Vraag nr. 9
van 7 oktober 1999
van de heer JOHAN DE ROO
Gemeentelijke jeugdwerkbeleidsplannen – Stand van zaken
Gemeenten die een jeugdwerkbeleidsplan opstel-l e n , ontvangen subsidies voor het voeren van een plaatselijk jeugdwerkbeleid.
Een zevental Vlaamse gemeenten blijven het ver-tikken een jeugdwerkbeleidsplan op te stellen, m e t name Drogenbos, L i n k e b e e k , We z e m b e e k-O p p e m , K r a a i n e m , S i n t-G e n e s i u s-R o d e, Wemmel en Vo e-ren.
1. Op welke manier worden de gemeenten die geen jeugdwerkingbeleidsplan hebben opge-steld ertoe aangemoedigd dat toch te doen ? 2. Wat kunnen de jeugdwerkers in de zeven
Vlaamse gemeenten die weigeren een jeugd-werkbeleidsplan op te stellen, doen om toch nog een subsidie te genieten ?
3. Welke redenen halen deze zeven gemeenten aan om een dergelijk jeugdwerkingsplan niet op te stellen ?
4. Kan de minister voor 1998 een overzicht geven van de subsidies die elke gemeente in dit kader heeft ontvangen ?
Antwoord
1. Het decreet van 9 juni 1993, zoals gewijzigd bij decreten van 22 november 1995, 20 december 1996 en 12 mei 1998, bepaalt uitdrukkelijk dat gemeentebesturen die niet binnen de door de Vlaamse regering vastgestelde termijn een jeugdwerkbeleidsplan indienen, tweemaal wor-den aangemaand om dit alsnog te doen (artikel 5 , § 2). In het uitvoeringsbesluit is bovendien als procedure opgenomen dat de afdeling Jeugd en Sport een herinnering stuurt aan het schepen-college indien het niet tijdig een ontwerp van jeugdwerkbeleidsplan voor advies aan de afde-ling Jeugd en Sport bezorgt.
Dit wil zeggen dat de gemeentebesturen er tot driemaal toe formeel aan worden herinnerd dat zij een mogelijkheid tot subsidiëring laten lig-g e n . Los hiervan zijn er ook informele telefoni-sche contacten tussen de dossierbehandelaars of inspecteurs op de afdeling Jeugd en Sport en de
j e u g d a m b t e n a r e n , secretarissen of schepenen in de betrokken gemeenten.
2. Indien het gemeentebestuur na de schriftelijke aanmaningen toch in gebreke blijft, kunnen de plaatselijke jeugdwerkinitiatieven samen een jeugdwerkbeleidsplan indienen bij de V l a a m s e r e g e r i n g. In dit laatste geval wordt de subsidie voor het plaatselijk jeugdwerk rechtstreeks uit-betaald aan de plaatselijke initiatieven, met dien verstande dat het totale subsidiebedrag slechts 80 procent kan zijn van wat normaal aan het ge-meentebestuur zou worden uitbetaald (decreet van 9 juni 1993, artikel 5, § 2). De jeugdwerkini-tiatieven die voor subsidiëring in het jeugd-werkbeleidsplan werden opgenomen, m o e t e n een begroting en werkplan indienen in de vorm bepaald door de minister.
Ter informatie kan ik meedelen dat in de zes fa-ciliteitengemeenten rond Brussel zo een jeugd-werkbeleidsplan 1999-2001 werd opgesteld door de lokale jeugdwerkinitiatieven. Deze plannen werden reeds in alle gevallen aanvaard voor s u b s i d i ë r i n g. In Voeren liep de opmaak van het jeugdwerkbeleidsplan enige vertraging op, m a a r wellicht kan ook hier in de loop van de maand november 1999 het plan worden goedgekeurd. De lokale jeugdwerkinitiatieven worden voor de opmaak van het eigen jeugdwerkbeleidsplan begeleid door een medewerker van de afdeling Jeugd en Sport. Bovendien kunnen de jeugd-werkinitiatieven in de Brusselse Rand sinds 1 oktober een beroep doen op de stafmedewerker Jeugd die werd aangeworven door de provincie Vlaams-Brabant en de VZW De Rand. In Vo e-ren werd eerder reeds een cultuurconsulent aangesteld door de Vlaamse Gemeenschap. 3. Slechts twee van de zeven betrokken
gemeen-ten hebben formeel bevestigd dat zij geen ge-meentelijk jeugdwerkbeleidsplan zouden indie-nen :
Wemmel : "gezien het statuut van faciliteitenge-meente wordt het jeugdwerkbeleidsplan opge-steld door de jeugdverenigingen zelf" ;
Drogenbos : zonder motivering.
De cursief gedrukte cijfers zijn nog onder voor-b e h o u d , aangezien op datum van 22 oktovoor-ber nog een 55-tal werkingsverslagen niet waren be-h a n d e l d , en bijgevolg nog niet kon worden vast-gesteld of deze gemeenten recht hebben op het volledig vastgelegde subsidiebedrag voor 1998. Op 10 november kunnen de cijfers definitief worden meegedeeld.