• No results found

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

Vlaamse Regering

Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Afdeling Kanselarij

Boudewijnlaan 30, bus 20 1000 Brussel

tel. secretariaat: 02/553.57.03 fax secretariaat: 02/553.57.02 e-mail: openbaarheid@vlaanderen.be

Dossiernummer: OVB/2009/114

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie;

Gelet op het oorspronkelijke verzoek per mail d.d. 5 augustus 2009 van xxx, gericht aan de nv BEHEERSMAATSCHAPPIJ ANTWERPEN MOBIEL (BAM), met maatschappelijke zetel te 2000 ANTWERPEN, Rijnkaai 37, om een digitaal afschrift te ontvangen van:

- De volledige lijst van alle werken die door de tijdelijke vereniging Noriant zullen worden uitgevoerd in het kader van de overeenkomst waarvoor dit jaar (medio februari, begin maart) een voorakkoord werd gesloten tussen de NV BAM en TV Noriant en die de TV Noriant volgens de woordvoerder van de BAM zal uitvoeren voor een bedrag dat onder de 2,2 miljard euro zal blijven;

- Alle stukken die door TV SAM werden geproduceerd conform de vereisten van deelovereenkomst 15 TVSAM – NVBAM;

Gelet op de beslissing van de BAM bij mail d.d. 21 augustus 2009;

Gelet op het beroepschrift van xxx bij mail d.d. 25 augustus 2009 tegen de beslissing van nv BAM;

Gelet op de registratie van het beroepschrift op 26 augustus 2009;

Gelet op de beslissing van de beroepsinstantie van 14 september 2009 houdende verlenging van de beslissingstermijn met toepassing van artikel 24, §1, tweede lid van het decreet;

(2)

Wat de ontvankelijkheid betreft:

Overwegende dat de in beroep aangevochten beslissing dateert van 21 augustus 2009; dat de beslissing het in artikel 22 bepaalde recht van beroep en de te eerbiedigen termijn en modaliteiten vermeldt;

Overwegende dat het beroepschrift de datum draagt van 25 augustus 2009 en is geregistreerd op 26 augustus 2009; dat daaruit volgt dat, wat het eerste onderdeel van het beroep betreft, het beroep binnen de in artikel 22, lid 2 van het decreet van 26 maart 2004 gestelde termijn van 30 dagen is ingediend; dat het beroepschrift van 25 augustus 2009, wat dit onderdeel betreft, ontvankelijk is;

Overwegende dat, met betrekking tot het tweede onderdeel, de BAM bij brief van 21 augustus 2009, omwille van de algemeenheid van dit onderdeel van zijn verzoek, aan de beroeper heeft verzocht om, overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 26 maart 2004, de aanvraag te specificeren en duidelijker aan te geven welke documenten hij wenst te ontvangen; dat in deze brief de BAM het volgende heeft gesteld: “Thans is uw aanvraag dermate algemeen geformuleerd dat ze betrekking kan hebben op een veelvoud aan documenten van de meest uiteenlopende aard, doch samen minstens verschillende honderden, mogelijks duizenden bladzijden omvattend. U hoeft daarbij uiteraard niet de precieze benaming van het/de beoogde document/en aan te geven, doch wel een beschrijving die het ons mogelijk moet maken om af te leiden om welk(e) document(en) het gaat/kan gaan.”;

Overwegende dat artikel 20, §2, tweede lid van het decreet van 26 maart 2004 bepaalt dat, als een aanvraag overeenkomstig artikel 18 kennelijk onredelijk is of op een te algemene wijze geformuleerd is, een nieuwe beslissingstermijn van 15 dagen begint te lopen vanaf het moment dat de aanvrager zijn aanvraag heeft gespecificeerd of vervolledigd; dat de beroeper hiertoe niet is overgegaan maar bij mail van 25 augustus 2009 onmiddellijk beroep heeft ingediend;

Overwegende dat de beroeper in dit beroepschrift de algemeenheid van zijn verzoek betwist;

dat hij verder argumenteert dat de BAM minstens tijdig een lijst had kunnen leveren van de verschillende stukken die volgens het contract moeten geleverd worden door TV SAM en reeds had kunnen aangeven welke stukken al door TV SAM werden geleverd; dat hij vervolgt dat de BAM echter geen hulp verstrekt en enkel bij het wettelijk verstrijken van de termijn liet weten dat ze wenst dat een burger, die geen kennis heeft van de lijst van dossierstukken, een duidelijke omschrijving geeft van wat hij of zij vermoedt dat als gevolg van die deelovereenkomst zou zijn opgemaakt; dat de beroeper in zijn beroepschrift tevens stelt dat de deelovereenkomst een aantal opdrachten omschrijft die dienen uitgevoerd te worden door TV SAM; dat de verzameling van die opdrachten, onderdeel van de overeenkomst, te beschouwen is als ‘de stukken die door TV SAM werden geproduceerd conform de vereisten van deelovereenkomst 15’; dat de beroeper vervolgt dat hij kennis wenst te nemen van de verschillende rapporten en documenten die TV SAM in het kader van deelcontract 15 heeft opgemaakt en hij ervan uitgaat dat deze samen één geheel vormen en dat een juist begrip van de studie vereist dat alle geleverde stukken kunnen gelezen worden; dat de beroeper in zijn beroepschrift aldus vasthoudt aan zijn oorspronkelijke vraag tot het bekomen van alle stukken die door TV SAM geproduceerd werden conform de vereisten van deelovereenkomst 15 TV SAM – NV BAM;

(3)

Overwegende dat de beroepsinstantie op 26 augustus 2009 met betrekking tot dit onderdeel de BAM per e-mail heeft gevraagd wat haar bevindingen zijn met betrekking tot de door de beroeper geformuleerde bedenkingen;

Overwegende dat de BAM bij e-mail d.d. 1 september 2009 hierop heeft geantwoord als volgt:

“Wat het tweede onderdeel betreft, is het verzoek van xxx problematisch op het vlak van beoordeling en van uitvoering.

Wij begrijpen uit zijn opmerkingen aan de Beroepsinstantie dat hij denkt dat elk deelcontract een lijstje bevat van door SAM uit te voeren prestaties, doch tegenover deze eenvoudige benadering staat een veel complexere realiteit. In de deelcontracten wordt immers vooreerst al een onderscheid gemaakt tussen verschillende deelprojecten, die alle samen de opdracht tot ondersteuning bij de uitvoering van het ganse Masterplan Mobiliteit Antwerpen vormen (om maar enkele voorbeelden te geven : deelproject 1 = permanente omkadering; deelproject 3 = OWV; deelproject 22 = Tramlijn Wijnegem; deelproject 33 = natuurcompensaties Burchtse Weel en Het Rot). Dit maakt meteen duidelijk dat de redenering van xxx, als zou een deelcontract 1 geheel vormen dat enkel juist kan begrepen worden indien alle stukken kunnen gelezen worden, niet correct is. De vergelijking tussen een deelcontract en een MER gaat niet op. Voorts is het zo dat de geleverde diensten op zich hetzij specifieke, forfaitaire opdrachten betreffen, hetzij (in casu het merendeel) opdrachten in regie. Vooral voor de opdrachten in regie is het zeer moeilijk om uit te maken of er aan de voorziene en geleverde prestaties ook effectief een document, laat staan een deel van een document beantwoordt. Het gaat tenslotte om een dienstenopdracht en niet elke ondersteunende dienst heeft een tastbaar resultaat. Om die reden hebben wij in functie van deze aanvraag teruggegrepen naar de facturatie door de TV SAM. Daaruit blijkt dat er op basis van deelcontract 15 liefst 112 vorderingsstaten werden opgemaakt. Elke vorderingsstaat wordt begeleid door een detail van prestaties. Dit betekent dat wij, voor een veelvoud van 112, prestatie na prestatie zouden moeten onderzoeken of er een document aan beantwoordt en zo ja, of dit al dan niet dient openbaar gemaakt te worden. Wij hopen dat wij hiermee voldoende duidelijk maken dat dit een allesbehalve evidente, zeer tijdrovende taak is, die BAM als kleine organisatie onmogelijk binnen het decretaal voorziene tijdsbestek kan vervullen. Om die reden hebben wij de aanvrager verzocht om zijn aanvraag te verduidelijken naar welbepaalde documenten toe.

Het verwijt dat BAM hem daarbij onvoldoende behulpzaam is geweest omdat hem geen lijst van stukken ter beschikking werd gesteld, lijkt ons ongegrond, aangezien dergelijke "lijst" niet bestaat.

Waar xxx thans aanvoert dat hij wel degelijk kennis wenst te nemen van de verschillende rapporten en documenten die TV SAM in het kader van deelcontract 15 heeft opgemaakt en dat zijn initiële vraag met andere woorden zo letterlijk moet begrepen worden als ze algemeen is, zijn wij van oordeel dat zijn aanvraag kennelijk onredelijk is en aldus ook zou moeten worden afgewezen. De aanvraag blijft immers dermate ruim en kan betrekking hebben op zo'n enorme hoeveelheid "bestuursdocumenten" van allerlei aard (rapporten, verslagen, plannen, attesten, foto's,...) dat wij ten zeerste betwijfelen dat de aanvrager effectief informatie wil bekomen. De letter noch de geest van het decreet brengen ons inziens met zich mee dat een aanvraag in het kader van de openbaarheid van bestuur door haar algemeenheid de normale werking van de dienst in kwestie zou mogen verstoren.”

Overwegende dat de BAM bij mailbericht van 2 september 2009 hieraan toevoegt dat de aanvraag bijgevolg kennelijk onredelijk is en aldus ook zou moeten worden afgewezen op grond van artikel 11, 1° van het decreet van 26 maart 2004 en overeenkomstig de rechtspraak

(4)

van de beroepsinstantie (OVB/2005/53 van 28 juli 2005; OVB/2005/5 van 8 februari 2005;

etc..);

Overwegende dat overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 een te algemene of een kennelijk onredelijke aanvraag niet onmiddellijk kan worden afgewezen; dat alvorens deze uitzonderingsgrond in te roepen de instantie verplicht is, conform artikel 18 van het decreet, om contact op te nemen met de aanvrager om zijn verzoek te specificeren of te vervolledigen;

Overwegende dat de beroepsinstantie van oordeel is dat uit de opzet van het decreet van 26 maart 2004, en meer in concreto op grond van artikel 20, §2, tweede lid van het Openbaarheidsdecreet, volgt dat de beroepsinstantie in eerste instantie dient te beoordelen of het verzoek tot herformulering vanwege de BAM al dan niet terecht werd gesteld; dat dit onderzoek noodzakelijkerwijze gepaard gaat met een onderzoek naar de al dan niet gegrondheid van het inroepen van de uitzonderingsgrond van de kennelijke onredelijkheid van het verzoek, zoals bepaald in artikel 11, 1° van het decreet van 26 maart 2004; dat immers, indien uit het onderzoek zou blijken dat het verzoek kennelijk onredelijk is, uit artikel 20, §2, tweede lid van het decreet volgt dat een nieuwe beslissingstermijn van 15 dagen, eventueel verlengbaar met 15 kalenderdagen, begint te lopen vanaf het moment dat de aanvrager zijn aanvraag heeft gespecificeerd of vervolledigd; dat bijgevolg, indien de beroeper, zoals in casu, hiertoe niet overgaat, het beroep in dat geval als voortijdig en bijgevolg als onontvankelijk zou moeten beoordeeld worden;

Overwegende dat de beroepsinstantie op 15 september 2009 ter plaatse bij de BAM is gegaan voor nadere toelichting;

Overwegende dat uit het onderzoek van de beroepsinstantie blijkt dat het Vlaamse Gewest in 2001 een kaderovereenkomst voor de begeleiding en de coördinatie van de studies, de implementatie en prospectie van het Masterplan Antwerpen heeft afgesloten met de tijdelijke vereniging TV SAM; dat de inhoud van de verdere continuering van de studies en de uitvoering van het Masterplan telkens in deelcontracten wordt overeengekomen; dat die deelcontracten drie maanden bestrijken en een lijst van deelprojecten bevatten; dat elk deelproject een aantal prestaties omvat; dat bepaalde deelprojecten doorlopen in doorlopende deelcontracten; dat bepaalde prestaties zelf een doorlopend karakter hebben en moeilijk toegewezen kunnen worden aan een bepaald deelcontract; dat de beroepsinstantie ter plaatse heeft kunnen vaststellen dat het gevraagde deelcontract nr. 15 (dd. 2005) een lijst van deelprojecten omvat, waarbij elk deelproject een aantal prestaties omschrijft; dat die prestaties zowel specifieke, concrete opdrachten als opdrachten in regie betreffen; dat de beroepsinstantie redelijkerwijze de toelichting zoals omschreven door de BAM in de mail van 1 september ll. kan onderschrijven; dat het inderdaad niet evident is om uit te maken of er aan de geleverde en voorziene prestaties in deelcontract nr. 15 ook effectief een document of een deel ervan beantwoordt; dat het deelcontract niet exact en exhaustief opsomt welke documenten er dienen aangemaakt en opgeleverd te worden; dat volgens de toelichting van de BAM aan de hand van de vorderingstaten en de eraan toegevoegde gedetailleerde prestatie- overzichten, opgemaakt door TV SAM m.b.t. deelcontract nr. 15, zou kunnen nagegaan worden welke documenten geproduceerd zijn conform de vereisten van deelcontract nr. 15;

dat nog volgens de BAM op basis van deelcontract nr. 15 112 vorderingstaten zijn opgemaakt; dat de beroepsinstantie heeft kunnen vaststellen dat zo’n vorderingsstaat wordt begeleid door een detail van prestaties; dat de beroepsinstantie eveneens heeft kunnen vaststellen dat aan de in de vorderingsstaat beschreven prestaties een veelheid van documenten van allerlei aard (rekennota’s, terreinfiches, topografische opmetingen,..) kan

(5)

beantwoorden; dat bijgevolg door de BAM inderdaad zou moeten onderzocht worden per vorderingsstaat, prestatie na prestatie, of er een document aan beantwoordt en of dit al dan niet openbaar kan gemaakt worden; dat alleen al het verzamelen van deze bestuursdocumenten intensieve en tijdrovende opzoekingen zou vergen; dat alle bestuursdocumenten, nadat ze zijn verzameld, vanzelfsprekend niet blindweg aan de openbaarheid mogen worden prijsgegeven maar dat ook de toepasselijkheid van de wettelijk bepaalde uitzonderingsgronden moet worden onderzocht; dat de bewering van de BAM dat dit alles een zeer tijdrovende taak is, die BAM als kleine organisatie onmogelijk kan vervullen, en dat een dergelijke aanvraag de normale werking van de dienst in kwestie verstoort, redelijkerwijze gegrond voorkomt; dat de uitzonderingsgrond van de kennelijke onredelijkheid tot doel heeft om het recht op openbaarheid van bestuur bestaanbaar te houden met de goede werking van een instantie; dat het besluit gewettigd is dat de BAM deze uitzonderingsgrond terecht heeft ingeroepen;

Overwegende dat de beroepsinstantie aldus van oordeel is dat de BAM terecht het verzoek tot herformulering heeft gesteld; dat de beroeper eveneens aanhaalt dat de BAM minstens tijdig een lijst had kunnen leveren van de verschillende stukken die volgens het contract moeten geleverd worden door TV SAM en reeds had kunnen aangeven welke stukken al door TV SAM werden geleverd; dat hij aldus erop wenst te wijzen dat de BAM niet zou hebben voldaan aan haar behulpzaamheidsplicht; dat de beroepsinstantie opmerkt, niettegenstaande redelijkerwijze – gelet op het reeds hierboven vermelde – moet aangenomen worden dat er geen lijst van werken bestaat, dat de BAM in casu in haar brief, conform artikel 18, tweede lid van het decreet, toch aan de beroeper melding had kunnen maken van de lijst van de deelprojecten zoals voorzien in deelcontract nr. 15; dat deze opmerking echter niets afdoet aan het oordeel van de beroepsinstantie dat de BAM terecht het verzoek tot herformulering heeft gesteld;

Overwegende dat de beroepsinstantie, gelet op het hierboven vermelde, van oordeel is dat, conform artikel 20, §2, tweede lid van het decreet, de BAM beschikte over een nieuwe beslissingstermijn van 15 dagen vanaf het moment dat de aanvrager zijn aanvraag heeft gespecificeerd of vervolledigd; dat bijgevolg het beroep van xxx in casu voortijdig was; dat het beroep, voor wat dit tweede onderdeel betreft, onontvankelijk is;

Wat de gegrondheid betreft:

Overwegende dat in overeenstemming met artikel 7, lid 2 van het decreet van 26 maart 2004 het recht op openbaarmaking van bestuursdocumenten een recht op inzage, een recht op uitleg of een recht op een afschrift inhoudt; dat een instantie de openbaarmaking van een bestuursdocument, naargelang het geval, mag of moet weigeren met toepassing van een uitzonderingsgrond bepaald in de artikelen 11 tot en met 15; dat artikel 3, 4° van het decreet van 26 maart 2004 een bestuursdocument definieert als de drager, in welke vorm ook, van informatie waarover een instantie beschikt;

Overwegende dat de beroeper op 5 augustus 2009 per e-mail bij BAM een aanvraag heeft ingediend om een digitaal afschrift in handen te krijgen van de volledige lijst van alle werken die door de tijdelijke vereniging Noriant zullen worden uitgevoerd in het kader van de overeenkomst waarvoor dit jaar (medio februari, begin maart) een voorakkoord werd gesloten tussen de NV BAM en TV Noriant en die de TV Noriant volgens de woordvoerder van de BAM zal uitvoeren voor een bedrag dat onder de 2,2 miljard euro zal blijven; dat de BAM in

(6)

haar beslissing van 21 augustus 2009 stelt dat zij, met betrekking tot dit onderdeel van de aanvraag, niet over een dergelijk document beschikt;

Overwegende dat de beroeper in zijn beroepschrift betwist dat de BAM niet over een dergelijk document zou beschikken; dat hij hiertoe verwijst naar hoofdstuk 4.3.2. Opbouw Realisatieprijs en instandhoudingskosten van het besteknr. 2004/005 betreffende de Oosterweelverbinding waar vermeld zou staan: “Als bijlage bij het offerteformulier voegt de Bieder de opbouw van zijn prijs volgens bijlagen 5.A (Opbouw Realisatieprijs) en 5.B (Opbouw Instandhoudingskosten) bij deze 'Leidraad onderhandelingprocedure'. Bieders zijn vrij om voor hun eigen werkzaamheden hun eigen Work Breakdown Structure (WBS) en Objecten Boom Structuur (OBS) op te zetten. In de Realisatieprijs en Instandhoudingskosten dient te zijn inbegrepen een bedrag voor veiligheidsmaatregelen conform de Welzijnswet van 1996, het KB mobiele werkplaatsen en ARAB en de verzekeringen die zullen worden afgesloten. Deze kosten dienen ook apart te worden vermeld, zoals in bijlagen 5 A en 5.B is aangegeven. Aanvullend op bijlage 5.A dienen in de sub- bijlagen onder bijlage 5.A detailleringen van de opbouw van de offertesom opgegeven te worden. De prijzen van deze detailleringen zijn inbegrepen in de offertesom in bijlage 4 en de opbouw van de Realisatieprijs in bijlage 5.A. Voor elk van de objecten van het onderliggend wegennet en voor alle kunstwerken dient een afzonderlijke prijs te worden opgegeven in de daartoe voorzien sub-bijlage onder bijlage 5.A. Bieders kunnen zich in een later stadium niet beroepen op het niet in de Offerte hebben opgenomen van (een) object(en) en/of van (een) kunstwerk(en).”; dat de beroeper vervolgt dat de door hem gestelde vraag afdoend wordt beantwoord door de inhoud van de meest actuele documenten van de bijlage 5A en de subbijlagen daarvan, geleverd door Noriant conform het besteknr. 2004/005;

Overwegende dat de beroepsinstantie op 26 augustus 2009 de BAM per e-mail heeft gevraagd of zij in het bezit is van het gevraagde document, wat haar bevindingen zijn met betrekking tot de door de beroeper geformuleerde bedenkingen, welke uitzonderingsgronden de BAM ziet om het gevraagde niet of niet helemaal openbaar te maken;

Overwegende dat de BAM bij e-mail d.d. 1 september 2009 hierop heeft geantwoord dat vastgesteld wordt dat de beroeper zijn initiële aanvraag aanpast, in die zin dat de beroeper het gewenste document thans definieert als "de meest actuele documenten van bijlage 5A en de subbijlagen geleverd door Noriant conform het besteknr. 2004/05", hetgeen, volgens de BAM, met andere woorden neerkomt op (delen van) de offerte van de TV Noriant; dat BAM de vraag afwijst, gemotiveerd als volgt:

“De onderhandelingsprocedure tot aanbesteding van het DBfM-contract voor de bouw van de Oosterweelverbinding is nog steeds lopende.

Overeenkomstig artikel 14, 3° en 4° van het Decreet van 26 maart 2004 dient de bekendmaking te worden geweigerd op grond van de hangende rechtsgedingen waarin BAM betrokken is en het gevaar op de schending van een gelegitimeerd economisch belang van de THV Noriant. Voormelde rechtsgedingen kunnen er immers toe leiden dat concurrenten van de THV Noriant terug in de onderhandelingsprocedure moeten betrokken worden. Indien ruimere, gedetailleerde bekendheid wordt gegeven aan het voorstel van de THV Noriant, kan dit zowel (ten onrechte) misbruikt worden in deze hangende procedure, als de eerlijke mededinging schaden indien voormelde concurrenten alsnog toegelaten worden met voorkennis van het voorstel van de THV Noriant.

Overeenkomstig artikel 14, 1° van het decreet van 26 maart 2004 dient de bekendmaking tevens te worden geweigerd ter bescherming van het eigen financiële, economische en commerciële belang van BAM. BAM dient immers nog onderhandelingen te voeren met de THV Noriant over de voorwaarden van haar voorstel. De vertrouwelijkheid van de onderhandelingen is een noodzakelijke garantie om

(7)

onderhandelingsvrijheid van BAM onnodig beperken, hetgeen een voordelig financieel, economisch of commercieel resultaat kan verhinderen.”

Overwegende dat dit verzoek tot openbaarmaking betrekking heeft op het project van de Oosterweelverbinding, waarvoor de BAM heeft gekozen voor de zgn. “DBfM-formule”, waarbij het ontwerp, de bouw, een gedeeltelijke voorfinanciering en het onderhoud als geheel naar de markt worden gebracht; dat de BAM hiervoor een onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking heeft uitgeschreven; dat een van de inschrijvers de THV Noriant is; dat enkel Noriant werd toegelaten tot de BaFo-fase (Best and Final Offer) die werd ingediend in oktober 2007; dat Noriant door de BAM als voorkeursbieder werd weerhouden en dat in maart 2009 een deelakkoord met Noriant werd bereikt over de realisatiekosten, de instandhoudingskosten voor 35 jaar, de contractvoorwaarden, het ontwerp, het design en de kwaliteitsbewaking daarvan, de zgn. “Design Sign-off”; dat het verzoek in eerste aanleg betrekking heeft op het in handen krijgen van een lijst van werken gekoppeld aan deze Design Sign-off (DSO);

Overwegende dat, zoals reeds vermeld, de beroepsinstantie op 15 september 2009 ter plaatse bij de BAM is gegaan voor nadere toelichting; dat de BAM hierbij aan de beroepsinstantie heeft meegedeeld dat de opbouw van de realisatieprijs (bijlage 5A) bij de DSO nog niet bestaat; dat de beroepsinstantie redelijkerwijze deze door BAM verleende toelichting mag aannemen; dat de beroepsinstantie bijgevolg moet vaststellen dat het door beroeper gevraagde document niet voorhanden is binnen de BAM en er bijgevolg ook geen afschrift kan van worden gegeven; dat bijgevolg de toelichting verstrekt door BAM in het mailbericht d.d. 1 september 2009 terzake niet relevant is;

Overwegende dat het ingestelde beroep, wat dit onderdeel betreft, dan ook als ongegrond dient te worden verklaard;

Na beraadslaging,

BESLUIT:

Het beroepschrift van xxx dd. 25 augustus 2009 tegen de beslissing van de NV BAM wordt als deels onontvankelijk, deels ontvankelijk doch ongegrond beschouwd.

Brussel, 1 oktober 2009

Voor de beroepsinstantie,

afdeling openbaarheid van bestuur,

Bruno ASSCHERICKX Voorzitter

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overwegende dat de beroepsindiener opwerpt dat het door de VLM aangehaalde artikel 23, § 6 van het Mestdecreet geenszins reden kan zijn tot weigering van een verzoek op grond van

Overwegende dat de beroepsinstantie vaststelt dat de overgemaakte rapporten inspectierapporten zijn van kerken en kapellen op het grondgebied van de gemeente Geel, die door

Volgens deze bepaling dient een aanvraag om openbaarmaking afgewezen te worden indien het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van het vertrouwelijke

Op dinsdag 27 oktober 2020, volgens verzoekster 5 dagen na het verstrijken van de wettelijke termijn van 20 kalenderdagen binnen dewelke uiterlijk de documenten moesten

-alle andere bestuursdocumenten welke betrekking hebben op het onderhavige dossier of daarmee verband houden.". Op 8 augustus 2019 ontving de verzoeker een e-mail van de

Overwegende dat de beslissing van de Sint-Angela school Ternat dateert van 25 april 2012 en dat in deze beslissing de beroepsmogelijkheid en -modaliteiten, zoals voorgeschreven in

Overwegende dat de beroepsinstantie er toch graag op wijst dat de hiervoor uiteengezette redenering perfect aansluit bij het standpunt dat werd ingenomen door het Directiecomité bij

Overwegende dat er door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur vooreerst dus wordt verwezen naar artikel 13, 6° van het decreet van 26 maart 2004; dat luidens deze bepaling een