• No results found

2.1.1 Bronfenbrenner’s ecologische systeemtheorie

Als we de ontwikkeling van het kind bekijken in relatie tot zijn omgeving, biedt de ecologische

systeemtheorie een fundamenteel inzicht. Bronfenbrenner (1994) stelt dat de ontwikkeling van een kind wordt bekeken in de context van systemen van relaties die samen de omgeving van het kind vormen. Hij onderscheidt complexe “lagen” in de omgeving, die elk een effect hebben op de ontwikkeling van het kind. Deze lagen zijn cruciaal en met elkaar in verbinding, wat betekent dat een obstakel in de ene laag consequenties heeft in de beïnvloeding van een andere laag. We moeten dus steeds alle lagen in een geheel zien en de relaties tussen deze contexten analyseren wanneer we de ontwikkeling van het kind willen begrijpen.

Bronfenbrenner (1994) onderscheidt vijf “systemen”; ten eerste is er het microsysteem dat de dichtste laag vormt rond het kind en dat de directe contacten van het kind inhoudt. Actoren in deze directe omgeving zijn familie, de school en de wijk waarin men opgroeit. In deze contextlaag is er een impact in twee richtingen: er is enerzijds beïnvloeding van anderen naar het kind toe, maar anderzijds is er ook beïnvloeding van het kind naar anderen toe. Toegepast op ouder-kind relaties betekent dit dat ouders de opvattingen en gedragingen van een kind beïnvloeden, maar tegelijkertijd heeft het kind ook een impact op de gedragingen en opvattingen van de ouders. Deze beïnvloedingsstromen, “bi-directional influences”, komen voor in elke contextlaag, maar zijn het sterkst in het microsysteem. Als tweede laag onderscheidt Bronfenbrenner het mesosysteem, dit staat voor de relatie tussen de actoren in het microsysteem van het kind. Dit uit zich in de relatie tussen de leerkracht van het kind en zijn ouders, tussen de Kerk en zijn woonwijk, etc. Verder bestaat er het exosysteem: deze laag houdt het grotere sociale systeem in waarin het kind niet direct functioneert, bijvoorbeeld de indirecte beïnvloeding van sociale groepen en

instituties. Het macrosysteem ligt het verst verwijderd van de directe omgeving van het kind. Het gaat

17

hier over culture waarden, gewoonten en wetten. Een bijkomend systeem behandelt de tijdsdimensie in de omgeving van het kind, dit is het chronosyteem.

Omdat in deze studie wordt gefocust op de ouder-kind communicatie in relatie tot seksualiteit, spitsen we ons toe op de meest relevante systemen die horen bij dit thema. Als eerste kunnen we afleiden dat het microsysteem een fundamentele rol speelt in het communicatieproces tussen ouder en kind. De attitudes tegenover seksualiteit van ouders beïnvloeden sterk de gedragingen en de ontwikkelingen van de

kinderen. Maar dit heeft ook een omgekeerde wisselwerking. Dit impliceert dat een communicatie tussen ouders en kinderen een meerwaarde kan bieden in het ontwikkelingsproces van het kind, maar reacties of gedragingen van een kind kunnen evengoed een aanpassing of verandering met zich meebrengen bij de ouders.

Naast de ouderlijke focus binnen het communicatieproces vertegenwoordigt het microsysteem eveneens de directe omgeving van het kind, dit geeft aan dat er binnen het microsysteem ook een beïnvloeding bestaat van de school en peers. De impact van communicatie tussen ouder en kind moet dus

gerelativeerd worden en mag niet als een allesomvattende factor bekeken worden in een seksueel ontwikkelingsproces.

Als laatste kan het macrosysteem gelinkt worden aan eventuele taboeonderwerpen die heersen in de maatschappij, waarvan het onderwerp seksualiteit deel uitmaakt. Bronfenbrenner’s systeemtheorie geeft aldus diepgaand inzicht in de verschillende factoren die de ontwikkeling van het kind beïnvloeden. Op deze manier wordt het belang aangetoond om een totaalbeeld voor ogen te nemen wanneer men de seksuele ontwikkeling van het kind bespreekt.

2.2 Opvoedingsstijlen en seksualiteit

Het concept “opvoeding” veronderstelt het nastreven van bepaalde pedagogische taken zoals het onderhouden van een duurzame relatie waarbij opvoeders zich verantwoordelijk voelen en aansprakelijk zijn, zich kritisch en bewust verhouden tot de omringende cultuur en kinderen daarin laten participeren (Thoomes, 2000). De aard van de opvoeding kan verklaard worden aan de hand van verschillende opvoedingsstijlen; deze worden opgedeeld op basis van een aantal kenmerken. Een “opvoedingsstijl”

wordt onderverdeeld in twee dimensies: de ouderlijke eisen (controle) en de ouderlijke respons (warmte en affectie).

18

Opvoedingsstijlen kunnen begrepen worden als attitudes tegenover het kind die worden

gecommuniceerd en een bepaald emotioneel klimaat creëren. Dit emotioneel klimaat vormt zich door de gedragingen van de ouders die overeenstemmen met de opvoedingsstijl die gehanteerd wordt (Wolfradt, Hempel, & Miles N.V., 2001).

Opvoedingsstijlen in relatie met seksualiteit uiten zich in grote mate op het vlak van het al dan niet voorkomen van risicovol seksueel gedrag van het kind. De eerste dimensie die een specifieke

opvoedingsstijl bepaalt, nl. de ouderlijke respons, vinden we terug in een studie van Henrich en collega’s (2006). Hieruit blijkt dat adolescenten die een dichte relatie hebben met hun ouders en meer affectie en steun ervaren een minder grote kans hebben op seksueel risicogedrag (Henrich et al., 2006). Een

onderzoek dat hierbij aansluit stelt dat de kans op ongewenste zwangerschap kleiner is voor jongeren die opgroeien in een relatief ‘warm’ gezinsklimaat (Dittus, Jaccard, & Gordon, 1999). Over de tweede

dimensie controle is er minder éénduidigheid terug te vinden in de literatuur. Wel is een samenhang aangetoond tussen enerzijds de mate van controle in de opvoeding en anderzijds de seksuele ervaringen van de adolescent. Een hogere mate van controle in de opvoeding van ouders geeft een kleinere kans op ervaring met geslachtsgemeenschap en/of een latere leeftijd van een eerste geslachtsgemeenschap. Toch heeft het aspect controle ook een omgekeerd effect wanneer er overmatige controle is. Dit kan op zijn beurt evenwel leiden tot vroeg starten met geslachtsgemeenschap tijdens de adolescentie (Miller, Forehand, & Kotchick, 1999).

Als conclusie kunnen we stellen dat opvoedingsstijlen op vlak van twee dimensies (ondersteuning en controle) samenhangen met de seksuele ervaring en seksuele risicogedrag van de jongere tijdens de adolescentieperiode. Daarom wordt er verder ingegaan op de verschillende opvoedingsstijlen en de mate waarin deze twee dimensies tot uiting komen.

2.2.1 Baumrind’s opvoedingsstijlen

Baumrind beschrijft diverse ouderlijke opvoedingsstijlen die een verklaring geven aan veelvoorkomende variaties van ouderlijke controle en de impact op de socialisatie van hun kinderen. De manier waarin ouders verschillen in deze controle en socialisatie van hun kinderen bepaalt de opvoedingsstijl van de ouders (Darling, 1999).

19

Allereerst zijn er twee bepalende elementen die reeds aangehaald werden. “Ouderlijke responsiviteit1” betekent de ouderlijke ondersteuning die individualiteit, zelfregulatie en assertiviteit stimuleert bij het kind. Daartegenover staat “ouderlijke controle2” die de controle over het gedrag van het kind weergeeft en verwijst naar de aanspraak die ouders maken op kinderen om hen te laten gehoorzamen en discipline te kweken. De mate waarin ouders hoog of laag scoren op deze typologieën bepaalt de opvoedingsstijlen (Baumrind, 1991). De eerste opvoedingsstijl wordt de “toegeeflijke ouders” genoemd. Dit type is meer responsief dan controlerend. Ze zijn minder aan traditionele waarden gehecht, geven hun kinderen veel zelfregulerende ruimte en gaan confrontatie uit de weg. Daarnaast zijn er de “autoritaire ouders”. Zij hebben hoge verwachtingen qua gehoorzaamheid en zijn status-georiënteerd. In deze gezinnen staan structuur en duidelijke regels centraal. Zij scoren hoog op ouderlijke controle en laag op ouderlijke responsiviteit. Een derde categorie zijn de “gezaghebbende ouders”. Bij hen vinden we een hoge mate van ouderlijke controle terug evenals een hoge mate van ouderlijke responsiviteit. Zij stellen ook duidelijke regels en discipline, maar zij verklaren de gedragingen en standaarden die verwacht worden van hun kinderen. De kinderen leren verantwoordelijk te zijn voor hun eigen handelingen.

Ten slotte zijn er de “niet betrokken ouders”, dit staat gelijk aan lage ouderlijke responsiviteit en lage ouderlijke controle. Op vlak van communicatie en psychologische controle is er een cruciaal verschil op te merken tussen de autoritaire ouders en de gezaghebbende ouders. Wat betreft psychologische controle (schuldgevoelens, gevoel van aanvaarding, schaamte, …) stellen beide opvoedingsstijlen hoge eisen aan hun kinderen waarbij ouders verwachten dat ze zich gepast gedragen en gehoorzaam zijn. Autoritaire ouders verwachten dat hun kinderen hun waarden en regels accepteren zonder verdere uitleg.

Gezaghebbende ouders staan echter open voor communicatie en overleg en zullen hun waarden uitleggen en motiveren.

2.2.2 Baumrind’s opvoedingsstijlen en seksualiteit

We kunnen uit voorgaande onderzoeken afleiden dat elke opvoedingsstijl een effect heeft op de communicatie tussen ouder en kind. Uit de mate van “ouderlijke responsiviteit” en de mate van

“ouderlijke controle” kan op het eerste gezicht geconcludeerd worden dat de gezaghebbende ouders en de toegeeflijke ouders opener zullen communiceren over seksualiteit in vergelijking met de autoritaire en de niet betrokken ouders. Toegeeflijke ouders hebben vertrouwen dat de adolescent zelf beslissingen kan

1 Supra Deel 2.2 Opvoedingsstijlen en seksualiteit

2 Supra Deel 2.2 Opvoedingsstijlen en seksualiteit

20

maken. Een kenmerk hiervan is het stellen van minder grenzen en regels. Autoritaire ouders zullen eerder hoge verwachtingen hebben tegenover hun kinderen en hun eigen attitudes doortrekken naar hun kinderen.

Beschouwen we de relatie tussen Baumrind’s opvoedingsstijlen en communicatie dan kunnen we besluiten dat wanneer de adolescent veel keuzevrijheid krijgt, er een meer open houding zal zijn naar de ouders toe (Huebner & Howell, 2003). Op die manier kunnen de ouders de adolescent adviseren en begeleiden in het maken van keuzes. Een autoritaire attitude van de ouders zou op zijn beurt kunnen leiden tot het zich keren tegen de behoudende attitude van de ouder waarbij het vertrouwen van de adolescent in zijn ouders een fikse deuk krijgt (Huebner & Howell, 2003). Darling (1999) concludeert dat gezaghebbende ouders de meest consistente stijl van opvoeden bieden omdat kinderen een duidelijk overzicht krijgen van de regels en waarden die gecommuniceerd worden. Er zijn hoge verwachtingen, maar het kind krijgt de kans om autonoom te ontwikkelen (Darling, 1999).

2.2.3 Gezaghebbende ouders en Giddens pure relatie

Darling’s conclusie (1999) sluit aan bij de “pure relatie”- theorie van Giddens. De hoge autonomie en zelfregulering die Darling veronderstelt bij gezaghebbende ouders, leiden tot een evenwicht tussen democratie en gelijkheid. Dit noemt Giddens de “pure relatie”. Dit evenwicht ziet Giddens als een

ideaalbeeld binnen een succesvolle opvoeding in de ontwikkeling van het kind naar de volwassenheid. Als we deze “pure relatie” terugkoppelen aan de ouder-kind relatie, dan impliceert dit dat kinderen zich in een positie bevinden waarin ze kunnen onderhandelen over het “contract” tussen zichzelf en hun ouders (Brannen et al., 1994). Deze toenemende autonomie kan bereikt worden door de jongere meer te behandelen als een “volwassener persoon”.

“If parents want close relations with their children to continue into adulthood, they must, as part of their reflexive endeavors, re-create ties on the basis of equality and reciprocal liking, trust and understanding.”

(Brannen, Dodd, Oakley, & Storey, 1994).

Ouders gaan daarom echter niet altijd hun verantwoordelijkheid of hun pogingen om hun kinderen te beïnvloeden opgeven. Er bestaat zoiets als “pseudo-democratie” (Solomon, Warin , Lewis, & Langford, 2002) waarvan er gezegd wordt dat de gecontroleerde strategie van ouders nog steeds wordt toegepast, maar enkel een verandering ondergaat: de communicatiestrategieën spelen een cruciale rol in de

21

overgang van de observeerbare controle in de kindertijd naar een niet-observeerbare controle in de adolescentie (Brannen et al., 1994). De verschuiving van ouderlijke controle weerspiegelt zich in het gedrag van de jongere: zij houden als verzet meer informatie achter, of dreigen dit te doen. Dit wordt niet altijd als negatief gezien door ouders, aangezien veel ouders de privacy van hun kinderen respecteren en de noodzakelijkheid van occasionele stiltes en geheimen inzien (Gillies, McCarthy, & Holland, 2001).

Hieruit kunnen we afleiden dat de consistente opvoedingsstijl (Darling, 1999), namelijk de gezaghebbende opvoedingsstijl, op het vlak van het communicatieproces een dubbele zijde heeft. Enerzijds is

communicatie tussen ouder en kind cruciaal, omdat er ruimte nodig is voor onderhandeling en discussie.

Anderzijds is er op tijdsvlak een verschuiving van observeerbare controle/communicatie naar een niet-observeerbare controle/communicatie tijdens de adolescentieperiode. Soms is er in een ouder-kind relatie nood aan stilte naast een intense dialoog.