• No results found

6. Communicatieprocessen buiten het gezin

6.2 Media en seksualiteit

De cultivatietheorie van Gerbner en Gross (1976) toont aan dat frequente televisiekijkers de dominante voorstellingen van gedrag in de media sneller zullen aannemen en als accuraat en representatief voor de realiteit zullen beschouwen. Dit kan doorgetrokken worden naar de representatie van seksualiteit in de media. Gesprekken over seks die verschijnen in de media hebben een invloed op de normen en de verwachtingen die mensen creëren over de beleving van seks, waar/ wanneer dit gepast is en met wie men

4 Cf. 3.3.1 Gibb’s defensive communication climates

30

dit kan doen (Roberts, 1982). Tijdens de prime-time uitzendingen voor tieners (20u tot 23u), wordt er in het grootste deel van de programma’s gesproken over seks of seksuele gedragingen getoond. Seksuele risico’s, gebruik van anticonceptiemiddelen of seksuele onthouding worden nagenoeg niet besproken (Kunkel, et al., 2007). Naast het medium televisie is er eveneens een invloed van magazines. Dit uit zich voornamelijk in magazines gericht op vrouwen; uit een grondige analyse van tienermagazines blijkt dat meisjes hoofdzakelijk de boodschap krijgen om zo aantrekkelijk mogelijk over te komen om de interesse van een wenselijke man te verkrijgen (Pierce, 1990). Er kan hieruit afgeleid worden dat dit concrete gevolgen kan hebben op de denkwijze die jonge meisjes ontwikkelen over hun seksuele gedragingen tegenover jongens. Toch biedt dit medium een meerwaarde voor tienermeisjes omdat het een verscheidenheid aan inzichten aanreikt over seksuele dilemma’s die kunnen verschillen van de visie van ouders, opvoeders of andere autoriteiten. Een groot deel jonge meisjes zal antwoorden zoeken in een tijdschrift om vragen over seksualiteit te beantwoorden die ze niet durven stellen aan hun ouders uit schaamte.

7. Probleemstelling

Een grondige literatuurstudie toont aan dat het seksuele ontwikkelingsproces van de adolescent een opdracht voor de jongere zelf vormt, maar evenzeer voor de ouders. Onderzoek wijst aan dat het onderwerp seksualiteit voor jonge adolescenten nog steeds ongemakkelijkheid met zich meebrengt en dat de onderwerpen die besproken worden niet volledig corresponderen met de vragen waarmee jongeren kampen. Er is een ondersteunende respons nodig met voldoende spontaniteit, empathie en gelijkheid.

Daarom is het van belang de toegepaste ouderlijke strategieën van een optimale communicatie te onderscheiden. Literatuur geeft aan dat het onderwerp seksualiteit nog steeds een moeilijk bespreekbaar onderwerp blijkt te zijn, voornamelijk in de ouder-kind context (Dubbe, 1965). De onderwerpen die ouders aankaarten bij hun kinderen omtrent het thema seksualiteit, zouden niet overeenkomen met de behoeften die jongeren hebben (Miller, Levin, Whitaker, & Xu, 1998). Dit geeft aanleiding tot een meer specifieke focus in het onderzoek, waarbij er onderzocht wordt hoe ouder en kind elkaar benaderen bij gesprekken over seksualiteit en hoe hun afzonderlijke communicatieve beleving met elkaar

overeenstemt. De ondersteunende ouder-kind communicatie over het thema seksualiteit kan variëren in

31

verschillende gezinstypes. Uit onderzoek blijkt dat in de situatie van een éénoudergezin of een nieuw samengesteld gezin, de ouder-kind communicatie zich aanpast vanuit een rolverandering van de moeder en vader, alsook de bijkomende aanwezigheid van een stiefouder. Wat betreft de algemene ouder-kind communicatie in verschillende gezinsstructuren, zien we onenigheden in de evaluaties van kinderen, het perspectief van de ouders werd echter nog niet uitvoerig belicht. Op welke manier de ouderlijke aanpak in deze nieuwe gezinssituaties zich eventueel kan uiten in uiteenlopende kenmerken van ouder-kind communicatie over seksualiteit, werd nog niet onderzocht in voorgaande studies. Om de ervaring, inhoud en evaluatie van de communicatievormen over seksualiteit tussen traditionele, éénoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen bloot te leggen, is verder onderzoek aangewezen.

Daarom wordt voorgaande relevantie voor verder onderzoek vertaald in volgende onderzoeksvragen:

1) Welke ouderlijke strategieën worden aangewend om kwalitatieve ouder-kind communicatie te garanderen?

2) Op welke wijze benaderen ouder en kind elkaar bij onderlinge gesprekken over seksualiteit?

o Welke specifieke communicatiekenmerken verwezenlijken een kwaliteitsvolle ouder-kind communicatie over seksualiteit?

o Voor welke van deze kenmerken congrueren ouderlijke percepties met kind percepties?

3) Hoe kunnen variaties in kwaliteitsvolle ouder-kind communicatie over seksualiteit in verschillende familiestructuren verklaard worden?

o Welke waarde biedt een tweede ouder/ stiefouder voor ouder en kind in het communicatieproces over seksualiteit?

32

33

Methodologie

1. Kwalitatief onderzoek

Binnen dit onderzoek staat interpersoonlijke communicatie centraal, waarin de gezinscontext specifiek wordt bestudeerd en getracht wordt om inzicht te krijgen in de manier waarop actoren bepaalde

concepten interpreteren. Voorgaande studies binnen dit thema die peilden naar betekenisgeving binnen ouder-kind communicatie gaven reeds aanzet tot kwalitatief onderzoek (Solomon et al., 2002). Ouder-kind communicatie over seksualiteit betreft een sociaal proces waarin een complex thema besproken wordt. Wanneer we in de hoofdonderzoeksvraag spreken over ouderlijke strategieën die worden aangewend om een “kwalitatieve ouder-kind communicatie” te garanderen, kunnen er uiteenlopende invullingen aangegeven worden. Daarom is het van belang om de actoren binnen het

communicatieproces aan het woord te laten, met een focus op de betekenis die ouders en adolescenten geven aan de communicatie en in te spelen op de complexiteit van deze begrippen. Een kwalitatief onderzoekdesign biedt daarom een meerwaarde om betekenisvorming en communicatiebeleving te verduidelijken. Deze benaderingswijze geeft de onderzoeker de kans om op een interpretatieve manier de boodschap van het onderzoeksobject weer te geven (Mortelmans, 2007).

2. Steekproeftrekking en onderhandelen van toegang 2.1 Steekproeftrekking

Bij kwalitatief onderzoek wordt een eerder kleine steekproef verkozen, omwille van het beschrijven van een bepaald sociaal fenomeen in de diepe betekenis (Maxwell, 2009). Binnen deze studie wordt een doelgerichte steekproef getrokken; de resultaten kunnen daarom ook niet veralgemeend worden naar elke ouder of kind van betreffende gezinstypes. Een goede selectiestrategie zorgt ervoor dat de gevormde theorie zoveel mogelijk uitingen van het te onderzoeken fenomeen bevat (Plochg & Van Zwieten, 2007).

Daarom werden respondenten geselecteerd aan de hand van welbepaalde kenmerken5 die theoretisch relevant zijn voor dit onderzoek. Binnen het thema ouder-kind communicatie is het vanzelfsprekend dat beide actoren aan bod komen, daarom worden zowel kenmerken van het kind als van de ouders in kaart gebracht. Het eerste kind kenmerk betreft de leeftijd. De doelgroep in dit onderzoek zijn adolescenten in

5 Bijlage 3: Steekproefmatrix

34

de pubertijdsperiode, die tot de categorie van 12- tot 16-jarigen behoren. Uit de literatuur blijkt dat het geslacht van het kind van belang is bij het kiezen van de gesprekspartner en de keuze van

gespreksonderwerpen (DiIorio, Kelley, & Hockenberry-Eaton, 1999). Op vlak van geslacht werden daarom zowel meisjes als jongens geselecteerd om een mogelijke vergelijking van gender toe te laten in de ouder-kind communicatie over seksualiteit. Een tweede kenmerk is het behoren tot een tweeoudergezin, een éénoudergezin en een nieuw samengesteld gezin. Verschillende gezinstypes geven implicaties mee in de opvoedingsstijl en in het benaderen van ouder en kind in een communicatieproces. Verder werden kinderen geselecteerd die ofwel behoren tot een gezin met enkel één kind ofwel een gezin met siblings.

Morgan (geciteerd in Haurin & Mott, 1999) stelt dat gelijke gender siblings een nog grotere kans bieden op interactie en socialisatie onderling. Om dit te onderzoeken wordt geen onderscheid gemaakt in het behoren tot een gezin waarbij het kind een broer of een zus heeft. Dit biedt de kans deze verschillende sibling situaties (variërend op basis van geslacht) te vergelijken en hun invloed op communicatie over seksualiteit te analyseren. Een noodzakelijk ouder kenmerk is de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van een traditioneel tweeoudergezin, een éénoudergezin of een nieuw samengesteld gezin. Binnen elk gezin werden individuele diepte-interviews afgenomen, apart bij ouder en kind. Dit omwille van overeenkomstige interviewvragen die naar de beleving van de ouder-kind communicatie peilden.

Vooraf werden 20 interviews als doelstelling vooropgesteld, waarvan 10 interviews bij kinderen en de overige 10 interviews bij één van hun ouders. Zo wordt er binnen het gezin gekeken naar beide

communicatieactoren van het proces. Bij de selectie van respondenten is voldoende heterogeniteit m.b.t.

theoretisch belangrijke kenmerken aangewezen om een uitgebreide en doelgerichte analyse mogelijk te maken (Plochg & Van Zwieten, 2007). Binnen betreffend onderzoek namen in totaal 11 gezinnen deel, waarvan 5 tweeoudergezinnen, 4 nieuw samengestelde gezinnen en 2 éénoudergezinnen. In de drop-off6, als onderdeel van de vragenlijst van het interview, werden de relevante kenmerken aangeduid voor de aanvang van het interview. Om het cyclische verloop van het onderzoeksproces te garanderen, werden de interviewrondes opgedeeld in verschillende fasen. De eerste interviewronde werd opengesteld voor zowel tweeoudergezinnen, éénoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen. Er werd gebruik gemaakt van de “sneeuwbalsteekproef” waarbij het zoeken naar respondenten zichzelf uitbreidt aan de hand van het netwerk van een eerdere respondent (Baarda, de Goede, & Teunissen, 1995). De eerste ronde bestond uit twee tweeoudergezinnen, een éénoudergezin en een nieuw samengesteld gezin. Dit om reeds bij aanvang van het dataverzamelingsproces de interviews van alle drie de gezinstypes te

6 Bijlage 4 & 5: Vragenlijsten ouders/ kinderen

35

kunnen uitschrijven en een eerste keer te analyseren om aanpassingen aan te brengen in de

interviewvragenlijsten7. Het verdere verloop van de rekrutering van respondenten verliep meer selectief met het oog op het verzamelen van voldoende gezinnen voor elk gezinstype.

2.2 Onderhandelen van toegang

Allereerst werden de gezinnen voornamelijk mondeling aangesproken via een tussenpersoon. Bij

interesse in deelname werd later de opgestelde brief 8 met uitgebreide informatie en verwachtingen over het onderzoek alsook het verdere verloop hiervan verzonden naar de ouders van het gezin. Omdat tijdens het rekruteringsproces steeds de ethische kwestie en eventuele barrières van het onderwerp seksualiteit in rekening werden gehouden, werd in dit verzoek duidelijk gesteld dat de nadruk van het onderzoek lag op de communicatie tussen ouder en kind en er geen intieme belevingen omtrent seksualiteit hoefden besproken te worden. Naast de contactopname via email werden enkele geïnteresseerde respondenten die dichter in de kenniskring stonden van de onderzoeker telefonisch gecontacteerd. Binnen het

rekruteringsproces van éénoudergezinnen kwam een bepaalde moeilijkheid naar voor. Deze

onderzoeksgroep is eerder kleiner van omvang en bleek dus moeilijker te bereiken. Hiervoor werden gezinsorganisaties9 die in rechtstreeks contact stonden met éénoudergezinnen via emailverkeer

aangesproken. De opvoedingsorganisaties werden benaderd aan de hand van een informatieve mail over het onderzoek met daarbij het voorstel later de verkregen inzichten te delen als een motiverende factor.

De organisatie zelf werd benaderd als tussenpersoon tussen de onderzoeker en de gezinnen wegens privacy redenen. Er werd de organisatie gevraagd naar de mogelijkheid om alleenstaande ouders te contacteren die eventueel bereid zouden zijn om deel te nemen aan het onderzoek. Er werd eveneens een oproep verspreid op het forum van website van de gezinsorganisaties om een zo groot mogelijk aantal alleenstaande ouders te bereiken. De gegevens van de onderzoeker werden meegegeven indien gezinnen verdere interesse hadden voor een deelname aan het onderzoek.

7 Bijlage 4 & 5: Vragenlijsten ouders/ kinderen

8 Bijlage 1: Brief onderhandelen toegang

9 Er werden twee opvoedkundige organisaties gecontacteerd bij het verzamelen van voldoende alleenstaande ouders:

VZW Houvast: vereniging die “houvast” biedt wanneer je voor de opvoedingstaak van je kinderen alleen komt te staan (vzw Houvast, 2003)

EXPOO: Expertisecentrum voor opvoedingsondersteuning (Vlaamse overheid, s.d.)

36

3. Ethiek

Het centrale onderwerp van deze studie betreft een ethische kwestie, daarom is het van aanzienlijk belang om een ethische procedure toe te passen. Allereerst werd rekening gehouden met de procedurele ethiek; het is van cruciaal belang een concrete beschrijving van het onderzoek mee te delen aan de mogelijke respondenten. Hierin wordt het doel en de verwachtingen van de respondenten besproken samen met wat er met de verkregen informatie zal gebeuren. Verder is een schriftelijke geïnformeerde toestemming10 vereist. In deze informed consent werd er meegegeven dat het interview op elk moment onderbroken kon worden, werd er informatie gegeven over inzagerecht in de studie en de

vertrouwelijkheid van de gegevens werden gegarandeerd. Daarnaast is er tijdens het gesprek nood aan discretie en een aangepaste houding. Vanwege het delicate onderwerp werd meegedeeld dat

respondenten vrij waren niet te antwoorden op bepaalde vragen en stond de onderzoeker steeds open voor mogelijke vragen tijdens het interview. Er werd er toestemming gevraagd voor de opname van het gesprek en aangegeven dat een inzage van het afgewerkt onderzoek steeds mogelijk was. Alvorens het diepte-interview aan te vangen, werd dit ingeleid met een verkennend gesprek dat de achtergrondsituatie van zowel ouder als kind bevroeg. Deze aspecten werden ook reeds vooraf aan de respondent

meegedeeld aan de hand van een opgestelde brief/mail 11die de respondenten uitnodigde te participeren aan het onderzoek.

4 Dataverzamelings –en analysetechniek 4.1 Data-verzameling

De literatuurstudie leerde dat het onderzoeken van ouder-kind communicatie betreffende seksualiteit over het algemeen werd verricht door middel van semi-gestructureerde diepte-interviews. De

betekenisgeving en het interpreteren hiervan vraagt een interactieve benadering tussen interviewer en respondent. Via face-to face diepte-interviews kan er dieper ingegaan worden op bepaalde concepten en doorgevraagd worden naar oorzaken en meer diepliggende dimensies (Mortelmans, 2007). Binnen elk gezin werd één ouder en één kind (leeftijd tussen 12 en 16 jaar oud) geïnterviewd. De interviews werden individueel afgenomen in een aparte vertrouwde ruimte van beide gezinsleden om afleidingen te

vermijden (Baarda, et al., 2013). Daarom werden de interviews bij de gezinnen thuis afgenomen, op een

10 Bijlage 2: Informed consent

11 Bijlage 1: Brief onderhandelen toegang

37

plaats naar keuze. Aangezien dit onderzoek in grote mate focust op de tweeledige interpretatie van ouder-kind communicatie, werden aan ouder en kind binnen hetzelfde gezin bij bepaalde topics

overeenkomstige vragen gesteld. Om wederzijdse beïnvloeding van de antwoorden van ouder en kind te vermijden, was deze individuele benadering van cruciaal belang.

Er werd gebruik gemaakt van 6 verschillende vragenlijsten12, waarvan 3 verschillende vragenlijsten per gezinstype onderscheiden werden, nl. tweeoudergezin, éénoudergezin en nieuw samengesteld gezin. De verschillen binnen deze vragenlijsten zijn gericht op verschillen in de aanwezigheid van een stiefouder, het afwezig zijn van een tweede ouder, de ervaring van een scheiding, waarbij verder binnen elk interview werd rekening gehouden met specifieke situationele verschillen. Binnen de vragenlijsten van elk

gezinstype werden aparte vragenlijsten opgesteld voor de ouders en de kinderen, mits bepaalde gemeenschappelijke vragen naar de evaluatie van de communicatie onderling, de persoon naar wie het kind zich richt bij vragen over seksualiteit, de voorkeur van de plaats tijdens het gesprek, … Dit in het licht om de congruentie van de ervaringen en evaluaties van ouder en kind te vergelijken. De vragenlijsten werden gestructureerd aan de hand van een topiclijst. Bij aanvang van het interview met de ouders werd een situatieschets gemaakt van de gezinssituatie. Na deze introductie werd overgegaan tot het

onderwerp ouder-kind communicatie in het algemeen en hoe deze werd gepercipieerd. Hierbij werd naar voorbeelden en ervaringen gevraagd en de betekenis hieromtrent. Vervolgens werd uitvoerig ingegaan op het hoofdthema: ouder-kind communicatie over seksualiteit. Binnen dit hoofdthema werd gevraagd naar aanspreekpunten, de toegepaste aanpak, verscheidene onderwerpen over seksualiteit, problemen of barrières, kennis over seksualiteit en bijkomende beïnvloedende kanalen. Omdat interviews gericht zijn op het verkrijgen van inzicht in de persoonlijke beleving van respondenten, is het belangrijk de

antwoorden zo nauwkeurig mogelijk te registreren. Om later de interviews woordelijk te registreren en analyseren, werd gebruikt gemaakt van geluidsopnames (Plochg & Van Zwieten, 2007).

Deze studie richt zich deels op kinderen; hiermee werd rekening gehouden tijdens de interviews. De interviews met de kinderen startten met een verkennend gesprek, waarna het onderwerp seksualiteit werd geïntroduceerd. Er werd aan de hand van foto- en campagnemateriaal vragen gesteld om de jongeren vertrouwd te maken met het onderwerp seksualiteit in relatie tot hun ouders. Op deze manier werd de barrière om hierover te praten afgezwakt. Tijdens het interview werden diverse

gesprekstechnieken toegepast. Er werden open vragen toegepast om ruimte te laten voor

12 Bijlage 4 & 5: Vragenlijsten ouders/ kinderen

38

betekenisgeving en voorbeelden. De duurtijd van de interviews varieerde naargelang de respondent ouder of kind was. Bij de ouders duurde het interview gemiddeld 40 tot 45 minuten, waarnaast de interviews met de kinderen gemiddeld 35 minuten duurden.

Doorheen de interviewrondes werden de vragenlijsten verscheidene keren geanalyseerd en aangepast. Zo werden er nieuwe inzichten verkregen tijdens de interviews waarop dieper kon worden ingegaan bij volgende interviewrondes. Concreet werd er op basis van de antwoorden in een eerste interviewronde bij de beëindiging van het interview gevraagd naar bijkomende beïnvloedingen die ouders ervaren bij ouder-kind communicatie, los van de bevraagde factoren. Hieruit bleek dat een groot deel van de ouders de ouder-kind communicatie met hun eigen ouders tijdens hun puberperiode als een belangrijke

beïnvloedende factor beschouwden in de benadering naar hun eigen kinderen toe. Ook werd tijdens interviews met een éénoudergezin in een voorgaande interviewronde opgemerkt dat de invloed van de sibling heel belangrijk bleek. Daarom werd er de vragenlijst van éénoudergezinnen licht uitgebreid en werd er verder ingegaan op deze band om eventuele verklaringen te kunnen onderscheiden. Bij aanvang van de interviews bleek het bevragen van kinderen een uitdaging omwille van de minder open houding.

Om de techniek te optimaliseren werd na enkele testinterviews in het begin van het interview fotomateriaal gebruikt om de aandacht te verhogen.

4.2 Data-analyse

Bij de analyse van kwalitatief onderzoek is het belangrijk om de teksten op een systematische manier te interpreteren met de onderzoeksvraag steeds in gedachten. De afgenomen interviews werden verwerkt met behulp van de Grounded Theory (Glaser & Strauss, 1967). Bij deze aanpak worden fases van dataverzameling met fases van analyse afgewisseld, waarbij de coderingen en analyses telkens worden aangepast door ze te toetsen aan nieuwe data (Mortelmans, 2007). Deze analysetechniek past een open, axiaal en selectief coderingsproces toe, die een constant vergelijkende methode van de verkregen data veronderstelt. Bij het open coderen wordt het interview lijn per lijn gecodeerd, waarbij ruwe concepten en ideeën geïdentificeerd worden. Vervolgens worden tijdens het axiaal coderen deze ideeën gelinkt en uitgeschreven in een samenvattende paragraaf die de samenhang van de verschillende initiële concepten aantoont. De laatste, selectieve codeerfase heeft tot doel de verschillende ideeën en concepten tot één hoofdconcept te synthetiseren (Mortelmans, 2007). Deze vergelijkende werkwijze kent een cyclisch verloop en gaat door tot er theoretische “saturatie” bereikt wordt en er dus geen nieuwe, bijkomende informatie kan toegevoegd worden (Mortelmans, 2007). Vooraf zullen “sensitising concepts” opgesteld

39

worden, die eventuele hoofdcodes zullen uitmaken van het analyseproces van de interviews. “Sensitising concepts” suggereren een bepaalde richting en referentie in een empirisch onderzoek. Het wordt gezien als een startpunt van kwalitatief onderzoek en biedt een richtlijn voor het analyseren ervan (Blumer, 1954). Binnen dit onderzoek werden er vijf hoofdcodes13 toegepast; de ouder-kind relatie, de kenmerken van het ouder-kind gesprek, de ouder-kind communicatie over het thema seksualiteit, de invloed van het gezinstype en beïnvloedende factoren voor de betreffende communicatie. Deze concepten zijn echter enkel een richtlijn, er moet altijd ruimte zijn voor afwijkingen tijdens het onderzoeksproces. Als laatste werd een vergelijkende relatiematrix 14 opgesteld om de belangrijkste situaties en kenmerken in elk gezin in het licht van betreffend onderzoek in kaart te brengen. Door de coderingen en verdere diepgaande analyses naast elkaar te leggen en systematisch te vergelijken worden deze interpretaties en ervaringen van ouder als kind over dezelfde communicatie geanalyseerd en in beeld gebracht.

5. Reflectie positie onderzoeker

Om de eigen studie kritisch te kunnen bekijken, is het van cruciaal belang om over de positie die de onderzoeker inneemt en uitstraalt te reflecteren (Johnson & Waterfield, 2004). Allereerst speelde de leeftijd van de onderzoeker een grote rol. Dit kenmerk had een effect op zowel de houding van de ouder als de houding van het kind tegenover de onderzoeker. Tegenover de ouders liet de relatief jonge leeftijd

Om de eigen studie kritisch te kunnen bekijken, is het van cruciaal belang om over de positie die de onderzoeker inneemt en uitstraalt te reflecteren (Johnson & Waterfield, 2004). Allereerst speelde de leeftijd van de onderzoeker een grote rol. Dit kenmerk had een effect op zowel de houding van de ouder als de houding van het kind tegenover de onderzoeker. Tegenover de ouders liet de relatief jonge leeftijd