• No results found

Vraag nr. 215 van 23 mei 2000 van de heer JACQUES TIMMERMANS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 215 van 23 mei 2000 van de heer JACQUES TIMMERMANS"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 215 van 23 mei 2000

van de heer JACQUES TIMMERMANS

Aquafin – Kostprijs

De kostprijs van de operatie Aquafin is reeds jaren het voorwerp van vele discussies. In de beleidsnota Leefmilieu wordt terzake gesteld dat de efficiëntie van Aquafin van naderbij zal worden bekeken en bewaakt om hiermee de facturen voor de belas-tingbetaler te verlagen. In figuur 4 wordt de factu-ratie door Aquafin aan het Vlaams Gewest volgens twee – niet nader toegelichte – scenario's weer-gegeven (Stuk 141 (1999-2 0 0 0 ) - N r. 1 , b l z . 110 –

red.).

Graag kreeg ik – gelet op het grote belang van de kosten van de operatie Aquafin – van de minister een antwoord op volgende vragen.

1. Welke uitgangspunten werden gehanteerd in de weergegeven scenario's ?

Is het verschil tussen beide scenario's gebaseerd op het bewaken van de efficiëntie ?

Zo ja, hoe werd dit onderbouwd ?

Welke kostenevolutie werd hierbij aangenomen voor elk van de onderscheiden kostenonderde-len van de factuur-Aquafin ?

2. Alhoewel het contractueel vastgestelde renova-tiebudget van tien miljard – gebaseerd op een concrete offerte van Aquafin – voor het aan-passen van de overgenomen V M M - RWZI's (ri-oolwaterzuiveringsinstallaties van de V l a a m s e Milieumaatschappij) zowel de investeringen omvatte voor aanpassing/uitbreiding als voor n u t r i ë n t v e r w i j d e r i n g, wordt vandaag een budget van vijftien miljard en meer genoemd.

Wat is hiervan de oorzaak ?

Kan het contractueel vastgestelde engagement zomaar worden genegeerd ?

Hoe groot is het pakket aan aanpassingsringen dat werd doorgeschoven naar investe-ringsprogramma's of buitengewoon onder-houd ?

Hoeveel zal de aanpassing van de overgedragen VMM-RWZI's uiteindelijk bedragen ?

3. Welke bedragen werden de voorbije jaren ge-factureerd (incl. BTW) als gegarandeerde ver-goeding voor het eigen vermogen ?

Hoeveel boetes of geweigerde onredelijke kos-ten werden hierop aangerekend ?

Welke vennootschapsbelasting werd op deze vergoedingen betaald ?

Welk deel van de vergoeding wordt uitbetaald aan de privé-aandeelhouders ?

Wat is het nettorendement voor dit privé-k a p i-taal ?

Welk deel van de vergoeding voor het gewest-kapitaal wordt via de VMM terugbetaald aan het MINA-fonds (Fonds voor Preventie en Sa-nering inzake Milieu en Natuur) ?

Is het niet aangewezen om deze terugvloei bin-nen Aquafin te reserveren als provisie voor de onvermijdelijke vervangingsinvesteringen, e n Aquafin in die zin te responsabiliseren ?

4. Welke vergoedingen werden de voorbije jaren betaald aan vaste kosten ?

Wat zijn de geraamde kosten voor de volgende j a r e n ? Wat is het aandeel hierbij van perso-n e e l s k o s t e perso-n ,e x p l o i t a t i e, p l a perso-n perso-n i perso-n g, e perso-n g i perso-n e e r i perso-n g en investeringen ?

Welk effect heeft de afnemende investerings-operatie op deze kosten ?

Worden deze kosten in overleg vastgesteld en zo ja, worden dezelfde groeimarges gehanteerd als voor de eigen administratie ? Zo neen, w a a r-om niet ?

Antwoord

(2)

gespreid op basis van de ervaringen uit het verle-den.

Het minimale scenario bestaat uit de reeds vastge-legde investeringen :

– nieuwe investeringen van 6 miljard frank tot en met het investeringsprogramma 2000 en 4 mil-jard frank per jaar tot en met het investerings-programma van 2005 ;

– renovatie-investeringen van 1 miljard frank tot en met het renovatieprogramma van 2006. Het maximale scenario rekent met een grotere in-vesteringsinspanning :

– nieuwe investeringen van 6 miljard frank per jaar tot en met het investeringsprogramma van 2010 ;

– renovatie-investeringen van 1 miljard frank tot en met het renovatieprogramma van 2006. Zowel de uitgaven (zie impact op de financiering) als de opleveringen werden zo realistisch mogelijk gespreid op basis van de ervaringen uit het verle-den.

Naast de hypotheses voor de investeringen werden volgende uitgangspunten voor de diverse kosten-onderdelen genomen.

– Exploitatie

De kosten zijn gebaseerd op deze van 1999 en evolueren met 3 % (zie inflatie en de stijgende kosten voor de verwerking van het slib). D a a r-naast is rekening gehouden met de aangroei van de infrastructuur.

– Vaste kosten (of kosten van het hoofdkantoor) Deze kosten zijn eveneens gebaseerd op de ge-gevens van 1999 en stijgen met 2 % per jaar (in-flatie).

– Rendement eigen middelen

Rendement eigen middelen wordt berekend op de eigen middelen (die jaarlijks aangroeien met de wettelijke reserve) en is gebaseerd op een ri-sicovrije rente van 6 % (verhoogd met 5 % risi-copremie).

– Financiering met vreemde middelen

De gebruikte rente op korte termijn bedraagt 4,20 % en er wordt verondersteld dat er steeds 6 miljard frank op korte termijn opgenomen is. De rente op lange termijn wordt op 6 % gehou-d e n . Gezien gehou-de aargehou-d van gehou-de investeringen en gehou-de manier van terugbetaling door het Vlaams Ge-w e s t , Ge-worden alle financiële middelen (minus 6 miljard fr. korte termijn en eigen middelen) op lange termijn aangetrokken.

2.

In artikel 17bis 2 van de aangepaste overeenkomst tussen de NV Aquafin en het Vlaams Gewest wor-den de renovatie- en aanpassingsinvesteringen be-groot op een geraamd bedrag van 10 miljard op te dragen over een periode van tien jaar. Het bedrag werd effectief geplafonneerd op 10 miljard bij de opdracht van het renovatieprogramma 1994 op 8 februari 1994.

Dit bedrag van 10 miljard frank was inderdaad ge-baseerd op een gedetailleerde raming opgemaakt door de NV Aquafin na een uitgebreide analyse van de van de VMM over te nemen zuiveringsin-s t a l l a t i e zuiveringsin-s. De ombouw tot nutriëntenverwijdering van de bestaande zuiveringsinstallaties was in deze raming eveneens opgenomen. Gewijzigde visies van de NV Aquafin inzake dimensionering en toe-gepast concept hebben geregeld aanleiding gege-ven tot een aanpassing van deze initiële raming. Enkele jaren later werd duidelijk uit de voorstellen opgemaakt door de NV Aquafin voor de opeenvol-gende renovatieprogramma's, dat de NV A q u a f i n dit budgettair plafond niet zou respecteren.

Een aantal oorzaken van de stijging van het reno-vatiebudget voor de aanpassing van de overgeno-men V M M - RWZI's kunnen objectief worden ver-klaard ; de eerste wijst veeleer op een onderschat-ting van de problematiek.

– Het feit dat de techniciteit van renovatieprojec-ten veel complexer is dan van nieuwe investe-r i n g e n , tezamen met de vaststelling dat slechts een beperkt aantal aannemers gespecialiseerd is in dergelijke projecten, geeft aanleiding tot sig-nificante hogere aanbestedingsprijzen dan aan-vankelijk kon worden voorzien.

(3)

– Voor een aantal bestaande van de VMM over-genomen zuiveringsinstallaties werd het aan-sluitend zuiveringsgebied gevoelig uitgebreid ten gevolge van een gewijzigde afvalwatercen-t r a l i s a afvalwatercen-t i e v i s i e. Daardoor is er meesafvalwatercen-tal een bijko-mende capaciteitsuitbreiding noodzakelijk, h e t-geen eveneens gevolgen heeft voor de kostprijs van de geplande nutriëntenverwijdering.

– De goedkeuring van het Vlaams Reglement voor Afvalvoorkoming en -beheer (Vlarea), t e-zamen met de totaal gewijzigde context op het gebied van slibafzet, hebben aanleiding gegeven tot nieuwe, niet geplande investeringen op het domein van de slibverwerking.

– De medeverwerking van septisch materiaal zoals bepaald in Vlarem II en de uitvoering van het spreidingsplan "medeverwerking septisch materiaal" hebben geleid tot de bouw van ont-vangsteenheden voor septisch materiaal op een aantal RW Z I ' s. Dit was niet of slechts zeer be-perkt ingecalculeerd in de initiële raming van het ontwerp van globaal renovatieprogramma. – De toepassing van het van kracht geworden

bo-demsaneringsdecreet leidt tot aanzienlijke meerkosten voor sommige renovatieprojecten. – De bepalingen uit de code van goede praktijk

(publicatie 1995) met betrekking tot de hydrau-lische dimensionering van de RWZI's hebben een belangrijke impact op de aanpassing (hy-draulische herdimensionering) van een groot aantal bestaande installaties.

Een aantal van deze ontwikkelingen kon niet wor-den ingeschat bij de initiële opdracht. B o v e n d i e n heeft de markt een invloed die onmogelijk in te calculeren valt. De bevoegde administratie heeft de opdracht toe te zien op de redelijkheid van de door de NV Aquafin voorgestelde en uitgevoerde reno-vatieprojecten.

Niettemin blijkt uit de evaluatie van de renovatie-projectvoorstellen van de NV Aquafin dat de pro-blemen anno 1993 schromelijk werden onderschat. Bij de opmaak van het renovatieprogramma 2000-2003 besliste mijn voorganger het oorspronkelijk geraamde bedrag van 10 miljard voor renovatie niet te verhogen, doch de overloop op te nemen in het rollend meerjarenprogramma voor nieuw-b o u w i n v e s t e r i n g e n . Zo waren in het laatste goed-gekeurde nieuwbouwprogramma IP 2001-2005 voor een totaal bedrag van 2.680 miljoen (raming

in fase IP) aan renovatieprojecten opgenomen, t e verdelen als volgt (IP : investeringsplan – red.) : IP 2000 : 550 miljoen

IP 2001 : 905 miljoen IP 2002 : 790 miljoen IP 2003-2005 : 435 miljoen.

Op het budget "buitengewoon onderhoud" worden enkel kleinere aanpassingen aan bestaande instal-laties ingeschreven, die door hun omvang en in-houd niet op het renovatieprogrammatie worden opgenomen (werken kleiner dan 5 miljoen, v e r v a n-ging van bestaande versleten toestellen, enz.). De uiteindelijke kostprijs voor de aanpassing van de overgenomen RWZI's van VMM valt vandaag slechts bij benadering te schatten. Ve r s c h e i d e n e van de hierboven genoemde mechanismen spelen daarbij verder een rol.

De meest actuele raming bedraagt 10.902 miljoen (toestand 30.04.2000) voor het pakket projecten bij opdracht geraamd op de initiële 10 miljard, te ver-hogen met 2.680 miljoen voor de overloop op het n i e u w b o u w p r o g r a m m a , of in totaal 13.582 miljoen frank.

3. Vergoeding eigen vermogen

Als bijlage wordt per jaar een overzicht gegeven van de vergoeding voor de eigen middelen en de verwerking ervan. Deze vergoeding voor de eigen middelen is berekend volgens de bepalingen van artikel 47.3 van de beheersovereenkomst.

De vergoeding wordt gebruikt om, naast het divi-dend, ook provisies aan te leggen voor :

– niet-vergoede kosten door het Vlaams Gewest, – boetes opgelegd in het kader van de

beheers-overeenkomst,

– claims van derde partijen.

Met betrekking tot de vergoeding voor de eigen middelen is VMM geen betrokken partij.

4. Vaste kosten

(4)

Overzicht facturatie : 1991 505.754 1992 638.530 1993 791.491 1994 996.284 1995 1.031.396 1996 953.929 1997 936.778 1998 1.083.878 1999 1.144.581 Totaal 8.082.621

– De kosten voor 2000 en 2001 worden geraamd op 1,2 miljard frank.

– Het aandeel van de personeelskosten bedraagt circa 60 %.

– Opsplitsing "vaste kosten" volgens activiteit :

Kwaliteitsborging : Rio-programma 6 %

Exploitatie 13 %

Investeringsprojecten 54 %

Hydronaut 15 %

Diversen (communicatie, O & O, ...) 12 % Momenteel daalt het investeringsritme nog niet. I n de planningsfase wordt met de huidige investe-ringsopdracht rekening gehouden met een vermin-dering van de activiteiten. Daar staat tegenover dat het volume aan werk dat door de NV A q u a f i n wordt geleverd in het kader van het RIO 2-pro-gramma verder stijgt.

Het budget wordt zoals bepaald in de beheersover-eenkomst besproken tijdens het budgetoverleg (budgetopmaak en budgetcontrole). Dit overleg heeft plaats in aanwezigheid van diverse vertegen-woordigers van het Vlaams Gewest (kabinet-Leef-m i l i e u ,k a b i n e t - B e g r o t i n g, V M M , C M I V, I n s p e c t i e van Fi n a n c i ë n , het Rekenhof). Tijdens dit overleg wordt het advies van de bijzonder gevolmachtigde over dit budget eveneens besproken.

Bijlage : rendement eigen middelen

( 1 ) ( 2 ) ( 3 ) ( 2 ) + ( 3 ) = ( 4 ) ( 4 ) x 1 , 0 6 = ( 5 ) ( 6 ) ( 2 ) - ( 6 ) = ( 7 ) ( 8 ) ( 7 ) / ( 1 ) = ( 9 ) E i g e n V e r g o e d i n g V e n B T o t a a l T o t a a l P r o v i s i e s Winst na D i v i - R e n d e m e n t m i d d e l e n e i g e n (excl. BTW) d o o r g e - d o o r g e - (excl. BTW) b e l a s t i n g e n d e n d e n (excl. BTW)

(x 1.000) m i d d e l e n r e k e n d r e k e n d (excl. BTW) (excl. BTW) (excl. BTW) (excl. BTW) (incl. BTW)

1991 1.161.231 185.797 120.987 306.784 325.191 0 185.797 46.586 16,00 % 1992 2.150.167 331.573 182.064 513.637 544.455 45.500 286.073 85.225 15,42 % 1993 4.341.680 586.816 405.881 992.697 1.052.259 20.000 566.816 540.996 13,52 % 1994 4.371.880 566.040 369.148 935.188 991.299 55.895 510.146 484.893 12,95 % 1995 4.397.880 547.522 350.348 897.870 951.742 52.736 494.786 468.863 12,45 % 1996 4.423.967 571.134 353.047 924.181 979.632 58.550 512.584 487.298 12,91 % 1997 4.449.255 535.691 361.536 897.227 951.061 33.525 502.166 476.077 12,04 % 1998 4.475.343 503.475 339.852 843.327 893.927 29.849 473.626 449.628 11,25 % 1999 4.499.343 465.232 302.740 767.972 814.050 55.457 409.775 395.929 10,34 % Totaal 4.293.280 2.785.603 7.078.883 7.503.616 351.511 3.941.770 3.435.495

(1) gemiddeld eigen middelen van het betrokken jaar

(2) vergoeding eigen middelen berekend volgens de bepalingen van artikel 47.3 (3) werkelijk betaalde vennootschapsbelasting

(4) vergoeding eigen middelen + vennootschapsbelasting exclusief BTW (5) vergoeding eigen middelen + vennootschapsbelasting inclusief BTW (6) aangelegde provisies voor risico's

(7) winst na belastingen zoals vermeld in de jaarrekening (8) uitbetaald dividend (wordt betaald in het jaar n + 1)

(9) rendement voor de aandeelhouder die de kapitaalverhoging onderschreven heeft ;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het ontwerp van gemeentelijke verordening dat door de VMM aan de gemeenten ter beschik- king wordt gesteld, stelt de gemeenten een pro- cedure voor waarbinnen enkel nog ophalers

Voor de stoffen waarvoor geen kwaliteitsdoelstellingen zijn vastgesteld, geldt het principe dat ze zonder vergunning niet mogen worden geloosd.. Ten slotte moet worden gewezen

Als vierde zuiveringstrap wordt, volgens ons (na aanvraag bij H 2 O) , een fosforverwijdering verstaan waarbij de fosfor in het effluent wordt neergeslagen en

In toespraken werd door of namens de minister ge- pleit voor een responsabilisering van de gemeenten via een gehele of gedeeltelijke actualisering van de bestaande Totale

Zullen RWZI's – gelet op het gelijkheidsbegin- sel en de gelijkschakeling met andere lozingen – ook normen krijgen voor de parameters van de heffingenformule die momenteel buiten

Lozingen van bedrijfsafvalwater in de influent- kuil van een RWZI worden beschouwd als lozing op riool, voorzover deze praktijk niet in strijd is met de vergunningsvoorwaarden

Inzake de administratief-technische onderrich- tingen van toepassing op de afwatering van ge- westwegen en de afkoppeling van rioleringsstel- sels kan, naast Vlarem II (afdeling 6.2.1

Bij de evaluatie van de dossiers ingediend door de gemeenten voor het verkrijgen van subsidies voor de aanleg van rioleringen, wordt de toe- passing van de code van goede