• No results found

Vraag nr. 182 van 5 mei 2000 van de heer JACQUES TIMMERMANS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 182 van 5 mei 2000 van de heer JACQUES TIMMERMANS"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 182 van 5 mei 2000

van de heer JACQUES TIMMERMANS Totale Rioleringsplannen – Actualisering

In de beleidsnota van de minister wordt de intentie vermeld om de zuiveringszones te herzien door een opsplitsing in gebieden waar men kleinschaliger of op individuele basis moet zuiveren.

In toespraken werd door of namens de minister ge-pleit voor een responsabilisering van de gemeenten via een gehele of gedeeltelijke actualisering van de bestaande Totale Rioleringsplannen (TRP's) op basis van de actuele inzichten inzake riolering en zuivering.

Graag kreeg ik – gelet op de onduidelijke juridi-sche status van de TRP's en de budgettaire gevol-gen van een dergelijke herziening – van de minister een antwoord op volgende vragen.

1. Welk juridisch of administratief statuut hebben de bestaande TRP's nog in het kader van de bindende juridische Vlarem II-bepalingen inza-ke zuiveringszones A , B en C, waardoor de grootschalig-centralistische collectering en zui-vering van de vroegere TRP-benadering werd vervangen door een beperkende omschrijving van de stedelijke agglomeraties, op basis van de direct op korte termijn aansluitbare afvalwaters binnen de bindende termijnen van de Europese richtlijn "stedelijk afvalwater" ?

2. Werd de TRP-aanpak nu al dan niet opgeheven door de omzendbrief van 16 juli 1996 van de voorganger van de minister, door de vermelding dat de omzendbrief AW 88-3 van 29 januari 1988 formeel vervangen werd door de norme-rende Code van Goede Praktijk voor de aanleg van rioleringen ?

Zo neen, wat is de juridisch-administratieve houding tussen TRP's enerzijds en de V l a r e m II-aanpak inzake zuiveringszones anderzijds ? 3. Welke "actuele inzichten inzake riolering en

zuivering" worden concreet als uitgangspunten van de vooropgestelde actualisering gehanteerd ? Zijn dit de Vlarem II-bepalingen inzake afkop-peling van hemelwater, opsplitsing in zuive-r i n g s z o n e s, . . . ? Zo neen, welke inzichten wozuive-r- wor-den bedoeld ?

Zullen deze uitgangspunten bij decreet of via

specifieke Vlarembepalingen vastgesteld wor-den, zodat ze ook afdwingbaar worden ?

Wat is de impact van deze uitgangspunten inza-ke beslissing tot gehele dan wel gedeeltelijinza-ke herziening ?

Worden hierbij ook uitgangspunten inzake be-heer en onderhoud van riolen en collectoren vastgesteld ? Zo ja, welke ?

4. Zal de herziening van de TRP's bij decreet op-gelegd worden, zodat de gemeenten gedwongen worden om ze binnen een bepaalde termijn uit te voeren en na te leven, of wordt de actualise-ring als leidraad aan de gemeenten bezorgd ? Wordt er eventueel voor geopteerd om de actu-alisering bij uitvoeringsbesluit of bij normeren-de omzendbrief te regelen ? Zo ja, wat is normeren-de ju-ridische basis hiervoor ?

Welke instantie zal toezien op de correcte om-zetting en wie keurt de geactualiseerde T R P ' s goed ?

Welke taken en/of verantwoordelijkheden heeft Aquafin in deze operatie ?

Wat is de verhouding met de "leidraad bij het gemeentelijk rioleringsbeleid" die door de VMM (Vlaamse Milieumaatschappij) wordt op-gemaakt ?

Welk administratief-juridisch statuut hebben deze leidraden ?

Vormen deze leidraden,tezamen met de Hydro-n a u t s t u d i e s, geeHydro-n voldoeHydro-nde basis voor het ge-meentelijk rioleringsbeleid ?

5. Door de bepalingen van Vlarem II hebben de C-riolen – die al dan niet overeenkomstig het TRP werden aangelegd – een louter hydrauli-sche functie gekregen inzake afvoer van (voor)gezuiverd afvalwater.

Is het in die omstandigheden nog zinvol om der-gelijke bestaande of volgens het TRP nog uit te voeren riolen, die niet langer in het agglomera-tieopvangsysteem voor afvalwater fungeren, i n de actualisering mee te nemen ? Zo ja, h o e wordt dit in overeenstemming gebracht met de Vlarem-aanpak ?

(2)

van de globale gemeentelijke waterbe-heersplannen op te leggen, waarbij enerzijds de afvalwatercollectering en anderzijds de afvoer van hemelwater via C-riolen, grachten, waterlo-p e n , . . . owaterlo-p een geïntegreerde wijze worden be-handeld ?

6. Wie staat in voor de aanzienlijke budgettaire kostprijs van de herziening ?

Wordt er voorzien in gewestelijke subsidiëring, of neemt het Vlaams Gewest de kosten voor de herziening op zich ?

Wat is de geraamde kostprijs van de geplande actualiseringen ?

7. Hoeveel van de gemeentelijke TRP's werden reeds in de Hydronautstudie door Aquafin ge-analyseerd en gedigitaliseerd ?

Kunnen deze Hydronautstudies – die volgens de Code van Goede Praktijk een onderdeel vor-men van de gewestelijke milieudatabank – als basis voor de actualisering fungeren ?

Zo neen, wat is dan de doelstelling van deze Hydronautstudies in praktijk ? Zo ja, hoe zal dan aan iedere gemeente een dergelijke onder-steuning op kosten van het gewest worden gega-randeerd ?

Wat is de kostprijs van de uitgevoerde en ge-plande Hydronautstudies tot op heden ?

Werden er reeds instructies gegeven om de ge-plande Hydronautstudies in te passen in de vooropgestelde TRP-actualiseringen ? Zo neen, waarom niet ?

Antwoord

1. Via de bepalingen van titel II van het V l a r e m werd in 1995 – mede ter omzetting van de Euro-pese richtlijn stedelijk afvalwater en de wet van 2 6 maart 1971 ter bescherming van de opper-vlaktewateren tegen verontreiniging – een be-leidsvisie inzake het afvalwaterbeleid in het Vlaamse gewest juridisch onderbouwd, in uit-voering van het decreet inzake de milieuvergun-ning.

Uitgangspunt was enerzijds het vaststellen van de respectieve beleidstaken inzake

sanerings-aanpak van de bestaande lozingen van stedelijk a f v a l w a t e r, en anderzijds het eenduidig vastleg-gen van de verantwoordelijkheid inzake nale-ving van de zuiveringsverplichting : hetzij de ex-ploitant van de openbare zuiveringsinstallatie, hetzij de individuele lozer.

De bestaande gemeentelijke rioleringen – al dan niet aangelegd overeenkomstig een TRP – werden daartoe ingedeeld in zuiveringszones op basis van de aansluitbaarheid op een operatio-nele of geplande rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI).

Met deze aanpak werd tevens beoogd de ge-meenten te motiveren om binnen de dwingende termijnen van de Europese richtlijn "stedelijk afvalwater" zoveel mogelijk uitvoering te geven aan de in het TRP opgenomen rioleringsplan-ning.

Daartoe werd enerzijds een gewestelijke subsi-diëring voor de aanleg van gemeentelijke riole-ringen ingesteld en anderzijds de "code van goede praktijk voor de aanleg van openbare rio-len en individuele voorbehandelingsinstallaties" opgesteld.

2. Voormelde code werd van toepassing bij om-zendbrief van 16 juli 1996, waarin formeel werd bepaald dat de omzendbrief AW 88-3 "met be-trekking tot het opstellen en actualiseren van de Totaal Rioleringsplannen (TRP) van de ge-meenten – nieuwe richtlijnen – subsidiëring van r i o l e r i n g s w e r k e n " , van 29 januari 1988 werd op-g e h e v e n . Omzendbrief AW 88-3 hief op zijn beurt de omzendbrieven 14, 2 5 , 2 0 , 37 en 43 op, die voorheen als richtlijn fungeerden voor het opstellen van de TRP's.

(3)

Per zuiveringsgebied werden door V M M , o p basis van een grondige screening van de aanwe-zige verontreinigingsbronnen en de bestaande z u i v e r i n g s i n f r a s t r u c t u u r, enerzijds het ontbre-ken van relevante gemeentelijke rioleringsin-frastructuur gedefinieerd (als aanzet voor de opmaak van de RIO-subsidiëringsprogram-m a ' s ) , en anderzijds de relevante bovengeRIO-subsidiëringsprogram-meen- bovengemeen-telijke investeringsprojecten (als aanzet voor de Aquafin-IP's) aangegeven.

Voor elk van de zuiveringsgebieden werd een afvalwatercentralisatieschema opgesteld.

Anderzijds vervullen de bestaande T R P ' s, b i j gebrek aan een actueler en meer geschikt docu-m e n t , nog steeds de functie van richtplan voor de gemeenten bij de opmaak van rioleringsplan-n e rioleringsplan-n , everioleringsplan-nals voor arioleringsplan-ndere irioleringsplan-nstarioleringsplan-nties zoals A q u a-fin bij de opmaak van Hydronautstudies en voor VMM bij de opmaak van gemeentelijke leidraden.

3. In het regeerakkoord is voorzien in enerzijds de verdere uitbouw van het gemeentelijk riole-ringsnet – op basis van realistische gemeentelij-ke meerjarenrioleringsplannen – en de optimali-sering van de bestaande rioleringsstelsels (af-koppeling en infiltratie van hemelwater met op termijn de realisatie van gescheiden rioleringen waar nodig) en anderzijds de verdere uitbouw van kleinschalige waterzuivering en het stimule-ren van IBA's voor niet op riolering aan te slui-ten woningen.

Op basis van objectieve kosten-batenanalyses dienen duidelijke criteria te worden uitgewerkt voor de afbakening van gebieden die aansluiten op collectoren en RWZI's en zones waarbinnen kleinschaliger (decentraal) of op individuele basis (IBA) dient te worden gezuiverd. Dit be-tekent een herziening van het systeem van afba-kening in zuiveringszones en vooral van de zo-genaamde C-zone.

De vooropgestelde herziening van de T R P ' s dient in die zin te worden begrepen. Deze moet uiteraard passen in een meer geïntegreerde visie van waterbeheer met herstel van waterlo-pen en grachtensystemen. Waar deze operatie ingrijpt op de Vlarem-bepalingen zullen uiter-aard de nodige aanpassingen worden voorge-steld.

4. Omdat een globale herziening van alle T R P ' s een te grote rem zou betekenen op de verdere afwerking van de gemeentelijke rioleringen,

ook in het licht van de dwingende termijnen van de Europese richtlijn "stedelijk afvalwater", wordt geopteerd voor een stapsgewijze aanpak. Hierbij zal telkens een logisch geheel, b e s t a a n d e uit minstens een volledige rioolstreng behoren-de bij een relevant lozingspunt of aansluitings-punt op de bovengemeentelijke zuiveringsin-f r a s t r u c t u u r, in het licht van bovenstaande aan-p a k , moeten worden herzien. Deze aan-partiële her-ziening is reeds deels opgenomen in het aange-past subsidiëringsbesluit voor gemeentelijke rioleringen van maart 1999, en geldt als voor-waarde voor subsidiëring voor een in het be-trokken gebied gelegen aan te leggen of te ren-overen riolering. Vele gemeenten interpreteren de verplichting met betrekking tot de samen-stelling van het voorontwerpdossier volgens ar-tikel 6, 9° van dit besluit reeds als een gedeelte-lijke herziening van het T R P. Dit moet meer ex-pliciet in een aangepast besluit worden beschre-ven.

Aquafin staat in voor het technisch nazicht van de voorontwerpen van de gemeentelijke dos-siers die voor subsidie in aanmerking komen en derhalve ook voor het technisch nazicht van deze herzieningen. De bestaande ambtelijke commissie aanvaardt, eventueel na gevraagde w i j z i g i n g e n , dit voorontwerp alsmede de hier-aan gekoppelde herziening.

De "leidraden bij het gemeentelijk rioleringsbe-leid" van VMM en de Hydronautstudies van Aquafin zijn beide nuttige instrumenten in de richting van het gestelde doel, maar geven – in hun huidige vorm – geen uitsluitsel over de te volgen aanpak betreffende de begrenzing " g r o o t s c h a l i g - k l e i n s c h a l i g " , noch over de ge-deeltelijke scheiding van het rioleringsstelsel zoals opgelegd in het subsidiëringsbesluit, n o c h over de meer realistische begrenzing van het rioleringsstelsel.

5. Met betrekking tot de zogenaamde C-riolen verwijs ik naar de onder punt 3 aangekondigde herziening van de afbakening in zuiveringszones en vooral van de zogenaamde C-zone.

(4)

De accentverschuiving naar de zuivering van landelijke gebieden met het nastreven van di-recte natuurwinsten lijkt niet in strijd met de Europese richtlijn" stedelijk afvalwater".

6. Door de partiële aanpak, evenwel op een geïn-tegreerde wijze binnen het betrokken deelge-b i e d , wordt de deelge-budgettaire impact voldoende gespreid in de tijd. Door de verhoogde subsidië-ring wordt deels tegemoet gekomen aan de ge-vraagde financiële inspanning van de gemeen-t e n . Hegemeen-t grogemeen-te aanbod aan gemeen-te subsidiëren riole-ringsprojecten wijst alleszins niet op een afrem-ming als gevolg van het gevraagde afkoppe-lingsonderzoek volgens art. 6 , 9° van het subsi-diëringsbesluit.

Een onmiddellijke aanpak van volledig geürba-niseerde stedelijke kernen, waar de riolering vaak nagenoeg volledig en gemengd is uitge-b o u w d , en waar de herziening van het TRP en de scheiding van de riolering het meest zou kos-t e n , is niekos-t hekos-t meeskos-t priorikos-tair, maar zal een werk van lange adem zijn. Deze kan trouwens passen in de optimalisatie van bestaande stelsels waarop de dwingende termijnen van de Euro-pese richtlijn, zoals algemeen bekend, niet van toepassing zijn.

7. De Hydronautstudies uitgevoerd door A q u a f i n , staan steeds in functie van het hydraulisch ont-werp van een bovengemeentelijke infrastruc-t u u r. Uiinfrastruc-t de aard van de mainfrastruc-terie laainfrastruc-t een be-schouwing van het dynamisch effect van een fluïdum in een leidingenstelsel zich niet beper-ken tot de afbabeper-kening van gemeentelijke infra-s t r u c t u r e n . De grenzen van een Hydronautinfra-stu- Hydronautstu-die vallen dus niet noodzakelijk samen met de grenzen van een T R P. Bovendien zijn er de ge-wijzigde inzichten als gevolg van de vroegere AWP III-studies, integrale waterzuiveringsstu-dies (IWS), scenarioanalyses en gewijzigde situ-aties op het vlak van ruimtelijke ordening. Het analyseren en digitaliseren van de gemeen-telijke rioleringen binnen een Hydronautstudie gebeurt dus steeds met het oog op het hydrau-lisch ontwerp van de bovengemeentelijke infra-s t r u c t u u r. Meeinfra-stal iinfra-s deze analyinfra-se en digitaliinfra-sa- digitalisa-tie van een lagere graad van detaillering dan wanneer dit zou gebeuren in het kader van een gemeentelijke TRP-herrekening.

Deze Hydronautstudies kunnen fungeren als basis voor de actualisering van de gemeentelijke T R P ' s. Zij bevatten immers voor een aanzienlijk g e d e e l t e, steeds afhankelijk van de doelstelling

waarvoor zij werden opgesteld, de noodzakelij-ke informatie over de fysische karakteristienoodzakelij-ken van het riolerings- en collectorennetwerk. Ve r-der dekken zij, weerom afhankelijk van de vooropgestelde studiedoelstelling, de noodzake-lijke hydraulische modellering van het riole-ringsstelsel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het ontwerp van gemeentelijke verordening dat door de VMM aan de gemeenten ter beschik- king wordt gesteld, stelt de gemeenten een pro- cedure voor waarbinnen enkel nog ophalers

Voor de stoffen waarvoor geen kwaliteitsdoelstellingen zijn vastgesteld, geldt het principe dat ze zonder vergunning niet mogen worden geloosd.. Ten slotte moet worden gewezen

Als vierde zuiveringstrap wordt, volgens ons (na aanvraag bij H 2 O) , een fosforverwijdering verstaan waarbij de fosfor in het effluent wordt neergeslagen en

Zullen RWZI's – gelet op het gelijkheidsbegin- sel en de gelijkschakeling met andere lozingen – ook normen krijgen voor de parameters van de heffingenformule die momenteel buiten

Lozingen van bedrijfsafvalwater in de influent- kuil van een RWZI worden beschouwd als lozing op riool, voorzover deze praktijk niet in strijd is met de vergunningsvoorwaarden

Inzake de administratief-technische onderrich- tingen van toepassing op de afwatering van ge- westwegen en de afkoppeling van rioleringsstel- sels kan, naast Vlarem II (afdeling 6.2.1

Bij de evaluatie van de dossiers ingediend door de gemeenten voor het verkrijgen van subsidies voor de aanleg van rioleringen, wordt de toe- passing van de code van goede

Hiermee werd de basis gelegd voor een gestructureerd internatio- naal overleg, waardoor de afzonderlijke inspannin- gen – al dan niet in uitvoering van Europese richt- lijnen