• No results found

V O LW A S S E N E N

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "V O LW A S S E N E N"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Volwassenen

V O LW A S S E N E N

2 0 0 9

Volwassenenonderzoek 2009

Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland West in 2009 een schriftelijke gezondheidsenquête uitgevoerd onder volwassenen van 19 tot en met 64 jaar.

De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in een serie van elf factsheets, en geven inzicht in de gezondheid, leefstijl en leefomstandigheden van de volwassenen in de regio.

In de factsheets worden resultaten gepresenteerd over het vóórkomen van indicatoren van gezondheid. Ook is onderzocht of de indicatoren vaker voorkomen bij bepaalde groepen.

Hierbij zijn de volgende achtergrondkenmerken bestudeerd:

geslacht, leeftijd, etniciteit, burgerlijke staat, opleiding, inkomen en rondkomen.

Tot slot is bepaald of er verschillen zijn tussen gemeenten en trends ten opzichte van het Volwassenenonderzoek 2005.

Resultaten die in de factsheets aan de orde komen zijn, voor wat betreft geslacht en leeftijd, representatief voor alle volwas senen in de regio.

Verschillen tussen groepen volwassenen of gemeenten zijn alleen genoemd indien deze relevant en statistisch significant zijn (dat wil zeggen met een kans van minder dan 5% op toeval berustend).

Meer details over de onderzoeksopzet en methode zijn

LICHAAMSBEWEGING EN GEWICHT

Wassenaar

Leidschendam- Voorburg

Zoetermeer

Pijnacker- Nootdorp Delft

Midden-Delfland Westland

Rijswijk

4

Bewegen de volwassenen in Zuid-Holland West wel voldoende? En hoeveel mensen hebben overgewicht?

Wat vinden de volwassenen zelf van hun manier van leven, beweeggedrag en gewicht? Deze en andere vragen worden beantwoord in deze factsheet.

Lichaamsbeweging

Om hun gezondheid op peil te houden, zouden volwassenen op ten minste vijf dagen per week 30 minuten lang matig intensief moeten bewegen1. Hieronder wordt verstaan een activiteit waarbij de hartslag (iets) verhoogd en de adem - haling versneld is, zoals bijvoorbeeld stevig wandelen, fietsen of sporten. Dit wordt de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, ook wel beweegnorm, genoemd.

Eén op de drie volwassenen (33%) beweegt onvoldoende.

Dit is minder dan in 2005, toen 39% van de volwassenen onvoldoende bewoog. Dit verschil moet echter voorzichtig geïnterpreteerd worden. Het onderzoek in 2005 werd uitgevoerd in het najaar, terwijl in 2009 het onderzoek plaatsvond in het voorjaar. Omdat mensen in het voorjaar over het algemeen meer (buiten) bewegen dan in het najaar, zoals wandelen, fietsen en tuinieren, zou dit deels een verklaring kunnen zijn voor de verschillen tussen de twee onderzoeken.

Mannen bewegen minder dan vrouwen en jongere volwas- senen minder dan de oudste groep (figuur 1).

Figuur 1: Percentage volwassenen dat onvoldoende beweegt, naar geslacht en leeftijd.

1) Bron: www.30minutenbewegen.nl/home-ik-wil-bewegen/meten-weten/de- 30%

40%

50%

20%

10%

0% 19-34 jr 35-49 jr 50-64 jr 19-34 jr 35-49 jr 50-64 jr

mannen vrouwen

(2)

4 - 2 VOLWASSENENONDERZOEK 2009 GGD ZUID-HOLLAND WEST

Volwassenen met een lage of gemiddelde opleiding bewegen meer dan hoogopgeleide volwassenen. Dit in tegenstelling tot veel andere gezondheidsindicatoren, waarop laag - opgeleiden slechter scoren dan hoogopgeleiden. Onder etnische groepen wordt vooral door allochtonen van de eerste generatie minder bewogen.

ONVOLDOENDE LICHAAMSBEWEGING

Komt vaker voor bij: In vergelijking met:

•mannen 36% • vrouwen 30%

•leeftijd 19-34 jaar 36%

• leeftijd 50-64 jaar 26%

•leeftijd 35-49 jaar 37%

•allochtoon; 1 nwa 46%

• autochtoon 32%

•allochtoon; 1 wb 44%

•hoge opleiding 37% • lage opleiding 29%

• gemiddelde opleiding 31%

a eerstegeneratie niet-westers allochtoon b eerstegeneratie westers allochtoon

Er zijn geen verschillen tussen gemeenten wat betreft het percentage volwassenen dat onvoldoende beweegt.

Soort activiteiten

Om te berekenen hoeveel volwassenen voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, is naar de volgende activiteiten gevraagd: wandelen of fietsen naar werk of school, het verrichten van licht of zwaar inspannende activiteiten op het werk of op school, het verrichten van licht of zwaar huishoudelijk werk en activiteiten in de vrije tijd.

Een kwart van de volwassenen (26%) loopt weleens naar het werk of naar school en bijna vier van de tien (38%) pakt weleens de fiets. Ruim de helft van de volwassenen (54%) sport ten minste één uur per week. Ook wandelen en fietsen zijn populaire activiteiten in de vrije tijd (tabel 1).

Vrouwen zijn actiever met huishoudelijk werk en mannen met klussen. Sporten doen zij evenveel. Jonge volwassenen zijn actief op het werk en met sporten, terwijl oudere volwassenen meer wandelen, fietsen of tuinieren in de vrije tijd.

TABEL 1: PERCENTAGE VOLWASSENEN DAT NOOIT, MINDER DAN ÉÉN

UUR PER WEEK OF TEN MINSTE ÉÉN UUR PER WEEK EEN BEPAALDE ACTIVITEIT VERRICHT.

Activiteit Aantal uur per week 0 uur <1 uur 1 uur

Wandelen naar het werk 74% 8% 18%

Fietsen naar het werk 62% 7% 31%

Licht inspannend werk 41% 0% 59%

Zwaar inspannend werk 69% 0% 31%

Licht huishoudelijk werk 18% 3% 79%

Zwaar huishoudelijk werk 34% 12% 53%

Wandelen in de vrije tijd 43% 5% 52%

Fietsen in de vrije tijd 44% 9% 48%

Klussen in de vrije tijd 69% 5% 25%

Tuinieren in de vrije tijd 63% 8% 29%

Sporten in de vrije tijd 43% 2% 54%

Volwassenen met een lage of gemiddelde opleiding doen meer zwaar inspannend werk, terwijl hoogopgeleide volwassenen meer sporten. Door niet-westerse allochtonen en westerse allochtonen van de eerste generatie wordt minder gefietst, getuinierd of lichamelijke activiteit verricht tijdens het werk. Ook verrichten zij minder zwaar huis- houdelijk werk.

Eigen mening over de hoeveelheid activiteit

Van de volwassenen die volgens de norm onvoldoende bewegen, vindt 70% zelf ook dat dit zo is. Onder volwassenen die wel aan de norm voldoen, vindt 45% dat zij te weinig bewegen.

De meest genoemde redenen om niet (meer) te bewegen of sporten zijn ‘niet genoeg tijd hebben’ (59%), ‘het niet leuk vinden om te sporten’ (25%) en ‘het te duur vinden’

(13%). Dit geldt zowel voor volwassenen die niet voldoende bewegen (volgens de norm) als voor volwassenen die dit wel doen maar zelf vinden dat het (nog) beter kan.

Mannen geven vaker aan geen tijd te hebben, vrouwen dat zij sporten niet leuk of te duur vinden. Oudere volwassenen geven vaker aan sporten niet leuk te vinden of hierbij belemmerd te worden door een chronische aandoening of handicap, terwijl jongere volwassenen aangeven geen tijd te hebben (figuren 2a en 2b, pagina 3). Voor hoogopgeleiden is

‘geen tijd hebben’ een belangrijke factor, voor laagopgeleiden het feit dat sporten te duur is of dat zij belemmerd worden door een aandoening of handicap. Voor allochtonen zijn de kosten en bereikbaarheid een reden om niet (meer) te sporten of bewegen.

>=

(3)

Figuur 2a: Percentage volwassenen dat een bepaalde reden opgeeft om niet (meer) te bewegen, naar geslacht.

Figuur 2b: Percentage volwassenen dat een bepaalde reden opgeeft om niet (meer) te bewegen, naar leeftijd.

Gewicht

Aan de volwassenen is gevraagd wat hun lengte en gewicht is. Aan de hand van deze gegevens is de Body Mass Index (BMI) bepaald. Deze wordt berekend door het gewicht in kilogrammen te delen door het kwadraat van de lengte in meters. Aan de hand van de BMI wordt bepaald of er sprake is van overgewicht.

Een kanttekening bij zelfgerapporteerde gegevens over lengte en gewicht is dat lengte over het algemeen wordt overschat en gewicht wordt onderschat, waardoor het percentage personen met overgewicht in werkelijkheid hoger zal liggen dan volgens de zelfgerapporteerde gegevens.

Bij 2% van de volwassenen is sprake van ondergewicht, 56%

heeft een normaal gewicht en 42% heeft overgewicht (31%

matig en 11% ernstig overgewicht)2. Dit is niet veranderd ten opzichte van het Volwassenenonderzoek 2005 (figuur 3).

Figuur 3: Percentage volwassenen dat, op basis van de BMI, ondergewicht, een normaal gewicht of (ernstig) overgewicht heeft.

Het percentage volwassenen met overgewicht neemt toe met de leeftijd en is hoger onder mannen dan onder vrouwen (figuur 4).

Figuur 4: Percentage volwassenen met overgewicht, naar geslacht en leeftijd.

0% 20% 40% 60% 80%

niet genoeg tijd

niet leuk

te duur

aandoening of handicap

niet goed bereikbaar

19-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar

0% 20% 40% 60% 80%

niet genoeg tijd

niet leuk te duur aandoening of handicap niet goed bereikbaar

mannen vrouwen

ondergewicht

2005 2009

1% 2%

ernstig overgewicht matig overgewicht normaal gewicht

11%

31% 56%

10%

34% 55%

40%

20%

60%

80%

0% 19-34 jr 35-49 jr 50-64 jr 19-34 jr 35-49 jr 50-64 jr

mannen vrouwen

matig overgewicht matig overgewicht ernstig overgewicht ernstig overgewicht

2) Afkappunten Body Mass Index (BMI):

ondergewicht: <18,5 kg/m2, normaal gewicht: 18,5-25 kg/m2,

(4)

4 - 4 VOLWASSENENONDERZOEK 2009 GGD ZUID-HOLLAND WEST

MATIG TOT ERNSTIG OVERGEWICHT

Komt vaker voor bij: In vergelijking met:

•mannen 47% • vrouwen 36%

•leeftijd 35-49 jaar 45%

• leeftijd 19-34 jaar 27%

•leeftijd 50-64 jaar 53%

•allochtoon; 1 nwa 54% • autochtoon 42%

•lage opleiding 52%

• hoge opleiding 35%

•gemiddelde opleiding 41%

•inkomen

44% • inkomen boven modaal beneden modaal 38%

a eerstegeneratie niet-westers allochtoon

Het percentage volwassenen met overgewicht varieert van 38% in Delft en Midden-Delfland tot 46% in Zoetermeer (figuur 5).

Figuur 5: Percentage volwassenen met overgewicht, naar gemeente.

Beoordeling van het eigen gewicht

Aan de volwassenen is gevraagd wat zij zelf van hun gewicht vinden. 3% vindt zichzelf te licht, 48% (ongeveer) goed, 39%

een beetje te zwaar en 10% veel te zwaar. De beoordeling van het eigen gewicht komt niet altijd overeen met de indeling volgens de BMI. Van de volwassenen met matig overgewicht beoordeelt 18% het eigen gewicht als ‘ongeveer goed’ (onderschatting) en 10% als ‘veel te zwaar’

(overschatting). Van de volwassenen met ernstig over - gewicht vindt 2% het eigen lichaamsgewicht ‘ongeveer goed’ en 36% ‘een beetje te zwaar’ (beiden onderschatting) (figuur 6).

Figuur 6: Percentage volwassenen dat het eigen gewicht als te licht, ongeveer goed, een beetje te zwaar of veel te zwaar beoor- deelt, naar indeling op basis van de Body Mass Index.

Gearceerde balkjes: het oordeel over het eigen gewicht komt overeen met de indeling volgens de BMI. Bijvoorbeeld: volwassenen met een normaal gewicht volgens de BMI die hun eigen gewicht als ‘(ongeveer) goed’ beoordelen, of volwassenen met ernstig overgewicht volgens de BMI die hun eigen gewicht als ‘veel te zwaar’ beoordelen.

In totaal beoordeelt 30% van de volwassenen het eigen gewicht niet juist. 12% schat het eigen gewicht te laag in (onderschatting) en 18% te hoog (overschatting). Dit is niet veranderd ten opzichte van het Volwassenenonderzoek 2005.

Afvallen

Ruim vier van de tien volwassenen (43%) is van plan om in het komende halfjaar serieus te gaan afvallen. Dit percentage is gelijk gebleven ten opzichte van 2005 (44%).

Of men wil afvallen wordt vooral bepaald door wat men zelf van het gewicht vindt. Onder volwassenen die zichzelf te zwaar vinden, wil 78% in het komende halfjaar serieus gaan afvallen. Onder volwassenen die zichzelf te licht of (ongeveer) goed vinden is dit 8%. Het daadwerkelijk hebben van overgewicht (volgens de BMI) speelt ook een rol bij de intentie om af te vallen, maar een minder grote dan het eigen oordeel over het gewicht (figuur 7, pagina 5).

BMI:

ondergewicht

Eigen mening over het gewicht:

BMI:

normaal gewicht

BMI:

matig overgewicht

BMI:

ernstig overgewicht

te licht

(ongeveer) goed een beetje te zwaar

veel te zwaar 100%

80%

60%

40%

20%

0%

0% 10% 20% 30% 40% 50%

Delft Midden-Delfland Wassenaar Rijswijk Leidschendam-Voorburg Westland Pijnacker-Nootdorp Zoetermeer

ernstig overgewicht matig overgewicht

(5)

Figuur 7: Percentage volwassenen dat van plan is in het komende halfjaar serieus te gaan afvallen, naar mening over het eigen gewicht en Body Mass Index (BMI).

De manier waarop men wil afvallen is ongeveer even vaak door gezonder of minder te eten als door meer te bewegen of sporten (respectievelijk 69 en 66% van de volwassenen die willen afvallen). 38% van de volwassenen die willen afvallen wil zowel gezonder eten als meer bewegen.

Volwassenen met overgewicht en vrouwen willen liever afvallen door gezonder of minder te eten, terwijl mannen en jonge volwassenen (19 tot en met 34 jaar) liever meer willen bewegen of sporten.

Behoefte aan ondersteuning bij het afvallen

Van de volwassenen die willen afvallen geeft 36% aan hierbij steun nodig te hebben. Volwassenen die overgewicht hebben (41%) en vrouwen (39%) geven relatief vaak aan steun nodig te hebben bij het afvallen. Verreweg de meeste behoefte is er aan steun uit de directe omgeving (23%).

Daarnaast wordt genoemd: begeleiding door een deskundige (13%), informatie en advies via internet (4%), een groeps- cursus (3%) of andere manieren (3%). Het percentage volwassenen dat steun nodig heeft bij het afvallen is niet veranderd ten opzichte van 2005 (39%).

Oordeel over de eigen manier van leven

3% van de volwassenen beoordeelt de eigen manier van leven als (zeer) ongezond, 27% als ‘niet gezond, niet ongezond’ en 70% vindt dat hij of zij gezond leeft. Dit is niet veranderd ten opzichte van 2005.

In de gemeente Delft beoordelen iets meer volwassenen hun manier van leven als (zeer) ongezond (5%), terwijl dit in Midden-Delfland, Wassenaar en Westland iets minder voorkomt (allen 1%).

VINDT EIGEN MANIER VAN LEVEN (ZEER) ONGEZOND

Komt vaker voor bij: In vergelijking met:

• mannen 4% • vrouwen 2%

• alleenstaand 5% • niet-alleenstaand 2%

• moeite

7% • geen moeite met rondkomen met rondkomen 2%

Volwassenen die niet voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) of van zichzelf vinden dat zij te weinig bewegen, beoordelen hun manier van leven vaker als ongezond dan volwassenen die wel aan de NNGB voldoen of vinden dat zij voldoende bewegen. Ook volwassenen die ondergewicht of ernstig overgewicht hebben, of zichzelf te licht of veel te zwaar vinden, beoordelen hun eigen manier van leven vaker als ongezond (figuur 8).

Figuur 8: Percentage volwassenen dat de eigen manier van leven als (zeer) ongezond beoordeelt, uitgesplitst naar indicatoren van lichaamsbeweging of gewicht.

Leesvoorbeeld: onder volwassenen die voldoende bewegen beoordeelt 2% de eigen manier van leven als (zeer) ongezond, terwijl onder volwassenen die onvoldoende bewegen 5% de eigen manier van leven als ongezond beoordeelt.

0% 2% 4% 6% 8% 10% 12%

beweegt voldoende beweegt onvoldoende

voldoende iets te weinig veel te weinig

ondergewicht normaal gewicht matig gewicht ernstig overgewicht

te licht (ongeveer) goed een beetje te zwaar veel te zwaar lichaams- bewegingeigen oordeel over lichaams- beweging

gewichteigen oordeel over gewicht BMI:

ondergewicht / normaal gewicht

BMI:

matig / ernstig overgewicht 100%

80%

60%

40%

20%

0% BMI:

ondergewicht / normaal

gewicht

BMI:

matig / ernstig overgewicht eigen mening:

te licht / (ongeveer) goed

eigen mening:

een beetje / veel te zwaar

(6)

4 - 6 VOLWASSENENONDERZOEK 2009 GGD ZUID-HOLLAND WEST

Factsheets in de reeks Volwassenen onderzoek 2009:

1 Onderzoeksopzet en achtergrondkenmerken 2 Lichamelijke gezondheid 3 Psychosociale gezondheid 4 Lichaamsbeweging en gewicht 5 Genotmiddelen

6 Opvoeding van kinderen 7 Mantelzorg geven

8 Werk, rondkomen en schulden 9 Woonomgeving

10 Veiligheid en geweld 11 Samenvatting en aanbevelingen

Meer informatie GGD Zuid-Holland West Sector Gezondheidsbevordering Epidemiologie Postbus 6080 2702 AB Zoetermeer

(079) 343 08 88 info@ggdzhw.nl www.ggdzhw.nl

@ggdzhw

Oktober 2011

Colofon

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Linschoten A1 draaide vorig seizoen nog middenin de 2 e klasse mee, maar komt dit seizoen uit in de 3 e klasse van Siveo A; ongetwijfeld zullen dus ook bij hen de nodige junioren

De eerste wedstrijd tegen ARC F11 ging verloren met 0-4, maar hier hebben we aangetoond zeker niet kansloos te zijn. Wedstrijden waarin alles werd gegeven, maar we teveel

Als er in een vroeg stadium dementie geconsta- teerd wordt of een verhoogd risico bestaat op dementie, kunnen deze mensen (met een huis- arts verwijzing )naar een Virtual

Mijn ziel maakt groot de Here, en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland, omdat Hij heeft omgezien naar de lage staat zijner dienstmaagd.. Want zie, van nu aan

Bij uitkeringsovereenkomsten is het uitvoerbaar om de indicatieve gevolgen voor het pensioeninkomen en de indicatieve hoogte van de afkoopwaarde te tonen als een (gewezen)

Een simpele oplossing waarin we u kunnen bijstaan bij elke belangrijke stap in de levenscyclus van ons

De opleiding wordt door Robin en zijn team gegeven met respect, integriteit, aandacht, zorgvuldigheid maar ook met veel passie en humor. De opleiding heeft een goede verhouding

• Goed willen doen voor anderen, geen “nee” kunnen