• No results found

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uitspraak beroepsinstantie OVB/2020/284

Vlaamse overheid

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

Afdeling openbaarheid van bestuur Havenlaan 88, bus 20

1000 BRUSSEL T : 02 553 57 25

Mail: openbaarheid@vlaanderen.be

Dossiernummer: OVB/2020/284

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Bevoegdheid beroepsinstantie

Bestuursdecreet van 7 december 2018, titel II, hoofdstuk 3, afdeling 6.

Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie.

Voorafgaande procedure

Op 24 oktober 2020 diende xxx een verzoek in bij Fluvius, waarbij werd verzocht om de volgende informatie, inlichtingen en uitleg te verstrekken met betrekking tot het opmaken van facturen (prosumenten tarief) en de heraansluiting van verzoeker:

- de datum van heraansluiting aan het elektriciteitsnet laten geworden (binnen de 5 dagen), dan wel te vermelden op welke grond ( + vermelding van de wetgeving) u de heraansluiting zou weigeren gezien noch de VREG noch enig andere wettekst bijkomende voorwaarden verbindt aan de heraansluiting;

- mee te delen waarom ik nog altijd geen slotfacturen mocht bekomen voor april 2019, terwijl u nochtans per schrijven van februari 2020 beloofd had deze te zullen opstellen, ik u op 12 augustus 2020, zijnde 2,5 maanden geleden nogmaals de meterstanden heb laten geworden, wat door u trouwens per mail van augustus 2020 bevestigd werd;

- de facturen laten geworden tot en met april 2019 met eindmeterstand van -5.615,7 kWh;

- uitleggen waarom uw toelichtingsnota van januari 2019 aan de LAC zich beperkte tot een schuld van 1350 EUR uit openstaande facturen op basis van foutieve geschatte meterstanden en u hierin

1) niet vermeldde dat er in het verleden reeds een overproductie was vastgesteld en waarvoor ook geen equivalente vermindering in het factuurbedrag in rekening genomen werd;

2) niet mijn tegoed van 4.950 EUR aan groene stroom certificaten sinds oktober 2016 meldde of m.a.w.

waarom u bij de LAC bent gaan voorhouden dat ik een schuld had ten aanzien van Fluvius terwijl in werkelijkheid Fluvius een schuld had ten aanzien van mezelf, waarbij dit laatste door Fluvius bevestigd werd in de minnelijke schikking van 24 september 2020;

(2)

- uw standpunt laten geworden inzake de werking van mijn terugdraaiende meter als zuivere injectiemeter voor de op het net gezette 22.344,7 kW ingevolge de dalende meterstand (16.729 - (-5.615,7));

- laten weten hoe ik de 22.344,7 kW (16.729 - (-5.615,7)) die door mijn PV installatie op het net gezet werd en waarvoor mijn terugdraaiende teller als zuivere injectie meter gefungeerd heeft, als een tegoed behoud, gezien er volgens u geen marktproces bestaat om de overproductie te verkopen en waardoor de overproductie dus mijn eigendom is gebleven, dan wel welke andere regeling u voor mijn overproductie voorstelt;

- laten weten waarom de groene stroom certificaten voor de periode oktober 2016 - april 2019 nog steeds niet uitbetaald werden;

- wanneer de groene stroom certificaten voor de periode oktober 2016 - april 2019 zullen uitbetaald worden;

- laten weten wanneer mijn PV-installatie gedeblokkeerd zal worden op de portaal site waar de GSC's kunnen ingegeven;

- laten weten hoe de 6 gederfde groene stroom certificaten ingevolge de afsluiting zullen vergoed worden;

- Welk bedrag u mij zal uitkeren voor de 18 maanden van onterechte afsluiting en hoe dit bedrag berekend werd;

- Welke schadevergoeding u voorstelt voor de 18 maanden van onterechte afsluiting , zoals voorzien in de wetgeving;

- Waarom u, zelfs nadat de locale advies commissie besliste dat er terug diende aangesloten te worden, geweigerd hebt om het besluit van de Vlaamse Regering houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, titel II, hoofdstuk V, Afdeling VI art 5.5.7 na te leven;

- Waarom het prosumenten tarief berekend wordt op het vermogen van de omvormer, waarbij Fluvius niet uitgaat van metingen, terwijl het nochtans de taak is van Fluvius om alle facuteren op te stellen op basis van metingen en meetgegevens;

- Waarom het prosumenten tarief berekend wordt op het vermogen van de omvormer (3300) W en niet op basis van het werkelijk dubbel gebruik van het net, zijnde in mijn geval het equivalent van een 0,518 kW omvormer;

- Waarom u bij een PV-eigenaar, die producent is van elektrische energie conform het energiedecreet art 1.1.3, 102° geldend tot 25/04/2019, een prosumenten tarief aanrekent, terwijl u bij andere producenten van elektrische energie geen prosumenten tarief aanrekent en waardoor u een ontoelaatbare discriminatie doorvoert tussen de verschillende producenten van elektrische energie, zoals vermeld in art 4.1.9 van het energiedecreet en gepubliceerd in het Belgisch staatsblad;

- laten weten hoe de geschatte meterstanden uit uw facturen berekend werden en aan te tonen dat de schattingsmethodologie gevolgd werd, waarbij u uw berekeningen vrijgeeft alsook de herkomst van alle getallen hierin gebruikt, zodat volledige transparantie bekomen wordt;

- Waarom u in de facturen een prosumenten tarief aanrekent aan prosumenten voorafgaand aan 26/04/2019, terwijl het begrip prosument pas bij energiedecreet in het staatsblad gepubliceerd werd en in werking trad op 15 juni 2019 en waardoor er voordien geen wettelijke grond was m.b.t. het begrip prosument, noch met betrekking tot het prosumenten tarief;

- Kan u mij ook het volledig overzicht van de meterstanden, indexen, hun datum, Delta en Delta/P uit indexis bezorgen sinds 1995 tot heden, waarbij de index van 994.384,3, zijnde een verbruik van -5.615,7 kWh in terug te vinden is.

Fluvius heeft voormeld verzoek afgewezen op 26 oktober 2020

Op 27 oktober 2020 diende xxx beroep in bij de beroepsinstantie tegen de voormelde weigeringsbeslissing vanwege Fluvius. Dit beroep werd geregistreerd op 28 oktober 2020.

(3)

Ontvankelijkheid van het beroep

Het oorspronkelijk verzoek dateert van 24 oktober 2020.

De in beroep aangevochten beslissing van Fluvius dateert van 26 oktober 2020 en die beslissing maakt melding van de beroepsmogelijkheden en -modaliteiten, zoals voorgeschreven in artikel II.43, §1, derde lid van het Bestuursdecreet.

Het ingediende beroep van verzoeker d.d. 27 oktober 2020 is ingesteld binnen de decretaal voorgeschreven termijn, conform artikel II.48, §1, derde lid van het Bestuursdecreet en is bijgevolg tijdig ingediend.

Heel wat onderdelen van het oorspronkelijk verzoek van xxx d.d. 24 oktober 2020 zijn volgens het oordeel van de beroepsinstantie voorts evenwel geen verzoek tot openbaarheid van bestuur zoals gedefinieerd door het Bestuursdecreet. Een openbaarheidsverzoek moet immers betrekking hebben op welomschreven bestuursdocumenten, d.w.z. informatie die gematerialiseerd is in een drager, waaromtrent inzage, afschrift of uitleg kan gevraagd worden.

In casu heeft verzoeker evenwel geen inzage in, afschrift van of uitleg over een welomschreven bestuursdocument gevraagd, maar wel een aantal louter informatieve vragen gesteld aan Fluvius. Bij wijze van voorbeeld vermeldt de beroepsinstantie de volgende deelvragen van verzoeker:

- mee te delen waarom ik nog altijd geen slotfacturen mocht bekomen;

- uw standpunt laten geworden inzake de werking van mijn terugdraaiende meter als zuivere injectiemeter;

- laten weten waarom de groene stroom certificaten voor de periode oktober 2016 - april 2019 nog steeds niet uitbetaald werden;

- laten weten wanneer de groene stroom certificaten voor de periode oktober 2016 - april 2019 zullen uitbetaald worden;

- laten weten wanneer de PV-installatie gedeblokkeerd zal worden op de portaal site waar de GSC's kunnen ingegeven;

- laten weten hoe de 6 gederfde groene stroom certificaten ingevolge de afsluiting zullen vergoed worden;

- Welk bedrag u mij zal uitkeren voor de 18 maanden van onterechte afsluiting en hoe dit bedrag berekend werd;

- Welke schadevergoeding u voorstelt voor de 18 maanden van onterechte afsluiting , zoals voorzien in de wetgeving;

- Waarom u, zelfs nadat de locale advies commissie besliste dat er terug diende aangesloten te worden, geweigerd hebt om het besluit van de Vlaamse Regering houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, titel II, hoofdstuk V, Afdeling VI art 5.5.7 na te leven;

De beroepsinstantie is evenwel niet bevoegd voor klachten tegen het niet beantwoorden van dergelijke louter informatieve vragen door bestuursinstanties.

Het ingestelde beroep wordt daarom als onontvankelijk beschouwd, voor zover het oorspronkelijk openbaarheidsverzoek betrekking heeft op het stellen van informatieve vragen.

Het ingestelde beroep wordt voor het overige als ontvankelijk beschouwd.

Gegrondheid van het beroep

Overeenkomstig artikel II.31, eerste lid Bestuursdecreet heeft het recht op passieve openbaarheid betrekking op bestuursdocumenten. Op grond van deze bepaling is elke instantie in principe verplicht aan eenieder die erom verzoekt inzage te geven in, uitleg te verschaffen over of een afschrift te bezorgen van de gewenste

(4)

bestuursdocumenten. De openbaarmaking kan slechts geweigerd worden mits toepassing wordt gemaakt van één of meerdere uitzonderingen, zoals gestipuleerd in de artikelen II.33 tot en met II.39 van voormeld decreet.

1. Inhoud van het beroepschrift

Verzoeker stelt in zijn beroepschrift dat het antwoord van Fluvius een standaard antwoord is en dat men weigert om onbekende redenen over te gaan tot een heraansluiting (dit terwijl er volgens verzoeker geen enkele schuld is). Verzoeker vraag zich af waarom hij niet terug wordt aangesloten aan het elektriciteitsnet en wat is de reden om niet over te gaan tot de heraansluiting.

2. Standpunt van de beroepsinstantie

De beroepsinstantie stelt vooreerst vast dat een aantal vragen om informatie uit het zeer uitgebreide verzoek van xxx impliceren dat er door Fluvius bijkomende handelingen/acties zouden moeten worden gesteld om een antwoord te bieden op heel wat vragen van verzoeker.

De beroepsinstantie is van oordeel dat daarmee niet wordt gevraagd naar bestaande bestuursdocumenten in de zin van artikel I.4, 3° van het Bestuursdecreet, doch wel wordt gevraagd om één of meerdere nieuwe documenten aan te maken en/of correcties door te voeren. Het is evenwel zo dat de verplichting die voortvloeit uit het algemeen principe in artikel II.31 van het Bestuursdecreet niet de aanmaak van nieuwe documenten inhoudt, zodat dit bijgevolg niet kan worden afgedwongen op grond van het Bestuursdecreet.

Het Bestuursdecreet stipuleert ook uitdrukkelijk dat er voor een overheidsinstantie geen verplichting bestaat om documenten te verwerken of te analyseren.

Het ingestelde beroep wordt bijgevolg dan ook, wat betreft de onderdelen van de vraag van verzoeker om nieuwe documenten op te stellen of correcties door te voeren, als ongegrond beschouwd.

Voor wat betreft de overige vragen aangaande de heraansluiting aan het elektriciteitsnet door verzoeker en betreffende de opmaak van facturen ten gevolge van doorgegeven meterstanden, alsook het volledig overzicht van de meterstanden, indexen, hun datum, Delta en Delta/P uit indexis sinds 1995 tot op heden, merkt de beroepsinstantie op dat, zoals artikel II.40, §3 van het Bestuursdecreet bepaalt, een verzoeker in principe geen belang hoeft aan te tonen om de openbaarheid van bestuursdocumenten te verkrijgen. Dit betekent evenwel niet dat er geen redelijk belang aanwezig moet zijn: het uitoefenen van een recht zonder enig aantoonbaar redelijk en voldoende belang zou aldus kennelijk onredelijk kunnen zijn. Het komt een overheidsinstantie of een beroepsinstantie in principe niet toe om de motieven van de aanvragen of van de beroepen te onderzoeken, maar dit kan echter geen vrijgeleide zijn om systematisch tal van documenten aan te vragen of uitleg en bijkomende informatie op te vragen waardoor een onredelijke continue overlast ontstaat voor een instantie, waardoor de normale werking ervan in het gedrang komt.

Uit de door de beroepsinstantie ingewonnen informatie is gebleken dat er alleen al sinds september 2019 tussen Fluvius en xxx meer dan 60 mails werden uitgewisseld over dit dossier rond de meterstanden en de heraansluiting. Er kan Fluvius dan ook zeker geen gebrek aan medewerking worden verweten in zijn talrijke pogingen om verzoeker uitleg en informatie te geven in dit dossier. Daarmee hebben zij zeer zeker voldaan aan de behulpzaamheidverplichting die is ingeschreven in artikel II.6 van het Bestuursdecreet

Voorts is uit het onderzoek ook gebleken dat verzoeker met betrekking tot ditzelfde dossier rond de meterstanden en de heraansluiting ook al meermaals contact heeft opgenomen met de Vlaamse Ombudsdienst. Sinds 2015 is verzoeker meermaals gaan aankloppen bij de Vlaamse Ombudsdienst en ook in de zomermaanden van 2020 heeft hij nog een klacht ingediend bij de Vlaamse Ombudsdienst: hun taak

(5)

bestaat erin om het dossier te onderzoeken en zo nodig te bemiddelen. Afgelopen zomer ondernam de Vlaamse Ombudsdienst een zoveelste en laatste poging om te bemiddelen bij de verzuchtingen van verzoeker, waarbij de mensen van de Vlaamse Ombudsdienst zelfs ter plaatse zijn geweest en aan verzoeker alle tijd en ruimte hebben gegeven om al zijn problemen op te lijsten en aan hen over te maken. Daarop werd vanuit de Vlaamse Ombudsdienst nogmaals een uitgewerkt voorstel tot verzoening gedaan tussen verzoeker en Fluvius, doch dit is slechts mogelijk indien beide partijen bereid zijn om hierin mee te gaan en na te denken over oplossingen en tegemoetkomingen. Dit veronderstelt ook vertrouwen in de Vlaamse Ombudsdienst en het vertrouwen dat de tegenpartij eventueel afspraken zal nakomen. Uiteraard veronderstelt dit ook dat de verzoeker zich zelf houdt aan de afspraken. Al snel is gebleken dat dit voor verzoeker onmogelijk was. Daarop heeft de Vlaamse Ombudsman eind augustus 2020 dit dossier definitief afgesloten en de verzoeker doorverwezen naar het gemeen recht voor eventuele verdere stappen.

Ook is nog gebleken dat er nog een verzoeningsprocedure bij het Vredegerecht is geweest begin oktober 2020, die er is gekomen op uitdrukkelijke vraag van xxx zelf. Inhoudelijk is de discussie over dit dossier van de meterstanden daar nogmaals gevoerd, waarbij verzoeker voor de rechtbank (opnieuw) inhoudelijk verduidelijking heeft verkregen bij dit dossier, samen met een verregaand voorstel tot minnelijk akkoord.

Verzoeker heeft evenwel ook daarmee geen genoegen genomen en is daarop opnieuw Fluvius gaan bestoken met mails met allerhande vragen over ditzelfde dossier.

De beroepsinstantie stelt bijgevolg vast dat het huidige openbaarheidsverzoek en de ingestelde beroeps- procedure van xxx te situeren zijn in enerzijds een lange reeks van mails tussen verzoeker en Fluvius en anderzijds ook talloze pogingen van de Vlaamse Ombudsdienst om verzoenend op te treden en een verzoeningsprocedure bij de Vrederechter.

De beroepsinstantie is, verwijzende naar wat hiervoor werd uiteengezet, daarom van oordeel dat de werking van de diensten van Fluvius nu onevenredig wordt belast door de aard en het herhalend karakter van de verzoeken/mails die bij hen worden ingediend door xxx. De beroepsinstantie concludeert hieruit dat de grenzen van de kennelijke onredelijkheid hiermee bereikt zijn. De beroepsinstantie onderkent uit alle voorgaande vaststellingen en overwegingen een materieel en intentioneel aspect bij de beroeper dat niet te rijmen valt met de redelijke uitoefening van het recht van openbaarheid van bestuur.

Het grondwettelijke recht op openbaarheid van bestuur is een instrument dat de burgers moet toelaten controle uit te oefenen op het handelen van een overheidsinstantie. Het moet de burgers in staat stellen de rechtmatigheid van het overheidsoptreden te beoordelen en met kennis van zaken te beslissen of er grond bestaat dat optreden in rechte aan te vechten. Beroeper heeft aldus het volste recht om gebruik te maken van de openbaarheid van bestuur om het doen en laten van bepaalde bestuursinstanties betreffende aangelegenheden die hij zich ter harte heeft genomen, na te gaan. Hij is er evenwel niet van ontslagen om zijn rechten op redelijke en zorgvuldige wijze uit te oefenen: het belang dat de beroeper heeft bij de uitoefening van zijn rechten, moet in redelijke verhouding staan met de gevolgen voor de werking van de betrokken overheidsinstantie.

De vraag wanneer een aanvraag tot openbaarmaking de grens van de kennelijke onredelijkheid overschrijdt is zeer delicaat en moeilijk. Daar moet, het uitgangspunt indachtig dat de uitzonderingsgronden op de openbaarheid restrictief moeten worden geïnterpreteerd en toegepast, heel behoedzaam mee worden omgegaan. Nochtans kan de beroepsinstantie in casu alleen maar besluiten dat de huidige beroeper de perken van de redelijkheid manifest te buiten is gegaan. Zijn handelwijze, gelet op het repetitief karakter van de vragen om informatie/verduidelijking die zijn gesteld aan Fluvius en gelet op de jarenlange bemiddelingspogingen door de Vlaamse Ombudsdienst en de recente verzoeningspoging bij het Vredegerecht, schaadt de normale werking van de betrokken overheidsinstantie (in casu Fluvius).

(6)

Verwijzende naar de hiervoor uiteengezette bijzondere omstandigheden, is er naar het oordeel van de beroepsinstantie in casu dan ook sprake van rechtsmisbruik: de beroepsinstantie is m.a.w. de mening toegedaan dat de diverse herhaalde vragen om verduidelijking/informatie aan Fluvius rond het dossier met de meterstanden en de heraansluiting van deze beroeper een misbruik van recht inhouden. Het verbod van rechtsmisbruik vormt een algemeen rechtsbeginsel. Volgens de rechtspraak en rechtsleer is rechtsmisbruik de uitoefening van een recht, niet alleen met het enkele opzet te schaden, maar ook het uitoefenen van dat recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dit recht door een voorzichtig en bezorgd persoon (ter goeder trouw). De gevolgen van de uitoefening van een recht mogen niet in onevenredigheid zijn met de voordelen voor degene die het recht uitoefent.

Het misbruik van recht is een uitzonderingsgrond die onder toepassing van artikel II.33, 1° van het Bestuursdecreet kan worden ingeroepen en die de aanvraag tot openbaarmaking “kennelijk onredelijk”

maakt. Dit is in casu het geval, gelet op het repetitief karakter van de vragen om informatie/verduidelijking die zijn gesteld aan Fluvius en gelet op de jarenlange bemiddelingspogingen door de Vlaamse Ombudsdienst en de recente verzoeningspoging bij het Vredegerecht. Er kan dan ook niet anders geconcludeerd worden dan dat beroeper zijn recht inzake openbaarheid van bestuur misbruikt met het huidige nieuw openbaarheidsverzoek met vragen om verduidelijking rond de meterstanden en de heraansluiting op het elektriciteitsnetwerk.

Na billijke afweging van ieders belangen, oordeelt de beroepsinstantie, op basis van wat hiervoor uitvoerig werd uiteengezet, dat het huidige openbaarheidsverzoek van xxx moet afgewezen worden omdat het een manifeste uitdrukking is van rechtsmisbruik en kennelijke onredelijkheid. Het voordeel van de informatie die beroeper wenst te bekomen (via herhaaldelijk dezelfde of gelijkaardige informatie op te vragen) weegt kennelijk niet op tegen de last die deze herhaaldelijke aanvragen veroorzaken binnen de diensten van Fluvius.

Het ingestelde beroep wordt, wat dit onderdeel betreft (vragen om verduidelijking/uitleg), dan ook als ongegrond beschouwd.

Na beraadslaging,

BESLUIT:

Het beroepschrift van xxx d.d. 27 oktober 2020 tegen de weigeringsbeslissing vanwege Fluvius wordt als deels onontvankelijk en deels ontvankelijk doch ongegrond beschouwd.

Brussel, 19 november 2020 Voor de beroepsinstantie,

afdeling openbaarheid van bestuur, Bruno ASSCHERICKX

Voorzitter

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overwegende dat de beroepsinstantie aldus van oordeel is dat de BAM terecht het verzoek tot herformulering heeft gesteld; dat de beroeper eveneens aanhaalt dat de BAM minstens tijdig

Overwegende dat de beroepsindiener opwerpt dat het door de VLM aangehaalde artikel 23, § 6 van het Mestdecreet geenszins reden kan zijn tot weigering van een verzoek op grond van

Overwegende dat de beroepsinstantie vaststelt dat de overgemaakte rapporten inspectierapporten zijn van kerken en kapellen op het grondgebied van de gemeente Geel, die door

Volgens deze bepaling dient een aanvraag om openbaarmaking afgewezen te worden indien het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van het vertrouwelijke

Op dinsdag 27 oktober 2020, volgens verzoekster 5 dagen na het verstrijken van de wettelijke termijn van 20 kalenderdagen binnen dewelke uiterlijk de documenten moesten

-alle andere bestuursdocumenten welke betrekking hebben op het onderhavige dossier of daarmee verband houden.". Op 8 augustus 2019 ontving de verzoeker een e-mail van de

Overwegende dat verzoeker tegen deze weigeringsbeslissing in beroep is gegaan; dat hij argumenteert dat de stad volkomen onterecht zonder meer voor alle 84 ingediende

Overwegende dat op grond van artikel 14, 4° van het Openbaarheidsdecreet een aanvraag tot openbaarmaking kan worden afgewezen als het belang van de openbaarheid