Vraag nr. 244 van 1 april 1999
van de heer JOHAN DE ROO
Gewestplan Gentse en Kanaalzone – Callemans-putte
De wijk Callemansputte is deels gelegen op het grondgebied van de gemeente Evergem en deels van de gemeente Zelzate. Ze omvat de volgende straten : Callemansputtestraat, Callemansputtewe-gel, Assenedestraat en Callemansputte.
Een groot deel van deze wijk viel op het vorige ge-westplan in een industriegebied. Een smalle buffer-zone (woonbuffer-zone) doorkruiste de industriebuffer-zone. Volgens het huidige gewestplan is deze zone nu op-gedeeld in een zeehavengebied en een regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter.
1. Heeft het Vlaams Gewest verplichtingen tegen-over de inwoners ?
Het Vlaams Gewest wijzigt het gebied, maar neemt het ook de verantwoordelijkheid voor deze wijziging op zich, zoals bijvoorbeeld voor het ontwaarden van de eigendommen ?
2. Kunnen de inwoners aanspraak maken op ont-eigening en/of herlokalisatie ? Is ontont-eigening een automatisch gevolg van de wijziging van het gebied, daar zij nu zonevreemd wonen ?
3. Kunnen deze mensen aanspraak maken op fondsen van het Structuurfonds voor het gebied Callemansputte ?
Tot wie moeten zij zich hiervoor wenden ? 4. Kunnen de eigendommen nu reeds worden
ge-schat, zelfs indien de onteigening pas vijf of tien jaar later zal plaatsvinden ?
5. Komen de bewoners in aanmerking voor plan-schade en voor recht op voorkoop ?
6. Welke mogelijkheden hebben de bewoners nog inzake verbouwingen, renovatie, uitbreiding, en-zovoort ?
Zullen zij hiertoe nog toestemming krijgen ?
Antwoord
1. Met de doorgevoerde bestemmingswijziging werd onder meer uitwerking gegeven aan de
principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het voorzien in regionale bedrij-venterreinen in het grootstedelijk gebied Gent is daarvan een onderdeel.
Aan dit nieuw ruimtelijk beleid dient echter uit-voering te worden gegeven met de in het be-staande decreet op de ruimtelijke ordening op-genomen planfiguren. De doorgevoerde gedeel-telijke gewestplanwijziging past in dit opzet. Wel werd enigszins vooruitgelopen op inzichten die werden ontwikkeld in het Ruimtelijk Structuur-plan Vlaanderen en waarbij wordt geëvolueerd van een volgend vergunningenbeleid naar een sturend ruimtelijkeplanningsbeleid.
De problematiek van de eventuele ontwaarding van de eigendommen wordt in de volgende pun-ten behandeld.
2. Zoals reeds onder punt 1 gesteld, dient de ver-dere uitwerking van het bestemmingsvoor-schrift "regionaal bedrijventerrein met open-baar karakter" meer in detail te worden vastge-legd met een (uitvoerings)plan van lagere orde. Logischerwijze zal in het kader van deze proce-dure moeten worden afgewogen welke delen moeten worden opgenomen in een onteige-ningsplan vooraleer tot de effectieve realisatie van het regionaal bedrijventerrein kan worden overgegaan.
Onteigening is echter geen automatisch gevolg van de doorgevoerde bestemmingswijziging (zie ook het antwoord op punt 5).
3. Zelzate en Evergem vallen niet binnen een peri-meter van een gebied dat in het kader van de Structuurfondsen werd afgebakend.
De eventuele aanwending van middelen uit deze fondsen, bedoeld wordt waarschijnlijk in het kader van een onteigening, is dan ook uitge-sloten.
4. Het schatten van eigendommen gebeurt in het kader van een concreet initiatief tot verwerving (eventueel onteigening).
Het vooruitlopen op een eventuele beslissing in die zin is ongebruikelijk.
sep-tember 1977 werd vastgesteld, waren de wonin-gen waarvan sprake in de vraag gelewonin-gen in een strijdige zone, namelijk een bufferzone. In dit opzicht heeft de recentelijk doorgevoerde ge-deeltelijke gewestplanwijziging geen wijziging tot gevolg.
Het recht op voorkoop is in het vigerende de-creet op de ruimtelijke ordening niet opgeno-men. Volgens de bepalingen van het ontwerpde-creet op de ruimtelijke ordening zal het recht van voorkoop slechts gelden binnen specifiek afgebakende gebieden. Aan deze voorwaarde is op dit ogenblik niet voldaan.
6. De huidige bepalingen van het decreet op de ruimtelijke ordening die gelden voor de verbou-wing van zonevreemde woningen, zijn in princi-pe van toepassing voor deze woningen. Wel dient, vanuit het vrijwaringsprincipe, erover te worden gewaakt dat geen vergunningen worden afgeleverd die de realisatie van de voorgeschre-ven bestemming (regionaal bedrijvoorgeschre-venterrein) in het gedrang kunnen brengen. De gemachtigde ambtenaar van Oost-Vlaanderen is van dit standpunt reeds op de hoogte gebracht.