• No results found

EXPLORATIEVE ANALYSE NAAR HET BELANG VAN GEZINSSTRUCTUREN VOOR OUDER-KIND COMMUNICATIE OVER SEKSUALITEIT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EXPLORATIEVE ANALYSE NAAR HET BELANG VAN GEZINSSTRUCTUREN VOOR OUDER-KIND COMMUNICATIE OVER SEKSUALITEIT"

Copied!
110
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EXPLORATIEVE ANALYSE NAAR HET BELANG VAN GEZINSSTRUCTUREN VOOR OUDER-KIND COMMUNICATIE OVER SEKSUALITEIT

Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 26.769

Daphné Margo

Stamnummer: 01109158

Promotor: Prof. dr. Peter Stevens Copromotor: Stephanie Van Hove

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Communicatiewetenschappen afstudeerrichting Communicatiemanagement

Academiejaar: 2016 – 2017

(2)

2

(3)

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.

Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.

Ghent University, Library, 2021.

(4)

4

(5)

5

Dankwoord

Doorheen voorgaande opleidingen werd ik geconfronteerd met de ontwikkeling van jongeren in de pubertijdsperiode en de bijkomende onzekerheden. De steun die ouders hen kunnen bieden, boeien me dan ook ten zeerste. Vanuit deze belangstelling heb ik dit onderzoek uitgevoerd met diepgaande interesse en bood dit een mooi afsluitend geheel voor de intensieve opleiding binnen de

Communicatiewetenschappen. Hierbij zou ik graag enkele personen willen bedanken zonder wie de verhandeling van dit eindwerk niet mogelijk was geweest.

Allereerst wil ik de gezinnen, zowel de ouders als hun kinderen, bedanken om deel te willen nemen aan dit onderzoek. Hoewel dit geen evident gesprekthema is, werd ik in elke familie openlijk en gastvrij ontvangen en kreeg ik de kans om hun dagelijks gezinsleven even binnen te treden. Zij hebben mij eveneens nieuwe denkwijzen meegegeven over interfamiliale waarden en normen.

Daarnaast wil ik mijn promotor prof. Dr. Peter Stevens bedanken voor de vrijheid die hij mij bood in het vervolledigen van dit onderzoek en voor de uitgebreide begeleiding en constructieve feedback. Hij was te allen tijde bereid om mij bij te sturen wanneer nodig en nam uitgebreid de tijd om mijn werk met een kritisch oog na te kijken.

Als laatste koester ik enorm veel dankbaarheid voor mijn vrienden en familie voor hun hulp en steun de voorbije jaren. Hierbij wil ik voornamelijk mijn ouders en mijn zus bedanken omdat zij altijd voor mij klaar stonden om me rust te bieden in stressvolle tijden. Jullie aanmoediging en bijstand hebben ertoe

bijgedragen dat ik mezelf door deze studies heb kunnen ontplooien en in de toekomst een mooie weg zal kunnen bewandelen.

(6)

6

(7)

7

Abstract

Dit onderzoek vertrekt vanuit een sociaalwetenschappelijk/ pedagogisch oogpunt en maakt een vergelijkende analyse van ouder-kind communicatie over seksualiteit in de context van verschillende gezinsstructuren, nl. tweeoudergezinnen, éénoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen. Kinderen in nieuw samengestelde gezinnen of zelfs éénoudergezinnen leven niet meer in uitzonderlijke situaties en zijn aangewezen zich aan te passen aan de nieuwe gezinsstructuur. Voorgaand onderzoek toonde reeds psychologische gevolgen van de steeds meer voorkomende gezinsstructuren aan, voornamelijk gericht op het welbevinden van het kind. Dit onderzoek past een tweeledige focus toe op ouder-kind communicatie.

Deze wordt in deze studie afgebakend tot communicatie over het taboeonderwerp seksualiteit, essentieel voor de seksuele ontwikkeling van het kind. De literatuurstudie bouwt voort op algemene pedagogische modellen, zoals de toepassing van de opvoedingsstijlen en modellen van kwalitatieve ouder-kind communicatie. Daarnaast worden verschillen in gezinsstructuren en externe beïnvloedingsfactoren op ouder-kind communicatie uiteengezet. Aan de hand van een kwalitatieve methode werden 11 gezinnen geïnterviewd waarvan vijf tweeoudergezinnen, twee éénoudergezinnen en vier nieuw samengestelde gezinnen. De resultaten tonen dat ouders een afwachtende houding aannemen bij ouder-kind

communicatie over seksualiteit. Eén van de grootste verschillen tussen de verschillende familiestructuren is de heel beschermende maar open rol van de biologische ouder in éénoudergezinnen en nieuw

samengestelde gezinnen wat implicaties voor het verloop van de ouder-kind communicatie geeft.

Daarnaast wordt een verschillende rol toegeschreven aan een tweede ouder/ stiefouder binnen het communicatieproces. Als externe factoren spelen de siblings, leeftijdsgenoten, media en seksuele educatie door de school een rol wat betreft aanleidingen voor een ouder-kind gesprek of als kennisbron voor het kind.

(8)

8

(9)

9

Inhoud

Inleiding ... 13

Theoretisch kader ... 15

1. Adolescentieperiode en seksualiteit ... 15

2. Ouderlijke opvoedingsaanpak ... 16

2.1 Sociale ontwikkeling van het kind ... 16

2.1.1 Bronfenbrenner’s ecologische systeemtheorie ... 16

2.2 Opvoedingsstijlen en seksualiteit ... 17

2.2.1 Baumrind’s opvoedingsstijlen ... 18

2.2.2 Baumrind’s opvoedingsstijlen en seksualiteit ... 19

2.2.3 Gezaghebbende ouders en Giddens pure relatie ... 20

3. Effectieve communicatie ... 21

3.1 Circumplexe model van gezinssystemen ... 21

3.2 Inhoud en timing van ouder-kind communicatie over seksualiteit ... 22

3.3 Taboeonderwerp ... 23

3.3.1 Gibb’s defensive communication climate ... 23

4. Familiestructuur ... 25

4.1 Eénoudergezinnen... 25

4.2 Nieuw samengestelde gezinnen ... 26

4.3 Siblings ... 27

5. Gender als beïnvloedingsfactor ... 28

6. Communicatieprocessen buiten het gezin ... 29

6.1 Peers/ Schoolse educatie ... 29

6.2 Media en seksualiteit ... 29

7. Conclusie en probleemstelling ... 30

Methodologie ... 33

1. Kwalitatief onderzoek ... 33

2. Steekproeftrekking en onderhandelen van toegang ... 33

2.1 Steekproeftrekking ... 33

(10)

10

2.2 Onderhandelen van toegang ... 35

3. Ethiek ... 36

4. Dataverzamelings –en analysetechniek ... 36

4.1 Data-verzameling ... 36

4.2 Data-analyse ... 38

5. Reflectie positie onderzoeker ... 39

Resultatenanalyse ... 41

Grafische voorstelling resultaten ... 41

1. Algemene ouder-kind communicatie ... 45

1.1 Kwaliteit van ouder-kind communicatie ... 45

1.2 Divergentie verschillende gezinstypes ... 46

1.2.1 Eénoudergezinnen... 46

1.2.2 Nieuw samengestelde gezinnen... 47

2. Ouder-kind communicatie binnen thema seksualiteit ... 49

2.1 Variëteit gesprekken ... 49

2.1.1 Fysieke veranderingen ... 50

2.1.2 Eerste relaties ... 50

2.2 Voorkeur moeder- of vadergesprek ... 52

2.3 Kenmerken ouder-kind gesprek over seksualiteit ... 53

2.3.1 Aanleiding gesprek ... 54

2.3.2 Tijdstip en plaats ... 55

2.3.3 Verloop gesprek ... 57

2.4 Rol tweede ouder ... 60

2.4.1 Waarde voor ouder ... 60

2.4.2 Waarde voor kind ... 61

2.5 Communicatie thema seksualiteit bij verschillende gezinstypes ... 62

2.5.1 Eénoudergezinnen... 62

2.5.2 Nieuw samengestelde gezinnen... 63

3. Congruentie ouder-kind communicatie ... 68

3.1 Percepties en verwachtingen ... 68

4. Bijkomende communicatiekanalen ... 70

(11)

11

4.1 Rol siblings ... 71

4.2 Invloed peers ... 72

4.3 Media... 73

4.4 Invloed seksuele educatie op school ... 74

Conclusie ... 77

1. Algemeen besluit ... 77

2. Beperkingen en moeilijkheden onderzoek ... 81

3. Suggesties voor verder onderzoek ... 82

Literatuurlijst ... 83

Appendix ... 89

Bijlage 1: Brief onderhandelen toegang ... 89

Bijlage 2: Informed consent ... 90

Bijlage 3: Steekproefmatrix ... 92

Bijlage 4: Vragenlijst interviews ouders ... 94

Bijlage 5: Vragenlijst interviews kinderen ... 99

Bijlage 6: Transcriptieconventies ... 102

Bijlage 7: Codering en concepten ... 103

Bijlage 8: Relatiematrix... 107

(12)

12

(13)

13

Inleiding

De seksuele ontwikkeling is een veel bestudeerde tak binnen de pedagogie, waaruit blijkt dat dit proces een grote impact kan hebben op het verdere beloop van de seksuele beleving van de adolescent.

Kinderen worden dagelijks geconfronteerd met deze persoonlijke ontwikkeling, maar ontplooien hun seksualiteit evenzeer interpersoonlijk. Wanneer kinderen tijdens de pubertijdsperiode naar

volwassenheid afstand nemen van hun ouders, richten zij zich tot leeftijdsgenoten (Nahom , et al., 2001) of tot broers/ zussen die als een rolmodel kunnen functioneren (East, Felice, & Morgan, 1993). Ook leerkrachten hebben een beduidende invloed op dit verloop door het toepassen van een uitgestippeld leerplan. Ondanks externe invloeden, zijn diegene die het dichtst staan bij de adolescent zelf nog steeds de ouders. Openlijke ouder-kind communicatie dient aan bod te komen bij elke levensfase van het kind.

De ouder/ opvoeder van een kind praat openlijk over seksualiteit, vindt lichamelijk contact erg belangrijk en brengt het kind een positieve lichaamswaardering bij (Ravesloot, 1997). Een ideale moderne opvoeder van adolescenten brengt de jongere informatie over voorbehoedsmiddelen bij, biedt zich aan bij vragen over seksualiteit en helpt waar nodig wanneer emotionele gevoelens in verband met seksualiteit zich voordoen (Ravesloot, 1997). De opgave om zich te ontwikkelen tot een volwassen persoon gaat gepaard met een bepaalde drang naar autonomie; dit proces wordt gekenmerkt door een complexe ouder-kind communicatie, samen met een aanpassing in de gehanteerde opvoedingsstijl waarop ouders en kinderen steeds opnieuw moeten inspelen. Daarom is het belangrijk om steeds een gezond communicatieklimaat te stimuleren die een open, geborgen sfeer biedt.

De gezinsstructuur heeft eveneens een bepalende rol in de ouder-kind communicatie (Peer, 2005). Onder een gezin wordt verstaan: “elk leefverband van één of meer volwassenen die verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van één of meer kinderen, ongeacht de leeftijd van de kinderen”

(Programmaministerie, 2008). In hedendaagse tijden blijken traditionele gezinssituaties steeds minder een algemene regel te zijn. Minstens 2875 kinderen kregen in 2012 te maken met scheidende ouders (Vancoppenolle, 2013). Een gevolg van deze veelvoorkomende scheidingen zijn nieuwe gezinssituaties; dit kan zowel de omvang van het gezin beperken of uitbreiden. ADSEI, de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de Federale Overheidsdienst Economie, stelt dat er 11,6 procent kinderen in België in éénoudergezinnen leven (ADSEI, 2013). Een ander fenomeen dat steeds zich steeds meer voordoet zijn kinderen die leven in twee huishoudens; in het Vlaamse Gewest woont 5 jaar na de echtscheiding meer dan de helft van de mannen en vrouwen opnieuw samen met een partner. Dit leidt

(14)

14

ertoe dat 66 procent van de jongeren bij gescheiden ouders woont samen met minstens één stiefouder, waarnaast 19 procent deeltijds in twee nieuwe samengestelde gezinnen (Vanassche S. , et al., 2011). Er blijkt dat ouders uit een éénoudergezin de opvoeding van hun kind vaker moeilijker vinden en ze dikwijls een andere aanpak toepassen dan ouders uit een tweeoudergezin (de Roos, Bucx, & Geijer , 2011). De ouderlijke opvoedingsstijl van ouders in een tweeoudergezin verandert naarmate men na een bepaalde periode terecht komt in een nieuw samengesteld gezin (Vanassche S. , et al., 2011). Op basis van deze bevindingen kan dieper ingegaan worden op de verschillen in communicatie in deze verschillende gezinsstructuren. In een tweede luik worden de communicatieve implicaties voor het thema seksualiteit blootgelegd.

Het doel van dit onderzoek is een exploratieve analyse te maken van de verschillen tussen ouder-kind communicatie over seksualiteit in verschillende gezinstypes. Om inzicht te krijgen in de verschillende aanpakken die ouders toepassen werd dit onderzoek door middel van kwalitatief onderzoek verricht. Er werden diepte-interviews afgenomen bij ouder en kind in verschillende gezinstypes. Het onderzoek start met een literatuurstudie waarin pedagogische ouderschapsstijlen worden besproken waarna er verder wordt ingegaan op effectieve communicatieve modellen binnen het gezin. Vervolgens wordt ouder-kind communicatie over het thema seksualiteit behandeld om daarna de verschillende opvoedende gevolgen van diverse gezinsstructuren te bespreken. Als laatste wordt de invloed van externe factoren uiteengezet zoals de rol van siblings, leeftijdsgenoten, media en de school. In het tweede deel wordt de

methodologische opzet besproken waarin de kwalitatieve methode, de steekproeftrekking, de

dataverzameling, data-analyse, ethische issues en een reflectie van de onderzoeker worden toegelicht.

Daarna komen de resultaten van het onderzoek aan bod. Er wordt eerst ingegaan op de algemene ouder- kind communicatie om vervolgens over te gaan tot een bespreking van de centrale kenmerken van ouder- kind communicatie over seksualiteit in verschillende gezinstypes. Een aanvullend deel richt zich op de invloed van externe factoren los van het gezin. In het laatste deel eindigen we met theoretische bevindingen en implicaties voor verder onderzoek.

(15)

15

Theoretisch kader

Om de ouder-kind communicatie tijdens de seksualiteitsontwikkeling van een jongere in de

pubertijdsperiode te bespreken is het aangewezen om achtergrondliteratuur te raadplegen en complexe begrippen toe te lichten. Allereerst wordt de seksuele ontwikkeling in de adolescentieperiode besproken, waarna er dieper wordt ingegaan op verschillende opvoedingsstijlen. Aangezien deze studie ouderlijke strategieën tijdens ouder-kind communicatie bespreekt, worden diverse modellen en kenmerken inzake communicatie over seksualiteit aangehaald. De verschillende gezinsstructuren die werden vooropgesteld in deze vergelijkende studie worden afgebakend in een volgend deel. Het laatste deel biedt een ruimer inzicht in bijkomende communicatiekanalen die een invloed hebben op de ouder-kind communicatie over seksualiteit.

1. Adolescentieperiode en seksualiteit

Adolescenten ervaren biologische en mentale ontwikkelingen in de pubertijdsperiode. Hiermee gaat toenemende interesse voor het andere (of zelfde) geslacht gepaard samen met aanleidingen tot eerste seksuele ervaringen. De invloed van de onmiddellijke omgeving op deze eerste belevingen is van cruciaal belang. De meest invloedrijke factor op de beslissingen van de jongere op seksueel vlak blijken de ouders te zijn (Kirby, 2001). Deze beslissingen kunnen doorslaggevende gevolgen hebben in de seksuele

ontwikkeling van het kind, dus is communicatie tussen ouders en kinderen van cruciaal belang.

Voorgaand onderzoek toonde relevante resultaten aan die de impact van ouderlijke communicatie illustreren. Adolescenten hebben minder neiging tot beginnende seksuele gemeenschap als ouders hen hebben geleerd “nee” te zeggen, duidelijke regels te stellen en te communiceren over wat juist en fout is.

Verwachtingen van ouders spelen dus een grote rol in seksueel gedrag van hun kinderen (Aspy et al., 2007). Uit een studie van Miller & Whitaker (2000) blijkt dat ouderlijke communicatie over seksualiteit en snelle reactie op vragen van de kinderen de waarschijnlijkheid van het zich inlaten met seksuele

gemeenschap zal doen afnemen. Andere studies vinden dan weer geen relatie tussen ouder-kind communicatie en seksuele risicogedragingen (Flisher & Kramer, 2000). Deze uiteenlopende resultaten kunnen te wijten zijn aan enerzijds de kwaliteit van de communicatie, hoofdzakelijk in hoeverre de communicatie door zender en ontvanger als “effectief” wordt ervaren en anderzijds de kwantiteit van de communicatie, waarmee de frequentie van de communicatie wordt bedoeld. Verder is ook de aard van de

(16)

16

relatie tussen ouder en kind belangrijk. In dit opzicht kan een onderscheid gemaakt worden tussen de relatie van het kind ten opzichte van zijn ouders en hoe deze door beide partijen tijdens het

communicatieproces gepercipieerd wordt.

2. Ouderlijke opvoedingsaanpak 2.1 Sociale ontwikkeling van het kind

2.1.1 Bronfenbrenner’s ecologische systeemtheorie

Als we de ontwikkeling van het kind bekijken in relatie tot zijn omgeving, biedt de ecologische

systeemtheorie een fundamenteel inzicht. Bronfenbrenner (1994) stelt dat de ontwikkeling van een kind wordt bekeken in de context van systemen van relaties die samen de omgeving van het kind vormen. Hij onderscheidt complexe “lagen” in de omgeving, die elk een effect hebben op de ontwikkeling van het kind. Deze lagen zijn cruciaal en met elkaar in verbinding, wat betekent dat een obstakel in de ene laag consequenties heeft in de beïnvloeding van een andere laag. We moeten dus steeds alle lagen in een geheel zien en de relaties tussen deze contexten analyseren wanneer we de ontwikkeling van het kind willen begrijpen.

Bronfenbrenner (1994) onderscheidt vijf “systemen”; ten eerste is er het microsysteem dat de dichtste laag vormt rond het kind en dat de directe contacten van het kind inhoudt. Actoren in deze directe omgeving zijn familie, de school en de wijk waarin men opgroeit. In deze contextlaag is er een impact in twee richtingen: er is enerzijds beïnvloeding van anderen naar het kind toe, maar anderzijds is er ook beïnvloeding van het kind naar anderen toe. Toegepast op ouder-kind relaties betekent dit dat ouders de opvattingen en gedragingen van een kind beïnvloeden, maar tegelijkertijd heeft het kind ook een impact op de gedragingen en opvattingen van de ouders. Deze beïnvloedingsstromen, “bi-directional influences”, komen voor in elke contextlaag, maar zijn het sterkst in het microsysteem. Als tweede laag onderscheidt Bronfenbrenner het mesosysteem, dit staat voor de relatie tussen de actoren in het microsysteem van het kind. Dit uit zich in de relatie tussen de leerkracht van het kind en zijn ouders, tussen de Kerk en zijn woonwijk, etc. Verder bestaat er het exosysteem: deze laag houdt het grotere sociale systeem in waarin het kind niet direct functioneert, bijvoorbeeld de indirecte beïnvloeding van sociale groepen en

instituties. Het macrosysteem ligt het verst verwijderd van de directe omgeving van het kind. Het gaat

(17)

17

hier over culture waarden, gewoonten en wetten. Een bijkomend systeem behandelt de tijdsdimensie in de omgeving van het kind, dit is het chronosyteem.

Omdat in deze studie wordt gefocust op de ouder-kind communicatie in relatie tot seksualiteit, spitsen we ons toe op de meest relevante systemen die horen bij dit thema. Als eerste kunnen we afleiden dat het microsysteem een fundamentele rol speelt in het communicatieproces tussen ouder en kind. De attitudes tegenover seksualiteit van ouders beïnvloeden sterk de gedragingen en de ontwikkelingen van de

kinderen. Maar dit heeft ook een omgekeerde wisselwerking. Dit impliceert dat een communicatie tussen ouders en kinderen een meerwaarde kan bieden in het ontwikkelingsproces van het kind, maar reacties of gedragingen van een kind kunnen evengoed een aanpassing of verandering met zich meebrengen bij de ouders.

Naast de ouderlijke focus binnen het communicatieproces vertegenwoordigt het microsysteem eveneens de directe omgeving van het kind, dit geeft aan dat er binnen het microsysteem ook een beïnvloeding bestaat van de school en peers. De impact van communicatie tussen ouder en kind moet dus

gerelativeerd worden en mag niet als een allesomvattende factor bekeken worden in een seksueel ontwikkelingsproces.

Als laatste kan het macrosysteem gelinkt worden aan eventuele taboeonderwerpen die heersen in de maatschappij, waarvan het onderwerp seksualiteit deel uitmaakt. Bronfenbrenner’s systeemtheorie geeft aldus diepgaand inzicht in de verschillende factoren die de ontwikkeling van het kind beïnvloeden. Op deze manier wordt het belang aangetoond om een totaalbeeld voor ogen te nemen wanneer men de seksuele ontwikkeling van het kind bespreekt.

2.2 Opvoedingsstijlen en seksualiteit

Het concept “opvoeding” veronderstelt het nastreven van bepaalde pedagogische taken zoals het onderhouden van een duurzame relatie waarbij opvoeders zich verantwoordelijk voelen en aansprakelijk zijn, zich kritisch en bewust verhouden tot de omringende cultuur en kinderen daarin laten participeren (Thoomes, 2000). De aard van de opvoeding kan verklaard worden aan de hand van verschillende opvoedingsstijlen; deze worden opgedeeld op basis van een aantal kenmerken. Een “opvoedingsstijl”

wordt onderverdeeld in twee dimensies: de ouderlijke eisen (controle) en de ouderlijke respons (warmte en affectie).

(18)

18

Opvoedingsstijlen kunnen begrepen worden als attitudes tegenover het kind die worden

gecommuniceerd en een bepaald emotioneel klimaat creëren. Dit emotioneel klimaat vormt zich door de gedragingen van de ouders die overeenstemmen met de opvoedingsstijl die gehanteerd wordt (Wolfradt, Hempel, & Miles N.V., 2001).

Opvoedingsstijlen in relatie met seksualiteit uiten zich in grote mate op het vlak van het al dan niet voorkomen van risicovol seksueel gedrag van het kind. De eerste dimensie die een specifieke

opvoedingsstijl bepaalt, nl. de ouderlijke respons, vinden we terug in een studie van Henrich en collega’s (2006). Hieruit blijkt dat adolescenten die een dichte relatie hebben met hun ouders en meer affectie en steun ervaren een minder grote kans hebben op seksueel risicogedrag (Henrich et al., 2006). Een

onderzoek dat hierbij aansluit stelt dat de kans op ongewenste zwangerschap kleiner is voor jongeren die opgroeien in een relatief ‘warm’ gezinsklimaat (Dittus, Jaccard, & Gordon, 1999). Over de tweede

dimensie controle is er minder éénduidigheid terug te vinden in de literatuur. Wel is een samenhang aangetoond tussen enerzijds de mate van controle in de opvoeding en anderzijds de seksuele ervaringen van de adolescent. Een hogere mate van controle in de opvoeding van ouders geeft een kleinere kans op ervaring met geslachtsgemeenschap en/of een latere leeftijd van een eerste geslachtsgemeenschap. Toch heeft het aspect controle ook een omgekeerd effect wanneer er overmatige controle is. Dit kan op zijn beurt evenwel leiden tot vroeg starten met geslachtsgemeenschap tijdens de adolescentie (Miller, Forehand, & Kotchick, 1999).

Als conclusie kunnen we stellen dat opvoedingsstijlen op vlak van twee dimensies (ondersteuning en controle) samenhangen met de seksuele ervaring en seksuele risicogedrag van de jongere tijdens de adolescentieperiode. Daarom wordt er verder ingegaan op de verschillende opvoedingsstijlen en de mate waarin deze twee dimensies tot uiting komen.

2.2.1 Baumrind’s opvoedingsstijlen

Baumrind beschrijft diverse ouderlijke opvoedingsstijlen die een verklaring geven aan veelvoorkomende variaties van ouderlijke controle en de impact op de socialisatie van hun kinderen. De manier waarin ouders verschillen in deze controle en socialisatie van hun kinderen bepaalt de opvoedingsstijl van de ouders (Darling, 1999).

(19)

19

Allereerst zijn er twee bepalende elementen die reeds aangehaald werden. “Ouderlijke responsiviteit1” betekent de ouderlijke ondersteuning die individualiteit, zelfregulatie en assertiviteit stimuleert bij het kind. Daartegenover staat “ouderlijke controle2” die de controle over het gedrag van het kind weergeeft en verwijst naar de aanspraak die ouders maken op kinderen om hen te laten gehoorzamen en discipline te kweken. De mate waarin ouders hoog of laag scoren op deze typologieën bepaalt de opvoedingsstijlen (Baumrind, 1991). De eerste opvoedingsstijl wordt de “toegeeflijke ouders” genoemd. Dit type is meer responsief dan controlerend. Ze zijn minder aan traditionele waarden gehecht, geven hun kinderen veel zelfregulerende ruimte en gaan confrontatie uit de weg. Daarnaast zijn er de “autoritaire ouders”. Zij hebben hoge verwachtingen qua gehoorzaamheid en zijn status-georiënteerd. In deze gezinnen staan structuur en duidelijke regels centraal. Zij scoren hoog op ouderlijke controle en laag op ouderlijke responsiviteit. Een derde categorie zijn de “gezaghebbende ouders”. Bij hen vinden we een hoge mate van ouderlijke controle terug evenals een hoge mate van ouderlijke responsiviteit. Zij stellen ook duidelijke regels en discipline, maar zij verklaren de gedragingen en standaarden die verwacht worden van hun kinderen. De kinderen leren verantwoordelijk te zijn voor hun eigen handelingen.

Ten slotte zijn er de “niet betrokken ouders”, dit staat gelijk aan lage ouderlijke responsiviteit en lage ouderlijke controle. Op vlak van communicatie en psychologische controle is er een cruciaal verschil op te merken tussen de autoritaire ouders en de gezaghebbende ouders. Wat betreft psychologische controle (schuldgevoelens, gevoel van aanvaarding, schaamte, …) stellen beide opvoedingsstijlen hoge eisen aan hun kinderen waarbij ouders verwachten dat ze zich gepast gedragen en gehoorzaam zijn. Autoritaire ouders verwachten dat hun kinderen hun waarden en regels accepteren zonder verdere uitleg.

Gezaghebbende ouders staan echter open voor communicatie en overleg en zullen hun waarden uitleggen en motiveren.

2.2.2 Baumrind’s opvoedingsstijlen en seksualiteit

We kunnen uit voorgaande onderzoeken afleiden dat elke opvoedingsstijl een effect heeft op de communicatie tussen ouder en kind. Uit de mate van “ouderlijke responsiviteit” en de mate van

“ouderlijke controle” kan op het eerste gezicht geconcludeerd worden dat de gezaghebbende ouders en de toegeeflijke ouders opener zullen communiceren over seksualiteit in vergelijking met de autoritaire en de niet betrokken ouders. Toegeeflijke ouders hebben vertrouwen dat de adolescent zelf beslissingen kan

1 Supra Deel 2.2 Opvoedingsstijlen en seksualiteit

2 Supra Deel 2.2 Opvoedingsstijlen en seksualiteit

(20)

20

maken. Een kenmerk hiervan is het stellen van minder grenzen en regels. Autoritaire ouders zullen eerder hoge verwachtingen hebben tegenover hun kinderen en hun eigen attitudes doortrekken naar hun kinderen.

Beschouwen we de relatie tussen Baumrind’s opvoedingsstijlen en communicatie dan kunnen we besluiten dat wanneer de adolescent veel keuzevrijheid krijgt, er een meer open houding zal zijn naar de ouders toe (Huebner & Howell, 2003). Op die manier kunnen de ouders de adolescent adviseren en begeleiden in het maken van keuzes. Een autoritaire attitude van de ouders zou op zijn beurt kunnen leiden tot het zich keren tegen de behoudende attitude van de ouder waarbij het vertrouwen van de adolescent in zijn ouders een fikse deuk krijgt (Huebner & Howell, 2003). Darling (1999) concludeert dat gezaghebbende ouders de meest consistente stijl van opvoeden bieden omdat kinderen een duidelijk overzicht krijgen van de regels en waarden die gecommuniceerd worden. Er zijn hoge verwachtingen, maar het kind krijgt de kans om autonoom te ontwikkelen (Darling, 1999).

2.2.3 Gezaghebbende ouders en Giddens pure relatie

Darling’s conclusie (1999) sluit aan bij de “pure relatie”- theorie van Giddens. De hoge autonomie en zelfregulering die Darling veronderstelt bij gezaghebbende ouders, leiden tot een evenwicht tussen democratie en gelijkheid. Dit noemt Giddens de “pure relatie”. Dit evenwicht ziet Giddens als een

ideaalbeeld binnen een succesvolle opvoeding in de ontwikkeling van het kind naar de volwassenheid. Als we deze “pure relatie” terugkoppelen aan de ouder-kind relatie, dan impliceert dit dat kinderen zich in een positie bevinden waarin ze kunnen onderhandelen over het “contract” tussen zichzelf en hun ouders (Brannen et al., 1994). Deze toenemende autonomie kan bereikt worden door de jongere meer te behandelen als een “volwassener persoon”.

“If parents want close relations with their children to continue into adulthood, they must, as part of their reflexive endeavors, re-create ties on the basis of equality and reciprocal liking, trust and understanding.”

(Brannen, Dodd, Oakley, & Storey, 1994).

Ouders gaan daarom echter niet altijd hun verantwoordelijkheid of hun pogingen om hun kinderen te beïnvloeden opgeven. Er bestaat zoiets als “pseudo-democratie” (Solomon, Warin , Lewis, & Langford, 2002) waarvan er gezegd wordt dat de gecontroleerde strategie van ouders nog steeds wordt toegepast, maar enkel een verandering ondergaat: de communicatiestrategieën spelen een cruciale rol in de

(21)

21

overgang van de observeerbare controle in de kindertijd naar een niet-observeerbare controle in de adolescentie (Brannen et al., 1994). De verschuiving van ouderlijke controle weerspiegelt zich in het gedrag van de jongere: zij houden als verzet meer informatie achter, of dreigen dit te doen. Dit wordt niet altijd als negatief gezien door ouders, aangezien veel ouders de privacy van hun kinderen respecteren en de noodzakelijkheid van occasionele stiltes en geheimen inzien (Gillies, McCarthy, & Holland, 2001).

Hieruit kunnen we afleiden dat de consistente opvoedingsstijl (Darling, 1999), namelijk de gezaghebbende opvoedingsstijl, op het vlak van het communicatieproces een dubbele zijde heeft. Enerzijds is

communicatie tussen ouder en kind cruciaal, omdat er ruimte nodig is voor onderhandeling en discussie.

Anderzijds is er op tijdsvlak een verschuiving van observeerbare controle/communicatie naar een niet- observeerbare controle/communicatie tijdens de adolescentieperiode. Soms is er in een ouder-kind relatie nood aan stilte naast een intense dialoog.

3. Effectieve communicatie

Om een inzicht te krijgen in de essentiële aspecten die een effectieve ouder-kind communicatie

garanderen, wordt in volgend deel communicatieve modellen in kaart gebracht die eventuele sterktes en zwaktes in een communicatie verklaren. Het onderwerp seksualiteit wordt eveneens uitgesplitst in enerzijds de inhoud en de timing van ouder-kind communicatie over seksualiteit en anderzijds het thema als taboeonderwerp.

3.1 Circumplexe model van gezinssystemen

Verscheidene onderzoeken op het domein van ouder-kind communicatie stellen vast dat de kwantiteit en de kwaliteit van ouder-kind communicatie een cruciale rol spelen in de ontwikkeling van het kind

(Neapolitan, 1981). Op vlak van seksuele ontwikkeling zorgt effectieve ouder-kind communicatie bovendien voor een afname van risicovol seksueel gedrag omdat er ondersteuning geboden wordt bij seksuele beslissingen van het kind (Rodgers, 1999). Om van effectieve communicatie te spreken in een gezinscontext, is het belangrijk om de dimensies van het Circumplexe Model van Gezinssystemen van Olson en collega’s (1999) te bespreken. Dit model focust op drie centrale facetten van een

familiesysteem: cohesie, flexibiliteit en communicatie. De emotionele band die familieleden tegenover elkaar hebben wordt aangeduid als “cohesie” binnen het gezin. Cohesie plaatst zich op een continuüm van “volledig losgemaakt van het familiesysteem” tot een “grote verbondenheid met het familiesysteem”.

(22)

22

Het aspect “flexibiliteit” verwijst naar de hoeveelheid verandering die er bestaat in het leiderschap, relatierollen en relatieregels. Als we dit op een continuüm plaatsen gaat dit van een bijna onveranderlijke structuur naar een eerder chaotische structuur aan het omgekeerde uiterste van het continuüm. Bekijken we de meest effectieve hoeveelheid cohesie en flexibiliteit binnen een familiestructuur, dan concluderen Olson en collega’s (1999) dat een gebalanceerde hoeveelheid cohesie en flexibiliteit tot een positief gezinsklimaat leidt. Op vlak van cohesie veronderstelt dit zelfstandigheid, maar nog steeds een verbondenheid met de familie. Flexibiliteit is in balans wanneer er stabiliteit aanwezig is in de

familiestructuur, met toch ruimte voor verandering wanneer dit nodig blijkt in een veranderende situatie.

Deze gebalanceerde familiestructuur is slechts mogelijk wanneer de derde dimensie volledig op punt staat, namelijk de communicatie. De kwaliteit van gezinscommunicatie kan ‘gemeten’ worden aan de hand van luistervaardigheden (empathie en aandachtigheid), spreekvaardigheden (zichzelf duidelijk kunnen uitdrukken), zelfontdekking (gevoelens delen over zichzelf en de relatie), duidelijkheid,

continuïteit (bij het onderwerp blijven) en respect (affectieve aspecten gerelateerd met communicatie) (Olson, 1999). Bekijken we de balans van cohesie en flexibiliteit in relatie tot een effectieve

communicatie, dan gaat een gebalanceerd systeem gepaard met een effectieve communicatie, terwijl ongebalanceerde systemen samengaan met minder effectieve communicatie (Olson, 1999). Wanneer er eventuele veranderingen in de familiestructuur plaatsvinden, vergemakkelijken effectieve

communicatievaardigenheden het overgangsproces naar een aangepaste structuur. Zowel assertiviteit (het uitdrukken van gevoelens en wensen op een constructieve wijze) als het aanbieden van een luisterend oor en het geven van empathische feedback bieden een meerwaarde in het

veranderingsproces binnen familiestructuren.

3.2 Inhoud en timing van ouder-kind communicatie over seksualiteit

Onderzoek toont aan dat de effectiviteit van ouder-kind communicatie afhangt van de “uitgestrektheid”

van de informatie, waarmee de omvang van de onderwerpen wordt bedoeld. Ouders hebben de neiging om hun conversaties over seksualiteit te beperken tot “veilige” onderwerpen zoals menstruatie, fysieke ontwikkelingen en seksueel overdraagbare aandoeningen (Miller et al., 1998). Meer private onderwerpen zoals psychologische ontwikkelingen worden eerder vermeden. Adolescenten vinden over het algemeen dat er een te groot verschil bestaat tussen de onderwerpen over seksualiteit die ouders aangeven om over te praten en de meer delicate onderwerpen waarover zij zich zorgen maken (Aquilino & Bragadottir, 2000).

(23)

23

De timing van ouder-kind communicatie over seksualiteit lijkt een grote invloed te hebben op de seksuele intentie van de adolescenten. Belangrijke onderwerpen over seks die zorgen voor een verminderde seksuele intentie worden meestal te laat besproken, nl. na adolescenten hun eerste seksuele ervaring (Beckett, et al., 2009). Shipman (1968) zegt daarentegen dat de communicatie over seksualiteit afneemt naarmate het kind groter wordt en de adolescentieperiode begint. Uit laatstgenoemde studie kan bijgevolg verstaan worden dat wanneer adolescenten hun eerste seksuele ervaring al hebben beleefd, de communicatie over seksualiteit vermindert.

3.3 Taboeonderwerp

Bespreken van intieme relaties en seksuele ontwikkeling gebeurt niet zonder enige gêne en ongemakkelijkheid. Uit onderzoek blijkt dit nog moeilijker te zijn in ouder-kind context (Dubbe, 1965). Uit de literatuur zijn verschillende resultaten op dit domein te onderscheiden, maar een heldere kijk bestaat nog niet. Uit onderzoek blijkt dat seksualiteit het enige onderwerp is dat adolescenten moeilijk vinden om te bespreken met hun ouders. De redenen hiervoor zijn angst, gezeur en zich veroordeeld of afgekeurd voelen (Dubbe, 1965). Hij stelde dat seksuele kwesties bespreken met peers eenvoudiger is dan met ouders omdat leeftijdsgenoten gelijkaardige belevingen meemaken en er dus minder sprake is van een generatiekloof. Verdere bespreking in de literatuur betreffen voornamelijk onderzoeken die specifiek cultuurgestuurde taboeonderwerpen behandelen, waaronder seksuele kwesties. In vele ontwikkelingslanden worden seksuele kwesties zelden besproken tussen ouders en kinderen. Uit Ethiopisch onderzoek blijkt dat de meeste informatie die adolescenten opnemen afkomstig zijn van peers van hetzelfde geslacht, waarbij de kans bestaat dat zij eveneens onvoldoende geïnformeerd zijn (Taffa, Haimanot, Desalegn, Tesfaye, & Mohammed, 1999). Adolescenten denken dat het onacceptabel is om seksuele kwesties en ontwikkelingen te bespreken met hun ouders tijdens de adolescentieperiode, ook al zijn zij al seksueel actief. Wel bleek de grootte van de familie een beïnvloedende factor te zijn: kleinere families hadden een positief effect op de communicatie over seksualiteit tussen ouder en adolescent (Taffa et al., 1999).

3.3.1 Gibb’s defensive communication climate

Een gezond opvoedingsklimaat kan zorgen voor minder “drempels” in de ouder-kind communicatie. Een

“opvoedingsklimaat” wordt omschreven als de mate van betrokkenheid en autoriteit die ouders tonen aan hun kinderen. Het kenmerkt zich door een duidelijke differentiatie tussen ouder en kind en grenzen en

(24)

24

structuur (Maccoby & Martin, 1983). Dit kan in het gedrang komen wanneer een persoon zich bedreigd voelt door anderen, zo verschijnt defensief gedrag (Gibb, 1961). Gibb ontwikkelde het concept “defensive communication climate”, dat verwijst naar een natuurlijke neiging om zich te verzetten tegen een aangevoelde dreiging. Hij maakt een onderscheid in zes gedragingen die een defensieve communicatie creëren. Gelijklopend identificeerde hij zes gedragingen die een vermindering van defensieve reacties opleveren (Rozema, 1986). Voor het defensieve klimaat maakt hij een onderscheid tussen volgende zes gedragingen: evaluatie, controle, strategie, neutraliteit, superioriteit en zekerheid. Het ondersteunende klimaat verdeelde hij in de volgende zes gedragingen: descriptief, probleemoriëntatie, spontaniteit, empathie, gelijkheid en voorzorgen.

Elk van deze gedragingen bestaan in paren. Zo worden evaluatie en een descriptieve reactie op een continuüm geplaatst waarvan we kunnen afleiden dat evaluatieve gedragingen meer leiden tot defensieve reacties en descriptieve gedragingen meer leiden tot een ondersteunde respons. Binnen deze twaalf dimensies wordt er aansluitend bij de gedragingen gekeken naar de toon van de stem, non-verbale gebaren en verbale inhoud. Deze gedragingen kunnen uiteraard ook gecombineerd voorkomen, een moeder kan bijvoorbeeld seksuele informatie geven op een manier die veel zekerheid uitstraalt, maar zij kan nog steeds heel descriptief en spontaan reageren.

Het “defensive communication climate” is een piste om te volgen in de communicatie tussen ouders en kinderen. Wanneer ouders en kinderen communiceren over seksualiteit kunnen deze twaalf gedragingen toegepast worden op de reacties/gedragingen van zowel de ouders als de kinderen. Belangrijk is om na te gaan welk communicatieklimaat of welke combinatie van verschillende gedragingen leidt tot de meest effectieve aanpak in ouder-kind communicatie. Rozema (1986) toont na onderzoek gebaseerd op Gibb’s

“defensive communication climates” enkele obstakels aan in de communicatie. Uit Rozema’s onderzoek blijkt dat het communicatieklimaat tussen ouders en kinderen defensiever is dan de communicatie tussen kinderen en peers.

Brenton (1972) concludeerde dat een barrière in de ouder-kind communicatie kan verklaard worden door de percepties van adolescenten die vaak verschillen van de perceptie van de ouders over éénzelfde gebeurtenis. Uit een survey bij minderjarigen en hun ouders werd geconcludeerd dat drie vierden van de vaders en twee derden van de moeders aanvoelden dat zij de overheersende bron van seksuele informatie waren voor hun kinderen. Toch deelden de kinderen deze perceptie niet. Maar 7% van de jongens en 29%

(25)

25

van de meisjes zagen hun ouders als de overheersende bron. De meeste minderjarigen zagen de communicatie van hun ouders als inadequaat.

Samenvattend kunnen we stellen dat een kwalitatieve communicatie tussen ouder en kind pas mogelijk is als er een bepaalde verbondenheid en flexibiliteit aanwezig is tussen ouder en kind. Enkele bepalende kenmerken die concreet moeten worden toegepast tijdens het ouder-kind gesprek zijn

luistervaardigheden, spreekvaardigheden en zelfontdekking. Daarnaast zou een ouder-kind gesprek over seksualiteit uiteenlopende onderwerpen moeten behandelen, die evenwel relevant zijn voor ouder en kind. Om het onderwerp seksualiteit gemakkelijker bespreekbaar te maken, is het van belang voor ouders om een ondersteunende respons te bieden waarbij voldoende spontaniteit, empathie en gelijkheid wordt toegepast.

4. Familiestructuur 4.1 Eénoudergezinnen

Een éénoudergezin kan gedefinieerd worden als een gezin met één ouder en minstens één kind ten laste.

De ouder voedt de kinderen alleen op, beurtelings of op permanente basis. Deze ouder draagt de financiële verantwoordelijkheid alleen (Gewest, 2013).

Uit rijksregisteronderzoek blijkt dat vooral vrouwen na de echtscheiding zich bezighouden met de kinderen. Van alle kinderen van 0 tot 17 jaar in het Vlaams Gewest woont 70,5 % bij een gehuwd paar, 11,3 % bij een alleenstaande moeder en 1,7 % bij een alleenstaande vader (Lodewijckx, 2005). We zien dus een onevenwicht in het aantal alleenstaande moeders en vaders. Een éénoudergezin is in België grotendeels gelijk aan een gezin met één moeder.

Verscheidene onderzoeken geven aan dat de kwaliteit van het opvoedend handelen of de ouder-kind relatie tijdelijk afneemt in gezinnen die zich in een scheidingssituatie bevinden (Peer, 2005). Het opvoedend handelen is bij een vierde tot een vijfde van de gescheiden moeders disfunctioneel. Dit is dubbel zoveel dan bij gehuwde moeders (Peer, 2005). Daaruit volgt dat kinderen die leven in een éénoudergezin meer negatieve communicatie aangeven met hun ouders. Ze ervaren minder begeleiding en meer autonomie in vergelijking met leeftijdsgenoten in tweeoudergezinnen. Uit Nederlands onderzoek

(26)

26

blijkt dat kinderen uit éénoudergezinnen kinderen niet zo goed met hun moeder kunnen praten dan hun leeftijdsgenoten uit tweeoudergezinnen (Zeijl, Crone, Wiefferink, Keuzenkamp, & Reijneveld, 2005).

Desalniettemin rapporteren kinderen in alleenstaande moedergezinnen hun communicatie met de moeder even goed als kinderen in andere gezinnen en voelen zij zich positief gesteund (Peer, 2005).

4.2 Nieuw samengestelde gezinnen

Een nieuw samengesteld gezin is een gezin waarbij de biologische band tussen minstens één partner en zijn of haar kinderen voorafgaat aan de band tussen de partners. Dit is een gezin waarbij het kind maar met één van de volwassen partners een biologische band heeft. Steeds meer kinderen en ouders worden voor de uitdaging gesteld om na een scheiding zich aan te passen aan een nieuwe situatie van het wonen in een gezin in een nieuwe samenstelling. De cijfers voor België stellen dat één op de 25 gezinnen een nieuw samengesteld gezin is en 44 procent van de kinderen zes jaar na de scheiding van hun ouders samenleven met één ouder en een stiefouder. Binnen de term nieuw samengestelde gezinnen kunnen we stiefmoeder- en stiefvader gezinnen onderscheiden. Bij stiefmoedergezinnen leeft het kind samen met zijn biologische vader en een stiefmoeder; stiefvadergezinnen bestaan uit een biologische moeder met een stiefvader. Slechts 15 procent van alle kinderen die leven in een stiefgezin, leeft in een gezin met de biologische vader en een stiefmoeder (Heireman & Lemmens, 2010). Er kan dus gesteld worden dat er na een scheiding verkozen wordt om hoofdzakelijk bij de moeder te verblijven.

Uit onderzoek van Amato (1987) blijkt dat de ondersteunende rol van biologische moeders steeds aanwezig blijft voor kinderen, los van het gezinstype.

Wat betreft de opvoedingsstijl van gescheiden vaders, blijkt dat zij vaker een niet-betrokken

ouderschapsstijl toepassen dan de gescheiden moeders. Stiefouders hebben eveneens een eerder niet- betrokken ouderschapsstijl, maar dit is het opmerkelijkst bij stiefmoeders. De rol van stiefmoeder geeft doorgaans vaker spanning met zich mee dan een stiefvaderrol (Vanassche, et al., 2011). Dit kan te wijten zijn aan het feit dat een stiefmoeder die in een gezin komt met een biologische man en zijn kinderen, vaak de klassieke gezinstaken op zich zal nemen, terwijl dat minder het geval is voor een stiefvader. De

stiefmoeder is vaker thuis waardoor er een grotere kans is dat er conflicten zullen ontstaan (Koning Boudewijnstichting, 2008).

De evaluatie van de rol van stiefvaders is afhankelijk van hoe lang hij de stiefvaderrol al opneemt in het nieuw samengesteld gezin. Stiefvaders zouden minder ondersteuning en controle bieden dan biologische

(27)

27

vaders maar de betrokkenheid van de stiefvader neemt toe hoe langer hij aanwezig is in het nieuw samengesteld gezin (Amato, 1987). De belangrijkste factoren die bijdragen tot goede relaties met

stiefouders zijn de tijd die verstreken is sinds de scheiding en de verblijfsregeling. Hoe langer de scheiding achter de rug is, hoe beter de relatie tussen het kind en de stiefouder wordt. Wat betreft de

verblijfsregeling: jongeren die voltijds samenwonen met één ouder hebben een minder goede relatie met de stiefouder waarmee ze niet samenwonen. Jongeren die deeltijds samenwonen met de stiefouder geven aan de beste relatie met hun stiefvader aan (Vanassche, et al., 2011).

4.3 Siblings

Allereerst dient het belang van vergelijking of bevestiging binnen de menselijke ontwikkeling aangetoond te worden. Binnen het menselijke organisme bestaat er een drang om meningen en vaardigheden te evalueren. Derhalve vergelijken mensen hun meningen en vaardigheden met die van anderen. Deze neiging neemt af wanneer het verschil tussen de mening en vaardigheid van de mens verschilt met die van de andere persoon. Individuen zullen steeds bevestiging zoeken bij personen die zich in een

gelijkaardige sociaal structurele positie bevinden en soortgelijke karakteristieken bezitten op vlak van een welbepaald domein. Hoe groter de vertrouwdheid, hoe groter de neiging om opinies en gedragingen over te nemen van de evaluerende persoon. Deze hypothesen maken deel uit van de Sociale

Vergelijkingstheorie van Festinger (1954). Binnen deze vergelijkingstheorie is seksueel gedrag een sleutelaspect.

Betrekken we deze hypothesen op de gezinsstructuur, dan kunnen we dit doortrekken naar broer/zus relaties. Broers en zussen hebben eenzelfde familiale achtergrond en opvoeding en hebben een grotere kans om in interactie te treden met elkaar dan met andere volwassenen of leeftijdsgenoten (Haurin &

Mott, 1999). Siblings worden gezien als rolmodellen die de ontwikkeling van seksuele attituden van hun broer/ zus vorm geven (East, Felice, & Morgan, 1993). Morgan (geciteerd in Haurin & Mott, 1999) argumenteert dat gelijke gender siblings een nog grotere kans bieden op interactie en socialisatie onderling.

(28)

28

5. Gender als beïnvloedingsfactor

Gender is een cruciale beïnvloedingsfactor in de communicatie tussen ouders en kinderen in het

algemeen. De meerderheid van de studies is het eens dat kinderen meer communiceren met hun moeder dan met hun vader. De meisjes-dochter communicatie komt het sterkst uit de ouder-kind communicatie.

Op inhoudelijk vlak zien we dat in de communicatie tussen ouders en kinderen de jongere een duidelijke voorkeur heeft voor de moeder wat onderwerpen over seksualiteit betreft. Jongens gaan hun ouders vooral aanspreken over seksueel overdraagbare ziekten en condoomgebruik. Meisjes maken een onderscheid in het soort gesprekken en kiezen zo hun communicatiepartner. Ze praten vooral met hun moeder over de menstruele cyclus, met hun vader over seksuele onthouding en met hun vrienden over seksuele betrekkingen/ ervaringen (DiIorio, Kelley, & Hockenberry-Eaton, 1999).

Wanneer we specifiek de communicatie met de vader bekijken, bemerken we dat jongens meer seksuele onderwerpen bespreken met hun vader dan meisjes (DiIorio, Kelley, & Hockenberry-Eaton, 1999). Er worden mogelijke verklaringen gegeven; ten eerste is er het concept “genderidentificiatie”: moeders kunnen zich beter identificeren met de seksuele ontwikkelingen van hun dochter dan met die van hun zonen. Vaders kunnen zich beter identificeren met hun zonen (Tobey et al., 2011). Ten tweede bieden fysieke ontwikkelingen zoals de menstruatiecyclus een kans om dieper in te gaan op bredere aspecten van seksualiteit, daar waar bij jongens er minder dergelijke cruciale ontwikkelingen zijn. Een derde element stelt dat meisjes moeten voorbereid worden op eventuele agressieve handelingen, die eerder aan jongens worden toegeschreven. Daarbij ervaren adolescente meisjes meer de bezorgdheid over onveilige seks dan jongens, dus zijn moeders meer geneigd om hierover te praten met meisjes.

Vergelijken we de communicatie tussen kinderen en leeftijdsgenoten van hetzelfde geslacht of van het ander geslacht, dan kan verwezen worden naar de studie van Rozema (1986) die scores gebruikte op Gibb’s communicatieklimaten3. Zij toonde aan dat het communicatieklimaat over seksualiteit tussen jongeren van hetzelfde geslacht significant meer ondersteunend is dan het communicatieklimaat tussen verschillende geslachten. Dit kan duiden op het feit dat gesprekken met een peer van het andere geslacht schaamte met zich meebrengen of kritiek op gedragingen en verwachtingen.

3 Cf. 3.3.1 Gibb’s defensive communication climates

(29)

29

6. Communicatieprocessen buiten het gezin 6.1 Peers/ Schoolse educatie

Zowel jongens als meisjes voelen zich het meest op hun gemak wanneer ze over seksuele onderwerpen praten met hun vrienden. Hoe meer adolescenten communiceren met leeftijdsgenoten, hoe meer het effect van ouder-kind communicatie afneemt (Nahom , et al., 2001). Een mogelijke verklaring is de

“generation gap”; dit betekent dat kinderen hun ouders als meer restrictief zien in seksuele attitudes dan hoe de ouders zichzelf zien wat voor een “gap” zorgt in gedeelde seksuele ervaringen. Omdat peers in dezelfde generatie leven met dezelfde aanvaarde normen, is de communicatie met hen heel belangrijk.

Een tweede mogelijke verklaring blijkt uit onderzoek van Rozema (1986). Dit toont aan dat het communicatieklimaat tussen ouders en kinderen meer defensief4 blijkt te zijn dan het communicatieklimaat tussen kinderen en leeftijdsgenoten. Uslander en collega’s (1977) verklaren dat ouders in morele termen denken over seksualiteit en daarom op een dominante manier “preken” en hun kinderen veroordelen. Deze studie bekijkt het perspectief van één actor van het communicatieproces. Additioneel onderzoek kan interessant zijn waarbij de focus ligt op interactie van een gezin dat in zijn geheel wordt bekeken.

De invloed van seksuele educatie op school mag zeker niet ontbreken in de seksuele ontwikkeling van de adolescent. Kirby (2002) besloot uit onderzoek dat bepaalde scholen met een duidelijk beleid van seksuele educatie de “dropout rates” kunnen laten afnemen en liberale en risicovolle seksuele waarden en gedrag verminderen. In tegenstelling tot deze resultaten vond Ashcraft (2008) dan weer dat seksuele educatie niets verandert aan de frequentie van seksuele handelingen. Op vlak van gender vinden meisjes school meer een bron van seksuele educatie dan jongens (Tobey, Hillman, Anagurthi, & Somers, 2011).

6.2 Media en seksualiteit

De cultivatietheorie van Gerbner en Gross (1976) toont aan dat frequente televisiekijkers de dominante voorstellingen van gedrag in de media sneller zullen aannemen en als accuraat en representatief voor de realiteit zullen beschouwen. Dit kan doorgetrokken worden naar de representatie van seksualiteit in de media. Gesprekken over seks die verschijnen in de media hebben een invloed op de normen en de verwachtingen die mensen creëren over de beleving van seks, waar/ wanneer dit gepast is en met wie men

4 Cf. 3.3.1 Gibb’s defensive communication climates

(30)

30

dit kan doen (Roberts, 1982). Tijdens de prime-time uitzendingen voor tieners (20u tot 23u), wordt er in het grootste deel van de programma’s gesproken over seks of seksuele gedragingen getoond. Seksuele risico’s, gebruik van anticonceptiemiddelen of seksuele onthouding worden nagenoeg niet besproken (Kunkel, et al., 2007). Naast het medium televisie is er eveneens een invloed van magazines. Dit uit zich voornamelijk in magazines gericht op vrouwen; uit een grondige analyse van tienermagazines blijkt dat meisjes hoofdzakelijk de boodschap krijgen om zo aantrekkelijk mogelijk over te komen om de interesse van een wenselijke man te verkrijgen (Pierce, 1990). Er kan hieruit afgeleid worden dat dit concrete gevolgen kan hebben op de denkwijze die jonge meisjes ontwikkelen over hun seksuele gedragingen tegenover jongens. Toch biedt dit medium een meerwaarde voor tienermeisjes omdat het een verscheidenheid aan inzichten aanreikt over seksuele dilemma’s die kunnen verschillen van de visie van ouders, opvoeders of andere autoriteiten. Een groot deel jonge meisjes zal antwoorden zoeken in een tijdschrift om vragen over seksualiteit te beantwoorden die ze niet durven stellen aan hun ouders uit schaamte.

7. Probleemstelling

Een grondige literatuurstudie toont aan dat het seksuele ontwikkelingsproces van de adolescent een opdracht voor de jongere zelf vormt, maar evenzeer voor de ouders. Onderzoek wijst aan dat het onderwerp seksualiteit voor jonge adolescenten nog steeds ongemakkelijkheid met zich meebrengt en dat de onderwerpen die besproken worden niet volledig corresponderen met de vragen waarmee jongeren kampen. Er is een ondersteunende respons nodig met voldoende spontaniteit, empathie en gelijkheid.

Daarom is het van belang de toegepaste ouderlijke strategieën van een optimale communicatie te onderscheiden. Literatuur geeft aan dat het onderwerp seksualiteit nog steeds een moeilijk bespreekbaar onderwerp blijkt te zijn, voornamelijk in de ouder-kind context (Dubbe, 1965). De onderwerpen die ouders aankaarten bij hun kinderen omtrent het thema seksualiteit, zouden niet overeenkomen met de behoeften die jongeren hebben (Miller, Levin, Whitaker, & Xu, 1998). Dit geeft aanleiding tot een meer specifieke focus in het onderzoek, waarbij er onderzocht wordt hoe ouder en kind elkaar benaderen bij gesprekken over seksualiteit en hoe hun afzonderlijke communicatieve beleving met elkaar

overeenstemt. De ondersteunende ouder-kind communicatie over het thema seksualiteit kan variëren in

(31)

31

verschillende gezinstypes. Uit onderzoek blijkt dat in de situatie van een éénoudergezin of een nieuw samengesteld gezin, de ouder-kind communicatie zich aanpast vanuit een rolverandering van de moeder en vader, alsook de bijkomende aanwezigheid van een stiefouder. Wat betreft de algemene ouder-kind communicatie in verschillende gezinsstructuren, zien we onenigheden in de evaluaties van kinderen, het perspectief van de ouders werd echter nog niet uitvoerig belicht. Op welke manier de ouderlijke aanpak in deze nieuwe gezinssituaties zich eventueel kan uiten in uiteenlopende kenmerken van ouder-kind communicatie over seksualiteit, werd nog niet onderzocht in voorgaande studies. Om de ervaring, inhoud en evaluatie van de communicatievormen over seksualiteit tussen traditionele, éénoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen bloot te leggen, is verder onderzoek aangewezen.

Daarom wordt voorgaande relevantie voor verder onderzoek vertaald in volgende onderzoeksvragen:

1) Welke ouderlijke strategieën worden aangewend om kwalitatieve ouder-kind communicatie te garanderen?

2) Op welke wijze benaderen ouder en kind elkaar bij onderlinge gesprekken over seksualiteit?

o Welke specifieke communicatiekenmerken verwezenlijken een kwaliteitsvolle ouder- kind communicatie over seksualiteit?

o Voor welke van deze kenmerken congrueren ouderlijke percepties met kind percepties?

3) Hoe kunnen variaties in kwaliteitsvolle ouder-kind communicatie over seksualiteit in verschillende familiestructuren verklaard worden?

o Welke waarde biedt een tweede ouder/ stiefouder voor ouder en kind in het communicatieproces over seksualiteit?

(32)

32

(33)

33

Methodologie

1. Kwalitatief onderzoek

Binnen dit onderzoek staat interpersoonlijke communicatie centraal, waarin de gezinscontext specifiek wordt bestudeerd en getracht wordt om inzicht te krijgen in de manier waarop actoren bepaalde

concepten interpreteren. Voorgaande studies binnen dit thema die peilden naar betekenisgeving binnen ouder-kind communicatie gaven reeds aanzet tot kwalitatief onderzoek (Solomon et al., 2002). Ouder- kind communicatie over seksualiteit betreft een sociaal proces waarin een complex thema besproken wordt. Wanneer we in de hoofdonderzoeksvraag spreken over ouderlijke strategieën die worden aangewend om een “kwalitatieve ouder-kind communicatie” te garanderen, kunnen er uiteenlopende invullingen aangegeven worden. Daarom is het van belang om de actoren binnen het

communicatieproces aan het woord te laten, met een focus op de betekenis die ouders en adolescenten geven aan de communicatie en in te spelen op de complexiteit van deze begrippen. Een kwalitatief onderzoekdesign biedt daarom een meerwaarde om betekenisvorming en communicatiebeleving te verduidelijken. Deze benaderingswijze geeft de onderzoeker de kans om op een interpretatieve manier de boodschap van het onderzoeksobject weer te geven (Mortelmans, 2007).

2. Steekproeftrekking en onderhandelen van toegang 2.1 Steekproeftrekking

Bij kwalitatief onderzoek wordt een eerder kleine steekproef verkozen, omwille van het beschrijven van een bepaald sociaal fenomeen in de diepe betekenis (Maxwell, 2009). Binnen deze studie wordt een doelgerichte steekproef getrokken; de resultaten kunnen daarom ook niet veralgemeend worden naar elke ouder of kind van betreffende gezinstypes. Een goede selectiestrategie zorgt ervoor dat de gevormde theorie zoveel mogelijk uitingen van het te onderzoeken fenomeen bevat (Plochg & Van Zwieten, 2007).

Daarom werden respondenten geselecteerd aan de hand van welbepaalde kenmerken5 die theoretisch relevant zijn voor dit onderzoek. Binnen het thema ouder-kind communicatie is het vanzelfsprekend dat beide actoren aan bod komen, daarom worden zowel kenmerken van het kind als van de ouders in kaart gebracht. Het eerste kind kenmerk betreft de leeftijd. De doelgroep in dit onderzoek zijn adolescenten in

5 Bijlage 3: Steekproefmatrix

(34)

34

de pubertijdsperiode, die tot de categorie van 12- tot 16-jarigen behoren. Uit de literatuur blijkt dat het geslacht van het kind van belang is bij het kiezen van de gesprekspartner en de keuze van

gespreksonderwerpen (DiIorio, Kelley, & Hockenberry-Eaton, 1999). Op vlak van geslacht werden daarom zowel meisjes als jongens geselecteerd om een mogelijke vergelijking van gender toe te laten in de ouder- kind communicatie over seksualiteit. Een tweede kenmerk is het behoren tot een tweeoudergezin, een éénoudergezin en een nieuw samengesteld gezin. Verschillende gezinstypes geven implicaties mee in de opvoedingsstijl en in het benaderen van ouder en kind in een communicatieproces. Verder werden kinderen geselecteerd die ofwel behoren tot een gezin met enkel één kind ofwel een gezin met siblings.

Morgan (geciteerd in Haurin & Mott, 1999) stelt dat gelijke gender siblings een nog grotere kans bieden op interactie en socialisatie onderling. Om dit te onderzoeken wordt geen onderscheid gemaakt in het behoren tot een gezin waarbij het kind een broer of een zus heeft. Dit biedt de kans deze verschillende sibling situaties (variërend op basis van geslacht) te vergelijken en hun invloed op communicatie over seksualiteit te analyseren. Een noodzakelijk ouder kenmerk is de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van een traditioneel tweeoudergezin, een éénoudergezin of een nieuw samengesteld gezin. Binnen elk gezin werden individuele diepte-interviews afgenomen, apart bij ouder en kind. Dit omwille van overeenkomstige interviewvragen die naar de beleving van de ouder-kind communicatie peilden.

Vooraf werden 20 interviews als doelstelling vooropgesteld, waarvan 10 interviews bij kinderen en de overige 10 interviews bij één van hun ouders. Zo wordt er binnen het gezin gekeken naar beide

communicatieactoren van het proces. Bij de selectie van respondenten is voldoende heterogeniteit m.b.t.

theoretisch belangrijke kenmerken aangewezen om een uitgebreide en doelgerichte analyse mogelijk te maken (Plochg & Van Zwieten, 2007). Binnen betreffend onderzoek namen in totaal 11 gezinnen deel, waarvan 5 tweeoudergezinnen, 4 nieuw samengestelde gezinnen en 2 éénoudergezinnen. In de drop-off6, als onderdeel van de vragenlijst van het interview, werden de relevante kenmerken aangeduid voor de aanvang van het interview. Om het cyclische verloop van het onderzoeksproces te garanderen, werden de interviewrondes opgedeeld in verschillende fasen. De eerste interviewronde werd opengesteld voor zowel tweeoudergezinnen, éénoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen. Er werd gebruik gemaakt van de “sneeuwbalsteekproef” waarbij het zoeken naar respondenten zichzelf uitbreidt aan de hand van het netwerk van een eerdere respondent (Baarda, de Goede, & Teunissen, 1995). De eerste ronde bestond uit twee tweeoudergezinnen, een éénoudergezin en een nieuw samengesteld gezin. Dit om reeds bij aanvang van het dataverzamelingsproces de interviews van alle drie de gezinstypes te

6 Bijlage 4 & 5: Vragenlijsten ouders/ kinderen

(35)

35

kunnen uitschrijven en een eerste keer te analyseren om aanpassingen aan te brengen in de

interviewvragenlijsten7. Het verdere verloop van de rekrutering van respondenten verliep meer selectief met het oog op het verzamelen van voldoende gezinnen voor elk gezinstype.

2.2 Onderhandelen van toegang

Allereerst werden de gezinnen voornamelijk mondeling aangesproken via een tussenpersoon. Bij

interesse in deelname werd later de opgestelde brief 8 met uitgebreide informatie en verwachtingen over het onderzoek alsook het verdere verloop hiervan verzonden naar de ouders van het gezin. Omdat tijdens het rekruteringsproces steeds de ethische kwestie en eventuele barrières van het onderwerp seksualiteit in rekening werden gehouden, werd in dit verzoek duidelijk gesteld dat de nadruk van het onderzoek lag op de communicatie tussen ouder en kind en er geen intieme belevingen omtrent seksualiteit hoefden besproken te worden. Naast de contactopname via email werden enkele geïnteresseerde respondenten die dichter in de kenniskring stonden van de onderzoeker telefonisch gecontacteerd. Binnen het

rekruteringsproces van éénoudergezinnen kwam een bepaalde moeilijkheid naar voor. Deze

onderzoeksgroep is eerder kleiner van omvang en bleek dus moeilijker te bereiken. Hiervoor werden gezinsorganisaties9 die in rechtstreeks contact stonden met éénoudergezinnen via emailverkeer

aangesproken. De opvoedingsorganisaties werden benaderd aan de hand van een informatieve mail over het onderzoek met daarbij het voorstel later de verkregen inzichten te delen als een motiverende factor.

De organisatie zelf werd benaderd als tussenpersoon tussen de onderzoeker en de gezinnen wegens privacy redenen. Er werd de organisatie gevraagd naar de mogelijkheid om alleenstaande ouders te contacteren die eventueel bereid zouden zijn om deel te nemen aan het onderzoek. Er werd eveneens een oproep verspreid op het forum van website van de gezinsorganisaties om een zo groot mogelijk aantal alleenstaande ouders te bereiken. De gegevens van de onderzoeker werden meegegeven indien gezinnen verdere interesse hadden voor een deelname aan het onderzoek.

7 Bijlage 4 & 5: Vragenlijsten ouders/ kinderen

8 Bijlage 1: Brief onderhandelen toegang

9 Er werden twee opvoedkundige organisaties gecontacteerd bij het verzamelen van voldoende alleenstaande ouders:

VZW Houvast: vereniging die “houvast” biedt wanneer je voor de opvoedingstaak van je kinderen alleen komt te staan (vzw Houvast, 2003)

EXPOO: Expertisecentrum voor opvoedingsondersteuning (Vlaamse overheid, s.d.)

(36)

36

3. Ethiek

Het centrale onderwerp van deze studie betreft een ethische kwestie, daarom is het van aanzienlijk belang om een ethische procedure toe te passen. Allereerst werd rekening gehouden met de procedurele ethiek; het is van cruciaal belang een concrete beschrijving van het onderzoek mee te delen aan de mogelijke respondenten. Hierin wordt het doel en de verwachtingen van de respondenten besproken samen met wat er met de verkregen informatie zal gebeuren. Verder is een schriftelijke geïnformeerde toestemming10 vereist. In deze informed consent werd er meegegeven dat het interview op elk moment onderbroken kon worden, werd er informatie gegeven over inzagerecht in de studie en de

vertrouwelijkheid van de gegevens werden gegarandeerd. Daarnaast is er tijdens het gesprek nood aan discretie en een aangepaste houding. Vanwege het delicate onderwerp werd meegedeeld dat

respondenten vrij waren niet te antwoorden op bepaalde vragen en stond de onderzoeker steeds open voor mogelijke vragen tijdens het interview. Er werd er toestemming gevraagd voor de opname van het gesprek en aangegeven dat een inzage van het afgewerkt onderzoek steeds mogelijk was. Alvorens het diepte-interview aan te vangen, werd dit ingeleid met een verkennend gesprek dat de achtergrondsituatie van zowel ouder als kind bevroeg. Deze aspecten werden ook reeds vooraf aan de respondent

meegedeeld aan de hand van een opgestelde brief/mail 11die de respondenten uitnodigde te participeren aan het onderzoek.

4 Dataverzamelings –en analysetechniek 4.1 Data-verzameling

De literatuurstudie leerde dat het onderzoeken van ouder-kind communicatie betreffende seksualiteit over het algemeen werd verricht door middel van semi-gestructureerde diepte-interviews. De

betekenisgeving en het interpreteren hiervan vraagt een interactieve benadering tussen interviewer en respondent. Via face-to face diepte-interviews kan er dieper ingegaan worden op bepaalde concepten en doorgevraagd worden naar oorzaken en meer diepliggende dimensies (Mortelmans, 2007). Binnen elk gezin werd één ouder en één kind (leeftijd tussen 12 en 16 jaar oud) geïnterviewd. De interviews werden individueel afgenomen in een aparte vertrouwde ruimte van beide gezinsleden om afleidingen te

vermijden (Baarda, et al., 2013). Daarom werden de interviews bij de gezinnen thuis afgenomen, op een

10 Bijlage 2: Informed consent

11 Bijlage 1: Brief onderhandelen toegang

(37)

37

plaats naar keuze. Aangezien dit onderzoek in grote mate focust op de tweeledige interpretatie van ouder-kind communicatie, werden aan ouder en kind binnen hetzelfde gezin bij bepaalde topics

overeenkomstige vragen gesteld. Om wederzijdse beïnvloeding van de antwoorden van ouder en kind te vermijden, was deze individuele benadering van cruciaal belang.

Er werd gebruik gemaakt van 6 verschillende vragenlijsten12, waarvan 3 verschillende vragenlijsten per gezinstype onderscheiden werden, nl. tweeoudergezin, éénoudergezin en nieuw samengesteld gezin. De verschillen binnen deze vragenlijsten zijn gericht op verschillen in de aanwezigheid van een stiefouder, het afwezig zijn van een tweede ouder, de ervaring van een scheiding, waarbij verder binnen elk interview werd rekening gehouden met specifieke situationele verschillen. Binnen de vragenlijsten van elk

gezinstype werden aparte vragenlijsten opgesteld voor de ouders en de kinderen, mits bepaalde gemeenschappelijke vragen naar de evaluatie van de communicatie onderling, de persoon naar wie het kind zich richt bij vragen over seksualiteit, de voorkeur van de plaats tijdens het gesprek, … Dit in het licht om de congruentie van de ervaringen en evaluaties van ouder en kind te vergelijken. De vragenlijsten werden gestructureerd aan de hand van een topiclijst. Bij aanvang van het interview met de ouders werd een situatieschets gemaakt van de gezinssituatie. Na deze introductie werd overgegaan tot het

onderwerp ouder-kind communicatie in het algemeen en hoe deze werd gepercipieerd. Hierbij werd naar voorbeelden en ervaringen gevraagd en de betekenis hieromtrent. Vervolgens werd uitvoerig ingegaan op het hoofdthema: ouder-kind communicatie over seksualiteit. Binnen dit hoofdthema werd gevraagd naar aanspreekpunten, de toegepaste aanpak, verscheidene onderwerpen over seksualiteit, problemen of barrières, kennis over seksualiteit en bijkomende beïnvloedende kanalen. Omdat interviews gericht zijn op het verkrijgen van inzicht in de persoonlijke beleving van respondenten, is het belangrijk de

antwoorden zo nauwkeurig mogelijk te registreren. Om later de interviews woordelijk te registreren en analyseren, werd gebruikt gemaakt van geluidsopnames (Plochg & Van Zwieten, 2007).

Deze studie richt zich deels op kinderen; hiermee werd rekening gehouden tijdens de interviews. De interviews met de kinderen startten met een verkennend gesprek, waarna het onderwerp seksualiteit werd geïntroduceerd. Er werd aan de hand van foto- en campagnemateriaal vragen gesteld om de jongeren vertrouwd te maken met het onderwerp seksualiteit in relatie tot hun ouders. Op deze manier werd de barrière om hierover te praten afgezwakt. Tijdens het interview werden diverse

gesprekstechnieken toegepast. Er werden open vragen toegepast om ruimte te laten voor

12 Bijlage 4 & 5: Vragenlijsten ouders/ kinderen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ouders willen graag goed voorbereid zijn, weten waar ze aan toe zijn, niet voor verrassingen komen te staan.. Wees

• Ouders weten niet wat er aan de hand is en jongere wil hen dat ook niet vertellen. • Ouders schakelen professionele

verliezen, heeft schrik dat de buitenwereld haar een slechte mama vindt, voelt zich nergens gesteund in de opvoeding, heeft het gevoel dat het haar allemaal te veel wordt, dat ze

Een meisje mocht niet naar de begrafenis van haar vader die ze nooit gekend heeft omdat haar familie er niets mee te maken wou hebben; een ander meisje wordt

Soms kan het zijn dat het wat langer duurt dan 10 dagen, dan heeft een papa/mama wat meer tijd nodig om weer rustig te worden.. Dat kan best gek zijn dat je ineens 10 dagen in

Maak het weerbericht op de rug van je kind en geef jullie verbeelding de vrije loop.. Vertel dat je het weerbericht van vandaag op de rug van je kind

De meta-analyse suggereert dat kinderen nietbij machte zijn tegenwichtte bieden aan een tekortschietend ouder- schap, maar dat ouders wel in Staat zijn de Problemen van hun kinderen

Vervolgens vertelt Van Suchtelen het volgende verhaal. De vrouw van een gezin staat op het punt van bevallen en daarom is het wenselijk dat haar 2-jarige zoontje, ventje genoemd,