• No results found

MAANDELIJKSCHE REVUE VAN BROCHURES EN VAN TIJDSCHRIFT- EN DAGBLADARTIKELEN

In document T E V E N S NIEUWE SERIE VAN HET (pagina 62-70)

DEN HAAG, 15 December 1925

I N H O U D .

Donkere mijnen. - Afrikaansch en Indo-Nederlandsch. - Kennis is macht.

Algemeene ontwikkeling. - Daarginds over de Java-zee wacht machtig werk.

— Ontwapeningsproblemen.

Donkere mijnen. U i t een h a r t g r o n d i g e ontboezeming in De Loc.

v a n 9 Nov jl. wordt h e t hiervolgende overgenomen.

H e t onderzoek door een inspecteur en h e t hoofd van het Kantoor van Arbeid e n door den chef der Arbeidsinspectie ingesteld wees uit, dat de t o e s t a n d in de Ombilin mijnen t h a n s beter is dan verleden jaar.

Vele toen heerschende m i s s t a n d e n zijn blijkens het n u uitgebrachte rapport, t h a n s weggenomen. N o c h t a n s blijft d a a r een t o e s t a n d be-stendigd, welke m e n in een goed-geordend bedrijf m e t zou ver-w a c h t e n . Nog moet m e n spreken van ... „ d e donkere mijnen v a n S a w a h l o e n t o " . H e t is m e t leedwezen, d a t wij v a n e * ernstig euvel in dit staatsbedrijf gewagen - t e v e n s echter m e t de overtuiging, dat door deze publicatie tot verbetering wordt bijgedragen.

I n 1923 waren in de Omibilinmijnen op 2708 c o n t r a c t a n t e n 2740 ver-oordeelingen wegens overtreding der koelie-ordonnantie. I n 1924 steden de veroordeelingen tot 2779. E r w a r e n toen 5070 c o n t r a c t a n t e n a n h e t percentage der voroordeelingen bedroeg dus 54 percent van de totale sterkte.

Bij de andere mijnen van S u m a t r a varieert h e t percentage t u s s c h e n 1 en 8 percent. Als op een gewone cultuur-onderneming i n Deli de 5 percent wordt overschreden, krijgt de a d m i n i s t r a t e u r al een waar-schuwing, wordt de m a g i s t r a a t er m e d e in kennis gesteld en spreekt m e n reeds van „ o n g u n s t i g afsteken der arbeidstoestanden bij andere o n d e r n e m i n g e n " . Niet de 5 percent, w a a r v a n m e n den a d m i n i s t r a t e u r in Deli al een verwijt m a a k t , m a a r 54 percent van al h e t werkvolk wordt i n de Ombilinmijnen veroordeeld. D i t beteekent, dat m Sawahloento niet, als in de Delische cultures m é é r d a n 95 percent der c o n t r a c t a n t e n den arbeid zonder straf verricht, m a a r d a t m e e r dan de helft door straf gedwongen moet worden.

M e n bedenke, dat het hier geen dwangarbeiders geldt. Deze cijfers hebben betrekking op vrijwillig n a a r Ombilin gekomen arbeiders die daartoe op J a v a geworven zijn en die er eenige jaren k o m e n werken, uiteraard onder bepalingen der koelie-ordonnantie. Voor m e e r dan de

helft dier m e n s c h e n beteekent het leven in Sawahloento niets anders dan de eentonige opeenvolging: mijnarbeid, rol, steenen kloppen, een-zame hechtenis, rontanstraf. Dit is de straffe ronde der poenale sanctie, welke aan hen a u t o m a t i s c h wordt voltrokken. Als dat in Sawahloento noodig is, terwijl m e n het in Deli m e t nog geen tiende, geen twaalfde deel der straffen afkan dan h a p e r t er iets.

I n d e r d a a d — er h a p e r t iets in Sawahloento !

I n 1920 werd in geheel N e d . - l n d i ë 5684 m a a l de rotanstraf toe-gepast. D a a r v a n 978 m a a l in Sawahloento. I n 1921 vielen in Sawah-loento 2070 van de 5666 in Indië uitgedeelde rotanstraf f en. I n 1922 klom h e t a a n t a l rotanstraffen in Indië tot 8148 en dat i n Sawahloento tot 5063. I n 1923 paste m o n in Indië 8815 m a a l de rotanstraf toe en daarvan 5693 m a a l te Sawahloento. E u i m zestig percent van alle in N e d . - l n d i ë toegepaste rotanstraf werd in Sawahloento voltrokken. Dit zijn harde cijfers. Sterke toename der rotanstraf in geheel N e d . - l n d i ë en een t o e n a m e i n Sawahloento m e t honderden percenten in enkele j a r e n ! H e t zij ons vergund aan deze offioieele cijfers een citaat toe te voegen uit een schrijven, d a t n a a r wij weten kort geleden door het hoofd van h e t Kantoor van Arbeid aan de regeering werd gezonden.

Deze a m b t e n a a r schreef daarin :

, ,De veelvuldige toepassing der rotanstraf v o r m t m.d. een donkere vlek, r u s t e n d e op dit landsbedrijf, speciaal voorzoover die op kawa-lans, tenslotte toch lieden die geen misdrijf hebben gepleegd en zich vrijwillig voor den mijnarbeid verbonden hebben, wordt t o e g e p a s t . "

H a r d e cijfers — terwijl m e n in den Volksraad uitvoerig redekavelde over het r e n d e m e n t der mijnbedrijven werden daar twijfelachtige winsten verkregen m e t nog twijfelachtiger m e t h o d e n ! E n zelfs al waren m e t 's lands kolenmijnen winsten voor de schatkist verkregen, zij zouden te duur betaald zijn m e t de zestigduizend rotanslagen op

•de ruggen van J a v a a n s c h e mijnarbeiders !

D i t landsbedrijf wordt beheerd onder omstandigheden welke in een officieel rapport de volgende zinsnede doen verschijnen:

,,In totaal dus zestigduizend m a a l en gemiddeld 20 executies per dag ! E e n p a a r gevallen v a n hardvochtige herhaling van de rotanstraf, zoodat die in verband m e t de ontstane wonden en h e t n a l a t e n van

"medische behandeling het k a r a k t e r van mishandeling kreeg, deden in Sawahloento de r o n d e . "

Wellicht is de h a n d h a v i n g v a n de rotanstraf in N e d . - l n d i ë nog on-vermijdelijk. M a a r d a t meer dan zestig percent van alle rotanstraf m Indië in Sawahloento noodig zou zijn, dat daar i n ean staatsbedrijf ,,hardvochtige h e r h a l i n g " kan geschieden, terwijl telkens inspecties plaats hebben, dat er officieel gesproken moet worden van „ m i s -h a n d e l i n g " , gepaard aan ,,-het n a l a t e n van medisc-he b e -h a n d e l i n g " , dat alles wijst op een m i s s t a n d zoo ernstig, dat m e n nog i m m e r spreken moet van een s m a a d voor de landsbedrijven.

56

D a t de bedrijfsleider m e t één groot bezwaar heeft te k a m p e n valt.

niet t e o n t k e n n n e n . De I n l a n d s c h e rubbertuinen werken als een.

m a g n e e t en de hooge loonen lokken velen tot vluchten. E r zijn dus bizondere m a a t r e g e l e n noodig om het wegloopen tegen te gaan. Men heeft echter jaren lang tijd gehad om die t e n e m e n . M e n heeft ze niet genomen. De door ons genoemde cijfers bewijzen het. E r loopen er honderden weg, die niet gegrepen w o r d e n ; t i e n t a l l e n die m e n terugvindt. Voor hen volgt de rotanstraf. E r zijn gevallen, waarin m e n s c h e n tien of twaalf m a a l achtereen daartoe veroordeeld werden,, en nog werden ze niet teruggestuurd, nog minder werd de gelegen-heid tot wegloopen verminderd.

Noemen wij t e n slotte nog enkele oorzaken. De voornaamste is, dat.

de vrijwillige contract-arbeiders w e r k z a a m worden gesteld m i d d e n t u s s c h e n dwangarbeiders. Zij klagen daarover voortdurend, worden door de dwangarbeiders geterroriseerd en in h e t k w a a d opgeleid, dur-ven n i e t m e t h e n de mijnen in.

E r b e s t a a t eenig uitzicht op verbetering. E e n a a n t a l dwangarbei-ders w e r k t n u al gescheiden. Ook zal de werving wel ingekrompen worden. Op de mogelijkheid om de nieuwelingen beter op te leiden heeft het hoofd v a n h e t K a n t o o r v a n Arbeid gewezen en m e n m a g vertrouwen, dat die aanwijzingen n u wel gevolgd zullen worden.

Ieder bedrijfsleider m o e t gerechtigd zijn zoonoodig m e t de grootste gestrengheid de teugels van h e t bedrijf strak te houden. Zeker is dit h e t geval waar m e n , gelijk op S u m a t r a voorkomt, m o e t werken m e t nieuwe s a a m g e r a a p t e arbeiders. De bedrijfsleider m o e t beschikken over een organisatie om allen, ook niet-werkwilligen, n u t t i g e n arbeid t e doen verrichten. Hij heeft daarbij recht op den steun van alle middelen, welke de wet daartoe k a n bieden. Moet het m e t straf, dan is d a t betreurenswaardig doch onvermijdelijk. Niet aannemelijk is echter, dat h e t landsbedrijf te Sawahloento tien m a a l m e e r straffen zou noodig hebben dan andere ondernemingen en evenmin, dat m e n e r zestig percent van alle in Indië toegebrachte rotanstraffen zou be-hoeven. Als de Volksraad daar straks op wijst moge niet wederom een „ n a d e r o n d e r z o e k " , worden ingesteld.

D e n verantwoordelijken autoriteiten zal verklaard m o e t e n worden,, dat een landsbedrijf valt te beheeren zonder m e t h o d e n , welke noch in cultures, noch i n andere mijnen worden toegepast, en zonder het strie-m e n v a n zestigduizend rotanslagen op koelieruggen terwille van ook zonder d a t reeds dure steenkool.

De arbeidsinspectie b r a c h t in de donkere mijnen v a n Sawahloento h e t eerst licht — er moge t h a n s volle klaarheid komen.

H e t Soer. Hbl. is t e g e n deze voorstelling van zaken door De Loc.

opgekomen. H e t wijst erop, dat aan c o n t r a c t a n t e n voor arbeids-overtreding nooit rottanstraf wordt opgelegd. Aan contractant kan alleen, indien hij terzake v a n arbeidsovertredingen gevangenisstraf

krijgt, en als hij zich in de gevangenis dan aan een nieuw vergrijp, schuldig m a a k t , rottanstraf worden opgelegd. Ook is onjuist, dat d e rottanstraf wordt uitgedeeld door de opzichters v a n een landsmijn-bedrijf.

De Loc. reageerde hierop nader en schreef o.m.

„ D a t de gestraften geen c o n t r a c t a n t e n m a a r gevangenen zouden zijn, is een woordenspel; de m e t rottanslagen gestraften zijn gevan-gen-gezette contractanten. De vele waarschuwingen, welke wegens slaan en zelfs wegens mishandelen t o t opzichters gericht m o e s t e n worden, het euvel van de tewerkstelling van dwangarbeiders t u s -schen de vrijwillige contracten, de automatische opeenvolging van politierol, hechtenis, mijnarbeid, herhaald misdrijf, steenenkloppen en rottanstraf m a k e n het onmogelijk in dit geval bedrijfsbeheer en uit-voering der wet te scheiden. Beide hebben te Sawahloento h e t bren-gen van d u u r z a m e verbetering n a g e l a t e n . "

* * *

Afrikaansch en Indo-Nederlandsch. Na op eenige andere p u n t e n van overeenstemming tusschen Zuid-Afrika en Indië te hebben ge-Wezen, k o m t De Banier (30 Oct. 1925) t o t de volgende opmerkingen over h e t Indo-Nederlandsch vergeleken m e t het Afrikaansch.

De vraag rijst, of het Indo-Nederlandsch hier te lande wellicht een-zelfde ontwikkeling zal doormaken als het Afrikaansch.

D a t Afrikaansch, oorspronkelijk geminacht als een verbasterde taal, heeft zich niet alleen weten te h a n d h a v e n , m a a r is zelf in s t a a t ge-weest om het Nederlandsch te verdringen. Ook h e t Indo-Nederlandsch bezit een taaie kracht. Op vele scholen wordt het b u i t e n de school-tijden door de jeugd gesproken; ja wordt een m i n of m e e r zuiver Hol-landsch sprekende leerling uitgescholden voor „Kedjoe p e t o t " . E r zrjn vele huisgezinnen, waar dat I n d o N e d e r l a n d s c h de dagelijksche omgangstaal v o r m t . D e groote scharen I n l a n d e r s , die eenige kennis van het Nederlandsch hebben opgedaan, worden n i e t zelden, in de Maatschappij teruggekeerd, b e s m e t m e t dat Indo-Nederlandsch. Zoo groejt m e t den dag de o m v a n g van het Indo-Nederlandsch taalgebied.

Officieel wordt d à t Nederlandsch nog niet erkend. Veeleer wordt er

me t alle k r a c h t tegen geageerd en is m e n erop uit dat verbasterde Nederlandsch zooveel mogelijk uit te roeien. M a a r zal dat l u k k e n ? E e n bepaalde taalstrijd als in Z.-A. bestaat hier niet. Toch is deze volstrekt niet uitgesloten in de toekomst. De strijd zal dan

vermoede-ïjk wel gaan tusschen hetzij J a v a a n s c h of Maleisch als algemeene omgangstaal óf het Nederlandsch. M a a r dan juist zal het de vraag zrjn of er ook niet een oogenblik k o m e n zal, waarop de strijd zal ont-branden tusschen het Nederlandsch en het Indo-Nederlandsch.

Zij, die de mogelijkheid absurd achten, mogen bedenken, dat nog niet zoovele jaren geleden ook in Z.-A. de vraag nog niet gesteld werd, m a a r als vanzelf sprekend het Nederlandsch als de taal werd

58

a a n g e w e z e n ; dab eerst in de l a a t s t e jaren dat Afrikaansch aan een stelselmatig onderzoek werd onderworpen en m e n tot de conclusie k w a m , dat de vervorming - - wil m e n : de verbastering der Neder-landsche taal — niet m a a r willekeurig plaats vond, m a a r langs wet-m a t i g e n weg zich voltrok. D a t het zijn eigen grawet-mwet-maticale regels

) f cEen dergelijke systematische bestudeering van h e t Indo-Neder-landsch als b v prof. L e E o u x voor h e t Afrikaansch heeft verricht, heeft hier nog niet plaats gevonden. H e t zou de moeite b o n e n om t e onderzoeken of het Indo-Nederlandsen over geheel N . - I . zich op -dezelfde wijze vormt, of ook hier van bepaalde regels voor die

ver-vormingen en afwijkingen of verbasteringen sprake is.

Toch is het noodig, dat voorloopig het zuiver Nederlandsen d s de officieele taal wordt gehandhaafd. Anders vreezen wij dat en tot Indo-Nederlandsen, èn het Nederlandsen het later zullen m o e t e n af-leggen M e n vergeté niet dat hier te lande juist ontbreken de peilers waarop het Afrikaansch èn h e t Nederlandsen en Z.-A s t e u n d e n : de Bijbel en de Kerk. W e l s t a a t daar weer tegenover: I e . d a t h e t Neder-landsen t h a n s als officieele taal zijn triomfen viert en m de eerste tientallen van jaren nog wel zal blijven doen, omdat het geheele be s t u u r s a p p a r a a t en in het bijzonder de geheele hoogere leading, die taal nog niet zullen k u n n e n missen. 2e. dat h e t Nederlandsen hier in hoofdzaak de eenige t a a l is die als toevoerskanaal dienst doet voor verdere ontwikkeling. Geen der andere inheemsche t a l e n k o m t daar-voor daar-voorloopig in aanmerking. Ook worden de toekomstkansen daar-voor h e t Nederlandsen vergroot door het feit, dat het, in den strijd der inheemsche talen, die ook later hier zijn intree zal doen om zoo e zeggen een „ n e u t r a l e " is, en daarom gemakkelijker als officieele taal k a n blijven erkend, zooals dat m e t het Spaansch in Mexico en verder in Z.-Amerikaansche s t a t e n het geval is.

D a a r o m is het zeker gewenscht t h a n s het Nederlandsen zoo krach-tig mogelijk te m a k e n , en h e t zich ontwikkelde Indo-Nederlandsch op den achtergrond te dringen. H o e krachtiger dat Nederlandsen n u wordt, hoe eerder h e t kans heeft als Indo-Nederlandsch later een belangrijke rol t e spelen in de warreling der vele Indonesische t a l e n . D e groei van het Indo-Nederlandsch zal steeds sterker worden, n a a r

m a te uit Indische en Inlandsche kringen al m e e r de onderwijzers worden gerecruteerd voor de verbreiding van bet Nederlandsch. E e n afzakken v a n h e t zuiver Nederlandsche peil is dan stellig te verwach-t e n H e verwach-t algemeen kweekschoolplan erkenverwach-t die afzakking dan ook.

E e n andere vraag is of het Nederlandsch niet versterkt k a n worden door de vereenvoudigde spelling hier te aanvaarden. Wij zijn m e blind voor de mogelijkheid, dat d i t middel ter versterking van h Nederlandsch, t h a n s , wellicht blijken zal m nog sterker m a t e de groe

het Indo-Nederlandsch te bevorderen. M a a r toch m e e n e n wij dat v a n

de dikwijls dwaze Nederlandsche spellingsregels een ernstige belem-mering opleveren voor de studie van het Nederlandsen.

H o e vaak is deze zaak reeds t e r sprake gebracht ? Ook in den Volks-raad is meerdere m a l e n op vereenvoudiging aangedrongen. Tot nog

toe echter tevergeefs. H e t is goed om hierop m e t m e e r klem te blijven

•aandringen.

Tot zoo ver De Banier.

De opgeworpen kwestie verdient volle a a n d a c h t . N u de vereenvou-digde spelling in den vorm, waarin zij sedert tientallen van jaren ge-propageerd wordt, echter n i e t algemeen gepakt heeft en n u alles wat 111. aansluiting d a a r m e d e aanbevolen of officieel verkondigd is niet tot vermindering v a n onzekerheid en opheffing van verwarring geleid heeft, terwijl Z.-A. ervan is komen getuigen dat deze vereenvoudigde spelling alle Nederlandsch schrijvenden ook niet bijeem weet te hou-den, wil 't ons voorkomen dat tot een vereenvoudiging zal m o e t e n worden besloten die zooveel doenlijk alle moeilijkheden opheft, welke telkens en doorloopend een proeve van geheugen of spitsvondigheid vragen. Alleen w a n n e e r in die richting bevrediging wordt verkregen en gegeven, zal ook de I n d o op den d u u r het d a n niet al te lastig Nederlandsch als schrijftaal blijven verkiezen boven de moeilijkheden, welke h e t vereenvoudigd Indo-Nederlandsch zal opleveren. D e ontwik-keling v a n het Indo-Nederlandsch als spreektaal zal intusschen in elk geval h a a r gang gaan, m a a r deze s t a a t toch ook niet geheel los en onafhankelijk v a n de spellingskwestie. E e n factor, w a a r m e d e , bij de vergelijking m e t de t o e s t a n d e n in Zuid-Afrika, rekening m o e t worden gehouden, is d a t daar m e e r dan in Indië behoefte heeft b e s t a a n t o t

ûe t m a k e n van een eenvoudige omgangstaal, te gebruiken, waar in Indië eenvoudig Maleisch wordt gebezigd. (Zie over vervorming van het Nederlandsch tot Afrikaansch, Prof. Dr. H . T. Colenbrander.

Koloniale Geschiedenis, I. blz. 168).

* * *

Kennis is macht. Algemeene ontwikkeling. D e heer Ch. J . E . Both, Directeur der H . B . S. te Soerabaja hield, bij de officieele s a m e n k o m s t ter viering van het 50-jarig b e s t a a n dier inrichting een

r ed e , die in h a a r geheel is afgedrukt in het Soer. Hdbl. v a n 14 Oct.

Wij ontleenen er hier een p a a r c i t a t e n aan, wier strekking n i e t speciaal

°1> de Indische H . B . S. is gericht.

,-Tradities hebben n u eenmaal een zeer taai leven en onderwijs-nienschen worden wel eens als de m e e s t conservatieve gesignaleerd.

Onze l e s p r o g r a m m a ' s dateeren nog uit den bloeitijd van het libera-lisme, w a a r v a n de H . B . S. m e t verbluffende beeldspraak n u eens een der voornaamste spruiten dan weer het siechste bolwerk werd genoemd. „ K e n n i s is m a c h t " , was destijds de leus en h e t is

begrijpe-i]k dat de welgedane burgerij door het aanbrengen van zooveel

moge-60

lijk algemeene kennis h a a r nageslacht in de gelegenheid wilde stellen h e t verkregen overwicht over de andere bevolkingsgroepen te h a n d -h a v e n . Zoolang -h e t nog bijna uitsluitend de m e e r begaafde kinderen uit de gegoede kringen waren, die de H . B . S. bezochten, deed de leuze niet zoo heel veel k w a a d en zoo kon m e n zich tientallen v a n jaren blind staren op dat „ K e n n e n is m a c h t . "

Toen m e n zich eindelijk de oogen eens ging uitwrijven, k w a m m e n tot tweeërlei ontdekking. I n de eerste p l a a t s begon m e n in te zien, dat een deel van de kennis, die m e n de jeugd h a d i n g e s t a m p t , op de keeper beschouwd, slechts een dun laagje vernis w a s . Se/uj'w-kennis L E n i n de tweede p l a a t s drong de overtuiging door, dat m e n zich toch wel wat te eenzijdig h a d toegelegd op de aankweeking van slechts een der vele faculteiten v a n den jongen m e n s c h : h e t intellect. E n de wensch werd uitgesproken, d a t de l e s p r o g r a m m a ' s zouden worden ontlast v a n veel overtolligs en dus een meer geconcentreerde studie mogelijk zou w o r d e n . "

„ M a a r er k a n daarentegen ook n i e t genoeg gewaarschuwd worden tegen het onder de leuze ,,Algemeene ontwikkeling" opdrijven van onze l e s p r o g r a m m a ' s .

„Algemeene ontwikkeling" dat was het hooge doel, dat Thorbecke voor oogen zweefde bij de oprichting der H . - B . - s c h o l e n , dat is nog wat wij t r a c h t e n onze leerlingen als een kostbare gave voor h e t leven m e d e t e geven. M a a r algemeene ontwikkeling m a g n i e t zijn de vlag,, die een lading dekt v a n louter oppervlakkigheid. E n daarom kan e r nooit sterk genoeg aangedrongen worden op de wenschelijkheid van m e e r geconcentreerde s t u d i e : om een kleinere kern v a n verplichte vakken, een a a n t a l facultatieven gegroepeerd waaruit de leerling een k e u z e k a n doen in overeenstemming m e t zijn aanleg en beroepskeuze.

Alleen op deze wijze k a n er ook iets terecht k o m e n v a n de ont-wikkeling v a n de persoonlijkheid, v a n h e t individueele onzer leerlin-gen, een ontwikkeling, waarin onze scholen nog zoo ver t e n achter s t a a n bij de Amerikaansche. E n het zijn juist persoonlijkheden waar-aan onze maatschappij behoefte heeft. Individuen m e t een drang n a a r werken, m e t een wil tot volhouden. Onze aan lager wal geraakte maatschappij zal niet weer op hooger peil gebracht worden, w a n n e e r de jeugd van heden alleen m e t een zekere hoeveelheid schoolkonnis de wereld ingaat en niet bezield is m e t dien drang en dien vasten wil

en ik zeg het nog eens — m e t een groote dosis idealisme. L a n g genoeg h e b b e n de sombere geesten van arbeidschuwheid en defaitisme in de wereld rondgewaard en neergedrukt w a t zich verheffen wilde ; ook in onze leslokalen heb ik schaduwen wel eens m e e n e n t e bespeu-ren. E n ik geloof, dat wij leeraren een goed werk doen door niet uit-sluitend angstvallig de oogen gericht te houden op de eischen van het

programma, m a a r d a a r n a a s t onze beste krachten in te spannen tot het wekken v a n een gezonde competitie-geest in onze klassen, het wekken van lust in werken, h e t bezielen m e t liefde voor wat goed, groot en schoon i s . "

* *

*

Daargimfls over de Java-zee wacht machtig werk!

De hoofdredacteur v a n De Loc, de heer Ant. J . Lievegoed, n a m m een hoofdartikel dd. 5 Nov. afscheid van de lezers voor zijn terug-t e e r n a a r heterug-t moederland. Wij knippen uiterug-t heterug-t, in zijn geheel 'm hooge s t e m m i n g gestelde stuk, een passage.

,,Wijlen oud-minister Cremer heeft mij jaren geleden eens in een interview gezegd dat voor h e m het v r a a g s t u k particuliere of staats-exploitatie van spoorwegen n i e t bestond, o m d a t er in het groote Indië vooreerst voor beide vormen ruimschoots mogelijkheid aanwezig was.

•Er moesten méér spoorwegen k o m e n — dat was de hoofdzaak. Zoo

zi e ik vooreerst ook de v a a k als probleem gestelde verhouding van h e t W e s t e r s c h kapitaal i n Indië en de oeconomische expansie van de mheemsche bevolking. I n h e t i m m e n s e Indië is r u i m t e voor schier onbeperkte aanwending v a n Westersch kapitaal en dan zal de rijke bodem der nauwelijks ontgonnen eilanden nog altijd genoeg bieden voor een bevolking, die in betrekking tot de oppervlakte lands gering

is- M a a r daartoe is noodig d a t h e t vraagstuk der emigratie n a a r de buitengewesten doelbewust door een vooruitziende regeering wordt aangegrepen. Mij heeft de ontwikkeling van die ongemeten landen ver buiten de sfeer van het centraal b e s t u u r altijd m a c h t i g aangetrokken.

-Uat onderwerp was een mijner „ h o b b i e s " , zooals elk publicist ze heeft. W a a r o m zou ik dat stokpaard niet nog eens mogen beklimmen

or,*der den uitroep: daarginds over de Java-zee wacht m a c h t i g w e r k ! "

* *

*

Ontwapeningsproblemen. Na het succes van Locarno achten velen net z.g.n. ontwapeningsvraagstuk als opgelost. Toch is het slechts

ee n heel klein eindje in de goede richting opgeschoven.

Wat m e n t h a n s te Genève gereed m a a k t , is nog niets anders d a n ue samenstelling van een commissie en h a a r werkprogram, die een internationale conferentie zal voorbereiden.

Wat m e t deze kwestie zooal gemoeid gaat, k a n blijken uit hetgeen

wij hier ontleenen aan De Nieuiue Ct. van 9 Dec. j.'l.

Um eenigszins te illustreeren, hoe geweldig gecompliceerd het pro-Weem, dat aan zoovelen E u r o p e a n e n slechts bekend is als eeffi sim-Pele leuze, geworden is in de h a n d e n van de commissie van voorbe-reiding, moge het volgend program dienen. Onderhoudende lectuur is h e t niet.

In de eerste p l a a t s legt de commissie aan den raad de vraag voor:

wat is o n t w a p e n i n g ? Bij de bespreking hiervan duiken allerlei andere

62

vragen op, als de commissie wijst op de noodzakelijkheid de feiten

In document T E V E N S NIEUWE SERIE VAN HET (pagina 62-70)