• No results found

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

Vlaamse Regering

Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Afdeling Kanselarij

Boudewijnlaan 30, bus 20 1000 Brussel

tel. secretariaat: 02/553.57.03 fax secretariaat: 02/553.57.02 e-mail: openbaarheid@vlaanderen.be

Dossiernummer : OVB/2008/09

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie;

Gelet op het oorspronkelijke verzoek van xxxx dd. 27 november 2007, gericht aan het

Agentschap voor Binnenlands Bestuur, afdeling West-Vlaanderen, waarbij werd verzocht om een afschrift te verlenen van een klachtbrief in verband met een onderhandelingsprocedure inzake de aankoop van computerapparatuur en van twee bijkomende brieven van de raadsman van de indiener van de klacht;

Gelet op de beslissing van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, afdeling West- Vlaanderen, dd. 15 januari 2008 waarbij de gevraagde afschriften werden geweigerd, verwijzende naar de artikelen 13, 2° en 13, 6° van het openbaarheidsdecreet;

Gelet op het beroepschrift van xxxxx dd. 28 januari 2008 tegen de weigering van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, afdeling West-Vlaanderen, om de gevraagde documenten openbaar te maken;

Gelet op de registratie van het beroepschrift op 31 januari 2008;

Wat de ontvankelijkheid betreft:

Overwegende dat de beslissing van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, afdeling West- Vlaanderen, dateert van 15 januari 2008;

Overwegende dat de beroepsmogelijkheid en -modaliteiten werden vermeld in de beslissing dd. 15 januari 2008 van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, zoals voorgeschreven in artikel 35 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;

(2)

Overwegende dat de verzoeker met een schrijven dd. 28 januari 2008 een beroepschrift heeft ingediend en dat dit derhalve binnen de decretaal voorgeschreven termijn van dertig dagen is gebeurd;

Overwegende dat het beroepschrift dd. 28 januari 2008 dan ook tijdig werd ingesteld;

Overwegende dat in de gevraagde bestuursdocumenten informatie van persoonlijke aard is terug te vinden, namelijk de beschrijving van het gedrag van bepaalde natuurlijke personen;

dat krachtens artikel 17, §2, tweede lid van het decreet van 26 maart 2004 voor de

openbaarmaking van dergelijke informatie het vereiste belang dient aangetoond te worden;

dat in datzelfde artikel 17, §2, in fine echter wordt vermeld dat dit belang niet moet worden aangetoond indien de informatie van persoonlijke aard over de aanvrager zelf handelt;

Overwegende dat in casu de opgevraagde bestuursdocumenten informatie van persoonlijke aard bevatten over de aanvrager (xxxxx) zelf (althans van personen die er werkzaam zijn of als orgaan er deel van uitmaken) en dat hiervoor bijgevolg geen belang dient aangetoond te worden;

Overwegende dat bijgevolg dan ook wordt vastgesteld dat verzoeker over het vereiste belang beschikt om de openbaarmaking te vragen van bestuursdocumenten, waarin informatie van persoonlijke aard terug te vinden is;

Overwegende dat het beroepschrift dd. 28 januari 2008 dan ook als ontvankelijk wordt beschouwd;

Wat de gegrondheid betreft:

Overwegende dat overeenkomstig artikel 7, tweede lid van het decreet van 26 maart 2004 het recht op passieve openbaarheid betrekking heeft op bestuursdocumenten; dat op grond van deze bepaling elke instantie in principe verplicht is aan eenieder die erom verzoekt inzage te geven in, uitleg te verschaffen over of een afschrift te bezorgen van de gewenste

bestuursdocumenten; dat de openbaarmaking slechts kan geweigerd worden mits toepassing wordt gemaakt van één of meerdere uitzonderingsgronden, zoals gestipuleerd in de artikelen 10 tot en met 15 van voormeld decreet;

Overwegende dat xxxx in casu met het oorspronkelijke verzoek om een afschrift heeft

gevraagd van de klachtbrief in verband met een onderhandelingsprocedure inzake de aankoop van computerapparatuur en van twee bijkomende brieven van de raadsman van de indiener van de klacht;

Overwegende dat het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, afdeling West-Vlaanderen, de openbaarmaking van voormelde bestuursdocumenten heeft geweigerd, verwijzende naar twee uitzonderingsgronden uit het openbaarheidsdecreet van 26 maart 2004: enerzijds artikel 13, 2°

(afbreuk aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer) en anderzijds artikel 13, 6°

(informatie die vrijwillig werd toevertrouwd aan een instantie en uitdrukkelijk als vertrouwelijk werd bestempeld);

Overwegende, voor de volledigheid, dat er geen twijfel kan over bestaan dat zowel de klachtenbrief in verband met de onderhandelingsprocedure inzake de aankoop van

(3)

computerapparatuur als de twee bijkomende brieven van de raadsman als bestuursdocumenten moeten beschouwd worden in de zin van art. 3, 4° van het openbaarheidsdecreet;

Artikel 13, 6° van het openbaarheidsdecreet

Overwegende dat er door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur vooreerst dus wordt verwezen naar artikel 13, 6° van het decreet van 26 maart 2004; dat luidens deze bepaling een instantie de aanvraag tot openbaarmaking moet afwijzen, als ze van oordeel is dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van de informatie die een derde heeft verstrekt zonder dat hij daartoe verplicht werd en die hij uitdrukkelijk als vertrouwelijk heeft bestempeld;

Overwegende dat uit een letterlijke lezing van art. 13, 6° van het decreet van 26 maart 2004 blijkt dat deze uitzonderingsgrond slechts kan worden ingeroepen, voor zover voldaan is aan twee cumulatieve voorwaarden: ten eerste moet het gaan om informatie die een derde

vrijwillig heeft verstrekt aan de overheid, zonder dat hij daartoe wettelijk, decretaal of

anderszins verplicht was, en ten tweede moet die derde die vrijwillig meegedeelde informatie uitdrukkelijk als vertrouwelijk hebben bestempeld; dat het om een cumulatieve voorwaarde gaat, blijkt voldoende uit het gebruik in art. 13, 6° van het woord “en”;

Overwegende dat de beroepsinstantie vaststelt dat aan de eerste vereiste, namelijk dat het gaat om informatie die een derde vrijwillig heeft verstrekt aan de overheid, is voldaan; dat de klachtenbrief van de betrokkene en de twee brieven van de raadsman op vrijwillige basis werden opgestuurd naar de Gouverneur en het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, zonder dat daartoe enige verplichting bestond;

Overwegende daarentegen dat aan de tweede vereiste, namelijk dat op het ogenblik van de vrijwillige mededeling door een derde aan de overheid van informatie, die derde uitdrukkelijk deze informatie als vertrouwelijk moet hebben bestempeld, niet is voldaan;

Overwegende dat noch in de klachtbrief dd. 27 juli 2007 aan de Gouverneur, noch in de brieven van de raadsman dd. 30 oktober 2007 en 7 november 2007 die werden bezorgd aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur en de Gouverneur, enig uitdrukkelijk voorbehoud werd gemaakt bij de mogelijke openbaarmaking van deze brieven; dat de strikte

vertrouwelijkheid van die diverse brieven nergens werd aangegeven;

Overwegende dat de beroepsinstantie vaststelt dat slechts een hele tijd nadien (met een schrijven dd. 19 december 2007), en dit naar aanleiding van een uitdrukkelijk verzoek in die zin vanuit het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, expliciet wordt gesteld door de

klachtindiener en de raadsman dat ze niet akkoord gaan met de openbaarmaking van de drie voornoemde brieven; dat de raadsman het volgende te kennen heeft gegeven in haar schrijven dd. 19 december 2007 aan het Agentschap: “ Mijn cliënt gaat niet akkoord dat zijn klachtbrief dd. 27/07/2007 en de brieven dd. 30/10/2007 en 07/11/2007 die ik in zijn naam verstuurde openbaar worden gemaakt”.

Overwegende dat, ook al heeft de klachtindiener zich bij monde van zijn advocate alsnog verzet tegen mogelijke verspreiding van de diverse brieven, dit niet wegneemt dat de

klachtindiener op het moment dat de klacht werd verstuurd aan de Gouverneur of de brieven werden verstuurd naar het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, zich niet uitdrukkelijk heeft verzet tegen mogelijke openbaarmaking aan derden;

(4)

Overwegende dat degene die informatie vrijwillig meedeelt aan de overheid, zich alléén nadrukkelijk op de vertrouwelijkheid ervan kan beroepen op het moment dat die informatie wordt overhandigd of meegedeeld aan die overheid; dat achteraf de informatieverstrekker hierop niet meer kan terugkomen, tenzij alsnog om in te stemmen met de openbaarmaking;

dat dit heel duidelijk blijkt uit het feit dat in artikel 20, §2 van het openbaarheidsdecreet de verplichting wordt voorgeschreven dat een instantie in dergelijke situaties de betrokkene alsnog om toestemming voor openbaarmaking moet aanschrijven; dat deze verplichting heel duidelijk veronderstelt dat de documenten oorspronkelijk als vertrouwelijk werden

bestempeld;

Overwegende dat het in de lijn ligt van een ruime interpretatie van het openbaarheidsdecreet (algemeen uitgangspunt: alle bestuursdocumenten zijn principieel openbaar) dat een instantie een inspanning doet om de als vertrouwelijk bestempelde documenten alsnog openbaar te kunnen maken, en niet om niet als vertrouwelijk bestempelde documenten alsnog aan de openbaarmaking te onttrekken;

Overwegende dat, nu vaststaat dat de klachtindiener of de raadsman de diverse brieven niét als vertrouwelijk hebben bestempeld op het ogenblik dat zij de brieven hebben bezorgd aan de Gouverneur en het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, de door deze laatste ingeroepen uitzonderingsgrond van art. 13, 6° van het decreet van 26 maart 2004 dan ook niet van toepassing is en derhalve onterecht werd ingeroepen;

Artikel 13, 2° van het openbaarheidsdecreet

Overwegende dat artikel 13, 2° van het decreet van 26 maart 2004 verplicht de aanvraag af te wijzen als de openbaarmaking afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke

levenssfeer, tenzij de betrokkene met de openbaarmaking instemt; dat deze bepaling tot doel heeft het in artikel 22 van de Grondwet aan eenieder toegekend recht op eerbiediging van zijn privé-leven te beschermen ten opzichte van de openbaarheid van bestuur;

Overwegende dat er van bescherming van gegevens die behoren tot de persoonlijke

levenssfeer maar sprake kan zijn wanneer het gaat om natuurlijke personen; dat de klachtbrief in casu uitgaat van een rechtspersoon, namelijk een firma die heeft meegedongen bij een onderhandelingsprocedure voor de aankoop van computerapparatuur in de gemeente xxxx;

dat derhalve de identiteit van de klachtindiener niet wordt beschermd door de bepaling in artikel 22 van de Grondwet en artikel 13, 2° van het openbaarheidsdecreet, daar het geen natuurlijk persoon betreft;

Overwegende dat de beroepinstantie voorts vaststelt dat er in de verschillende brieven een aantal namen voorkomen van natuurlijke personen of uitdrukkelijke verwijzingen naar natuurlijke personen en dat deze als gegevens die behoren tot de persoonlijke levenssfeer moeten worden beschouwd;

Overwegende dat, alhoewel de uitzondering in artikel 13, 2° van het openbaarheidsdecreet wel degelijk een absolute uitzonderingsgrond is, er toch een relatief aspect is verbonden aan deze uitzondering: er dient weliswaar geen afweging te gebeuren met het openbaar belang dat met de openbaarheid is gediend, doch wel dient er telkens in concreto te worden geoordeeld of er al dan niet een inbreuk is gepleegd op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

(5)

Overwegende dat in casu de beroepsinstantie moet vaststellen dat de bekendmaking van de namen die voorkomen in de diverse brieven geen afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van die personen; ofwel betreft het personen die werkzaam zijn op de gemeente xxxx (xxxx en xxxx), de verzoeker in deze procedure tot openbaarmaking, ofwel gaat het om een persoon die genoegzaam is gekend bij het gemeentebestuur omdat deze als expert werd ingeschakeld bij de afhandeling van de desbetreffende overheidsopdracht; dat xxxxx ook worden vernoemd in de eigenlijke klachtbrief doet evenmin afbreuk aan hun persoonlijke levenssfeer, daar ze beiden ook gekend zijn op het gemeentebestuur van xxxx en mede het voorwerp uitmaken van de eigenlijke klacht van de klachtindiener;

Overwegende dat de beroepsinstantie dan ook de mening is toegedaan dat door de bekendmaking van de klachtbrief dd. 27 juli 2007 en de brieven van de raadsman dd. 30 oktober 2007 en 7 november 2007 geen afbreuk wordt gedaan aan de persoonlijke levenssfeer van de personen die worden vernoemd in die brieven en dat derhalve artikel 13, 2° van het openbaarheidsdecreet in casu niet kan worden ingeroepen;

Overwegende dat de beroepsinstantie oordeelt dat er ook geen andere decretale uitzonderingen kunnen worden ingeroepen om de openbaarmaking van de gevraagde documenten niet toe te staan;

Overwegende dat het ingestelde beroep dan ook als gegrond wordt beschouwd;

Na beraadslaging,

BESLUIT:

Het beroepschrift van xxxxx dd. 28 januari 2008 tegen de weigering van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, afdeling West-Vlaanderen, om de gevraagde documenten openbaar te maken wordt als ontvankelijk en gegrond beschouwd.

De klachtbrief dd. 27 juli 2007 en de brieven van de raadsman dd. 30 oktober 2007 en 7 november 2007 worden openbaar gemaakt door er een afschrift van te verlenen.

Brussel, 21 februari 2008

Voor de beroepsinstantie,

Afdeling openbaarheid van bestuur, Bruno ASSCHERICKX

Voorzitter

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overwegende dat de beroepsindiener opwerpt dat het door de VLM aangehaalde artikel 23, § 6 van het Mestdecreet geenszins reden kan zijn tot weigering van een verzoek op grond van

Overwegende dat de beroepsinstantie vaststelt dat de overgemaakte rapporten inspectierapporten zijn van kerken en kapellen op het grondgebied van de gemeente Geel, die door

Overwegende dat na onderzoek door de beroepsinstantie ook gebleken is dat de namen van dertien personen wel online terug te vinden zijn samen met de vermelding dat zij voor

Volgens deze bepaling dient een aanvraag om openbaarmaking afgewezen te worden indien het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van het vertrouwelijke

Op dinsdag 27 oktober 2020, volgens verzoekster 5 dagen na het verstrijken van de wettelijke termijn van 20 kalenderdagen binnen dewelke uiterlijk de documenten moesten

-alle andere bestuursdocumenten welke betrekking hebben op het onderhavige dossier of daarmee verband houden.". Op 8 augustus 2019 ontving de verzoeker een e-mail van de

Overwegende dat de stad Brugge na de ontvangst en registratie van het beroepschrift bij de beroepsinstantie op 30 september 2004, gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan het verzoek van

- laten weten waarom de groene stroom certificaten voor de periode oktober 2016 - april 2019 nog steeds niet uitbetaald werden;.. - wanneer de groene stroom certificaten voor