• No results found

Vraag nr. 19 van 16 november 1999 van de heer JOHAN DE ROO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 19 van 16 november 1999 van de heer JOHAN DE ROO"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 19

van 16 november 1999

van de heer JOHAN DE ROO Expansiesteun – Beleid

Aan de hand van de expansiewetgeving tracht de Vlaamse overheid een ondernemingsvriendelijk beleid te voeren.

De nieuwe richtlijnen voor het decreet tot bevor-dering van de economische expansie zijn op 1 no-vember 1998 in werking getreden.

Graag had ik in het kader van deze expansiesteun de volgende vragen aan de minister willen stellen. 1. Wordt een aanpassing van deze expansiesteun

in het vooruitzicht gesteld ? Zo ja, op welke ma-nier ?

2. In het regeerakkoord wordt gesproken over een certificering "verantwoord ondernemen". Hoe wordt dit concept concreet uitgewerkt ? 3. Kan de minister de cijfers meedelen van de

ver-leende expansiesteun aan de regio Gent en het Meetjesland vanaf november 1998 tot op heden ? Dit zowel in het kader van het decreet van 15 december 1993 ter bevordering van de econo-mische expansie in het Vlaamse gewest, als in het kader van de wet van 30 december 1970 be-treffende de economische expansie.

Antwoord

1. Het instrument kent zijn ontstaan in een ver verleden (expansiewetten van de jaren vijftig). Een halve eeuw later, dit als gevolg van het ont-breken van belangrijke hefbomen op Vlaams ni-v e a u , is de expansiesteun stilaan geëni-volueerd tot een ondoorzichtig instrument dat verschil-lende heren/doelstellingen moet dienen (milieu, startende ondernemingen, ...).

Daarnaast wordt steeds meer de vraag gesteld naar de doeltreffendheid van de investerings-s t e u n . In 1999 zal er bijvoorbeeld door de Vlaamse ondernemingen voor een totaalbedrag van bijna 600 miljard frank worden geïnves-t e e r d , een cijfer dageïnves-t moegeïnves-t worden vergeleken met de 8 miljard frank expansiesteun die zal worden uitgekeerd. In procenten betekent de expansiesteun dus 1,5 % van de totale

investe-r i n g s m a s s a . Vinveste-ragen naainveste-r de impact van deze maatregel zijn bijgevolg terecht.

Met het oog op de uitdagingen van de eenen-twintigste eeuw is een grondige evaluatie van het bestaande stelsel noodzakelijk. Vo l g e n d e pistes zouden daarbij kunnen worden bewan-d e l bewan-d . Internationaal kunnen we vaststellen bewan-dat kapitaal steeds meer een footloose karakter k r i j g t . Renault is daar helaas een typerend voor-beeld van. Wie had gedacht dat een onderne-ming die voordien nog substantieel had geïnves-teerd in de Vilvoordse vestiging zich zo snel zou terugtrekken ? De Renault-case maakte op een pijnlijke wijze duidelijk dat deze investeringen op een relatief eenvoudig wijze konden worden gerecupereerd in een buitenlandse vestiging. Voor de Vlaamse overheid is het bijgevolg inte-ressanter om steun te verstrekken aan produc-tiefactoren die minder gemakkelijk naar het buitenland zijn te verplaatsen. Daarbij kan in de eerste plaats worden gedacht aan industrieter-reinen en arbeid.

Industrieterreinen

In Vlaanderen zijn industrieterreinen steeds vaker een schaars goed. Nochtans zijn er toch wel wat brown sites beschikbaar die op dit ogenblik niet of slechts moeizaam worden her-b r u i k t . Een sanering van deze oude industrieter-reinen is vaak duur en schrikt nieuwe bedrijven a f. Een heroriëntering van de expansiesteun in deze richting valt te overwegen. Deze piste past bovendien in een streven naar een meer duurza-me economie.

Voorts is het investeren in instapklare bedrijfs-g e b o u w e n , incubatie- en innovatiecentra even-eens een te overwegen piste. Nieuwe bedrijven in de Internet- en communicatiesector redene-ren veeleer in maanden dan in jaredene-ren. De moge-lijkheid om zich snel te kunnen vestigen, is bij-gevolg een belangrijke beslissingsfactor.

Arbeid

(2)

konden beginnen, wordt nu een universitair di-ploma verwacht). Een goed opgeleide beroeps-bevolking vormt in deze optiek een belangrijk concurrentiewapen.

De toekomstige evolutie binnen de arbeids-markt is een tweede element waarom een bijsturing van de expansiesteun noodzakelijk is. In de komende decennia wordt V l a a n d e r e n steeds meer geconfronteerd met een vergrijzen-de beroepsbevolking. Om vergrijzen-deze groep werkne-mers optimaal te kunnen blijven inschakelen in de informatie- en communicatiemaatschappij van de eenentwintigste eeuw, wordt bij- en om-scholing steeds meer een noodzakelijke voor-waarde.

Het herdenken van de expansiesteun in de rich-ting van meer immateriële investeringen (on-derzoek en ontwikkeling, voornamelijk oplei-ding / permanente vorming) is bijgevolg een te overwegen piste. Deze piste sluit bovendien aan bij strategieën die ondernemingen hanteren om zich al dan niet in Vlaanderen te komen vesti-g e n . Naast een vesti-goed klimaat op het vlak van productie en distributie, wordt steeds meer de aanwezigheid van gekwalificeerde mensen en van tal van ondersteunende diensten op het ge-bied van klantenservice, v e r k o o p, r e p a r a t i e, f i-n a i-n c i ë i-n , admii-nistratie ei-n marketii-ng ii-n hoge mate geapprecieerd. Ook de aanwezigheid van een goed kennisklimaat wordt steeds belangrij-ker voor ondernemingen. Zo is de aanwezigheid van spillovers van kennis voor bepaalde onder-nemingen een belangrijke reden om zich in een bepaalde regio te vestigen.

Bovendien past deze wijze van denken in het framework dat door de Europese Unie met be-trekking tot overheidssteun werd opgesteld. E x-pliciet wordt gesteld dat de steun moet gericht zijn op de verbetering van het kader waarin on-dernemingen starten en groeien. Dit impliceert investeringen in onderwijs en opleiding, en sti-mulansen voor de direct begunstigden om de vereiste kennis te verwerven.

Het gaat voorlopig nog om pistes die in de ko-mende maanden verder worden uitgewerkt, maar samenvattend kan toch worden gesteld dat op deze wijze de slagkracht van de V l a a m s e economie ook in de toekomst zal kunnen wor-den gewaarborgd.

2. Steeds duidelijker wordt dat bedrijven niet lan-ger de preferenties van hun aandeelhouders centraal kunnen stellen. Corporate governance

waarbij brede socio-economische doelstellingen op de voorgrond treden, bepaalt steeds vaker het ondernemingsbeleid.

De dioxineproblematiek is een mooi voorbeeld van het effect van maatschappelijke druk om te komen tot integrale kwaliteitszorg in de voe-dingssector.

De overheid wil hierbij sturend optreden en zal initiatieven nemen met betrekking tot de regel-geving en het afbakenen van het werkterrein. Zo zullen er incentives worden ontwikkeld die de ondernemingen aanzetten om op vrijwillige basis een proces van audit en certificering te s t a r t e n . Zij kunnen daarbij rekenen op de sup-port van erkende certificeringsinstellingen zoals het Vlaams Centrum voor Kwaliteitszorg (VCK).

3. De Gentse regio: er werd vanaf 1 november 1998 tot op heden geen enkel dossier goedge-keurd in uitvoering van het economisch expan-siedecreet van 15 december 1993 voor investe-ringen in het arrondissement Gent. De econo-mische expansiewet van 30 december 1970 is niet van toepassing, omdat de gemeenten in het arrondissement Gent niet in een ontwikkelings-zone gelegen zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoeveel financiële middelen zijn noodzakelijk en volgens welke timing worden ze ingezet?. Is de aanleg van een afrit naar Flanders

Vanaf 23 augustus is een verdere uitbreiding van de bedieningsuren van kracht, waarbij de sluis in Evergem continu wordt bediend van maandagochtend 6 uur tot

Hoe concreet en specifiek tewerk wordt gegaan voor de problematiek van de bestemming van de vrijgekomen specie bij de aanleg van het D e u r g a n c k d o k , hangt af

De ombouw van de N49 is zowel voor de minis- ter als voor de administratie Wegen en Verkeer een beleidsprioriteit, zo niet zouden er met de vele noden die zich overal

Ik heb terzake momenteel geen sluitende on- derzoeksgegevens, maar Kind en Gezin, dat mo- menteel de gegevens van een uitgebreide en- quête rond de flexibiliteit van zowel

Naar aanleiding van mijn schriftelijke parlementai- re vraag nr 276 van 26 mei 1999, verklaarde de mi- nister vice-president dat men in het kader van het onderzoek naar de

De lokale jeugdwerkinitiatieven worden voor de opmaak van het eigen jeugdwerkbeleidsplan begeleid door een medewerker van de afdeling Jeugd en Sport.. Bovendien kunnen de

Met betrekking tot het in gebreke blijven van som- mige gemeenten om een erkende openbare biblio- theek op te richten, bestaat de enige realistische oplossing in een beslissing