• No results found

Wie bepaalt de band tussen ouder en kind?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wie bepaalt de band tussen ouder en kind?"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wie bepaalt de band

tussen ouder en kind?

Marinus van IJzendoorn

Het is bijna drieduizend jaar geleden. Om Troje woedt een hevige veldslag. Hektor, de aanvoerder van de Troja- nen,keertbebloedterugvanhetstrijd-gewoel om zijn weinig vechtlustige broer Paris te halen. Alvorens zieh weer bij zijn manschappen te voegen neemt Hektor eerst nog afscheid van zijn vrouw en kind. Hektor en Andro-mache beseffen dat dit afscheid voor-goed kan zijn. Andromache probeert haar geliefde echtgenoot ervan te weerhouden zieh opnieuw aan de ge-varen van de strijd bloot te stellen. Homerus schrijft:

'Möge mij, eerdergestorven, de aarde als grafheuvel dekken/ Voor ik uw jammeren hoor en u wegsleuren zie voor mijn ogen!'/ Zo sprak de stralende Hektor en strekte zieh uit naarzijn zoontje,/ Ach maar het kindje boog schreiend terug naar de borst van zijn voedster/ Hooggegordeld; verschrikt door het zien van zijn

vriendelijke vader,/ bang voor het koper en ook voor de wuivende paardestaart, die het/ Bovenafvan de top van de heim zo angstig zag knikken.../ Hartelijk lachten zijn vriendelijke vader en edele moeder/ Dadelijk nam de stralende Hektor de heim van zijn hoofd af,/zette hem, alom het licht weerspiegelend, neer op degrond en/

Küste zijn dierbare kindje; in zijn handen Het hij het dansen...!

Dan geeft Hektor het kind over aan zijn vrouw. En Homerus beschrijft haar reac-tie met de woorden: 'Zij nam het op aan haar geurende boezem en lacht' in haar tränen.'

In Homerus' Ilias speien kleine kinde-ren een heel bescheiden rol. De ontroe-rende afscheidsscene van Hektor en An-dromache is een van de weinige uitzonde-ringen. Hierin worden Hektor en Andro-mache niet alleen als liefhebbende echt-genoten geschetst, maar ook als liefdevolle ouders die ondanks de verschrikkingen van de oorlog intens kunnen genieten van de omgang met hun kind.

(2)

aanwe-RADAR 351

zigheid van Astyanax wint het van haar wanhopige verdriet over het aanstaande vertrek van Hektor. De ouders geven zo blijk van hun gehechtheidsrelatie met het kind. Het kind voelt zieh ondanks het af-schrikwekkend uiterlijk van vader en de tränen van zijn moeder weldra weer veilig en bereid tot spei: het danst op de arm van zijn vader.

Ik ga het hebben over de gehechtheid tus-sen jonge kinderen en hun ouders. Een kind is gehecht als het sterk geneigd is in angstige situaties en bij vermoeidheid of /jekte de nabijheid van en het contact met ccn specifieke opvoeder te zoeken. Wie van beide partners in een gehechtheids-relatie-ouder of kind-drukt het zwaar-ste Stempel op de kwaliteit van deze relatie? Voordat ik deze vraag beantwoord, zal ik cerst in grote lijnen de theorie over het ont-staan en de ontwikkeling van de eerste ge-hechtheidsrelatie schetsen.

IEOER KIND RAAKT CEHECHT

De Britse kinderpsychiater John Bowlby tonstateerde al in de jaren vijftig dat gehechtheid een sleutelrol vervult in de ontwikkeling van jonge kinderen. Hijleid-de uit klinische gevalsbeschrijvingen af dat jüngeren en volwassenen die in hun vroe-ge kinderjaren van hun ouders waren vroe- scheiden, meer kans hadden op een ge-stoorde ontwikkeling en minder kans op een gelukkig bestaan. Niet zonder gevoel voor retoriek vergeleek hij dan ook in zijn beroemde rapport voor de World Health Organization uit 1951 het belang van ge-hechtheid voor de psychische ontwikke-ling met het belang van eiwitten en vita-minen voor de fysieke gezondheid. Met tlcze metafoor gaf Bowlby aan dat hij de 'behoefte' van kinderen om gehecht te

ra-ken een vooraanstaande plaats toedacht, gelijkwaardig aan de primaire behoefte aan voeding. Hiermee distantieerde hij zieh van de vigerende psychoanalytische en leertheoretische ideeen, die de band tussen kind en ouder simpelweg verklaar-den uit het feit dat de ouder het kind voedt en verzorgt en daarmee zijn hart verovert: volgens de traditionele opvatting zou juist bij jonge kinderen de liefde door de maag gaan.

(3)

' gedragwerdvergelekenmetsoortgenoten die waren opgegroeid bij een voedende, maar onbeklede kunstmoeder. Alleen de groep die met een beklede moeder was grootgebracht zocht en vond steun bij de kunstmoeder. De groep met de voedende, maar onbeklede moeder bleef angstig.

Deze experimenten laten onder gecon-troleerde omstandigheden zien dat voe-dingbijresusaapjesgeendoorslaggevende rol speelt in de totstandkoming van een ge-hechtheidsrelatie. Bij jonge resusaapjes gaat de liefde niet door de maag, maar is de aaibaarheidsfactor, zoals Kousbroek dat noemde, van beslissend belang. Bowlby heeft deze gegevens, en tal van andere ethologische onderzoeksresultaten, als il-lustratie gebruikt voor de hypothese dat ook bij mensenkinderen de behoefte ge-hecht te raken aan een bcschermende soortgenoottotdeprimairebehoeftenvan de soort behoort. De gehechtheidstheorie isgebouwdop de veronderstellingdat jon-ge kinderenterwereldkomen met een aan-geboren neiging om gehccht te raken - en deze neiging zou overlevingswaarde heb-bengehadindcoorspronkelijkeomgeving van evolutionaire aanpassing.

VEILICE EN ÄNGSTIGE GEHECHTHEID

Een aangeboren neigingom gehecht te ra-ken betera-kent natuurlijk niet dat er gccn verschillen zijn in de aard ofkwaliteit van gehechtheid. We weten allcmaal dat som-mige kinderen zieh sneller vastklampen aan hunoudersdan andere, cnmcermoei-te hebben met hun afwezigheid. De vraag is echter hoe deze individuele verschillen gemeten kunnen worden. Tcgcn hct cinde van de jaren zestig was op dit punt sprake van een beslissende doorbraak. Mary Ainsworth, een Amerikaanse ontwikke-lingspsychologe, construeerde in die

(4)

om-RADAR

vat-zoekt de nabijheid tot de opvoeder, wil getroost worden, maar is binnen een paar minuten zodanig gerustgesteld dat er weer gespeeld kan worden. Dit zijn de vei-lig-gehechte kinderen, de groep waarvan Astyanax een mooi voorbeeld is. Overi-gens kan de procedure op elk moment door ouder of proefleider onderbroken worden, zodra de indruk bestaat dat van het kind te veel wordt gevraagd.

Hoe komt het dat kinderen zo verschil-lend op het vertreken deterugkeer van hun opvoeder reageren? De crux van de ge-hechtheidstheorie is de veronderstelling dat gehechtheidspatronen afhangen van de verwachtingen van het kind omtrent ondersteuning vanuit de omgeving, ver-wachtingen die zijn gebaseerd op de erva-ringen met de opvoeders die het kind ge-durende de eerste levensmaanden en -ja-rcn hceft opgedaan. Een baby die een be-trouwbare en sensitieve opvoeding heeft ervaren, verwerft eengevoel van veiligheid in relatie tot de opvoeder. Het kind ont-wi kkelt een mcntaal model, waarin de op-voeder gezien wordt als iemand die in tij-dcn van angst enspanningniet lang op zieh /,al latcn wachten. Tegelijkertijd ontwik-kelt het kind een beeld van zichzelf als ie-mand die bekwaam is de omgeving naar zijn hand te zetten, en de aandacht te ver-krijgcn die het nodig heeft. Een baby aan wie weinig aandacht is geschonkcn, of die op wissclvalligc wijze door de opvoeder is behandeld, zal daarentegen een angstige vorm van gehechtheid ontwikkelen, en een ncgatief zelfbeeld.

OUDER OF KIND?

In hoeverre is de kwaliteit van de gehecht-heidsrelatie afhankelijk van de ouder en wat is de bijdrage van het kind zclf? Uileraard gcven beide partijen, ouder en

353

kind, vorm aan hun relatie. Maar dit in-teractionele perspectief heeft nog niet de vraag overbodig gemaakt wie van beide partijen de meeste invloed heeft. Zoals we eerder zagen steh de gehechtheidstheorie dat het kind weliswaar een genetische pre-dispositie voor gehechtheid heeft, maar dat de kwaliteit van de gehechtheid vooral wordtbepaalddoordewijzewaaropdeou-der omgaat met het kind.

Dit is een uiterst omstreden hypothese. Ouders wijzen bijvoorbeeld op de grote persoonlijkheidsverschillen tussen de kinderen in hun gezin, en zijn geneigd de-ze verschillen toe te schrijven aan de erfe-lijkheid. Bij opvoedingsproblemen me-nen ouders nogal eens dat de opvoeding gefrustreerd werd door de inbreng van het kind. Juist als er problemen in de opvoe-ding rijzen is voor de ouders de verleiopvoe-ding groot de oorzaak eerder bij het kind te zoe-ken dan bij henzelf. Het kind wordt dan prikkelbaar genoemd, als huilbaby geeti-ketteerd, de mythe van de 'minimal brain damage' wordt van stal gehaald, of de oor-zaak van de problemen wordt bij voedsel-additieven gezocht. Zo ontstaat het beeld van de baby als een verkleinde uitgave van 'tyrannosaurus rex', die zijn arme ouders slapeloze nachten bezorgt.

(5)

Hektors afscheid van Andromache voordat hij ten strijde trekt tegen Ajax. (Illustratie uit de Ilias, ± 1815, getekend door Felice Giani.)

'blame-the-mother' Ideologie zou zelfs schadelijk zijn voor de opvoeding, omdat ouders onzeker worden gemaakt. De ge-hechtheidstheorie schuift de ouders in-derdaadwelergveelverantwoordelijkheid voor de relatie met het kmd in de schoe-nen.Isdatterecht?

We kunnen de vraag wie van beide par-tijen - ouder of kind - het meest zijn Stem-pel op de gehechtheidsrelatie drukt ook anders stellen. In hoeverre is een ouder in Staat problemen bij het kind in termen van gehechtheid te compenseren, en in hoe-verre is een kind in Staat problemen van de ouder te compenseren? Concretcr ge-formuleerd is de vraag, welk kind betere emotionele ontwikkehngskansen hecft: een geestelijk of lichamelijk gehandicapt

kind dat door een gezonde ouder wordt opgevoed, een gezond kind dat door een ouder met problemen wordt grootge-bracht, of een gezond kind dat door een gezonde ouder wordt opgevoed. De ge-hechtheidstheorie laat de voorspelling toc dat een sensitieve ouder emotionele be-lemmeringen als gevolg van aangeboren handicaps bij het kind kan overwinnen Degenen die een minder zware rol aan de ouders toebedelen zullen dit moeten be twijfelen, zeker als de problemen van ern stige aard zijn.

(6)

hechtheidsstudies naar risico-gezinnen in Noord-Amerika zijn verriebt-34 studies met in totaal ruim 1600 gezinnen-kozen we als controlegroep alle Noordameri-kaanse studies naar gehechtheid in 'nor-male' gezinnen. Dat zijn er 21, die bijna 1600 gezinnen omvatten. De meta-analy-se betrof dus ongeveer 3200 gezinnen. De risico-gezinnen werden in twee hoofdca-tegorieen verdeeld: ten eerste gezinnen waarin de risico's in eerste instantie gele-gen zijn in kindproblemen, zoals bijvoor-beeld in geval van het syndroom van Down, premature geboorte, doofheid en aangeboren hartafwijkingen, en ten twee-de gezinnen waarin twee-de risico's in eerste in-stantie gelegen zijn in problemen bij de ouders, bijvoorbeeld door depressiviteit of schizofrenie van de moeder, of doordat het kind wordt mishandeld of verwaar-loosd. Uiteraard kunnen problemen bij het kind problemen bij de ouder oproe-pen, en ook het omgekeerde is waar. Zon-clcr deze wederzijdse bemvloeding en ver-wevenheid van problemen bij ouder en kind te ontkennen wordt hier echter de primaire bron van de problemen tot uit-gangspunt genomen, zoals deze in de be-iiokken studies zelf is gelokaliseerd.

In de meta-analyse zijn de frequentie-verdelingen van angstig-enveilig-gehech-te kinderen uit de 'normale' gezinnen ge-bruikt als norm waartegen de verdelingen gevonden in de studies naar risico-gezin-nen zijn afgezet. Het bleek dat in gezinrisico-gezin-nen met ouderproblemen beduidend meer ängstige gehechtheidsrelaties voorkomen dan in normale gezinnen. In gezinnen met kindproblemen komen angstig-gehechte kinderen echter nietvakervoordan in nor-male gezinnen. Het verschil in invloed van ouder- en kinderproblemen op het al dan met ontstaan van veilige gehechtheidsre-I.Hies is verrassend groot. Ongeveer een

derde van de probleemkinderen heeft een angstige gehechtheidsrelatie met de ou-ders, terwijl meer dan de helft van de pro-bleemouders een angstige gehechtheids-relatie met hun kinderen heeft opge-bouwd. De meta-analyse suggereert dat kinderen nietbij machte zijn tegenwichtte bieden aan een tekortschietend ouder-schap, maar dat ouders wel in Staat zijn de Problemen van hun kinderen te compen-seren, en deze probleemkinderen naar een veilige gehechtheid te begeleiden. Overi-gens hadden de betrokken studies alle be-trekking op gezinnen waarin de moeders in problemen verkeerden. Ondanks het mooievoorbeeldvanHektorisdevaderals mogelijke gehechtheidsfiguur helaas nog weinig onderwerp van Studie geweest.

SENSITIEVE OUDERS

(7)

356 ]ΐ

eigen behoeftepatroon. Baby's met een sensitieve ouder leren dat hun Signalen adequate reacties aan de omgeving ont-lokken, en dat hun behoeften serieus wor-den genomen. De sensitieve ouder van een gehandicapte baby leert in te speien op de specifieke en soms sterk ingeperkte mo-gelijkheden van communicatie bij het kind. Ze hebben bij wijze van spreken aan een 'half woord' of gebaar genoeg. Het kind krijgt het gevoel invloed op de om-geving te kunnen uitoefenen, en op die omgeving te kunnen rekenen: zo ontwik-kelt de baby een basisvertrouwen in de omgeving, en in zichzelf als een compe-tente en invloedrijke interactiepartner. Het gezonde kind daarentegen is niet op-gewassen legen het gepreoccupeerde of wisselvallige optreden van een depressie-ve of anderszins in problemen depressie- verkeren-de ouverkeren-der die bij tijd en wijle meer gericht is op zichzelf dan op de omgeving, in casu het kind. Het opgroeiende kind kan daar-door het gevoel ontwikkelen niet goed be-grepen te worden door de omgeving, en de opvoeder niet echt te kunnen vertrou-wen. In deze zin is de baby overgeleverd aan zijn ouders. Omdat ouders de

möge-lijkheid hebben de problemen van hun jonge kinderen te hanteren-en niet om-gekeerd-zijn ze als eerste verantwoorde-lijk voor de ontwikkeling van de gehecht-heidsrelatie met het kind, ook wanneer dit problemen of tekorten vertoont. Prof. dr. M. H. van IJzendoorn is hoogleraar theoretische pedagogiek aan de Rijksumversiteit Leiden. Hij ontvmg in 1990 een Pionier-subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Weten-schappelijk Onderzoek (NWO) voor zijn onder-zoek naar gehechtheid bij ouders en kinderen. Literatuur

Homerus, llias. Vertahng A.W. Timmerman IJ/endoorn, M.H. van, Het Stempel van ouders

op de gehechtheid van het ktnd. Rede uitgesproken ter gelegenheid van de dies natahsvan de Rijksumversiteit Leiden, 1992 [J/endoorn, M.H. van, Gehechtheid van ouders

en hinderen Inlergenerationele overdracht van gehechtheid in iheonc, (klinisch) onderzoek en gevalsbeschnjvingen. Houten, Bohn, Stafleu, Van Loghum, 1994 Portnoy, h. e a , Ovcr kinderen. Amsterdam,

Mculenhofl, 1990

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Opvang is bijvoorbeeld nodig als de ouder zonder verblijfsstatus niet (meer) in het gezin woont of feitelijk niet de zorg voor de kinderen op zich kan

Wij hebben verschillende bijeenkomsten over de coronacrisis georganiseerd en daar gaven medewerkers aan: heel goed dat er opvangteams zijn, maar je denkt toch niet dat ik

doorbrengen, kinderen met andere kinderen kunnen samen spelen en/ of ouders andere ouders kunnen ontmoeten in de. aanwezigheid van

• Ouders weten niet wat er aan de hand is en jongere wil hen dat ook niet vertellen. • Ouders schakelen professionele

Een meisje mocht niet naar de begrafenis van haar vader die ze nooit gekend heeft omdat haar familie er niets mee te maken wou hebben; een ander meisje wordt

Wanneer een organisatie mensen laat samen komen, betekent dit niet per definitie dat er een open plaats gecreëerd wordt waar iedereen zich welkom voelt en waar kinderen

Uit de onderzoeksresultaten van het brede onderzoek werd duidelijk dat een groep van 60 kinderen aangaf geen of erg weinig contact te hebben met een van de ouders en/of aangaf

ving. De jongere zelf geeft aan dat het moeilijk  is  om  de  eigen  vragen  hierrond  ter  sprake  te