• No results found

Vraag nr. 133 van 19 februari 1999 van de heer JACQUES TIMMERMANS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 133 van 19 februari 1999 van de heer JACQUES TIMMERMANS"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 133 van 19 februari 1999

van de heer JACQUES TIMMERMANS Koelwaterheffing – Toepassing

In het decreet houdende bepalingen tot begelei-ding van de begroting 1999 werd de berekening van de koelwaterheffing met terugwerkende kracht tot het heffingsjaar 1992 gewijzigd door in artikel 35quinquies, paragraaf 1, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewate-ren tegen verontreiniging, voor de vaststelling van de hoeveelheid geloosd koelwater de zin toe te voegen : "hetzij, de hoeveelheid aangegeven in de voor 1 september 1991 ingediende lozingsvergun-ningsaanvraag zolang over deze laatste nog geen uitspraak is gedaan"

Over de gevolgen van deze aanpassing en de con-crete toepassing ervan zou ik van de minister graag volgende verduidelijkingen krijgen.

1. Met de in 1992 ingevoerde bepaling inzake di-recte koppeling van de lozingsvergunning aan de koelwaterheffing werd mede beoogd om alle niet-vergunde – dus illegale – koelwaterlozin-gen als bedrijfsafvalwater te benaderen voor het vaststellen van de afvalwaterheffing.

Hoeveel bedrijven werden in de opeenvolgende heffingsjaren op deze basis behandeld ?

Werden ook de overschrijdingen van de vergun-de hoeveelhevergun-den koelwater op vergun-deze basis be-handeld ? Zo ja, hoeveel bedrijven werden als zodanig aangeslagen ?

Hoeveel van deze bedrijven zijn in administra-tief beroep gegaan tegen deze wijze van vast-stelling van de heffing ?

Werden al deze beroepen geweigerd ? Zo neen, waarom ?

Wat is per heffingsjaar het aldus betwiste heffingsbedrag ?

Welk percentage hiervan werd inmiddels be-taald ?

2. Hoeveel van deze bedrijven hadden een lo-zingsvergunningsaanvraag lopen voor koelwater waarvoor op 1 september 1991 nog geen uit-spraak werd gedaan ?

Hoeveel daarvan betroffen uitbreiding van ver-gunde lozingen en hoeveel betroffen nieuwe

lo-zingen/lozingspunten ?

Hoeveel van deze aanvragen zijn, voor elk van voormelde categorieën, tot op heden nog in be-handeling ?

Blijft de nieuwe regeling sindsdien van toepas-sing ?

3. Kunnen bedrijven die niet in beroep zijn gegaan tegen de vroegere regeling of inmiddels reeds hebben betaald, om herziening en/of terugbeta-ling vragen van de aangerekende heffingen, of wordt dit ambtshalve rechtgezet ?

4. In welke mate wordt deze decretale amnestie voor overtredingen tegen het fundamenteel be-ginsel "zonder vergunning mag niet geloosd worden" doorgetrokken in het vervolgingsbe-leid ?

Mag uit de financiële amnestie voor koelwater-lozingen worden afgeleid dat ook inzake de vóór 1 september 1991 ingediende lozingsver-gunningsaanvragen voor bedrijfsafvalwater een-zelfde benadering van toepassing is ? Zo ja, hoeveel van deze aanvragen zijn momenteel nog in behandeling ?

Werden er tot op heden overtredingen vastge-steld en vervolgd tegen de geviseerde aange-vraagde maar niet vergunde lozingen van koel-water, respectievelijk uitbreiding van vergun-ningen ? Zo ja, werden er in deze vervolgingen gerechtelijke uitspraken gedaan ?

5. Werd de initiële koelwaterheffing in uitspraken van het Arbitragehof of van de Raad van State aangevochten of in vraag gesteld ? Zo ja, op basis van welke elementen ?

6. Welke aanvaardingscriteria werden tot op heden gehanteerd voor het bewijs dat de reëel geloosde hoeveelheden kleiner waren dan de vergunde hoeveelheid koelwater ?

Welk percentage van de vergunde koelwaterlo-zingen wordt op basis van deze criteria niet benut in de opeenvolgende heffingsjaren ? 7. Worden de koelwatervergunningen afgestemd

op de betaalde debieten indien wordt aange-toond dat slechts een deel van de vergunning ef-fectief wordt gebruikt ?

(2)

aan-gepast sinds de koelwaterheffing werd ingesteld ?

Antwoord

1. De invoering van de koelwaterheffing in 1992 had tot doel het lozen van thermisch verontrei-nigd koelwater aan een heffing te onderwerpen, omdat deze lozing een belangrijke impact heeft op het ontvangende ecosysteem.

De koppeling van de hoeveelheid koelwater aan de vergunde hoeveelheid is ingevoerd om te vermijden dat bedrijven al hun afvalwater als koelwater zouden aangeven. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij de heffing volgens de zeer voordelige koelwaterheffing zouden kun-nen laten berekekun-nen. De koppeling was dus niet bedoeld om illegale lozingen aan te pakken, maar om mogelijk ontwijkingsgedrag van de heffingsplichtigen tegen te gaan of in te perken. De ingevoerde regeling beoogt een oplossing te bieden aan de problemen die zijn ontstaan bij het vestigen van koelwaterheffingen voor be-drijven die niet binnen een redelijke termijn een vergunning of de aanpassing ervan hebben ver-kregen. Bij overschrijdingen van de vergunde hoeveelheid wordt de hoeveelheid boven de vergunde belast als bedrijfsafvalwater. Dit is voor bedrijven die een vergunning of een aan-passing van de vergunning hebben aangevraagd, maar die op het ogenblik van de vestiging van de koelwaterheffing nog niet hadden verkregen, zeer nadelig.

Voor de heffingsjaren 1992 tot en met 1997 werd in 2.185 aangiften van bedrijven een koel-waterlozing opgegeven. Na onderzoek van deze aangiften bleek dat bij 619 aangiften de vergun-de hoeveelheid werd aangerekend. In 261 aan-giften werd vastgesteld dat er inderdaad een vergunning was, maar dat de opgegeven hoe-veelheid koelwater verschilde van de vergunde hoeveelheid. In 189 aangiften was de aangege-ven hoeveelheid koelwater groter dan de ver-gunde hoeveelheid. In 72 aangiften was de aan-gegeven hoeveelheid koelwater lager dan de vergunde hoeveelheid.

In de overige 1.305 aangiften werd vastgesteld dat de heffingsplichtige geen recht had op een berekening van de koelwaterheffing, ofwel omdat hij niet beschikte over een vergunning, ofwel omdat het niet ging om een koelwaterlo-zing. Daaruit blijkt overduidelijk dat de koppe-ling aan een vergunning zijn nut heeft bewezen.

Tegen bijna alle heffingen op de hoeveelheid onvergund koelwater werd administratief be-roep aangetekend. Deze administratieve beroe-pen werden allemaal verworberoe-pen. Er werd door 28 bedrijven (tegen 47 aanslagen over de jaren 1992 tot en met 1997) een rechtszaak ingesteld. Ten gronde werden reeds 17 rechtszaken, waar-van 1 bij het hof waar-van beroep, behandeld en wer-den de vorderingen van de heffingsplichtigen systematisch verworpen.

De eerste uitspraak dateert van 9 april 1996. Voor 12 rechtszaken werd in hoger beroep ge-gaan.

Per heffingsjaar bedraagt de aldus betwiste to-tale heffing : 1992 274 miljoen fr. 1993 326 miljoen fr. 1994 202 miljoen fr. 1995 200 miljoen fr. 1996 120 miljoen fr. 1997 2,6 miljoen fr.

De daling van de betwiste heffing toont aan dat de koppeling aan de vergunde hoeveelheid haar doel niet heeft gemist.

Het betalingspercentage van de betwiste heffin-gen voor de heffingsjaren 1992 tot en met 1994 schommelt rond 90 % op het totale ingekohier-de bedrag van alle bedrijven. Voor ingekohier-de heffings-jaren 1995 en volgende bedraagt dit betalings-percentage meer dan 98 %.

2. t.e.m. 5. Uit een onderzoek van de Vlaamse Mi-lieumaatschappij (VMM) blijkt dat 18 bedrijven op heden beschikken over een vergunning voor het lozen van koelwater die werd aangevraagd vóór 1 september 1991. Deze bedrijven kunnen, gelet op de nieuwe regeling, een gemotiveerde vraag tot ontheffing indienen bij de VMM. Tegen de initiële koelwaterheffing werd 1 be-roep tot vernietiging ingediend bij het Arbitra-gehof.

Dit beroep tot vernietiging werd afgewezen op grond van de volgende, kort samengevatte, ar-gumenten :

– het Vlaams Gewest is bevoegd een koelwa-terheffing in te voeren op grond van de alge-mene bevoegdheid die de Grondwet aan het gewest toekent ;

(3)

geenszins het gelijkheidsbeginsel ;

– het Vlaams Gewest mag, in afwachting van een meer werkelijkheidsgetrouwe bereke-ningswijze van de koelwaterheffing, een for-faitaire berekeningswijze vaststellen, voorzo-ver de berekende heffing in voorzo-verhouding staat met het geloosde volume koelwater.

Het Arbitragehof concludeerde dat er geen on-evenredigheid bestaat tussen de aangevochten maatregel en de doelstellingen van de decreet-gever.

6. Wat de aanvaardingscriteria betreft, is het zo dat de bedrijven aan de hand van dagelijkse de-bietmetingen moeten aantonen dat de reëel ge-loosde hoeveelheid kleiner is dan de vergunde hoeveelheid.

Dit heeft in de praktijk tot gevolg dat op onge-veer 60 tot 70 % van de vergunde hoeveelheid een koelwaterheffing wordt gevestigd.

7. Tot op heden werden zeer weinig vergunningen voor het lozen van koelwater afgestemd op de betaalde hoeveelheden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waarom wordt Aquafin nog uitstel verleend tot 1 januari 2000 om een saneringsprogramma voor te stellen voor RWZI's die vóór 1 augustus 1995 in gebruik werden genomen, terwijl Aqua-

Bovendien wordt voor inrichtingen met een biolo- gische en/of fysico-chemische behandeling of een gelijkaardige techniek een CZV-norm van niet minder dan 2000 mg/l vastgesteld

Vlarem II – Drainerings- en bronbemalingswater In het door de Vlaamse regering op 19 januari 1999 goedgekeurde besluit tot wijziging van Vlarem II wordt een hoofdstuk "winning

Waarom wordt Aquafin nog uitstel verleend tot 1 januari 2000 om een saneringsprogramma voor te stellen voor RWZI's die vóór 1 augustus 1995 in gebruik werden genomen, terwijl Aqua-

De gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant deelt mij mee dat bij het provinciebestuur geen en- kele beslissing is ingekomen die erop zou kunnen wijzen dat er in het

Om deze groep werkne- mers optimaal te kunnen blijven inschakelen in de informatie- en communicatiemaatschappij van de eenentwintigste eeuw, wordt bij- en om- scholing steeds meer

Op het meerjarenprogramma is voor het jaar 2001 een project opgenomen om het boven- gronds kruispunt herin te richten..

Mijn administratie deelt mij mee dat een gemeen- telijk jeugdhuis in principe zowel in recreatiege- b i e d , gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen,