar het effect op de kosten van kapitaal van ondernemingen die overgaan van een GAAP waarbij relatief weinig extra toelichting verreist is naar een GAAP waarbij relatief veel toelichting verreist is. Denk hierbij bijvoorbeeld aand IAS of US GAAP. Het onderzoek geeft aan dat meer toelichting zorgt voor lagere kosten van kapitaal. De relatie tussen de kosten van kapitaal en toelichting is van belang voor regelgevers, omdat toelichting leidt tot een efficiënt werkende markt (Healy & Palepu, 2001).

2.1.2 Agency theorie

De agency theorie is een theorie die tracht een verklaring te vinden voor de vormen waarin transacties in het economisch verkeer plaatsvinden. De scheiding tussen de leiding (agent) en het eigendom (principaal) speelt hierbij een belangrijke rol

(Deckers & van Kollenburg, 2002). De agency theorie gaat er vanuit dat de principaal één of meerdere agenten aanneemt om bepaalde diensten uit te voeren. De agency theorie beschrijft twee problemen. In de eerste situatie is er een conflict tussen belangen van de agent en de principaal. Het tweede probleem is dat de agent en de principaal een verschillende houding ten aanzien van risico kunnen hebben. De agency theorie stelt dat middels een unit of analysis de belangen van de agent en de principaal en de houding ten opzichte van risico’s op één lijn kunnen worden

gebracht (Eisenhardt, 1989). Een unit of analysis wordt vaak gepresenteerd in de vorm van een contract.

De agency theorie gaat er vanuit dat alle betrokken individuen uitgaan van hun eigen belang en daar ook naar handelen. Om de agent te motiveren om het belang van de principaal te behartigen, en dus het agencyprobleem te verminderen, heeft de principaal een aantal mogelijkheden. Eén van deze mogelijkheden is de agent belonen voor bepaalde prestaties of bij het vertonen van bepaald gedrag

(Eisenhardt, 1989). Daarnaast bevatten deze contracten vaak eisen om specifieke informatie te verschaffen (Healy & Palepu, 2001).

De agency theorie is van toepassing op de relatie tussen opstellers en gebruikers van de jaarrekening. De opstellers hebben een informatievoordeel ten opzichte van de gebruikers. De principalen (investeerders/gebruikers van de jaarrekening, red.) hebben behoefte aan relevante en betrouwbare informatie. In de vorige paragraaf is uiteengezet dat GAAP en regelgevers daarbij een belangrijke rol spelen. Op basis

(12)

11 van de agency theorie is te stellen dat het voor de principaal belangrijk is welke voordelen worden behaald door het hanteren van een bepaalde GAAP. Kothari (2001) heeft aangetoond dat regulering rondom het opstellen van een jaarrekening nieuwe en relevante informatie voor investeerders (principalen) oplevert. De mate waarin deze informatie waarde toevoegt, is afhankelijk van de kwaliteit van de GAAP (Kothari, 2001).

2.1.3 Toelichting in de jaarrekening

Het is de taak van de regelgevers om goede en informatieve GAAP op te zetten. De regelgever die zich bezighoudt met het creëren van een internationaal uniforme set van verslaggevingregels, is de IASB. De regelgeving staat bekend als IFRS. Naast verslaggevingregels heeft de IASB een raamwerk opgesteld met een aantal

doelstellingen met betrekking tot de jaarrekening. De IASB heeft in 2001 een

raamwerk aangenomen voor het opstellen van jaarrekeningen. Dit raamwerk draagt de naam Framework for the Preparation and Presentation of Financial Statements. Dit raamwerk is opgezet voor verschillende doeleinden. Eén daarvan is het richting geven aan opstellers van jaarrekeningen in de situatie waarbij de standaard niet voldoende duidelijkheid verschaft. Een IFRS-standaard gaat echter altijd boven het raamwerk. Verder geeft de standaard duidelijkheid over het doel van een

jaarrekening, de kwalitatieve eigenschappen van additionele informatie in de jaarrekening, de definitie en verslaggeving van de verschillende elementen van de jaarrekening en het eigen vermogen (IASB, 2001).

Verder stelt het raamwerk eisen aan verstrekte informatie. Hierbij onderscheidt het vier componenten: begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid. Het raamwerk schrijft voor dat de informatie in de jaarrekening begrijpelijk moet zijn voor iedereen met een redelijke kennis van economie, boekhouden of

bedrijfsvoering. Complexe informatie dient men wel op te nemen in de jaarrekening wanneer deze informatie het nemen van economische beslissingen beïnvloedt. Relevantie is de tweede eigenschap waar informatie aan moet voldoen. Informatie is relevant wanneer het de economische keuzes van gebruikers beïnvloedt. De

relevantie van informatie wordt bepaald door de aard en de materialiteit van de informatie. Informatie is materieel wanneer de afwijking een economische beslissing van een gebruiker kan beïnvloeden (IASB, 2001). Informatie is betrouwbaar wanneer het een getrouw beeld van de werkelijkheid weergeeft en geen materiële afwijking bevat. Een jaarrekening moet ook vergelijkbaar zijn. Gebruikers moeten op basis van de jaarrekening de financiële posities van verschillende ondernemingen onderling kunnen bepalen (IASB, 2001).

De hierboven beschreven eigenschappen zijn voor de IASB de leidraad bij het opstellen van nieuwe verslaggevingregels (IASB, 2001). IFRS heeft bewezen bij te dragen aan het verminderen van de informatieasymmetrie ten opzichte van

bijvoorbeeld UK GAAP (Iatradis, 2010). Dit geeft aan dat de informatiekenmerken, zoals deze gevraagd worden door IFRS, bijdragen aan een efficiëntere

kapitaalmarkt.

(13)

12

2.2 Hedges

In deze paragraaf wordt de achtergrond van hedging besproken. Dit is van belang om inzicht te krijgen in waarom ondernemingen bij hun activiteiten hedges gebruiken. Hedges zijn complexe financiële instrumenten. Om het concept van hedging en hedges te begrijpen wordt de achtergrond behandeld. Een basisbegrip van hedges draagt bij aan een beter begrip van het concept hedge accounting.

2.2.1 Risico’s en hedges

Een hedge wordt gedefinieerd als het afdekken van een financieel risico van een investering met behulp van een andere investering (Froot et al, 1993). Een onderneming kiest ervoor om risico’s te hedgen, zodat de ondernemingswaarde minder variabel wordt. Deze variabiliteit in de ondernemingswaarde wordt

veroorzaakt door wisselende cash flows (Froot et al, 1993). Door middel van een hedge kan deze variabiliteit opgevangen worden. Dit gebeurt doordat de

inkomsten/uitgaven voor de investering en de inkomsten/uitgaven van de hedge elkaar afdekken, zodat de cash flows stabieler worden (Froot et al, 1993). Door dit proces kan een onderneming meer ondernemingswaarde creëren (Judge, 2006). Hedgen in een imperfecte markt kan op deze manier voor extra waarde binnen de onderneming zorgen (Guay & Kothari, 2001).

Binnen het bestaande risicomanagement zijn er verschillende risico’s te definiëren die ondernemingen regelmatig hedgen. Enkele van deze risico’s zijn de

ondernemingswaarde, de volatiliteit van cash flows en de volatiliteit van winsten. De oorzaken van deze volatiliteit worden in een onderzoek van Guay & Kothari (2001) nader beschreven. In het onderzoek van Judge (2006) worden een aantal

componenten beschreven waarom managers en aandeelhouders er voor kunnen kiezen om een hedge relatie op te zetten. Het onderzoek van Judge (2006) definieert andere risico’s dan Guay & Kothari (2001). Omdat het onderzoek van Judge recenter is, worden deze risico’s nader besproken.

De eerste component zijn de kosten veroorzaakt door financiële tegenspoed. Financiële tegenspoed kan een onderneming er toe aanzetten om prijsrisico af te dekken door een hedge (Smith & Stultz, 1985). De graadmeter voor financiële tegenspoed is volgens veel onderzoeken de gearing ratio. De gearing ratio is een financiële graadmeter die aangeeft in welke mate de activiteiten van de onderneming gefinancierd worden door eigen en vreemd vermogen.

De tweede component zijn de kosten voor onderinvesteringen. Wanneer een onderneming minder kans heeft op financiële tegenspoed door het hedgen van risico’s, is deze onderneming in staat betere contractvoorwaarden uit te

onderhandelen bij bijvoorbeeld een lening. Daardoor zijn er minder

financieringskosten en kan de onderneming interne geldmiddelen aanwenden voor investeringen in plaats van kosten voor externe financiering. Hoe groter de externe financiering van een onderneming is en hoe meer de onderneming afhankelijk is van investeringen, hoe eerder de onderneming geneigd is risico’s te hedgen (Judge, 2006).

(14)

13 De derde component is de mate van financieel prijsrisico. Dit risico bestaat uit een interestrisico, een wisselkoersrisico, een commodityrisico en een eigen vermogen risico. Een onderneming loopt een financieel prijsrisico door bijvoorbeeld

schommelende valuta’s. Ondernemingen waarvan de cash flows afhankelijk zijn van valutakoersen, zijn geneigd hun posities te hedgen, waardoor het risico van

wisselende cash flow wordt verminderd (Smith & Schultz, 1985).

De vierde component die Judge beschrijft zijn de overige factoren die de beslissing om te hedgen kunnen beïnvloeden. Daarbij moet bijvoorbeeld de effectieve belasting of de mate waarin dividend wordt uitgekeerd in de beoordeling worden

meegenomen. Deze activiteiten hebben invloed op de cash flow, maar worden niet als aparte component beschreven (Judge, 2006).

Door middel van financiële derivaten zijn deze risico’s af te dekken (Ross et al, 2008). Derivaten zijn financiële instrumenten en komen in verschillende vormen voor. De meest voorkomende derivaten in hedges zijn futures, forward contracten, opties en swaps (Guay & Kothari, 2001). Een derivaat is een contract, dat op de balans als een actief kan worden gezien.

2.2.2 Hedge-instrumenten

Om een beter begrip te krijgen van de hedges worden een aantal methodes om risico’s te hedgen besproken. Een veel voorkomende manier van hedgen is het gebruik van financiële derivaten. De meest basale vorm om een hedge te vormen is een forward contract (Ross et al, 2008). Een forward contract is een contract waarbij twee partijen overeenkomen dat één partij een specifiek actief van de ander

overneemt voor een bepaalde prijs op een bepaalde toekomstige datum (Choudhry, 2005). De koper is verplicht het actief af te nemen tegen de vooraf bepaalde prijs en de verkoper is verplicht het actief te leveren tegen de vooraf bepaalde prijs.

Kenmerkend voor een forward contract is dat de partij die voordeel heeft bij een transactie, dit voordeel ten koste van de andere partij bereikt (Ross et al, 2008). Dit levert voor de verliezende partij een kredietrisico op. Een praktisch voorbeeld van een forward is een onderneming in de Verenigde Staten die import- en exportorders in Britse ponden wil beschermen tegen schommelingen van de US dollar ten

opzichte van de Britse pond. De onderneming spreekt met een derde partij af dat op de betaaldatum voor het bedrag dat de vordering of schuld initieel wordt opgenomen in dollars het gewenst aantal ponden verkregen wordt. Met andere woorden: de onderneming wil zich indekken tegen het valutarisico. Wanneer de vervaldatum van de forward gelijk valt met de betaaldatum van de import- of exportorders, is het valutarisico gemitigeerd.

Een andere techniek om te hedgen is met behulp van futures. Futures hebben veelal dezelfde kenmerken als forwards. Forwards zijn contracten die ontworpen kunnen worden naar de specifieke eisen van de gebruiker, futures zijn veelal

gestandaardiseerde contracten die op beurzen verhandeld worden (Choudhry, 2005). Forwards zijn onderhevig aan kredietrisico, maar dit risico is lager bij future contracten. Bij een future contract worden de winsten of verliezen dagelijks

gerealiseerd, dit fenomeen wordt ook wel marking to market genoemd (Ross et al, 2008). Een voorbeeld is een energiebedrijf die middels een future een positie in olie

(15)

14 hedged. Dit betekent niet dat de olie fysiek geleverd wordt, aangezien futures vaak niet tot de vervaldatum aangehouden worden (Ross et al, 2008).

Een swap is een recente innovatie die gebruikt wordt voor hedging (Ross et al, 2008). Een swap kan gezien worden als een portfolio van forwards. Er worden echter niet één actief maar meerdere activa verhandeld (Ross et al, 2008). De swap is een populair instrument, omdat swaps precies naar de eisen van de klanten opgesteld kunnen worden (Choudhry, 2005). Hieronder worden drie types swaps besproken. Currency swap

Bij een currency swap komen twee partijen overeen om op specifieke toekomstige data een specifiek bedrag van een valuta voor een specifiek bedrag van een andere valuta te wisselen. Deze swap wordt veel gebruikt door ondernemingen die

activiteiten in landen hebben waarin andere valuta dan hun eigen wordt gehanteerd. Door deze swap dekt een onderneming het valutarisico af (Ross et al, 2008).

Interest rate swap

Een renteswap wordt gebruikt om rentes uit te wisselen. Twee partijen sluiten een overeenkomst waarbij de één de rentelasten van een ander overneemt. Dit wordt gedaan door ondernemingen die van hun vaste rente een variabele rente willen maken. In feite worden de leningen onderling verwisseld. De bedrijven wisselen uiteindelijk niet de leningen, maar de rentelasten behorend bij deze leningen. Door deze swap dekt een onderneming het renterisico af (Ross et al, 2008).

Commodity swap

Bij een commodity swap wordt er een overeenkomst gesloten tussen twee partijen, waarbij één partij een vaste hoeveelheid grondstoffen op een aantal specifieke data levert tegen een vooraf bepaalde prijs. Op deze manier worden zowel de leverancier als de afnemer beschermd tegen prijsschommelingen. Via deze swap dekt de

onderneming het commodityrisico af (Ross et al, 2008).

Een andere veel gebruikte mogelijkheid is hedging met behulp van opties. Bij elk van de vorige type hedges wordt een toekomstige datum vastgelegd waarbij een

transactie plaatsvindt. Bij een optie heeft de eigenaar het recht, maar niet de plicht om een bepaald actief voor een specifiek bedrag op een specifieke tijd te kopen of te verkopen, afhankelijk van welke optie er gebruikt wordt. Er zijn twee soorten opties: zogenaamde call-opties en put-opties. Bij een call-optie heeft de eigenaar het recht, maar niet de verplichting om een bepaald actief tegen een vooraf vastgestelde prijs op een specifiek moment te kopen. Bij een put-optie heeft de eigenaar het recht, maar niet de verplichting om een bepaald actief tegen een vooraf vastgestelde prijs op een specifiek moment te verkopen (Choudhry, 2005). Deze eigenschappen maken van een optie een ideaal hedge-instrument, omdat er geen verplichting is om de optie uit te oefenen. Deze eigenschap heeft een prijs. Bij de eerder besproken hedge-instrumenten is er bij het afsluiten van het contract geen initiële investering nodig. Bij een optie wordt er een prijs berekend voor het hebben van dit recht. Deze prijs wordt ook wel de option premium genoemd (Ross et al, 2008). Door middel van een put-optie kan een onderneming bijvoorbeeld het recht verkrijgen op een future voor een aankoop in vreemde valuta. Wanneer de valutakoers zich ongunstig ontwikkelt voor de onderneming, kan zij via een optie dit risico afdekken.

(16)

15

2.3 Hedge accounting onder IFRS

 

IFRS hanteert regels over hoe hedges verwerkt moeten worden in de jaarrekening. De paragrafen met betrekking tot hedge accounting geven aan hoe twee of meer financiële instrumenten die op elkaar betrekking hebben en bedoeld zijn om een bepaald economisch risico mitigeren, onder hedge accounting verwerkt dienen te worden in de jaarrekening. Het doel van hedge accounting is om ervoor te zorgen dat het moment waarop de resultaten van het hedgeinstrument in de winst- en

verliesrekening moeten worden opgenomen, gelijk is aan het moment waarop de resultaten van de afgedekte positie daarin worden verwerkt (KPMG, 2004). Dit betekent dat de resultaten van hedge-instrumenten en gehedgte items in de resultatenrekening moeten worden opgenomen (Pirchegger, 2006).

IFRS beschrijft de regelgeving rondom financiële instrumenten in verschillende standaarden. De presentatie en verplichte toelichtingen in de jaarrekening zijn beschreven in IFRS 7. De waardering van financiële instrumenten wordt beschreven in IAS 39. Hedge accounting probeert de effecten weer te geven van de hedge activiteiten, in het bijzonder de derivaten, door in de jaarrekening de effecten van de risico’s en hedges weer te geven. Vaak wordt een derivaat gebruikt om actief of passief te hedgen. Het hedgin-instrument en het gehedgte item dienen beide in de jaarrekening opgenomen te worden. Dit resulteert in een onjuiste weergave van de werkelijkheid, aangezien het onderliggend actief (het gehegdte item) vaak op

amortised cost wordt gewaardeerd en het hedging-instrument op fair value. Hierdoor ontstaat een onjuiste vergelijking tussen de tijd en wanneer winst of verlies over het genomen actief of passief wordt genomen. Dit maakt het voor ondernemingen aantrekkelijk om hedge accounting toe te passen (PwC, 2005).

Het toepassen van hedge accounting is voor ondernemingen geen verplichting (IAS 39, 2010). Om hedge accounting toe te mogen passen moet de onderneming aan een aantal eisen voldoen (Ernst & Young, 2006). De details van deze eisen worden besproken in de volgende paragraaf.

2.3.1 Vereisten voor het toepassen van hedge accounting

De vereisten waaraan een onderneming moet voldoen voordat hedge accounting toegepast mag worden, worden beschreven in IAS 39 paragraaf 88. Deze eisen zijn:

- De hedge moet formeel gedocumenteerd worden; - De hedge moet in hoge mate effectief zijn;

- De effectiviteit van de hedge kan betrouwbaar gemeten worden;

- De hedge zal worden getoetst en moet een hoge mate van effectiviteit hebben over de volledige periode;

- Voor cash flow hedges moet er een zeer waarschijnlijke toekomstige

transactie plaatsvinden en de variaties in de cash flow moeten impact op de winst- en verliesrekening kunnen hebben (KPMG, 2004).

De bovenstaande opsomming geeft nogmaals aan dat het gebruik van hedge accounting voor een onderneming intensief kan zijn (PwC, 2005).

IAS 39 geeft niet alleen richtlijnen voor wanneer hedge accounting toegepast mag worden, maar geeft ook aan welke posten voor hedging in aanmerking komen. Deze

(17)

16 posten worden gedefinieerd als hedged item. Het hedged item brengt veelal een interestrisico, een commodityrisico, een prijsrisico, een kredietrisico of een wisselkoersrisico met zich mee (Hofsté, 2002). Deze risico’s worden vervolgens afgedekt middels een hedging-instrument. Een hedged item is meestal een

opgenomen actief of passief op de balans, een niet opgenomen verplichting of een toekomstige transactie (KPMG, 2004). Dit betekent niet dat de hedged items beperkt zijn tot deze gevallen. Het belangrijkste element van een hedged item is dat het risico afzonderlijk geïdentificeerd en gemeten kan worden gedurende de periode van de hedge (KPMG 2004). Pricewaterhouse Coopers (PwC) beschrijft een aantal uitzonderingen die als hedged items aangemerkt kunnen worden. De eerste uitzondering betreft het interestrisico en het vooruitbetalingrisico van een held-to-maturity-investering. Bij een held-to-maturity-investering wordt er vanuit gegaan dat de investering tot de einddatum wordt aangehouden (PwC, 2006). De onderneming geeft aan het item te houden ondanks veranderingen in de reële waarde. Een ander risico, zoals een mogelijk valutarisico, kan wel gehedged worden. De tweede

uitzondering zijn netto posities. Hiermee wordt een portfolio bedoeld van activa en passiva met verschillende risico’s. De derde uitzondering zijn investeringen in gelieerde ondernemingen. Deze mogen niet afgedekt worden door een fair value hedge (PwC, 2005).

De risico’s van de hedged items worden afgedekt door een hedging-instrument. Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven worden derivaten veelal gebruikt als hedging-instrumenten. De standaard geeft aan dat ook een niet-derivaat gebruikt kan worden als een hedging-instrument voor het afdekken van een valutarisico. Voor beide soorten is het een belangrijke vereiste dat een externe partij betrokken is. Intragroep derivaten mogen niet als hedge opgenomen worden op geconsolideerd niveau. In sommige gevallen kunnen deze intragroep derivaten op stand-alone niveau van de jaarrekening wel als hedge-instrumenten worden aangemerkt. Derivaten kunnen gedeeltelijk of als geheel worden aangemerkt als hedging-instrument. Daarnaast kunnen bepaalde derivaten meerdere hedges omvatten; de voorwaarde is dat de risico’s en de effectiviteit gemeten kan worden (PwC, 2005).

IAS 39 onderscheidt drie types hedge in paragraaf 86. Deze zijn: de fair value hedge, de cash flow hedge en de hedge of a net investment in a foreign operation. IAS 39 beschrijft de verschillende eisen voor het opnemen van deze hedges.

Fair value hedge

De eerste hedge die besproken wordt in IAS 39 is de fair value hedge. Bij een fair value hedge wordt het risico afgedekt van een verandering van de marktwaarde op een actief, passief of een nog op te nemen verplichting welke invloed kan hebben op de resultatenrekening (PwC, 2005). Een voorbeeld hiervan is een onderneming die een lening heeft ontvangen heeft tegen een variabel interestpercentage. De

onderneming kan deze variabele rente middels een interestswap omzetten in een vast renteperecentage. De fair value aanpassing van de lening moet worden opgenomen in de resultatenrekening. Het hedge-instrument, in dit geval de swap, moet worden gewaardeerd tegen fair value en de wijzigingen in het hedge-instrument moeten eveneens worden opgenomen in de resultatenrekening (Ernst & Young, 2006).

(18)

17 Cash flow hedge

De cash flow hedge is een hedge van wisselende cash flows die betrekking kunnen hebben op een toekomstige transactie (Pirchegger, 2006). Dit betekent dat er bij het opnemen van het hedging-instrument nog geen hedged item bestaat. De resultaten op het gehedgte instrument en het gehedgte item dienen volgens de hedge

accounting regels met elkaar gematcht te worden. Om dit te bereiken worden de resultaten op het hedging-instrument die betrekking hebben op het gehedgte item, ook wel het effectieve deel van de hedge genoemd, apart opgenomen in het eigen vermogen (Pirchegger, 2006). Het niet effectieve deel van de resultaten van het hedging-instrument worden opgenomen in de resultatenrekening (IAS 39, 2010). Wanneer de transactie heeft plaats gevonden worden de resultaten uit het gehedgte item en het effectieve deel van het hedging-instrument opgenomen onder het other comprehensive income in de resultatenrekening (Pirchegger, 2006). Een voorbeeld van deze hedge is wanneer een onderneming middels een forward de verkoop van voorraden in buitenlandse valuta tegenover een inkoop van voorraden in

buitenlandse valuta zet (PwC, 2008).

Hedge of a net investment in a foreign operation

Een onderneming kan activiteiten zoals dochters of joint ventures in het buitenland hebben. De onderneming mag onder IAS 39 het valutarisico dat met deze activiteiten samenhangt hedgen (PwC, 2008). De waardering van deze hedge wordt beschreven in IAS 21. De waardering bestaat uit de netto activa inclusief goodwill. De

valutaverschillen die tijdens de consolidatie kunnen optreden worden opgenomen in het eigen vermogen. De valutaverschillen worden alsnog opgenomen in de

resultatenrekening wanneer de activiteit wordt verkocht of geliquideerd (PwC, 2008). De onderneming kan dit risico hedgen door een derivaat in de betreffende valuta af te sluiten (KPMG, 2004). Het effectieve deel van het resultaat op het

hedge-instrument wordt opgenomen in het eigen vermogen. Wanneer de onderneming de buitenlandse activiteit verkoopt of liquideert vallen de resultaten in de

resultatenrekening (PwC, 2008).

Uit het bovenstaande blijkt dat bij alle hierboven beschreven hedges het resultaat op het gehedgte item en het hedging-instrument gelijktijdig in de resultatenrekening komen en daardoor de resultaten minder variabel worden.

2.3.3 Verplichte hedge accounting toelichting onder IFRS 7

In de vorige paragrafen is uiteengezet hoe hedge accounting volgens IAS 39 dient te worden toegepast. De toelichtingseisen over deze hedges worden uiteengezet in IFRS 7. IFRS 7 is de vervanger van IAS 30 en 32 met betrekking tot de

toelichtingseisen voor hedge accounting. Het doel van IFRS 7 is om gebruikers van de jaarrekeningen te informeren over de risico’s waaraan een onderneming aan onderhevig is (McDonnel, 2007). De onderneming moet aangeven in welke mate financiële instrumenten belangrijk zijn voor de financiële positie van de onderneming en een toelichting geven op de cijfers in de balans en de resultatenrekening. De aard en omvang van de risico’s moet aangegeven worden alsmede hoe een onderneming hier mee omgaat (McDonnel, 2007). De eisen omtrent hedge accounting zijn

uitgebreider ten opzichte van de eisen in de voormalige standaarden. Zo moet een onderneming bijvoorbeeld de winst of verlies op een cash flow hedge toelichten in de

(19)

18 resultatenrekening (Ernst & Young, 2007). Deze eisen die beschreven worden in paragraaf 22 tot 24 vormen de basis voor het gebruikte onderzoeksmodel. Het model volgt de eisen van IFRS 7.

Hieronder is een schematische weergave opgenomen van de eisen in IFRS 7 ten aanzien van hedge accounting.

IFRS 7 paragraaf Toelichtingseis Fair value hedge Cash flow hedge Net investment hedge

22 A Een beschrijving van ieder type afdekking.   

22 B

Een beschrijving van de financiële instrumenten die als

afdekkingsinstrument zijn aangewezen en de reële waarde    22 C De aard van de risico’s die worden afgedekt.   

23 A

De perioden waarin de kasstromen naar verwachting zullen plaatsvinden en wanneer deze naar verwachting de winst of het verlies zullen beïnvloeden. 

 

23 B

Een beschrijving van iedere verwachte toekomstige transactie waarop voorheen hedge accounting was toegepast, maar die naar verwachting niet meer zal plaatsvinden.

 

23 C Het bedrag dat tijdens de periode aldus in het eigen

vermogen is opgenomen.   

23 D

Het bedrag dat van het eigen vermogen is overgeboekt naar de winst- en verliesrekening over de periode. Het bedrag dient per regel in de resultatenrekening uitgesplitst te worden. 

 

23 E

Het bedrag dat in de lopende periode van het eigen vermogen is overgeboekt en opgenomen in de eerste kostprijs en of een andere boekwaarde van een niet-financieel actief of niet-financiële verplichting dat verworven of ontstaan is in het kader van een afgedekte, zeer

waarschijnlijke, verwachte toekomstige transactie. 

 

24 A

Bij reële-waarde afdekkingen, winsten of verliezen: (i) op het afdekkingsinstrument en

(ii) op de afgedekte positie de winst of het verlies op de afgedekte positie die zijn toe te rekenen aan het afgedekte risico.



 

24 B

De ineffectiviteit die is verwerkt in de winst- en verliesrekening en die het gevolg is van

kasstroomafdekkingen. 

 

24 C

De ineffectiviteit die is verwerkt in de winst- en

verliesrekening en die het gevolg is van netto beleggingen in

buitenlandse activiteiten.  



Tabel 1:De beschrijving van de toelichting is op basis van de Nederlandse vertaling van IFRS 7

Een kritische opmerking bij bovenstaande vertaling is dat in deze tabel de Nederlandse vertaling van IFRS 7 gebruikt is. Bij IFRS 7 paragraaf 23 D in de originele Engelse versie wordt expliciet aangegeven dat de onderneming het deel van het eigen vermogen dat naar de resultatenrekening voor een cash flow hedge is geboekt per regel in de resultatenrekening uitgesplitst moet worden. Deze zin

ontbreekt in de Nederlandse vertaling en is dus daarom handmatig toegevoegd. Na de afronding van dit theoretisch kader is het mogelijk om de eerste twee

deelvragen van dit onder zoek te beantwoorden. Wat is het nut van extra toelichting in een jaarrekening? Het nut van extra toelichtingen in de jaarrekening is de

informatieassymetrie tussen de principaal, in dit geval de aandeelhouders van een onderneming en de agent, de leiding van de onderneming verkleinen. De

toelichtingseisen van IFRS 7 voor hedge accounting dragen hier aan bij. Verder is in dit hoofdstuk is uiteengezet welke eisen onder IFRS van toepassing zijn op hedge accounting. Binnen hedge accounting worden drie hedges onderscheiden. Dit zijn de fair value hedge, de cash flow hedge en de hedge of a net investment in a foreign operation. Op deze hedges zijn verschillende toelichtingeisen van toepassing.

(20)

19

Hoofdstuk 3 Methodologie

In dit hoofdstuk wordt de methodologie van dit onderzoek uiteengezet. Eerst wordt de gekozen onderzoeksstrategie besproken. Daarna wordt de methode van

dataverzameling toegelicht en wordt toegelicht hoe de steekproef tot stand is gekomen. Vervolgens wordt besproken met welke methode de steekproef geanalyseerd is.

3.1 Onderzoeksstrategie

Om het onderzoeksproces structuur te geven is gekozen voor de aanpak van Van der Velde, Jansen en Telting (2000). Door deze aanpak volgt een systematische opbouw van de scriptie, ondersteuning bij de dataverzameling en een analyse van de bevindingen. Dit onderzoek is te beschrijven als een descriptief onderzoek, omdat een kenmerken en verschijnselen onderzocht worden. In dit onderzoek wordt

gekeken naar de verwerking en met name de toelichtingen van hedge accounting in de jaarrekening. De toelichtingen op hedge accounting zijn in deze het kenmerk van de jaarrekening welke getoetst worden. Het onderzoek heeft ook kenmerken van exploratief onderzoek, omdat er wordt gekeken naar het verband tussen de

theoretische eisen van IFRS 7 en de manier waarop Nederlandse ondernemingen dit toepassen in de jaarrekening. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen bepaalde opvattingen over hedge accounting ondersteunen.

Er is gekozen voor een descriptieve benadering, omdat het begrip op het vlak van financiële instrumenten en met name hedge accounting complex is. Deze

complexiteit wordt gedeeltelijk veroorzaakt doordat verschillende vakgebieden

samenkomen. De vakgebieden die samenkomen zijn risicomanagement, financiering en verslaggeving. Een beschrijvende benadering is gekozen om zo eerst de

regelgeving behorend bij hedges eigen te maken en vervolgens te observeren hoe de onderneming omgaat met de verwerking van deze regels in de jaarrekening. Deze benadering heeft geresulteerd in de eerste twee deelvragen: Wat is het nut van extra toelichting in een jaarrekening? Wat zijn de toelichtingeisen van hedge accounting onder IFRS?

Een voordeel van deze aanpak is dat door het onderzoekende gedeelte de kennis en het inzicht in hedge accounting wordt vergroot. Het antwoord op deze twee

deelvragen is gegeven in hoofdstuk twee.

De exploratieve kenmerken van dit onderzoek komen naar voren doordat er wordt gekeken hoe de resultaten van dit onderzoek samenhangen en wat mogelijke oorzaken voor de bevindingen kunnen zijn. Dit resulteert in de probleemstelling “In welke mate voldoen de jaarrekeningen van niet-financiële beursgenoteerde Blue Cap-ondernemingen in Nederland aan de hedge accounting toelichtingseisen van IFRS 7 Financial Instruments: Disclosures?” en de beantwoording van de laatste twee deelvragen: “In welke mate voldoen niet-financiële beursgenoteerde

ondernemingen in Nederland aan de toelichtingsvereisten van hedge accounting?” en “Welke conclusies kunnen worden getrokken op basis van de toepassing van de toelichtingen voor hedge accounting door niet-financiële beursgenoteerde Blue Cap-ondernemingen in Nederland ?”. Bij deze vraagstellingen wordt de samenhang

(21)

20 tussen de theorie van hedge accounting onder IFRS en de toepassing hiervan

onderzocht.

3.2 Data verzameling

Binnen dit onderzoek zijn op verschillende momenten data verzameld. Deze momenten zijn: het opstellen van het model, het selecteren van een

onderzoekssteekproef en het verkrijgen van de onderzoeksresultaten. In deze paragraaf zullen deze processen nader beschreven worden. Om de

onderzoeksvraag te beantwoorden is het nodig om een steekproef te trekken, omdat het onderzoek anders een dure en tijdrovende aangelegenheid wordt (Van der Velde et al, 2000).

Het eerste selectiecriterium voor het onderzoek is dat de onderneming aan de

zogenoemde Blue Cap van de Amsterdamse Euronext genoteerd moet zijn. Het blue chips (A-segment) bestaat uit ondernemingen met een marktkapitalisatie boven de 1 miljard euro. Per 30 mei 2010 waren er 48 ondernemingen genoteerd in het A-segment aan de Euronext in Amsterdam. Het tweede selectiecriterium is dat de steekproef niet-financiële ondernemingen moet betreffen. Er is in dit onderzoek gekozen om financiële instellingen buiten beschouwing te laten. Een belangrijke overweging hierbij is dat de aard van de activiteiten die financiële instellingen

uitvoeren en de transacties die financiële instellingen doen wezenlijk verschillen van niet-financiële organisaties. De tweede reden is dat financiële instellingen aan complexe additionele regelgeving moeten voldoen. Deze regelgeving omvat onder meer eisen van de AFM en Basel 2. Deze eisen kunnen de resultaten van het onderzoek beïnvloeden. De sectoraanduiding op de Euronext-website is bepalend geweest of een onderneming een financiële instelling is of niet (www.euronext.com). De sectoraanduiding in de appendixes is gebaseerd op de Euronextclassificatie. Dit selectieproces resulteert in een steekproef van 30 ondernemingen. Vervolgens is gekeken of deze ondernemingen IFRS 7 toepassen op basis van de grondslagen. Een ander belangrijk kenmerk is dat de ondernemingen hedge accounting moeten toepassen om in de steekproef opgenomen te worden. Het blijkt dat alle

geselecteerde jaarrekeningen hedge accounting en IFRS 7 toepassen over het boekjaar 2009, en zodoende is de omvang van de steekproef dertig ondernemingen. De geselecteerde jaarrekeningen zijn vervolgens gedownload van ofwel de

webpagina van de onderneming, of via een portaal van de Kamer van Koophandel (Company.info).

3.3 Opbouw model en evaluatie van de resultaten

Het onderzoek beschrijft in welke mate A-segment-ondernemingen aan de Euronext zich confirmeren aan de hedge accounting eisen in IFRS 7. Om dit evaluatieproces leidraad te geven is gekozen voor het model zoals beschreven in paragraaf 2.3.3. Er is voor de opbouw van dit model gekozen, omdat dit een systematische benadering van de jaarrekeningen en de toelichtingen afdwingt. Het startpunt van dit model zijn de paragrafen 22 t/m 24 in IFRS 7. Het tweede instrument voor het model was een interne controlelijst voor toelichtingen opgezet door PwC. Deze checklist bevat dezelfde toelichtingseisen als in de paragrafen 22 tot 24. Het derde instrument is een model om de resultaten te evalueren. Dit model is gebruikt in het onderzoek van Hausin et al (2008) onderzoek. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een

(22)

21 hedge specifieke data matrix. Een data matrix is een overzicht van verschillende kolommen en regels waarbij de scores op de verschillende onderzoeksvariabelen worden gepresenteerd (van der Velde et al, 2000).

Het is noodzakelijk om per per hedge een aparte matrix op te stellen, omdat per hedge verschillende toelichtingseisen worden gesteld. Eerst is de overweging gemaakt de matrix te baseren op de standaard. Dit levert echter problemen op, omdat verschillende paragrafen van de standaard op meerdere types hedges van toepassing zijn zoals bijvoorbeeld paragraaf 22 A waarin gevraagd wordt een beschrijving van iedere hedge te geven (IFRS 7). Verder heeft de cash flow hedge enkele specifieke toelichtingeisen, zoals bijvoorbeeld paragraaf 23 C waarbij het bedrag dat in het eigen vermogen is opgenomen apart dient te worden toegelicht. De data worden gepresenteerd in aparte matrices voor een fair value hedge, een cash flow hedge en een net investment in foreign operations hedge. Elk criterium in de matrix wordt geëvalueerd volgens een binominaal systeem. Er wordt een 1 toegekend wanneer een jaarrekening aan de gestelde eis voldoet en een 0 wanneer de jaarrekening niet aan de gestelde eis voldoet. Er is gekozen voor een binominaal systeem, omdat in dit onderzoek expliciet is gekozen om de kwaliteit van de

toelichting buiten beschouwing te laten. Wanneer er extra mogelijkheden worden toegevoegd tussen het wel en niet voldoen, dan zegt dit iets over de kwaliteit van de toelichting. Een andere reden voor het gebruik van matrices is dat jaarrekeningen vaak uitgebreid zijn. De toelichtingen kunnen zich op verschillende locaties in de jaarrekening bevinden. De toelichtingen op de jaarrekening zijn meestal niet op één plaats geconcentreerd. Ondernemingen die hedge accounting in mindere mate toepassen presenteren dit vaak onder een apart label. Het gebruik van matrices dwingt tot een systematische aanpak.

Om een beter begrip van de matrices te creëren volgt hier een voorbeeld voor de fair value hedge. Wanneer een onderneming voldoet aan de toelichtingseis krijgt het de score 1. In het voorbeeld in tabel 2 zijn de jaarrekeningen van Arcellor Mittal en Akzo Nobel opgenomen. In het voorbeeld is te zien dat de jaarrekening van Akzo Nobel voldoet aan de eisen van 7.22 A uit het model. Dit betekent dat de onderneming in haar jaarrekening een beschrijving geeft van de fair value hedge. Op basis hiervan zijn alle overige toelichtingseisen aan het model getoetst. Aan het eind van de lijst wordt een totale score berekend. Vervolgens wordt een percentage berekend dat aangeeft hoeveel procent van de ondernemingen aan deze richtlijn voldoet. In tabel 2 blijkt bijvoorbeeld dat op paragraaf 24 A vijftig procent van de ondernemingen aan de betreffende toelichtingeis voldoet.

(23)

22

Onderneming Sector

Gebruik van de fair value

hedge 7.22 A 7.22 B 7.22 C 7.24 A i) 7.24 A ii)

Akzo Nobel basis materialen Ja 1 1 1 1 1

ArcelorMittal basis materialen Ja 1 1 1 0 0

totaal 2 2 2 2 2

score 2 2 2 1 1

percentage 100% 100% 100% 50% 50%

Tabel 2: Voorbeeldmatrix

De scores uit de matrices worden op dezelfde manier geëvalueerd als in het onderzoek van Hausin et al (2008). Hierin wordt een model van Adrem (1999) gepresenteerd om de toelichtingen een score te geven. Dit model wordt in vergelijking 1 weergegeven:

Vergelijking 1: model

di is het toelichtingitem, dit is 1 als het item is opgenomen in de jaarrekening en 0 als

het niet is opgenomen in de jaarrekening. Mj is het maximum aantal items en nj is het

aantal ondernemingen dat aan de standaard eisen moet voldoen. Door deze methode van rekenen kan zowel per hedge als op totaalniveau een score worden berekend.

(24)

23

Hoofdstuk 4 Bevindingen

Zoals beschreven in hoofdstuk drie wordt in dit onderzoek gekeken naar de verwerking van de toelichtingeisen voor hedge accounting door niet-financiële Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen die hedge accounting toepassen. In dit hoofdstuk volgt een systematische opbouw. Eerst wordt gekeken naar de

toepassing van hedge accounting door de verschillende ondernemingen, daarna wordt beschreven welke hedges door welke ondernemingen toegepast worden. Vervolgens zal per hedge-type beschreven worden of aan de hedge accounting eisen wordt voldaan.

De eerste stap is te kijken welke ondernemingen hedge accounting toepassen. De steekproef bestaat uit dertig ondernemingen.1 Uit staafdiagram 1 blijkt dat 100 procent van alle onderzochte ondernemingen hedge accounting toepast. Er is wel verschil in de toepassing van de verschillende hedge opties. Het blijkt dat 63,33 procent (negentien) van de dertig ondernemingen van de onderzochte

ondernemingen fair value hedges gebruiken om risico’s af te dekken. 96,67 procent (29) van de dertig getoetste ondernemingen gebruiken cash flow hedges. De enige onderneming in de steekproef die geen cash flow hedge gebruikt is Randstad. Verder maakt 60,00 procent (achttien) van de dertig getoetste ondernemingen gebruik van net investment hedges.

Staafdiagram 1: Percentage hedge accounting en gebruikte hedges

Voor een onderverdeling van de gebruikte hedges per sector zie appendix 2. De resultaten laten zien dat de cash flow hedge met 96,67 procent het meest gebruikte hedge-type is en de net investment hedge met 60,00 procent het minst gebruikte hedge-type. Dit betekent dat ondernemingen in hoge mate hun cash flow-risico afdekken met financiële instrumenten. Het intensieve gebruik van cash flowhedges, terwijl deze hedge de meeste toelichtingseisen kent, geeft aan dat dit een relevant risico is voor deze ondernemingen. De net investment hedge is de minst gebruikte hedge. De ondernemingen in de steekproef vinden de risico’s

samenhangend met de net investment hedge niet relevant genoeg om af te dekken, of het risico is niet van toepassing op deze ondernemingen.

1

Voor een complete lijst zie appendix 1

100,00% 63,33% 96,67% 60,00% 0,00% 20,00% 40,00% 60,00% 80,00% 100,00% Hedge accounting Fair value hedge Cash flow hedge Net investment hedge

(25)

24

4.1 Fair value hedges

Zoals hierboven aangegeven blijkt dat negentien van de dertig getoetste

ondernemingen fair value hedges volgens de eisen van IAS 39 opnemen in hun jaarrekening. De fair value hedge is met 68,33 procent de op één na meest gebruikte hedge. De scores van de toelichting op deze hedges is opgenomen in de matrix in staafdiagram 2. De matrix voor fair value hedges bevat vier verschillende

toelichtingcriteria waaraan de hedge moet voldoen. De totale score die de

ondernemingen kunnen halen voor de toelichtingeisen van een fair value hedge is 76. De fair value hedge-matrix bevat vier eisen en negentien ondernemingen die fair value hedges toegepast hebben. De scores op de verschillende onderdelen zijn in staafdiagram 2 gepresenteerd.

Staafdiagram 2: Scores toelichting fair value hedge

Per onderdeel is een maximum score van negentien te behalen. Zoals staafdiagram 2 aangeeft zijn in alle gevallen de algemene hedge accounting-eisen vervuld volgens 7.22 A. Deze informatie is in de meeste gevallen terug te vinden in de toelichting op de jaarrekening. In veel jaarrekeningen wordt een uiteenzetting van de toepassing van hedge accounting gegeven in de paragraaf grondslagen. Daarin wordt

aangegeven hoe de resultaten van de fair value hedge verwerkt worden. De beschrijvingen van de fair value hedge volgens toelichtingseis 7.22 A zijn op verschillende locaties in de jaarrekening aangetroffen. In een aantal jaarrekeningen is deze toelichting bij de beschrijving van de financiële instrumenten gevonden, bij andere jaarrekeningen bij de beschrijving van de financiële risico’s. Het model meet niet de kwaliteit van de toelichtingen, maar een van de richtlijnen van het IAS framework is dat informatie relevant moet zijn. Wanneer gekeken wordt naar de beschrijving van de hedge-relatie zoals beschreven in IFRS 7 paragraaf 22 A, valt op dat er vaak standaardzinnen gebruikt worden om de hedge-relatie te beschrijven. Dit gegeven, en de hoge score op dit onderdeel geven aan dat het voor ondernemingen eenvoudig is om aan deze eis te voldoen en bovendien stelt het gebruikers van de jaarrekening in staat de hedgerelatie vast te stellen. Het gebruik van

100,00% 100,00% 100,00% 63,16% 0,00% 20,00% 40,00% 60,00% 80,00% 100,00% 7.22 A 7.22 B 7.22 C 7.24 A

(26)

25 standaardzinnen draagt bij aan de begrijpelijkheid van de toelichting, omdat de

interpretatie niet kan verschillen. De toelichtingseisen uit paragraaf 22 B worden vaak in analyses in de jaarrekening genoemd en in enkele gevallen in een toelichting op de resultatenrekening bij de financiële baten en lasten. Op deze toelichtingseis wordt ook honderd procent gescoord. De waardering op reële waarde is een vereiste in IAS 39. Ondernemingen die fair value hedges gebruiken hoeven deze informatie dus slechts in de jaarrekening te vermelden om aan de toelichtingseisen uit paragraaf 22 B te voldoen. Toelichtingseis 22 C wordt in verschillende onderdelen van de

jaarrekening aangegeven, zoals bij de toelichting op de financiële baten en lasten, bij de bespreking van de financiële instrumenten of in een aparte paragraaf aangaande hedging. Door de aard van de risico’s niet gedetailleerd te beschrijven, wordt de informatie voor de gebruiker minder relevant, omdat het niet bijdraagt aan het beter geïnformeerd worden om economische beslissingen te nemen. Uit de beoordeling blijkt dat honderd procent van de ondernemingen aan deze toelichtingseis voldoet. Bij het beoordelen van deze toelichtingseis blijkt dat ondernemingen op dit punt vaak algemeen blijven in de toelichting die zij hierbij geven. Door bij deze eis algemeen te blijven is de informatie voor de gebruiker minder relevant.

Staafdiagram 2 geeft aan dat niet alle ondernemingen de reële waarde

veranderingen van de gehedgte positie en het hedging-instrument aangeven. Twaalf van de negentien ondernemingen lichten deze instrumenten volgens de eisen van de standaard toe. Dit resulteert in een score voor de specifieke toelichtingeis voor fair value hedges van 63,33 procent. Bij zeven ondernemingen wordt de reële

waardeverandering van het gehedgte item of het hedging-instrument niet apart toegelicht. In het geval van Nutreco bijvoorbeeld wordt wel de reële

waardeverandering aangegeven op het hedging-instrument, maar wordt het resultaat van de gehedgte positie niet apart toegelicht. In de jaarrekening van KPN wordt alleen het netto resultaat van de fair value hedge gegeven. De standaard geeft duidelijk aan dat zowel de reële waardeverandering op het gehedgte item als op het hedging-instrument apart moeten worden toegelicht. In deze en soortgelijke gevallen is de toelichtingseis van 7.24 als niet voldaan zijnde aangemerkt. Uit de bevindingen blijkt dat deze score wordt veroorzaakt doordat opstellers van de jaarrekening een netto positie of alleen de resultaten op het gehedgte item of het hedging-instrument aangeven. Wanneer het nettoresultaat op het gehedgte item en het

hedge-instrument vermeld is kunnen de gebruikers de impact van de hedge bepalen, maar de standaard eist toelichting van het resultaat op beide items afzonderlijk. Het gebruik van beide items geeft de gebruikers meer details van de hedge en de informatie wordt daardoor relevanter. In de situatie waarin het resultaat op het hedging instrument is weergegeven in de jaarrekening is de impact van de hedge niet te bepalen.

Staafdiagram 3 geeft aan dat de totaalscore op de fair value hedges 90,97 procent is. De ondernemingen kunnen een maximale score van 76 behalen.

(27)

26 De behaalde score is 69. Dit geeft aan dat de meerderheid van de toelichtingseisen voor fair value hedges van IFRS 7 correct worden opgevolgd.

Staafdaigram 3: Totaalscore fair value hedges

4.2 Cash flow hedges

Negenentwintig van de dertig geselecteerde ondernemingen passen hedge

accounting voor cash flow hedges toe.De totale score die de ondernemingen kunnen halen voor de toelichtingeisen van een cash flow hedge is 261, omdat de cash flow hedge-matrix negen eisen beoordeelt en er 29 ondernemingen zijn die cash flow hedges hebben. De scores op de verschillende onderdelen zijn in staafdiagram 4 hieronder gepresenteerd.

Staafdiagram 4: Scores toelichting cash flow hedge

90,79 % 0,00% 10,00% 20,00% 30,00% 40,00% 50,00% 60,00% 70,00% 80,00% 90,00% 100,00% fair value hedge 100,00% 100,00% 93,10% 93,10% 31,03% 93,10% 58,62% 55,17% 82,76% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 7.22 A 7.22 B 7.22 C 7.23 A 7.23 B 7.23 C 7.23 D 7.23 E 7.24 B

(28)

27 Staafdiagram 4 geeft aan dat de scores op de toelichtingeisen sterk uiteenlopen. Op de algemene eisen volgens 22 A tot 22 C wordt net als bij de fair value hedge goed gescoord. Alle ondernemingen geven een beschrijving van de cash flow hedge, de reële waarde en een beschrijving van het hedge-instrument. Er zijn twee

ondernemingen, Arcellor Mittal en SBM Offshore, die aangeven dat ze wel cash flow hedges gebruiken, maar niet specifiek maken welk risico met de cash flow hedges wordt afgedekt. Dit leidt tot een score van 27 uit 29 onderdelen op eis 7.22 C. Op de algemene eisen zijn de resultaten vrijwel gelijk aan die van de fair value hedge. Op criteria 7.22 A en 7.22 B wordt door de ondernemingen die cash flow hedging toepassen honderd procent gescoord. Evenals bij de fair value hedge gebruiken de ondernemingen bij de beschrijving van dit hedge-type vaak standaardzinnen. Bij het formuleren van de aard van de risico’s blijkt dat 93,1 procent van de ondernemingen aan deze eis voldoet. Het niet weergeven van de aard van de risico’s maakt het voor de gebruiker moeilijk het risicomanagement van de onderneming volledig te

begrijpen. Dit beïnvloedt de relevantie en vergelijkbaarheid in negatieve zin.

Op de specifieke eisen voor cash flow hedges in de paragrafen 7.23 A tot 7.24 C zijn de resultaten wisselend. Aan toelichtingseis 23 A hebben 27 van de 29

ondernemingen voldaan. In veel gevallen wordt een overzicht gepresenteerd van de verwachte cash flows, in andere gevallen wordt per periode aangegeven wanneer de cash flows verwacht worden. In de meeste gevallen wordt deze informatie in een tabel geplaatst onder de kop cash flow hedge. Deze wijze van presenteren en de hoge mate waarin aan deze eis wordt voldaan zorgt voor een hoge mate van vergelijkbaarheid. De presentatie van deze data in een tabel vergroot ook de mate van begrijpelijkheid voor de gebruikers. Paragraaf 23 B van IFRS 7 stelt dat

ondernemingen moeten aangeven wanneer een verwachte transactie waar hedge accounting op is toegepast zich niet langer voordoet. Aan dit criterium werd door negen van de 29 ondernemingen voldaan. Deze toelichting is uiteraard van

toepassing als deze situatie zich voor doet. Mocht deze situatie zich niet voorgedaan hebben, dan is een score op deze toelichting toegekend als de onderneming in haar jaarrekening vermeldt dat er geen wijziging verwacht wordt in gehedgte transacties. Wanneer een onderneming dit niet vermeldt en geen bijgestelde verwachtingen ten aanzien van toekomstige transacties vermeld zijn, is op deze toelichting geen score toegekend. Slechts 31,03 procent van de ondernemingen voldoet aan deze

toelichtingseis. Het kan zijn dat de verwachting ten aanzien van toekomstige transacties ongewijzigd is en dat men dit niet toelicht. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat deze informatie zeer specifiek en gedetailleerd is. Wanneer de verwachting dusdanig bijgesteld moet worden, dat een groot aantal transacties waarop cash flowhedge accounting van toepassing is niet langer verwacht wordt, kan dit de toelichting te uitgebreid maken. In deze situatie is informatie wellicht minder relevant. De lage score op de praktische uitvoering van de standaard geeft aan dat de vergelijkbaarheid tussen ondernemingen op dit punt laag is.

Bij 27 van de 29 ondernemingen is aan de toelichtingseisen volgens 7.23 C van het model voldaan. 93,10 procent van de ondernemingen geeft aan welk bedrag aan het eigen vermogen is toegevoegd. Deze toelichting is in het algemeen gevonden in het eigen vermogenoverzicht. De standaard geeft duidelijk aan dat dit voor een cash flow hedge op deze manier gepresenteerd moet worden. Paragraaf 7.23 D schrijft voor dat een onderneming moet aangeven welk deel vanuit het eigen vermogen

gedurende het boekjaar is vrijgevallen in de resultatenrekening. Zoals eerder aangegeven geeft standaard de toevoeging dat de onderneming moet aangeven in

(29)

28 welke regel van de resultatenrekening dit bedrag is opgenomen. Veel

ondernemingen vermelden dit bij de toelichting op het eigen vermogen in de jaarrekening. Ondernemingen maken de transacties overigens niet specifiek. De standaard vereist dit niet en daarom is het criterium als vervuld aangemerkt wanneer een onderneming dit middels een totaalbedrag toelicht. 17 van de 29 ondernemingen geven aan in welke regel van de resultatenrekening dit bedrag is opgenomen. Bij de beoordeling van dit criterium viel op dat er veel verschil is tussen hoe ondernemingen deze toelichtingseis verwerken. Een aantal ondernemingen neemt deze toelichting op in de risicoparagraaf waarbij wordt aangegeven welk bedrag met betrekking tot de cash flow hedge op welk regelitem in de resultatenrekening is opgenomen. Een andere mogelijkheid is dat de onderneming het bedrag bij de toelichting op

regelniveau in de jaarrekening verwerkt. Bij de ondernemingen waarbij geen score is toegekend, is de oorzaak dat niet specifiek wordt vermeld in welke regel van de resultatenrekening het bedrag met betrekking tot cash flow hedge is opgenomen. Tijdens het onderzoek is opgevallen dat de ondernemingen waarbij het criterium als niet vervuld is aangemerkt, het regelitem in de resultatenrekening niet aangeven terwijl de standaard dit specifiek vraagt. Dit is relevant voor de gebruikers van de jaarrekeningen omdat het inzicht geeft in de verwerking van de resultaten op de cash flow hedges. Paragraaf 7.23 E wordt door 55,17 procent van de ondernemingen opgevolgd in de jaarrekening. Het kan voor de overige ondernemingen betekenen dat zij geen bedragen hebben laten vrijvallen uit het eigen vermogen. In dit geval zou de onderneming dit moeten toelichten in de jaarrekening. Het ontbreken van deze informatie komt de relevantie en vergelijkbaarheid niet ten goede.

Het laatste criterium van cash flow hedges wordt beschreven in paragraaf 7.24 B volgens deze paragraaf moet de onderneming aangeven wat het ineffectieve deel van de cash flow hedges is en voor welk bedrag dit is opgenomen in de

resultatenrekening. 24 van de 29 ondernemingen vermelden dit in de jaarrekening. Deze toelichting wordt vaak gegeven in de toelichting op de resultatenrekening of in de risicoparagraaf. Wanneer een onderneming aangeeft dat er geen materiële- of totale ineffectiviteit van de cash flow hedge is, is het criterium als vervuld

aangemerkt. Praktisch alle ondernemingen geven aan dat het ineffectieve deel van de cash flow hedge wordt opgenomen in de jaarrekening. Wanneer dit niet

gekwantificeerd is, is op deze eis geen score toegekend. Deze eis wordt door 82,76 procent van de ondernemingen vervuld. Een mogelijke reden voor dit resultaat zou kunnen zijn dat de hedges van sommige ondernemingen niet ineffectief zijn. In deze situatie moet een onderneming aangeven dat er geen ineffectiviteit van de hedge is. Zonder deze toelichting kan de gebruiker van de jaarrekening niet beoordelen of een hedge effectief is. In dit geval mist de gebruiker relevante informatie.

De cash flow hedge heeft de meest specifieke toelichtingeisen van alle hedges. Uit de bevindingen blijkt ook dat de scores op een aantal specifieke onderdelen relatief laag zijn. In de steekproef geeft 93,10 procent van de ondernemingen die cash flow hedges toepassen aan wanneer cash flows verwacht worden en wanneer zij worden opgenomen in de resultatenrekening.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

15 De lucht in de ballon koelt af en de deeltjes gaan hierdoor minder snel bewegen en dus ook minder snel botsen tegen de ballon.. De ballon komt hierdoor minder onder spanning

We gebruiken deze meest recente renteberekening ook voor de grondexploitaties die de cijferbasis vormen voor de begroting.. Aan het eind van het jaar maken we een nieuwe

Management control theories are used to elaborate the concept of management control and to describe management control practice at Unilever. Furthermore cash flow

5 Ondernemingen kiezen voor een overname als de partner een concurrent is J 6 Ondernemingen kiezen voor een alliantie als de partner geen concurrent is - 7 Wanneer

Cash flow shocks are concluded to have a statistically significant positive relationship with total payout change and changes in dividend to earnings ratio, but not

Second, logit regression results show that a firm with more cash (and free cash flows) is more likely to repurchase shares, which supports the agency-cost based motivation of

[r]

Thus insofar as governance encourages R&D through reducing finance constraints, we expect that the governance variable that is relevant is a general, or aggregated, index