• No results found

T E V E N S NIEUWE SERIE VAN HET

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "T E V E N S NIEUWE SERIE VAN HET "

Copied!
592
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

' - j j f ^ :.-

W$# -to'

s * ; /

(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)

DE INDISCHE GIDS,

T E V E N S NIEUWE SERIE VAN HET

TIJDSCHRIFT VOOR NEDERLANDSCH-INDIÏ

Hoofdredacteur: GEORGE NYPELS.

A C H T E N V E E R T I G S T E J A A R G A N G .

(Aflevering I—VI).

^-T&fc 6~~n?>&)Cçi*r?^d~SSZr-r

ÏTJK

voor 'm

WAL- LWD-& VOLKEN

J. H. DE B USSY. \%

Sp VLn

A M S T E R D A M , A». 1926. ^SjL/] i'i/flQQU - \W Drukkerij en Uitgeverij

(8)
(9)

DOOR

S. K A L P P .

Nog altijd (de hedendaagsche Indische mailberichten gewagen er v a n ) doen zich op J a v a , vooral West-Java,, gevoelen de gevolgen van de vicieuse instelling der particuliere landerijen, van die kleine en groote heerlijkheden welke als enclaves van het gouvernementsgebied, de Indische regeering reeds zooveel moeilijkheden hebben berokkend.

E n waar t o e s t a n d e n heerschen, welke als 't ware een aanklacht vor- m e n tegen het Nederlandsen b e s t u u r , al is 't ook d a t een vorig ge- slacht die t o e s t a n d e n geschapen heeft.

De oorsprong v a n h e t euvel is bekend: landverkoop v a n staatswege om zich te redden u i t den geldelijken nood. Tevens m e e n d e m e n de onbebouwde perceelen, welke in openbare veiling werden gebracht, rentegevend t e m a k e n ook voor den lande, door de bepaling d a t de geteelde producten tegen een vastgestelden prijs bij 's lands maga- zijnen m o e s t e n ingeleverd worden.

Reeds onder de O. I . Compagnie werd m e t dien landverkoop aan- gevangen; de eerste acte van eigendom dagteekende v a n 8 April 1639.

Doch eerst onder het b e s t u u r van Daendels (1808—1811) en onder h e t Engelsch t u s s c h e n b e s t u u r (1811—1816) werd die m a a t r e g e l in 't groot toegepast. E n welk een omvang die landverkoop h a d ge- n o m e n , alvorens de wind uit een anderen hoek blies, bleek uit de cijfers. I n 1915 waren er nog 582 van die particuliere landerijen op -Java, m e t eene bevolking van 1,832,776 zielen. D a a r v a n behoorden er 171 aan n a a m l o o z e vennootschappen, ook Chineesche; 68 aan E u r o p e a n e n , 189 aan Chineezen e n 154 aan vreemde oosterlingen of J a v a n e n .

Tegen den verkoop van groote grondperceelen zou h e t Kegeerings- reglement zich sedert uitdrukkelijk uitspreken, doch d a a r m e e kon de vervreemding van land onder Daendels en Baffles niet te niet wor- den gedaan. M e n zat op oud zeer, en h a d die noodlottige erfenis van

i

(10)

2

vroegere regeeringen te a a n v a a r d e n . Met de aanspraken der opge- zetenen van de verkochte perceelen werd weinig rekening gehouden,, zoodat vaak n i e t eehs vaststond d a t die perceelen geheel vrij s t a a t s - domein waren. Beeds in 1781, onder het b e s t u u r van W . A. Alting,.

verdedigde de Indische regeering tegenover bewindhebbers der O. I . Compagnie den verkoop v a n „ledig leggende l a n d e r i j e n " als het.

eenige middel om die laaiden (door middel v a n de particuliere indu- strie) te bevolken en tot w e l v a a r t te brengen. M e n beriep zich daar- voor ook op de „ A a n m e r k i n g e n over de landen in het koninkrijk J a k a t r a en de P r e a n g e r " , waarbij de landvoogd Jacob Mossel in 1751 dien verkoop „ n u t t i g en d i e n s t i g " had geoordeeld. De bevolking d e r verkochte l a n d e n waren niet in gelijke "mate aan h e t gezag van den kooper onderworpen als b.v. de lijfeigenen i n h e t middeleeuwsche E u r o p a , m a a r zij verkeerden toch onder aanzienlijken druk doordien zij gehouden w a r e n t o t de betaling van grondhuur en t u i n h u u r , tot h e t verrichten v a n heerendienst voor den aanleg en het herstel v a n wegen, en door de opbrengst van 1/s van h e t door h e n geteelde gewas- als tjoekeh aan den landheer. E n deze s e r v i t u t e n werden door het, b e s t u u r eerder verscherpt datu verzacht. I n 1809 stelde Daendels aan den B a a d van Indiië voor om de w e t op te heffen, waarbij het aan de landeigenaren in de B a t a v i a s c h e O m m e l a n d e n verboden was om m e e r dan 1/1 0 v a n h e t product h u n n e r opgezetenen te vorderen. Hij kon die w e t echter niet n a d e r aanduiden ( d a t u m en inhoud waren in zijne aanschrijving i n blanco gelaten) doch hij wilde de l a n d h e e r e n alvast officieel ontheffen v a n bepalingen ter h u n n e r restrictie. W a n t . hij bemoeide zich toen juist m e t den openbaren verkoop v a n lands- domeinen in het distrikt T a n g e r a n g en vreesde, d a t zoo'n verbod een nadeeligen invloed zou hebben op de kooplust der reflectanten *).

I n 1810 liet hij, in p l a a t s v a n „ledig leggende l a n d e r i j e n " , ge- heele gewesten onder den h a m e r brengen. Zoo werden Probolinggo, Bezoeki en P a n a r o e k a n v e r k o c h t " in vollen vrijen eigendom als een allodiaal goed, evenals de particuliere landen in de B a t a v i a s c h e O m m e l a n d e n " . D e beide l a a t s t e gewesten werden gegund aan den p a c h t e r daarvan,, den kapitein-Chinees t e Soerabaja H a n Tjan Pit,, voor de som van 400.000 Spaansche m a t t e n in specie. De H o o g e Begeering betuigde den m a a r s c h a l k daarvoor h a r e n nederigen dank,

„ a l s een redmiddel t e n aanzien van den financieelen staat (d.i.

nijpend geldgebrek in 's lands k a s ) waarop n i e m a n d hadde mogen rekenen, en als eein nieuw blijk v a n de steeds even w e r k z a a m blijvende en vindingrijke geest van Z. E x c . " 2) Doch onder het E n g e l s c h t u s - s c h e n b e s t u u r h a a s t t e de luitenant-gouverneur Baffles zich om die ver-

') N.-T. Plakaatboek. XV, 540.

*) N.-I. Plakaatboek. XVI, 254.

(11)

vreemde gewesten weder tot het landsdomein terug te brengen. Even- eens in 1810 liet Daendels een groot aantal perceelen verkoopen in den omtrek van Samarang en Soerabaja, aangezien dezelfde redenen van „peupleering" en exploitatie, die tot den landverkoop in de Ommelanden van Batavia hadden geleid, op de beide andere hoofd- plaatsen van toepassing waren. Het Plakaatboek hield er intusschen aanteekening van, dat die perceelen verkocht waren „ten behoeve van den lande".

Raffles kwam al evenzeer als Daendels in de geldzorgen. Hij liet in 1813 verschillende perceelen in de Preanger, Krawang en Cheribon, waaronder uitgestrekte, in openbare veiling verkoopen. Bij een daar- van, het land Soekaboemi, trad hij zelf op als kooper, te samen met den'gewezen gouverneur van Java's N. O. kust Nicolaus Engelhard eu den resident van de Preanger Mac Quoid. Doch dit middel om zich geld te verschaffen werd later door directeuren van de Engelsche O. L Compagnie niet goedgekeurd. Over verschillende tegen hem ingebrachte beschuldigingen ontving hij eene décharge, maar dien landverkoop oordeelde men ,,a questionable proceeding".

Later, in 1828 en 1829, volgde de verkoop van de uitgestrekte Tjikandi'-landen in Bantam. Bij al deze dadingen zorgde de regeering steeds het monopolie te bedingen voor de leverantie der gekweekte producten; de rechten en verplichtingen van eigenaar en bevolking werden daarentegen vaak in 't onzekere gelaten, hetgeen later aan- leiding gaf tot voortdurende geschillen en moeilijkheden. Waarbij zich nog de netelige kwestie over den eigendom van den grond voegde. „Zoowel in Britsch- als in Nederlandsch-Indië," schreef mr.

de Jonge, ,,ligt de vraag: aan wien behoort de grond, aan den souve- rain, aan'de gemeenschap of aan het individu? op den bodem van schier elk groot vraagstuk van regeeringsbeleid."

Inlanders hadden daarover soms hunne eigene en singuliere opvat- tingen. Zoo werd eens door een paar honderd opgezetenen van het land Karang Ketingtan, van de erven baron Baud, geweigerd de ver- plichte grondhuur op te brengen, op grond dat zij geen landheer be- hoefden te erkennen en dat de grond van Toewan Allah was.

Chineezen en andere vreemde oosterlingen konden, zoo goed als

Europeanen, landeigenaar worden. Trouwens, zonder Chineezen en

Arabieren zou de regeering niet voldoende „gegadigden" gevonden

hebben bij de verkoopingen van grond. Onder hen werden de grootste

kapitalisten gevonden; 't was niet zonder beteekenis dat de koopers

van een geheel gewest, zooals Probolinggo en Bezoeki, beide Chi-

neezen waren. E n in de Bataviasche Ommelanden vormden do

Chineesche landheeren een voornaam element. De politie op de parti-

culiere landerijen werd uitgeoefend door inlandsche hoofden, die door

den landheer werden aangesteld en bezoldigd, doch wier aanstelling

v

(12)

4

door de overheid moest worden goedgekeurd, terwijl zij ook door deze ontslagen konden worden. H u n gezag ontaardde vaak in kne- velarij van de bevolking, hetzij in conniventie met den landeigenaar, hetzij bij een zwak beheer van dien kant, of wanneer de landheer zich door een huurder liet vervangen. Aan bepalingen en verorde- ningen met het doel misbruiken tegen te gaan, ontbrak het zeker niet ; de Indische bureaukratie was ook in dit opzicht vruchtbaar. Onder het bestuur van A. H . Wiese werden uitvoerige maatregelen afge- kondigd voor de verbetering van politie en justitie, doch de landheer stoorde zich vaak weinig aan het: Is goedgevonden en verstaan, waarmede zulke besluiten gemeenlijk aanvingen, en de controle op uitgestrekte en afgelegen landen, door 't gemis van voldoende en goede wegen weinig toegankelijk, was hoogst bezwaarlijk.

Sommige landheeren hadden belang bij het voortbestaan van mis- bruiken, dewijl de „uitwijkelingen" van elders op schraalbevolkte landen het getal werkbare mannen vermeerderden. In zijn „Brief aan een gouverneur generaal in ruste" schreef Multatuli, dat hij een landheer in Buitenzorg eens hoorde zeggen: „Als er in. Bantam niet gekneveld wordt, hebben wij aan volk gebrek." E n verder: „ I k wist hoe de later uitgebroken onlusten in de Lampongs door Bantamsche uitgewekenen waren voorbereid, gevoed en versterkt. Ik wist dat o.a.

een groot gedeelte der opgezetenen van het particuliere land Djassinga

uit gevluchte Bantammere bestond. Enz. „'t Was wel het belang van

den landheer om zijne onderhoorigen goed te behandelen, dewijl hij

anders last kreeg van volksverloop en zijne velden braak kwamen te

liggen. Maar het eigenbelang, hetzij van hemzelf of van zijne creatu-

ren, woog dikwijls zwaarder, en men kon met de knevelarij ver gaan

alvorens de inlander zijn heil zocht in desertie. Inzonderheid de ge-

zeten inlander, die gehecht was aan zijn grond en aan de dorpsge-

meenschap. Wanneer de landheer niet belemmerd werd door een

krachtig bestuurstoezicht, dan stond de weg tot allerlei misbruiken

open. 't Was b.v. adat, dat bezitters van rijstvelden

1

/

5

van hun

oogst aan den landheer moesten afstaan,, terwijl

2

/

5

bestemd waren

voor hen, die de padi op het veld sneden en de oogst binnenhaalden,

en de overige

2

/

5

vrij verkocht mochten worden. Doch die tjoekeh

voor den landheer werd door dezen gewogen, en dit gewicht moest

door de bevolking aanvaard worden dewijl ze de middelen niet bezat

zelve weegschalen te koopen en daarmee de juiste hoeveelheid te be-

palen. Zelfs al bezat zij dit middel, de (ongeijkte) weegschaal van

den landheer was altijd de juiste. Zoo werd aan de opgezetenen voort-

durend tekort gedaan, 't Gebeurde dat een bewoner van het land

Djagawana in de afdeejing Meester Cornelis zich een weegschaal, een

geijkte, aanschafte. De daarmee afgewogen 100 picol padie.bracht hij

per ossenkar naar den landheer, om daar te vernemen dat hij slechts

(13)

80 picol had ingeleverd, en dat men het tekort in zijn debet had ge- bracht. „La raison du plus fort est toujours la meilleure".

Nu was ook het

2

/

5

gedeelte, 't welk den sawah-bezitter van zijn oogst overschoot, voor den landheer steeds een begeerenswaardig ob- ject, 't Was voor den inlander zaak dit product naar de voordeeligste , markt buiten de grenzen van het land te brengen, opdat hij in den prijs nog eenige vergoeding' zou vinden voor hetgeen de landheer hem had tekort gedaan. Hij bezat daarvoor ook het volle recht, volgens de

a,dat en volgens het reglement van bestuurswege. Maar om hein te

noodzaken ook dit overschot tegen een lagen prijs in de schuur van den landheer te brengen werden door diens handlangers de weinige dessawegen, die naar buiten voerden en voor het transport per grobak geschikt waren, stelselmatig vernield. Het product kon derhalve niet vervoerd worden — maar de weg, die naar het landhuis leidde, was in de beste orde. E n door geldgebrek was de bevolking welhaast ge- dwongen om dien weg in te slaan en haar product in te leveren tegen een prijs beneden de marktwaarde. E n natuurlijk met onderwicht.

Elders werd de verplichting tot afstand van het

l

/

5

van het gewas aldus geïnterpreteerd, dat alleen droog product van eerste kwaliteit, d.i. gepelde rijst (bras) van gaven korrel, en verpakt in nieuwe zakken, door den landheer werd aangenomen, hoewel dit strijdig was met het reglement op de particuliere landerijen bewesten de Tji Manoek.

Ook voor geweld, d.i. heimelijk geweld, deinsden sommige Chineesche landheeren niet terug. Op het land Djagawana werd aan een inland- schen sawah-bezitter het verlof om zijn gewas te snijden geweigerd, op grond dat de verschuldigde tjoekeh van andere rijstvelden, die reeds gesneden waren, nog niet naar het landhuis was gebracht. De man verklaarde, dat die tjoekeh gereed lag, maar dat hij door den verren afstand en gemis van trekvee nog geen gelegenheid voor het transport gevonden had. E n verder dat de padi, waarvoor hij thans vergunning vroeg, bij weigering overrijp zou worden en op het veld verrotten. Zijn protest werd echter niet aanvaard, en bovendien wekte zijne houding het ongenoegen van den landheer. Althans kort daarop werd hem door een zijner landgenooten, met wien hij nooit eenig ver- schil had gehad, onverwachts met een kapmes een houw over het aangezicht toegebracht. De dader werd gearresteerd, doch door den assistent-wedono, die de zaak aanhangig had moeten maken, ook spoedig weer losgelaten. Korang trang ! •— gelijk men in Indië placht te zeggen.

Het euvel van het absenteïsme droeg ook veel bij tot het voortbe-

staan van misbruiken en wanbeheer. Praktijken waarvan de landheer

afkeerig zou zijn geweest, werden uitgeoefend door zijn zetbaas, die

niet dezelfde belangen had als de eigenaar. Landheeren van groote

perceelen, vooral in de af deeling Bekassi, vonden er hunne rekening

(14)

6

bij h u n land te verhuren aan den meestbiedende, vaak een Chinees of Arabier, en zelve ter hoofdplaats B a t a v i a te gaan wonen. E r waren perceelen ter waarde v a n I J millioen, die v e r h u u r d waren voor f 90.000 's jaars. D a a r v a n kon m e n op een hoofdplaats wel den ge- braden h a a n uithangen. I n 1904 verklaarde een berichtgever uit het binnenland in de Java Bode, dat van de eigenaren der groote l a n d e n in de afdeeling Bekassi geen enkele zelf zijn land beheerde. W a n n e e r zij de p a c h t s o m slechts geregeld ontvingen, dan b e k o m m e r d e n zij zich weinig om de t o e s t a n d e n ' o p h u n perceel of om de belangen der be- volking. Anderen vertoefden er van tijd t o t tijd, voornamelijk wanneer h u n geldkist den bodem begon t e toonen en h e t zaak werd nieuwe bronnen van i n k o m s t e n aan te boren. Over den t o e s t a n d in den aan- vang der 19de eeuw, vóór dat het reglement van 1836 was vastge- steld, schreef V a n K a m p e n :

„ E r was geen wetboek, hetwelk de betrekkingen tusschen de H e e r e n en h u n n e onderhoorigen regelde. M e t eenige uitzonderingen waren die H e e r e n , volgens de verzekering van een hedendaagschen reiziger, kleine dwingelanden, die de J a v a n e n aan lastdieren gelijkstelden en m e t ongeoorloofde k u n s t g r e p e n den a r m e n inlander buitensporige op- brengsten afpersten, ja somtijds, wanneer h u n belang dit ciscbte, den bergbewoner naar de ongezonde s t r a n d p l a a t s e n wegzonden, waar hij wel spoedig bezweek voor h e t ongewone k l i m a a t . H e t woord: „ d e H e e r is op zijn landgoed g e k o m e n ! " vervulde terstond alle de in- landers van zijn gebied m e t angst* en schrik, w a n t n u m o e s t e n zij, genoegzaam om niet, zijne tafel van alles voorzien. Alles wat tot vermeerdering van zijn gemak en v e r m a a k (of d a t zijner bijzit) en tot vermeerdering van zijn rijkdom kon dienen, werd d e n J a v a a n afgeperst of opgelegd. Hij v e r h u u r d e h e m de t o t den landbouw on- ontbeerlijke buffels voor een ongehoorden prijs, hief willekeurige be- lastingen, onthield den arbeider zijn zuurverworven loon of nood- zaakte h e m dit af te geven, dwong h e m om verscheidene voort- brengselen tegen een spotprijs te leveren (zooals aardappelen) en dreef h e m daardoor tot anders in het Oosten zoo zeldzame landver- h u i z i n g . " x)

Zelfs de hoofdambtenaren waren niet altijd bij m a c h t e zulke prak- tiiken tegen te gaan. I n 1824 beklaagde de bevolking van een paar landerijen in den omtrek van Buitenzorg zich over de knevelarijen der Engelsche landheeren bij den resident v a n dat gewest, graaf ' van H o g e n d o r p . Deze oordeelde die klachten, n a onderzoek, m a a r al te gegrond, en m a a k t e de zaak aanhangig bij den B a a d van J u s t i t i e te B a t a v i a . Doch n u verklaarden de overige landheeren uit den om- trek zich solidair m e t de beklaagden, wier veroordeeling v a n be-

l) Geschiedenis der Nederlanders buiten Europa. III, 588.

(15)

denkelijke gevolgen zou zijn geweest voor de slechte praktijken elders.

Zij voerden eene actie tegen den resident, en door hunne gezamenlijke getuigenis gelukte het hun de beide schuldige landheeren bij de recht- bank te sauveeren .Door het drijven van deze planterspartij werd de

gevaarlijke resident tevens overgeplaatst. Echter viel dit nog in zijn voordeel uit, daar hij nu door toedoen van den gouverneur generaal baron v. d. Capellen, die van den Europeeschen landeigendom en landverhuur een tegenstander was, zijne standplaats ter hoofdplaats Batavia bekwam. Ook deed het hem in zijne ambtelijke loopbaan geen schade; hij werd nog raad van Indië en trad in 1840 op als waarnemend gouverneur generaal.

Waren de toestanden op vele particuliere landerijen hoogst onge- zond en onereus voor de bevolking te noemen, het beheer van een huurder maakte ze niet beter. Deze was er slechts op bedacht om zoo- veel mogelijk winst te maken zoolang als zijn contract met den eigenaar °duurde. Vooral Chineezen waren ten dezen vindingrijk in hunne akals. E n de Chineesche geëmployeerden, die voor een gods- loontje in hun dienst stonden, stelden zich mede schadeloos door 't knijpen der bevolking; zoo heer, zoo knecht! Door geld te borgen tegen een woekerrente, door 't uitleenen van ploegvea, 't verhuren van karren, 't verstrekken van bibit, enz. werd vaak eene rente van 30 tot 40 % 's maands gemaakt. Somtijds beproefde de regeering een maatregel tot bescherming van de bevolking zooals in 1806, toen in de instructie voor den adjunct-gecommitteerde voor de zaken van den inlander de bepaling werd opgenomen, dat hij een toeziend oog moest houden op ,,gewetenloose landeigenaren welke, zich de wel- vaart der arme in- en opgezetenen niet bekreunende, hun het knel- lende juk eener nooit verzadigde hebzucht zonder mededogen doen gevoelen." Zulke landheeren werden er mee bedreigd, dat men hun land in openbare veiling zou verkoopen en hun de opbrengst, te samen met hun paspoort, zou ter hand stellen, 't Was een eigenaardig dwangmiddel in handen eener regeering, die door de roekelooze uit- giften van landerijen en het verzuim van eene behoorlijke vaststelling der rechten en verplichtingen van partijen, zulke toestanden zelve in de wereld had gebracht.

Wanneer er op landen, waar de ongerechtigheden de volle maat

hadden bereikt, volksverloop ontstond, dan gebeurde het dikwijls dat

de tot zwerver geworden dessaman, thans zonder middel van be-

staan, zich met eenige lotgenooten vereenigde en zijn toevlucht nam

tot roof, moord en brandstichting. Zulke benden van „kwaadwilli-

gen" maakten alsdan de omstreken onveilig en vereischten soms de

tusschenkomst van de gewapende macht. De ongeregeldheden m

Krawang en Cheribon werden ten deele toegeschreven aan de slechte

hehandeling van de bevolking der particuliere landen. Eindelijk, een

(16)

8

kwart eeuw na de dagen van Daendels waarin zoovele van die- Javasche heerlijkheden tot stand waren gekomen, benoemde de regee- ring eene commissie om den staat van zaken eens op te nemen. Door dat onderzoek kwam er veel vuil bovendrijven, ofschoon lang niet alles, en naar aanleiding van het rapport dier commissie werd in 1836 het reglement op de particuliere landerijen bewesten de Tji Manoek uitgevaardigd. Daarbij werd o.a. bepaald, dat de regeering zich als onvervreemdbare rechten voorbehield:

Ie. De bescherming van alle ingezetenen zonder onderscheid, en de daartoe gevorderde maatregelen.

2e. De administratie van justitie en politie, zoo in het lijf- straffelijke als burgerlijke, en al wat strekken kan tot bewaring der- rust en tot bevordering der algemeene veiligheid.

3e. De beschikking over de ingezetenen tot wering van alle ram- pen en onheilen, waarmede de staat bedreigd of bezocht wordt.

4e. Het opleggen van belastingen, mits niet verminderende de- heffingen wettelijk aan den landheer toegestaan.

5e. Het beheer van wegen, bruggen enz. ten algemeenen nutte en van de groote communicatiën.

6e. De hooge souvereine rechten zonder uitzondering, die niet in enkele gevallen ex -plenitudine potestatis (uit de volheid der machtsuitoefening) door het gouvernement uitdrukkelijk aan de landeigenaren zijn of worden afgestaan en toegekend.

In de jaren 1869 en 1880 werd dit reglement nog aangevuld en ge- wijzigd, en daarna in 1912 vervangen door een nieuw, waarbij de grondtrekken van dat van 1836 bewaard bleven, doch de rechten en verplichtingen van landeigenaar en bevolking tevens scherper om- lijnd werden, en de waarborgen tegen misbruiken vermeerderd.

Hoewel deze reglementen reeds veel teekening in den economischen chaos brachten, en regelmaat in de verschillende gebruiken en in- stellingen op de verschillende landen, zoo bleef den landheer altijd nog een aanzienlijke macht, ten goede of ten kwade over. En vooral bij Javaansche, Arabische of Chineesche landheeren was deze speling van beteekenis. In den regel was een Europeaan als landheer altijd nog het minste van twee kwaden. Want waar de Chinees heer en meester was, daar was ook opium, ook dobbelspel, met de gevolgen daarvan voor de misdrijven-statistiek. Vele Chineesche perceelen stonden te boek als verzamelplaatsen van slecht volk; hunne namen werden maar al te dikwijls genoemd bij de gevallen van afpersing, onrechtmatige heffingen, servituten op de pasars, pressing tot heeren- dienst, bedrog bij 't wegen der producten, dwang bij het debiet van katoentjes en levensmiddelen, ontduiking van gouvernementslasten,.

enormiteiten op 't stuk van geldleening, enz. De Europeaan daaren-

tegen kende zijn belang beter. Wanneer hij al, zooals Van Kampen

(17)

h e t u i t d r u k t e , den J a v a a n als een lastdier beschouwde, d a n ver- zorgde hij dat lastdier behoorlijk, al was 't m a a r opdat het h e m niet ontloopen zou. D a a r e n t e g e n omringde hij zich g a a m e m e t eenige s t a a t s i e ; hij hield er v a n koninkje te spelen. Of voor 't m i n s t baron te spelen, gelijk M u l t a t u l i 't n o e m d e . I n zijn Nog-eens: vrije-arbeid schreef deze:

„ W a t is er liberaals in h e t zeer middeleeiuwsch pogen v a n den p a r t i - kulieren industrieel zich op J a v a te vestigen als b a r o n ? W a n t zoodanig is h e t s t a n d p u n t dat de vrij-arbeider in de binnenlanden onmiddellijk t r a c h t in te n e m e n en ook inderdaad verovert. H e t kasteel, de b u r g t , h e e t Oedong. De eigenaar toewan tanah, d.i. land- heer. Onwillekeurig n e e m t hij d a a r v a n in d e n m o n d des volks den n a a m aan. Zijn kinderen zijn jonkers en freules ,,van 't s l o t . " E r zijn er, die een vlag hijschen. Sommigen z e t t e n een p a a r veldstukjes voor de w a r a n d e of ter-weerszij van de oprijlaan Dit alles n u n o e m ik zeer o n s c h u l d i g . "

I n d e r d a a d , m a a r niet onschuldig was h e t wanneer zoo'n l a n d h e e r inzonderheid de Chineesche landheer, zich bij zijne privileges ook nog het droit de seigneur a a n m a t i g d e . Zoo goed als de Frankische b a r o n n e n uit de Middeleeuwen vorderden sommigen, die den s m a a k v a n de eetbare vogelnestjes wel kenden, h e t jus primae noctis, of liever de beschikking over de jeugdige vrouwelijke opgezetenen van h u n land. 't W a s 'n soort van rekwisitie waarbij vaak dwang werd uitgeoefend, en gevallen v a n dien aard vonden h u n echo, somtijds, in de organen van de Indische pers. Nog in het jaar onzes H e e r e n 1925 werd de Chineesche landheer van een der groote perceelen in den omtrek van B a t a v i a bij de justitie aangeklaagd wegens defloratie, bij herhaling gepleegd op de inlandsen© meisjes behoorende tot de be- volking van zijn perceel. ') E n d a t in een land, w a a r het concubinaat reeds eene gevestigde instelling was en waar, m e t de woorden van Alfred de M u s s e t , „le libertinage est à meilleur m a r c h é . "

Voor de opvatting dat de E u r o p e a a n als l a n d h e e r boven den ooster- ling stond en zijn beheer v a a k t o t zegen voor de bevolking s t r e k t e , konden t a l van getuigenissen worden aangevoerd. De landheer van Soekaboemi b . v . , een perceel zoo groot als eene H o l l a n d s c h e pro- vincie en m e t vele duizendtallen aan inwoners, A. de Wilde, kon de a a n w a s van de bevolking en van de productie m e t cijfers a a n t o o n e n . Willem van Hogendorp, die als secretaris van den commissaris- generaal D u B u s de Gisignies dezen op een inspectiereis over J a v a vergezelde, schreef i n 1828 in een zijner brieven :

„ W a t betreft den weldadigen invloed der landheeren op h u n n e b e - volking, zal ik nog mijne bevindingen vluchtig aanteekenen.

l) De Telegraaf, 15 Juni 1925. „In de macht der landheeren".

(18)

10

„ H e t land Tagalwaroe, van de heeren ten B r i n k , Merkus en F r a s e r , is niet langer d a n een jaar in h u n bezit. H u n voorganger, de heer P a p e t , heeft zich allengs in slechte zaken gestoken, resideerde niet op zijn land, gaf de administratie over aan een opziener, ver- waarloosde, knevelde of liet knevelen. I k teeken h e t aan als eene uit- zondering op den regel. H e t gevolg was, dat de bevolking van 11000 zielen op 7000 terugging. W a a r onbillijke bejegeningen zoo spoedig en zoo nadrukkelijk h u n n e straf vinden, mag m e n wel zeggen d a t de be- volking d a a r v a n niet veel te vreezen heeft. Die het bij P a p e t niet hebben k u n n e n uithouden, zijn bij zijne b u r e n gegaan die wijzer waren, en hebben bij deze alles gevonden wat zij begeeren konden o m opnieuw aan het werk te gaan ein zoo gelukkig te zijn als pachters t e n onzent zijn k u n n e n . Zoolang de inlanders gaan of blijven k u n n e n zooals zij verkiezen, en de landheeren veel m e e r gronden dan m e n - schen hebben, is het blijkbaar d a t h u n n e ingezetenen veel gelukkiger zijn zullen dan onze p a c h t e r s in h e t moederland, al liet m e n ook dien landheeren alle toornen los. I n de drie heeren voormeld heeft de be- volking van Tagalwaroe andere meesters gevonden dan den heer P a p e t , en in den heer F r a s e r als a d m i n i s t r a t e u r wel zeker den wel- willendsten en zachtzinnigsten, en t e v e n s ijverigsten en zorgvuldig- s t e n m a n dien zij begeeren kan. Zij n e e m t ook wederom t o e . "

Zulke voorbeelden zouden uit de geschiedenis der particuliere landerijen licht te vermeerderen zijn, m a a r dit redde de instelling zelve niet. 't Bleef eene kwestie v a n personen, en tegenover ettelijke goedgezinde Europeesche landheeren stonden er veel m e e r van anderei nationaliteit, die van bedenkelijk gehalte waren, J o h n C h i n a m a n vooraan. Ook in E u r o p a kon onder een verlicht despoot het volk gelukkig zijn; het despotisme zelf bleef d a a r o m niet minder verwerpelijk, zoowel als instelling als o m d a t de kans op verlichte despoten uit den aard gering bleef. H e t b e s t a a n van kleine imperia in hnperio, van particulieren die het recht b e z a t e n inlandsche be- stuurshoofden aan te stellen, belastingen te heffen, heerendiensten te vorderen, m e t nog grondhuur, t u i n h u u r , enz. was vierkant in strijd m e t een gezond staatsbeheer.

De regeering was er wel op bedacht om het kwaad in den wortel aan te t a s t e n door de particuliere landerijen allengs t o t h e t s t a a t s - 'domein terug t e brengen, m a a r dit beginsel s t u i t t e in de praktijk op

groote bezwaren. Voor de geleidelijke opheffing van h e t groot grond- bezit behoorde m e n te beschikken over een fonds t o t aankoop van die landerijen, welke bij versterf of finantieeJen ondergang der oor- spronkelijke eigenaarsfamiliën achtereenvolgens aan de m a r k t k w a m e n . Voorts tot de onteigening of den onderhandschen aankoop v a n perceelen, welke voor den S t a a t van veel belang waren. Dit ge- schiedde b.v. onder het b e s t u u r van baron v. d. Capellen m e t de

(19)

landen Tjimahi en Oedjong B r o m , welke in 1821 m e t h e t s t a a t s - d o m e i n hereenigd werden, en m e t h e t groote perceel Soekaboemi

(Goenong P a r a n g ) v a n de heeren A. de Wilde O.S. Zonder pressie van den k a n t der regeering geschiedde dit n i e t , e n de middelen, waar- van m e n zich daarbij bediende, zouden bezwaarlijk de goedkeuring van een Aristides weggedragen hebben. E e n dier middelen bestond m de moeilijkheden, welke m e n v a n bestuurswege den landheeren voort- durend in h u n bedrijf in den weg legde, en benadeeling bij de ver- plichte leveranties v a n door hen gekweekte koffie. D e eigenaar van Oedjong B r o m , Swalue, die reeds in m a a t s c h a p was getreden m e t den resident v a n K r a w a n g , v. d. Broeck (gereed om zijn ontslag uit den dienst t e vragen) werd genoodzaakt zijn land voor f 121.000 af te s t a a n . Ook de Wilde m e t zijne mede-eigenaars van Soekaboemi werden bekwamelijk i n de engte gedreven. Onder de vexaties v a n den resident van de P r e a n g e r en de pressie v a n h e t lid van den B a a d van Indië H . W . M u n t i n g h e werden zij n a vele verwikkelingen, o.a.

een beroep op den koning, er toe gebracht om eejn land ter waarde van een paar millioen voor de som van f 800.000 los t e laten. I n zijne Brieven van m r . H. J. v. d. Graaff schreef P . H . v. d. K e m p over deze aangelegenheid, welke indertijd als eene Indische cause célèbre

was aan te m e r k e n : _ D e geschiedenis v a n den „ t e r u g k o o p " der landen Oedjong B r o m

e n Soekaboemi is alles behalve hartverhef f end ; n o c h t h a n s k a n het nageslacht er niet d a n k b a a r genoeg voor zijn, d a t a l t h a n s de P r e a n g e r B e g e n t s c h a p p e n verlost zijn geworden v a n t o e s t a n d e n , die m e n m e t s t e r k genoeg k a n a f k e u r e n " .

Ook op opportunistische wijze en door onteigening t e n algemeenen n u t t e kon de regeering t r a c h t e n weder in het bezit te k o m e n v a n perceelen, w a a r v a n de exploitatie door den landheer verwaarloosd werd, of waar de aanleiding gelegen was m voortdurende geschillen tusschen landheer en bevolking. Die geschillen k o n d e n soms een ernstig k a r a k t e r a a n n e m e n , en zelfs aanleiding geven t o t het optreden van de militaire m a c h t . Dit was b.v. het geval op h e t land Tjiomas, een der belangrijkste particuliere landerijen in de afdeelmg B u i t e n - zorg en dicht bij die p l a a t s gelegen. B r ontstond daar eene botsing t u s s c h e n een deel der opgezetenen en den l a n d h e e r jonkheer de Stur- ler m e t zijn a d m i n i s t r a t e u r Sol ter zake van verplichtingen, welke als onrechtmatig werden beschouwd, en v a n dwangmaatregelen, die veel k w a a d bloed zetten. De ontevredenen deden de inlandsche b e s t u u r s - hoofden molest aan en overrompelden de deelnemers aan een offer- maaltijd, door den landheer aangerecht, waarbij een paar gekwet- sten vielen. D a a r n a v o r m d e n zij eene bende, die zich op de grens v a n h e t land terugtrok en m e t t e r d a a d „gevaarlijk voor de r u s t en o r d e "

dreigde t e worden. H e t huis van den landheer en zijne talrijke familie

(20)

12

m o e s t alvast goed b e w a a k t worden. Toen het bleek dat de politie van h e t land zelf deze m a l c o n t e n t e n niet m e e s t e r kon worden, werden militairen gerekwireerd, die de bende weldra o n t m o e t t e n , en op de weigering zich over te geven een salvo op h e n losten. Daarbij vielen aan den k a n t der inlanders 33 dooden en 54 g e k w e t s t e n ; een feit, dat t o t scherpe beoordeelingen in de Indische pers aanleiding gaf.

E e n voorname factor bij h e t o n t s t a a n van deze geschillen was ge- legen in de persoonlijke veete t u s s c h e n den landheer en den assistent- resident van B u i t e n z o r g , die t a l v a n intrigues tegen elkaar voerden e n waardoor t e v e n s de bevolking werd opgeruid en in beroering ge- bracht. x) De regeering van den gouverneur-generaal O. van R e e s vond echter geen aanleiding om van deze gelegenheid gebruik te m a k e n voor de onteigening van het land, of was daartoe niet bij m a c h t e . M e n beperkte zich tot den maatregel om aan den l a n d h e e r jhr. A. L . de Sturler en zijn schoonzoon E . P . C. Sol h e t verder ver- blijf op Tjiomas e n in de afdeeling Buitenzorg te ontzeggen. De zaak h a d intusschen h e t gevolg (à quelque chose m a l h e u r e s t bon) dat ze in Nederland de a a n d a c h t trok en in de Tweede K a m e r tot een onder- werp v a n debat werd. H e t euvel van h e t voortbestaan der particu- liere landen en de schromelijke gevolgen d a a r v a n k w a m e n door dit incident n a a r den voorgrond, en d a a r m e e de urgentie t o t opheffing van verderfelijke t o e s t a n d e n . Die urgentie werd nog verscherpt sedert de oprichting v a n de Sarikat I s l a m , welke zooveel bijdroeg tot de verlevendiging van h e onafhankelijkheidsgevoel en den geest van ver- zet bij den inlander. De conflicten tusschen landeigenaar en bevolking vermenigvuldigden zich onder den invloed van nationalistische volks- leiders en openbaarden zich in weigering t o t het verrichten van dien- sten, h e t betalen van grond- en t u i n h u u r , de inlevering v a n tjockeh, de erkenning v a n aangestelde hoofden, enz.

't W e r d den staatslieden i n 't vaderland wel duidelijk dat m e n bij 't verloopen van het tij de bakens behoorde te verzetten, en dat de S t a a t h e t vervreemde landbezit, vroeg of laat, weer t o t zich m o e s t trekken. H e t streven m o e s t zijn al die enclaves van het gouverne- mentsgebied op de k a a r t van Java, t e doen verdwijnen, doch m e n s t u i t t e op de middelen om t o t d a t doel te geraken. E r waren ook voorstanders van h e t particuliere landbezit, aanhangers van het oude koloniale geloof uit de school van baron N a h u y s van B ü r g s t (oud- r e s i d e n t van Djokjakarta en zelf landeigenaar) in wiens Beschouwin- gen over Ned.-Iridic de voor- en nadeelen d a a r v a n uitvoerig besproken werden. Of ook uit de school van Dirk van Hogendorp, die in zijn Berigt etc. schreef:

') Over het Tjiomas oproer uitvoerig in 0. M. de Munnick's „Mijn ambte- lijk verleden".

(21)

„ I n deze o m m e l a n d e n (van B a t a v i a ) m o e t e n zeker n u , zoo als h e t i s , de eigenaars in het bezit v a n h u n n e landen blijven, w a n t h e t recht v a n eigendom is h e i l i g . "

W a n n e e r m e n t h a n s in het aangezicht der feiten tot. andere denk- beelden gekomen w a s , d a n viel het toch niet licht om die denkbeel- d e n ook t e verwezenlijken. I m m e r s werd h e t een onbegonnen werk geoordeeld om, b.v. voor onderhandschen terugkoop, m e t 5 à 600 verschillende eigenaars, ieder afzonderlijk, in onderhandeling te treden. E v e n e e n s om al die perceelen te gaan onteigenen — volgens welken grondslag? I n 1907 bedroeg de aanslag in de verpondingsbe- lasting voor de gezamenlijke particuliere landerijen op J a v a bijna 54 millioen gld., d o c h dewijl dit een onbetrouwbare basis was, zou m e n eerder zijn toevlucht t o t taxatie door deskundigen m o e t e n n e m e n . E n d a n werd de schadeloosstelling voor al die honderde groote en kleine perceelen geraamd op vierhonderd millioen!

Toch behoorde de fout van h e t verleden hersteld, en een eind ge- m a a k t t e worden aan een eeuw v a n onrecht. A l t h a n s , wanneer de S t a a t zijn plicht wilde b e t r a c h t e n tegenover de onder zijne voogdij s t a a n d e volken. W a n t , gelijk V a n Hogendorp schreef, de perceelen worden , , m e t de I n w o n e r s d a a r op verkogt, weshalven deze n u ver- p l i c h t w a r e n t e betaalen aan, en t e werken voor de eigenaars zooveel als zij te vooren a a n de Maatschappij verschuldigd waren, zonder dat zulks door eenige w e t t e n wierdt bepaald, m a a r alles aan de land- houders o v e r g e l a a t e n " . Die schuld behoorde t h a n s door den n a z a a t geboet t e worden. F i n a n t i e e l was de regeering b u i t e n m a c h t e om door een sweeping measure de particuliere landerijen op J a v a tot s t a a t s - d o m e i n te verklaren e n bij de zoozeer gestegen waarde dier landerijen

al de eigenaars t e n volle schadeloos t e stellen. M a a r er kon een be- gin g e m a a k t worden — en de minister van koloniën F o c k p l a a t s t e op de begrooting v a n h e t jaar 1906 een post v a n f 500.000 voor terug- koop van landerijen.

Zoo dit begin al bescheiden w a s , h e t was een daad, een richtsnoer voor de toekomst. M e t het land Nanggoeng in Buitenzorg, staande t e n n a m e v a n H . P . v. M o t m a n , wilde m e n een aanvang m a k e n . Doch dit was een ongelukkig begin, dewijl m e n daarmee meer in h e t belang v a n de W e e s k a m e r dan v a n den lande zou h a n d e l e n . W a n t de W e e s k a m e r te B a t a v i a had, m e t een vroegeren e n onbetrouwbaren aanslag in de verponding als basis, een h y p o t h e e k van f 600.000 ver- strekt, hetgeen ver boven de waarde v a n h e t land was. I n 1898 werd het door deze instelling in openbare veiling gebracht, en ingezet op het nominale cijfer v a n f 1000. D a a r er geen hooger bod werd ge- d a a n — zoo weinig rendeerde h e t land — werd h e t door de W e e s - k a m e r zelf voor dat bedrag gemijnd, terwijl later, in 1906, de hypo- i h e e k werd geroveerd. De K a m e r h a d zich derhalve sterk bekocht, en

(22)

14

om van dien schadepost af te komen bood men Nanggoeng der regee- ring aan voor het bedrag van f 260.000. De eerste stap tot terug- koop van landerijen zou in dat jaar 1906 juist gedaan worden, een half millioen was beschikbaar — hier was eene gelegenheid. Doch deze transactie werd verijdeld doordien het wetsontwerp over deze zaak in de Tweede Kamer werd afgestemd.

Sedert werd een tweede stap in de goede richting gedaan, toen in de Tweede Kamer de motie IJzerman werd aangenomen met deze strekking, dat de regeering in Indië gebruik zou kunnen maken van iedere gunstige gelegenheid tot terugkoop van landerijen, ook zonder daarbij rekening te houden met den op de begrooting uitgetrokken post. Voorts werden daarbij vaste commissies ingesteld voor de be- paling der waarde van perceelen, of gedeelten daarvan, die in aan- merking kwamen voor terugkoop of onteigening. De gevolgen van deze verandering in het regeeringsbeleid, waartoe door minister Fock de stoot was gegeven, zouden niet uitblijven. In 1910 werd door de Tweede Kamer toegestemd in den terugkoop van de landen Kandang- hauer en Indramajoe West, welke in 1911 en 1913 verklaard werden tot landsdomein. Door de gemeenteraden van Batavia en Soerabaja werden particuliere eigendommen in den naasten omtrek van die hoofdplaatsen aangekocht ten behoeve van de stedelijke uitbreiding.

In de residentie Batavia werden de z.g. Soentersche landen genaast, in de residentie Soerabaja het land Simo. Bij ordonnantie werd be- kend gemaakt, dat in het algemeen belang de onteigening gevorderd werd van gedeelten der landen Tanah Abang (Batavia) Gemoelak

(Demak) Torbaja (Samarang). Tjikandi Oedik en Tjikandi Ilir (Ban- tam) ; waarvoor posten werden uitgetrokken op de begrootingen van de jaren 1917 en 1918.

Ook een gedeelte van de bekende Pamanoekan en Tjiasem-landen in de residentie Krawang was voor die onteigening aangewezen, en daarmee begon de regeering het grootste der particuliere landerijen op Java „aan te vreten". Dit complex van perceelen, die onder het Engelsche tusschenbestuur (1811—1816) verkocht werden, besloeg eene oppervlakte van 330.000 bouw; d.i. ongeveer één vierde van de gezamenlijke oppervlakte van alle particuliere landen op Java. In 1813 telde het eene bevolking van 218.000 zielen; de verpondings- waarde werd op f 5.319.000 gesteld. H e t uitgestrekte domein stond ten name van de Maatschappij tot exploitatie van de Pamanoekam- en Tjiasem-landen, waarvan echter het geheele kapitaal in aandeelen toebehoorde aan de Anglo-Dutch Plantations of Java Ltd. te Londen.

De reusachtige onderneming werd derhalve met Engelsch kapitaal

gefinancierd. Trouwens, ook op andere landen zooals Tjibodas, Nang-

goeng, Diasinga, viel de instrooming van vreemd kapitaal waar t e

(23)

n e m e n ; een feit dat niet naliet de a a n d a c h t , zoo niet de bezorgd- heid in handels- en regeeringskringen t o t zich te trekken.

De onteigening van een zoo u i t g e s t r e k t perceel als de P a m a n o e - kan- en Tjiasem-landen, w a a r v a n de oppervlakte gelijk stond m e t ongeveer 234.135 bunder, was voor de geldmiddelen van den S t a a t gewis een brok te groot om t e verduwen. M e n kon daarbij a a n h e t oudhollandsche spreekwoord d e n k e n : „ T e s een quade brocke, daer m e n aen v e r w o r c h t " . Doch de S t a a t slikte alvast een gedeelte, en — heeft h e t laatste woord nog niet gesproken. x)

Door den weg der geleidelijke annexatie standvastig t e blijven vol- gen, door telken jare een of m e e r van die vervreemde landen aan h e t gouvernementsgebied toe t e voegen, m o e t m e n t e n slotte t o t h e t einddoel geraken, volgens de n u c h t e r e leer d a t : eiken dag een draadje geeft een m o u w in 't heele jaar. Voorzeker zal er nog heel wat w a t e r door de J a v a - z e e m o e t e n loopen alvorens die ontbrekende m o u w bij- eengeweven is, alvorens h e t laatste particuliere land op J a v a tot staatsdomein zal zijn verklaard. De t o e k o m s t is t e n dezen n o g niet afzienbaar, m a a r k o m e n zal ze. A l t h a n s , w a n n e e r deze richting in het regeeringsbeleid niet gedwarsboomd zal worden, bij de wisseling van k a b i n e t t e n en staatslieden, door verandering v a n inzicht, door- die wisselvalligheid, welke van ouds een k e n m e r k is v a n de koloniale politiek. W a a r hij over h e t k a r a k t e r van ons koloniaal beheer uit- weidde, schreef C. J . H a s s e l m a n dat ook in de huidige periode alles nog te veel afhankelijk is van de s t e m m i n g v a n h e t oogenblik, van incidenteele opvattingen en g e b e u r t e n i s s e n2) . Onder die gebeurte- nissen, welke als een vuurpijl opgelaten, m a a r weldra uitgedoofd en vergeten worden, rangschikte hij ook: ,,de plotselinge belangstelling in h e t lot van de opgezetenen der particuliere landerijen, veroorzaakt door eene niet voorziene gestie van h e t buitenlandsche k a p i t a a l . "

H e t is te v e r w a c h t e n dat de belangstelling v a n den voogd over een in menig opzicht nog onmondig volk d i t m a a l v a n een c o n s t a n t karak- ter zal blijken te zijn. Voorwaar niet te vroeg !

n ) Bij de Indische troonrede van 19 Mei 1925 verklaarde de Gouverneur- generaal in den Volksraad, dat voor de e.v. begrooting een post van één ûulioen voor terugkoop was uitgetrokken, en dat het de bedoeling was om

15 volgende jaren een gelijk bedrag, zoo mogelijk meer, te besteden.

) H. Colijn's „Nederlandseh-Indië. II, 78.

(24)

De strijd tegen cataslrophen,

DOOR

Dr. M. N E U M A N N V A N P A D A N G .

Bij de tweede internationale conferentie van het Boode Kruis na den oorlog sloeg de voorzitter van de Italiaansche afdeeling, Senator Ciraolo, voor een wereldkaart der door catastrophen geteisterde ge- bieden te ontwerpen. Dit was een voortzetting van de drie jaar te voren door hem gedane voorstellen tot internationale bescherming van het menschdom tegen natuurrampen, voorstellen, die ook door den Volkenbond met sympathie werden begroet. Zoo werd in 1924 een tijdschrift in het leven geroepen, den titel dragende Matériaux

pour l'étude des calamités en geleid door de geografische Vereeniging

te Genève.

Zooals de naam van het tijdschrift aanduidt, zou de internationale samenwerking voorloopig slechts bestaan uit het verzamelen van materiaal, dat onder de Volgende rubrieken kan worden gerangschikt:

1. Welke natuurcatastrophen kan men onderscheiden?

2. Welke landstreken worden geteisterd en in welken graad'?

3. Hoe zijn deze rampen te voorkomen en hoe de getroffenen te ondersteunen ?

Natuurlijk is het menschdom met de opsomming en besitudeering der rampen alleen niet gebaat, wanneer ze niet tot daden worden om- gezet. Op internationaal gebied zijn die voorloopig weinig te verwach- ten, daar de vijandige gevoelens tusschen de partijen, die den oorlog voerden, nog steeds niet tot het verleden behooren. Zoo' werden in 1924 bij de oprichting van bovengenoemd internationaal tijdschrift Duitschers van medewerking uitgesloten. Deze fout is dit jaar echter hersteld.

Toch zullen nationale zorg en steunverleening aan de op het be- trokken gebied voorkomende ongelukken hoofdzaak zijn. Nederland

•en Koloniën kunnen zich beroemen vooraan te staain in de daarin genomen maatregelen.

Natuurlijk worden minder geciviliseerde streken meer door rampen

(25)

.getroffen dan onze landen, o m d a t vele technische h u l p m i d d e l e n om deze te verhinderen, er ontbreken. D e n k e n we b.v. aan de groote overstroomingen d e r Chineesche rivieren, t h a n s weer der H o a n g h o , die jaarlijks vruchtbare landstreken verwoesten, v a n duizenden huis en have vernietigen. Aanleg van beschermende dijken, geregelde be- waking der stroomen, verminderen in hooge m a t e dit gevaar. D a a r - door behooren overstroomingen in E u r o p a tot de uitzonderingen, zelfs iu ons laag gelegen H o l l a n d . Zoo wordt in Noord-Italië de rivier de P o m e t m e e s t e r h a n d geleid. Deze rivier krijgt van hare zijrivieren zoo- veel Alpengruis, dat hare bedding in den loop der tijden sterk ver- hoogd is geworden, zoodat de laatste 70 K . M . v a n h a a r loop ver- scheidene m e t e r boven het omliggende terrein ligt. E e n goed denk- beeld v a n de groote hoeveelheid vaste stof, welke deze rivier ver- voert, geeft de l a n d a a n w a s aan hare monding. Adria, tijdens de regee- ring van keizer A u g u s t u s , een h a v e n s t a d , ligt n u 35 K M . van de k u s t verwijderd. Toch vinden in deze rivier geene verstoppingen en daardoor veroorzaakte overstroomingen p l a a t s .

Zoo ook het Duiitsche riviertje de U n s t r u t , welker bedding in de Goldene Aue, zooals de v r u c h t b a r e vlakte t e n zuiden v a n den H a r z genoemd wordt, zoodanig is verhoogd, dat de van h e t Kyffhäuser- .gebergte komende zijrivieren niet m e e r i n h a a r k u n n e n u i t m o n d e n .

Deze worden n u k u n s t m a t i g onder de U n s t r u t doorgevoerd, en door een vele kilometer lang k a n a a l n a a r een lager gelegen p u n t geleid.

Door even goede rivierbewaking e n reguleering zouden ook in China

•de vele overstroomingen worden voorkomen.

Van geheel anderen aard zijn vulkanische uitbarstingen en aard- bevingen. D e z e zijn niet tegen te gaan, wel echter zijn h u n nood- lottige uitwerkingen te verminderen. Tot voor korten tijd was m e n van meening t e n opzichte van deze natuurverschijnselen machteloos te zijn. Goed genomen maatregelen k u n n e n echter r a m p e n t o t een m i n i m u m terugbrengen.

Logisch ware 't de gevaarlijke landstreken te verlaten. M e t fatalis- tisch conservatisme worden de hellingen, van een vulkaan, de door aardbevingen geteisterde streken echter steeds weder bewoond. D i t t e - b e l e t t e n , is slechts mogelijk door een streng gehandhaafd verbod, of (en dit is zeker juister) door de bevolking voor te lichten en h a a r eein juist beeld t e geven van deze geologische verschijnselen, hare oorzaken en hare w e t t e n . E v e n m i n als bij andere natuurverschijnse- len heerscht hier willekeur.

G a a n wij op een wereldkaart na waar zich vulkanen bevinden, d a n zien wij d a t deze op een smalle strook liggen, welke strook zich uit- strekt over Z u i d - E u r o p a , van Spanje over Italië n a a r Griekenland,

o m zich in oostelijke richting voort te z e t t e n over Perzië, de H i m a - 'a] a , B i r m a n a a r Nederlandsch-Indië, w a a r zij zich splitst. E e n t a k

o

(26)

18

gaat over Nieuw-Guinea naar Nieuw-Zeeland, de andere tak voert, over Japan, Kamsjatka naar Alaska en voorts langs de geheele west- kust van Amerika., een boog in Midden-Amerika makend. Buiten deze strook worden nauwelijks vulkanen gevonden.

Nog .andere merkwaardigheden zijn aan deze strook verbonden..

Hier vinden tevens de groote aardbevingen plaats en bovendien be- vinden zich op of nabij deze strook de hoogste gebergten der aarde, n.1. de Alpen, de Himalaja en de Amerikaansche Andes. Dit alles is geen toeval.

Door geologische onderzoekingen weten we dat deze gebergten in de jongste aëra der aardgeschiedenis uit de zee gerezen zijn, ja, m vele gevallen hunne vertikale beweging nog niet beëindigd hebben.

Dat zulke sterke bodembewegingen, die tot bergvorming leiden, in de aardkorst geweldige spanningen veroorzaken, en deze weder tot.

breuken voeren, is begrijpelijk. Bij iedere ontspanning tusschen twee verschillend sterk bewogen aardschorsgedeelten ontstaan schokken, die als aardbevingen waargenomen worden. De bekendste aardbevin- gen, zooals die van 1755 te Lissabon, van 1906 ite San Francisco en de jongsten van Japan, liggen alle op deze strook.

De breuken weer stellen het gloeiend vloeibare magma in het aard- binnenste in de gelegenheid naar de oppervlakte te komen en leiden tot het ontstaan van vulkanen.

Zoo bestaat een innig verband tusschen aardkorstbewegingen, aard- bevingen en vulkanisme. Met deze kennis toegerust moeten de be- woners van vulkanische streken tot het besef komen, hoe gevaarlijk hun woonplaats is en zij zullen dan uit eigenbelang medewerken bij het nemen van maatregelen om het gevaar te verminderen. Welke maatregelen nu kan men treffen?

Aangezien vulkanisch gesteente buitengewoon vruchtbaren bodem vormt, en de landbouwer .deze streken niet gaarne verlaat, zoo is het de taak der wetenschap na te gaan door welke verschijnselen erupties worden voorafgegaan, opdat de bevolking tijdig gewaar- schuwd kan worden.

Nu vormen vulkanische gassen bij uitbarstingen de drijvende

krach*. Ze slingeren grootere en kleinere steenblokken uit den krater

en werpen vulkanische asch vaak duizenden meters hoog op. Deze

gloeiende gassen kwamen uit groote diepte, werkten zich langzaam-

schoksgewijze omhoog, om op het laatste gedeelte, van hun weg de

te dun geworden aardlaag, die hen gevangen hield, in een ruk door-

te slaan en in de lucht te blazen. Dit schoksgewijze omhoog komen

der gassen moet door fijngevoelige instrumenten kunnen worden op-

geteekend. Hiervan uitgaande construeerde de Japansche professor

Omori een instrument, tromometer genaamd, dat deze schokken

moet aangeven. Zulke tromometers zijn in Japan in de nabijheid'

(27)

van verschillende vulkanen geplaatst. Ook Ir. Taverne heeft zulk een instrument geplaatst bij den Goenoemg Merapi (Java), en met suc- ces. Op het op 9 September 1924 geregistreerde vulkanisch beven toch volgde 36 uur later een kleine lava-eruptie. Niettemin is onze kennis omtrent de teekenen, die uitbarstingen voorafgaan, niet genoeg gevorderd, en zijn ook de instrumenten, die wij er voor gebruiken, nog verre van volmaakt.

Tot voorkoming van groote rampen bij uitbarstingen van den G.

Keloet tapte 'de vulkaanbewakingsdiienst van Nederlaind|sch-Ind|ië, onder de leiding van Dr. Kemmerling, het kratermeer van dezen vulkaan af. Hierdoor wordt voorkomen, dat deze watermassa bij erupties de catastrophale uitwerking verhoogt, zooals in 1919 gebeurde.

Aardbevingen vooruit te melden is nog onmogelijk. Men kan de noodlottige uitwerking echter verminderen door de voor aardbeving in aanmerking komende streken niet te dicht te bewonen, lage huizen te bouwen, 't liefst op lossen grond, b.v. zand, daar hierdoor de stoot als door een kussen opgevangen wordt. Voorts de huizen zoo te constru- eeren dat zij beter tegen aardstooten bestand zijn. Hierbij kan men van twee beginselen uitgaan.

1. Het huis als een massief geheel te bouwen, vrij beweegbaar ten opzichte van den grond.

2. Het huis elastisch te bouw«;,, b.v. met rechthoekige vakcon- structies en geen driehoekige. Door aardstooten worden alleen hoeken veranderd, zoodat balken van rechthoekige vakconstructies hun lengte behouden (rechthoeken worden ruiten) : zij breken niet en het gebouw stort niet in elkaar.

Nog vele andere natuurcatastrophen worden door het internatio- nale Eoode Kruis bestudeerd en bestreden, zooals die door storm,

onweer, enz. veroorzaakt.

Het werk, dat het hierdoor verricht, is even edel als nuttig en het

is derhalve te hopen, dat het in zijn streven op groote medewerking

moge rekenen en dat internationale samenwerking tot succes moge

voeren.

(28)

THE GOLDEN CHILD.

Een Bataviasche vertelling van 20 jaar terug

DOOK

J. P . SCHELTEMA.

(Uitgegeven naar den in zijn nalatenschap aangetroffen, op 1 Juli 190A voltooiden, tekst).

The road which leads from Old B a t a v i a , through the residential q u a r t e r of Weltevreden, t o M e e s t e r Cornells and, farther on, t o Bogor and, farther yet, to t h e Preanger, t o t h e blue m o u n t a i n s of J a v a , — t h e great post-road of t h e Governor General Daendels lies burning in t h e sun. Motionless it lies, overcome, stifled by t h e scorching h e a t of n o o n ; i n a n i m a t e b u t for a poor, native cart with a poorer horse, floundering in t h e dust, or, poorest show of all, a sado, one of those miserable, calamitous vehicles for a consideration at t h e service of people who are not afraid of a shaking up and not i n a h u r r y , as nobody is in this blessed country. F a r e s , however, are few and far between. Most potent have to be t h e reasons which compel any inhabitant of B a t a v i a , any subject of t h a t easy-going Queen of the E a s t , to relinquish his siësta, t o brave t h e fiery glare of t h e hours w i t h o u t solace from morning or evening breeze. They are devoted to rest.

Silence all around, an ominous silence, intensified by t h e constraint of a copper-coloured sky t h a t h a n g s down in sullen rancour, possessed of a terrible secret, a secret of sickness and d e a t h , for t h e goddess B h a v a n i h a s come again to visit t h e land and punish its sins with t h e horrible disease which t h e white m e n call cholera. I n t h e still, close air h e r tainted b r e a t h is felt as en obsession. The houses t o the right and left of t h e road, every one of t h e m apart in i t s own garden- plot, are anxiously guarded, their doors and windows carefully s h u t against t h a t sultry heaviness, a something undefined, instinctively

(29)

dreaded. B u t B h a v a n i , t h e pitiless, laughs at t h e precautions of p u n y m a n . The house she m a r k s shall not escape.

No sign of life. The front-galleries with their white m a r b l e steps ands stuccoed pillars, approached by gravel walks t h a t wind round flower-beds, expand widely i n awnings and sunscreens and Venetian blinds, an affectation of coolness in t h e fiery furnace. Not a soul stirs, save here a n d there a small native boy, n a k e d as m o t h e r n a t u r e m a d e h i m , stretched out in t h e shadow of a tree, lazily watching t h e lawn if haply he m a y catch a fighting cricket. And, sheltered from the s u n by t h e thick foliage of a Bougainvillea before one of t h e houses a t K r a m a t , sits lonely on t h e low garden-wall a. young native girl, n e a t l y dressed in a bright-colored baju which, B a t a v i a fashion, falls down almost t o her heels over a sarong of more restful p a t t e r n . H e r calm, emotionless face, richly set off by t h e red and yellow of baju and sarong, shows t h e delicate Soonda type in creamy brown, a complexion m u c h prized by t h e lovers of indigenous beauty and called kulit lengseh because of one hue with t h e rind of t h a t delicious fruit. The r a v e n black hair, combed back: from t h e fore- head, where it leaves tiny, downy curls, another of t h e seven.perfec- tions of comeliness, is t a k e n up in a simple knot, with a half-blown rose stuck behind t h e ear. F o r Sarina, twelve years old next rainy monsoon, h a s little fits of coquetry i n her own little way.

This afternoon, however, does n o t find her i n her best mood, which accounts for her sitting there alone, brooding over her wrongs instead of enjoying her midday rest on t h e m a t t i n g inside t h e house, before her m i s t r e s s ' s door, her post of duty. Sarina sits quite still, keeping her graceful, little figure almost painfully erect. She hardly moves even w h e n t h e sun, slowly travelling overhead, touches her from between leaves and flowers with shifting darts of fire. H e r black eyes cast down, she reflects on t h e misfortune of being an anak mas, a

golden c h i l d " , supposed t o be cared for as one of t h e family, b u t in fact a wraif among strangers, w i t h o u t p a r e n t s or brothers or sisters

of her own. Sarina h a s t h i n g s to t h i n k about, m a n y things, feeling sick a t h e a r t .

One of t h e o r n a m e n t a l pillars at t h e entrance of t h e enclosure, bears a n a m e on a marble slab, indicating t h a t t h e house is Mr.

B l u s t e r b e r g ' s . M r s . B l u s t e r b e r g adopted Sarina w h e n three years old, to be a plaything and future h a n d m a i d e n t o her daughter, t h e n about nine, P a u l i n e , otherwise Poppie or Non (short for N o n n a h ) . A native child brought up i n this m a n n e r and euphemistically called a golden child, is a cheap kind of servant, without regular wages, though provided for as to clothes and keep, expected t o pay back in unceasing drudgery all problematic kindnesses received. Mr. Bluster- berg t h o u g h t , as far as he was concerned, t h a t t h e time h a d almost

(30)

22

come for Sarina's paying back in the coin he preferred and often, when his wife and daughter were out of the way, tried to get the child into a corner. But Sarina, who understood very well what he wanted, native girls are extremely knowing, always managed to escape, her dainty body shrinking from the touch of his big, revoltingly rude hands. And when she ran away from him, frightened by his detestable familiarities, he cried after her: Tikoos! Tikoos! and considered it capital fun. Tikoos, mouse, was a nickname given to her by Non because she moved so nimbly and silently, coming in and going out and doing her business so gently, never disturbing anybody, shy of being noticed at all.

'•Tikoos! Tikoos!" And then, most obnoxious when most jocular, he laughed his hoarse, unpleasant laugh. And then she detested him still more, firmer and firmer in her determination to get even with him at the first opportunity, to teach him a lesson; that man who did not know how to behave, that brute!

Blusterberg was a brute, one of those people who claim the pick of everything without any attempt to substantiate their claims by their conduct. Happening to be a Government official, comfortably boxed in the Government stable, he harboured no loftier ambition than to obtain as much of the oats for himself as possible, with as little exertion as possible, a fine specimen of the public servant bred by a system of advancement not conformable to merit but to a once for all established regular order of easy succession, occult influences of pro- tection controlling the distribution of the plums. By nature a coarse- grained, sulky animal, chronically dissatisfied because envious of superior privilege, though he enjoyed a position and a salary much above his deserts ; churlish to his good but insignificant wife on whom he visited his failure to secure of the Government pie all he coveted;

brutal, of course, to his domestics, unable to understand the native character, so much higher strung in matters of form and self-command than his own, Blusterberg possessed but one redeeming quality: he loved his daughter as devotedly as compatible with his selfish dispo- sition, and Poppie, otherwise Non, had been spoilt accordingly. Non was the soft spot in his heart and Sarina knew it. What native ser- vants,, quiet but shrewd observers, do not know about their masters, is not worth knowing. And Sarina had an account to settle with Non too.

To-morrow would be the second of August, the Queen Mother's

birthdav, with the usual ball in the Governor General's palace at

Bijswijk, a social function of extreme moment. In fact, nothing so

important in a Batavia girl's progress to the holy state of matrimony

as the manner of her appearance at the Court-balls so-called, and for

weeks and weeks Non had been thinking of, talking of and fidgeting

(31)

about h e r ball-dress which, at t h e very least, ought to capture some dashing lieutenant, t h o u g h P a p a and M a m a m i g h t prefer a less dash- ing but. better salaried son-in-law, — the pay ad pension of a

•Commander-in-Chief not to be despised however

Sarina, feigning unbounded admiration for t h e ball-dress which was to work such great things, as ball-dresses have done before and will continue to do, conceived t h e more dislike for it t h e more the long

•desired evening drew near, t h a t evening of its befitting use as a lure in t h e grand game of husband-catching. Conceived by one of t h e m o s t accomplished milliners of B a t a v i a , a creation purporting to be le dernier ai in t h e captivating line, i t m a d e Isa, Mrs. B l u s t e r b e r g ' s seamstress, experience a hard t i m e as she had to change this ribbon and t h a t , only to p u t t h e m back i n their original places later on, ever and anon t o try new effects, Sarina helping diligently w i t h her quick, dexterous fingers, b u t never quick or dexterous enough to suit N o n ' s impatience. And this morning, while again altering and re-altering and beautifying t h e ball-dress evermore, deftly t h o u g h unable to keep pace with N o n ' s continuously changing mood, N o n ' s yearning for the imparting t o it of t h e m o s t irresistible c h a r m with t h e m a i n chance in view, t h e spoilt child had lost her t e m p e r altogether and slapped Sarina for a. merely imaginary offense of inattention.

Sarina received t h e blow without moving a muscle of her face but something glistened u n d e r her long eyelashes and a tear fell down on her work, which m a d e m a t t e r s still worse with Non, who ordered her out of the room, leaving the milliner's masterpiece in charge of I s a alone.

And now Sarina sits at t h e roadside in t h e fierce glare of t h e sun, thinking it all over.

Suddenly a rustling sound breaks t h e oppressive silence. Sarina t u r n s sharply r o u n d ; m a y be a snake, creeping through t h e grass. B u t no, it is a small boy, approaching in t h e narrow shadow of the house and t h e n stepping out of it into t h e light, t h e vibrating atmosphere of intense light and heat. I t is B e o , the " t a l k i n g b i r d " , t h e five year old son of Saleh, w h o is t h e c o a c h m a n ' s help, still a boy himself, t h o u g h already with considerable experience in wedlock since, having lost his first wife, B e o ' s m o t h e r , and afterwards divorced his second, he devotes for t h e p r e s e n t his leisure to an elderly lady of some m e a n s , a dukoon or n a t i v e doctress. This wise w o m a n , impressed by t h e young fellow's good looks, persuaded h i m t h a t he could do no better, considered from t h e pecuniary standpoint, t h a n crown her wishes as, being a dukoon of renown, deeply versed in g r a m a r y e , not t o m e n t i o n h e r extensive knowledge of secret remedies, c h a r m s and spells, she

(32)

24

was making plenty of money with her potions, decoctions and occult, instructions to the love-lorn or whoever might need supernatural assistance. So she came to live with Saleh in the servants' quarters, of the Blusterberg residence, and took the name of Ma Beo.

" D o you want anything, little one?" asks Sarina.

"Nothing," answers Beo, hoisting himself on to the garden-wall, beside her, a minute but fat and sleek specimen of dusky humanity.

" W a r m ! " he exclaims after a while.

"Very warm!" assents Sarina.

Then, after a pause, Sarina continues:

" W h y didn't you stay with your M a ? "

"Because she told me to g o . "

" W h y ? "

"Because I was in her way."

" W h y ? "

"Because she was mixing medicine."

" F o r whom?"

" C a n ' t say."

Sarina is evidently shaping her thoughts to a definite end for, after- another pause, she begins again:

" I need some of your Ma's medicine."

No answer.

" Some of the medicine she keeps in the copper pot on the shelf over her bed."

"The medicine that kills m a n ? "

" I don't know whether it kills man but I fancy i t . "

No answer.

"Can you get me some?"

" I won't."

" W h y won't y o u ? "

" I am afraid."

" W h o will find o u t ? "

" I won't!" emphatically.

Sarina knows the weak points of Beo as well as she knows those of Blusterberg and succeeds at last in exacting the little man's pro- mise to bring her some of the medicine out of the copper pot, that same afternoon,, for which he is to be rewarded with three doits to buy native sweetmeats. Sarina feels rich in making this magnificent offer, having been presented the day before with a dubbeltje, equi- valent of twelve doits, by a lady to whom she carried a birthday gift of flowers with the compliments of her mistress: she is able now to pay for her caprices.

Not a word more passes between the two children until Beo cries

out, hastily scrambling down the garden-wall:

(33)

" T h e tiger comes !"

Sarina looks u p . I n t h e direction of P a s a r Senen a cloud rises, a cloud of dirty, yellow d u s t t h a t flies round in whirls, obscuring t h e thick, hot air before it settles heavily on t h e parched vegetation beside t h e road. I t is Blusterberg in t h e carriage t h a t conveys h i m h o m e from his office, and Sarina too m a k e s ready to skip, monishing B e o , who r u n s as fast as his wee legs allow:

' ' D o n ' t forget! And d o n ' t tell any one or you shall never have another doit for buying s w e e t m e a t s , you little c h a t t e r b o x ! "

The cloud of dust which reveals t h e approach of t h e tiger, draws- near. The carriage t u r n s and rolls over t h e gravel walks of t h e garden to t h e back of t h e house, where Blusterberg alights, making for his cool room and r e s t after his h a r d d a y ' s work, his p u t t i n g in t i m e by reading t h e papers and yawning and talking a d v a n c e m e n t with other yawning individuals, calculating chances or expressing discontent with t h e fearful b u r d e n of labour on their weary shoulders, t h a t is with t h e a m o u n t of writing expected from G o v e r n m e n t functionaries to keep t h e G o v e r n m e n t red t a p e shop going, inertly t o move t h e wheels of t h e G o v e r n m e n t circumlocution m a c h i n e . F o r whoever displays t h e highest excellence in the a r t of scribbling about things, dodging t h e doing of t h i n g s , is t h e best m a n , and t h e m a s s of p a p e r wasted is t h e s t a n d a r d m e a s u r e of t h e G o v e r n m e n t functionary's

ability and usefulness. Good sense and earnest endeavour, real effi- ciency shown in promoting t h e c o u n t r y ' s weal by accomplishing something, counts on t h e contrary against h i m as an element of trouble, and t h e expediency of dignified idling is firmly and steadily impressed on h i m , since every form of energy disturbs t h e supreme quiet of the official abode of bliss at h e a d q u a r t e r s , t h e serenity of t h e gods who refuse to be annoyed.

E e t u r n e d from his office, Blusterberg always felt tired, dead tired of doing nothing with a t r e m e n d o u s show of doing very, very m u c h , and he went t o sleep in his usual s t a t e of dissatisfaction, irritated because bis i m p o r t a n t services strangely failed to a t t r a c t t h e general attention, while others why, thinking of others, t h e con- viction grew stronger and stronger in him t h a t , w h a t e v e r good befell them., was, as a m a t t e r of fact, stolen from h i m .

H e dozed off and slumber c a m e in a dull, heavy stupor — hardly refreshing. B u t sleep in t h e afternoon was p a r t of his routine, even more so t h a n his dawdling behind his inkstand at his office-desk in the morning, and he would have been at a great loss if either of t h e t w o ways of killing t i m e were denied him by an adverse w h i m of

fate.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

bankrekeningnummer, of niet correct zijn ingevuld, of niet ondertekend zijn, of niet zijn ontvangen door Autopermaand.nl, dan wordt dit beschouwd als het niet zijnde verlenen van

persoonlijke financiële situatie en doelstellingen nog niet kennen en ook nog niet weten voor welk financieel product u mogelijk gaat kiezen, kan deze informatie niet meer dan een

Omdat wij op dit moment uw persoonlijke financiële situatie en doelstellingen nog niet kennen en ook nog niet weten voor welk financieel product u mogelijk gaat kiezen, kan

Dit blijkt uit het feit dat een aantal nieuwe locaties zijn toegevoegd maar ook bij bestaande locaties zijn er vaak meer evenementen mogelijk dan er nu plaatsvinden.. Per

Misschien heb je de laatste maanden iets gemist en heb je gedacht; “waarom hebben ze daar geen aandacht voor gehad?” Misschien heb je wel een fantastisch idee voor een serie – of

Dat kan bijvoorbeeld komen door de dagen ervoor, je humeur, je verleden of in het moment dat je in proces bent door het leven.. Het is mogelijk dat je daarmee geconfronteerd

- Het raadsakkoord geeft kaders aan het college om vanuit de maatschappelijke opgaven en ambities aan de oplossing te kunnen werken.. De informateur geeft in zijn verslag een

Ook volwassenen die ondergewicht of ernstig overgewicht hebben, of zichzelf te licht of veel te zwaar vinden, beoordelen hun eigen manier van leven vaker als ongezond (figuur 8).