• No results found

Vraag nr. 171 van 16 februari 1998 van de heer JACQUES TIMMERMANS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 171 van 16 februari 1998 van de heer JACQUES TIMMERMANS"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 171 van 16 februari 1998

van de heer JACQUES TIMMERMANS Eurantex Oudenaarde – Lozingssituatie

In zijn besluit van 16 juli 1997 heeft de minister de weigeringsbeslissing opgeheven van de bestendige deputatie om een nieuw slachthuis op te richten op het industrieterrein in Oudenaarde.

Tegen deze beslissing loopt momenteel een geding bij de Raad van State. Alhoewel ik zware beden-kingen heb bij de motivatie van de minister in deze a a n g e l e g e n h e i d , wens ik daar in afwachting van een arrest van de Raad van State voorlopig niet op in te gaan.

Ik heb wel vragen bij de aanpak van de minister inzake de lozingssituatie van het bedrijf.

In zijn besluit heeft de minister tegen het advies van de VMM (Vlaamse Milieumaatschappij) in aan het bedrijf opgelegd om te lozen op riool en zelfs verboden om een biologische zuivering te bouwen. Dit gebeurt op een moment dat andere bedrijven moord en brand schreeuwen als ze worden ver-plicht om zelf te gaan zuiveren.

Deze handelwijze staat haaks op het uitgangspunt van het milieubeleidsplan om relevante bedrijven zelf hun afvalwater te doen zuiveren, a a n g e z i e n ervan moet worden uitgegaan – zoals ook in de aanpak van het bedrijf besloten – dat relevante bedrijven wegens de afvalwaterheffingen er alle belang bij hebben zelf te zuiveren.

Opmerkelijk is dus dat het bedrijf zelf een volledi-ge zuivering had aanvolledi-gevraagd en door de overheid verplicht wordt om ongezuiverd op riool te lozen. 1. Waarom wordt door de minister tegen het

nega-tief advies van de VMM in beslist om de lozing van 300 m3 bedrijfsafvalwater op te leggen aan

het bedrijf, terwijl het bedrijf zelf een volledige biologische zuivering voorstelde ?

Hoe is deze beslissing te rijmen met de dwin-gende bepalingen van het milieubeleidsplan inzake voorkomingsbeleid en sanering aan de bron ?

Waarom zoekt de overheid terzake niet samen met het bedrijf naar een definitieve oplossing inzake zijn lozingssituatie, in plaats van de las-ten naar de gemeenschap af te schuiven ?

2 Op basis van welke technische informatie besloot de minister dat "rekening houdend met de aanwezige infrastructuur en de omgevingssi-tuatie de inrichting in de technische onmogelijk-heid verkeert haar afvalwaters in een opper-vlaktewater te lozen" ?

Welke objectieve gegevens werden daartoe gehanteerd ? Gelden deze afwegingselementen ook voor alle vergelijkbare situaties in Vlaande-ren ?

Werd de aanleg van een effluentleiding onder-zocht ? Zo ja,door wie en wat waren de concre-te besluiconcre-ten ervan ?

Werd de mogelijkheid van een globale aanpak inzake de door de minister vooropgestelde afkoppeling van hemelwater en verregaand gezuiverde effluenten onderzocht ? Zo ja, door wie ?

Zo neen, waarom werd deze denkpiste niet onderzocht, terwijl op het investeringsprogram-ma 1999-2004 diverse effluentleidingen worden vooropgesteld ? Wat wordt in dat verband bedoeld met "van zodra de technische mogelijk-heid bestaat om de behandelde bedrijfsafvalwa-ters te lozen in een oppervlaktewater, inzonder-heid via bv. een door de overinzonder-heid aangelegde r e g e n w a t e r a f v o e r l e i d i n g, dient de exploitant een biologische zuivering te bouwen en te lozen in oppervlaktewater" ?

Moet hieruit worden afgeleid dat alle effluent-leidingen door de overheid dienen te worden aangelegd en dat bedrijven terzake geen enkele verantwoordelijkheid hebben ?

Welke overheid bedoelt de minister : h e t gewest,de gemeente, de publieke beheerder van het industrieterrein, ... ?

Welke financieringsafspraken worden daarbij vooropgesteld ?

Werd aan het bedrijf voorgesteld om de finan-ciering van een effluentleiding al dan niet geheel te bekostigen ?

(2)

"de lozing wordt zo veel mogelijk gespreid, liefst over 24 uur en 7 dagen per week" ?

Hoe is dergelijke vrijblijvende voorwaarde con-troleerbaar of afdwingbaar ?

Waarom werd niet beslist tot verplichte bouw van een bufferbekken, dat reeds kon worden ingericht met het oog op latere afkoppeling ? Hoe kan anders een gespreide lozing technisch worden gerealiseerd ?

4. Uit het dossier blijkt niet dat de RWZI (riool-waterzuiveringsinstallatie) van Oudenaarde onder de voorliggende omstandigheden het afvalwater kan verwerken binnen de na te leven vergunningsvoorwaarden.

Voldoet de RWZI vandaag aan haar vergunning voor alle parameters ?

Wat is het effect van het bijkomend afvalwater op de RWZI-exploitatie, zowel inzake eventuele aanpassingen van de installatie als inzake exploitatie ?

Wat is de kosten-batenanalyse van deze aanslui-ting ?

Is het aanleggen van een effluentleiding versus de kosten van bijkomende investeringen bud-gettair en exploitatietechnisch onderzocht ? 5. Aangezien de vergunning tegelijk voorziet in de

verplichte afkoppeling als kan worden geloosd op oppervlaktewater, is de vraag logisch of hier-uit mag worden besloten dat de RWZI – alhoewel zeer recentelijk gebouwd – belangrij-ke overcapaciteit heeft.

Welke overcapaciteit werd voorzien bij de bouw van de RWZI ? Welke aanvoer van bedrijfsaf-valwater werd vooropgesteld en welk deel hier-van is reeds ingevuld ?

Aangezien naar vuilvracht belangrijke nieuwe bedrijven zoals het slachthuis zonder probleem kunnen aansluiten volgens de door de minister afgeleverde vergunning, waarom wordt dan nog vooropgesteld dat bedrijven zoals Eurantex een eigen volledige zuivering dienen te bouwen ? Betekent dit dat ook Eurantex op de RWZI kan blijven ?

Antwoord

Vooraf weze opgemerkt dat de Vlaamse volksver-tegenwoordiger blijkbaar twee verschillende en totaal los van elkaar staande dossiers door elkaar h a a l t . In de zaak Eurantex in Oudenaarde is mij immers geen beslissing van 16 juli 1997 bekend. Wel werd op 16 juli 1997 een beslissing getroffen over een Vlarem-beroep inzake de NV Slachthuis De Clercq in Oudenaarde. Vermits de V l a a m s e volksvertegenwoordiger een concrete datum van besluit opgeeft, heeft het antwoord hierna dan ook hierop betrekking.

1. Overeenkomstig artikel 20 van titel I van het Vlarem brengen de verschillende adviesverle-nende overheidsorganen hun advies uit in de schoot van de Gewestelijke Milieuverenigings-commissie.

In dit geval geldt dit ook voor het advies uitge-bracht door de V M M . Mede op basis van de verschillende adviezen formuleert de Geweste-lijke Milieuvergunningscommissie vervolgens een gecoördineerd eindadvies. In het bewuste dossier adviseerde deze commissie de lozing van bedrijfsafvalwater in de openbare riolering toe te staan. Dit ondanks het feit dat de VMM de lozing van bedrijfsafvalwater in de openbare riolering ongunstig had geadviseerd. Uit de adviezen bleek overigens dat er in dit geval geen oppervlaktewater in de omgeving voor-handen is waarin het afvalwater zou kunnen worden geloosd.

Verder adviseerde Aquafin dat een lozing in riool slechts kon worden toegelaten wanneer enkel in een fysico-chemische zuivering door het bedrijf bleef voorzien. Vandaar de weigering voor de biologische zuivering.

2. De VMM stelde in haar advies dat "het tech-nisch niet mogelijk is te lozen op oppervlakte-w a t e r " . In het advies van de Geoppervlakte-westelijke Milieuvergunningscommissie wordt terzake ver-meld : "dat anderzijds momenteel geen opper-vlaktewater in de omgeving voorhanden is waarin door de exploitant kan worden geloosd". In het investeringsprogramma 1999-2004 zijn een beperkt aantal voorstellen van effluentlei-dingen opgenomen als testprojecten, om later na een kosten-batenevaluatie eventueel nog andere effluentleidingen op te nemen.

(3)

wordt doorgerekend naar de bedrijven, v o r m t mee het voorwerp van de kosten-batenanalyse die nog loopt voor de testprojecten. Alle over-heden kunnen in aanmerking komen voor het aanleggen van effluentleidingen.

Momenteel werd aan het bedrijf nog geen voor-stel tot (mede)financiering gedaan.

3. De geciteerde zinsnede is de letterlijke overna-me van het voorstel van Aquafin. Het maximum toegelaten uurdebiet werd in artikel 3 beperkt tot 20m3/ u u r. De Gewestelijke Milieuvergun-ningscommissie adviseerde geen bijzondere voorwaarde tot oplegging van een bufferbek-ken.

4 Op dit ogenblik zijn er met betrekking tot de kwaliteit van het effluentwater van de RWZI in Oudenaarde overschrijdingen vooral op het vlak van de parameter CZV (chemische zuur-stofvraag), BZV (biologische zuurstofvraag) en ZS (zwevende stof).

Wat het effect van het bijkomende afvalwater op de RWZI betreft, kan worden verwezen naar het subadvies van Aquafin, dat onder bepaalde voorwaarden de lozing aanvaardbaar achtte. 5. De ontwerpcapaciteit van de RWZI

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

J ’appris par des femmes prises à Kassongo, de la suite de Gongo, qui étaient venues se réfugier au poste, que Gongo avait voulu tuer à Kassongo le comdt. Delcommune et

Si l’on injecte des globules Rh à des récepteurs dont les globules n’en contiennent pas, ces récepteurs développent des corps anti Rh en quantité telle que, si

Als u niet naar het stembureau kunt komen, kan iemand anders voor u gaan stemmen.. Vul de achterkant van uw

ERVE

Tip: Zoek een artikel dat past bij jouw hashtag(s) en deel dit op Linkedin met een eigen review of jouw mening hierop..

Vooralsnog lijkt kwalitatief onderzoek in de vorm van etnografisch onderzoek en diepte-inter- views – niet alleen met geestelijke verzorgers, maar vooral ook met

247.57.50.00.00.toe - Ruimtelijke onderbouwing zonnepark Groningen Airport Eelde - Na deze fase is er ruimte voor nog eens 20 ha aan zonnepanelen direct rond de start-

Verlening ontslag op eigen verzoek, de heer Van der Tuuk, plaatsvervangend Ombudsman Tynaarlo Gevraagd besluit: De heer Van der Tuuk op eigen verzoek ontslag verlenen per 20