• No results found

“Maar dat was niet de vraag, Jack!”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Maar dat was niet de vraag, Jack!”"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Maar dat was niet de

vraag, Jack!”

Een conversatieanalytisch onderzoek naar de interviewtechniek

in politieke interviews van het programma DWDD.

Masterscriptie L.M. Kroon

22-8-2012

L.M. (Lonneke Marjolein) Kroon Meeuwenlaan 147 A

1021 JB Amsterdam

Tel.: 06 515 98 224

E-mail: kroon.lonneke@gmail.com Studentnummer: s 1580698

Master Communicatie- en Informatiewetenschappen Scriptiebegeleider: Dr. M. Huiskes

(2)

Samenvatting

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de interviewtechnieken van Matthijs van Nieuwkerk bij politieke nieuwsinterviews van het programma DWDD. Antwoord werd gezocht op de vraag “Op welke

manier worden vraagstellingen bij politieke interviews in DWDD vormgegeven?”. Het onderzoek richt zich

dus op de manier waarop Van Nieuwkerk zijn vragen stelt wanneer hij in gesprek is met politici uit hoofde van hun functie. Om antwoord te kunnen geven op de vraag zijn 9 politieke nieuwsinterviews uit DWDD opgenomen en getranscribeerd. De interviews zijn zodanig gekozen, dat er (1) sprake is van een vooraanstaand partijlid, (2) goede verdeling was tussen linkse, centrale en rechtse partijen, (3) er een combinatie is van mannelijke en vrouwelijke politici, dat (4) de interviews vergelijkbare aandacht binnen de uitzending verkregen (zowel qua interviewmoment als duur) en dat (5) de periode waarover zij werden uitgezonden zo kort mogelijk was (2009-2012). Ook is rekening gehouden met de tafelheren en – dames: (6) bij ieder interview is sprake van een andere tafelheer/-dame. Uit de data zijn vervolgens 263 vraagstellingen van Van Nieuwkerk gefilterd die voorkwamen in 225 sequenties. Deze vraagstellingen vormden de basis voor het onderzoek.

De analyse is opgesplitst in een kwantitatief deel en een kwalitatief deel. In het kwantitatieve deel is inzicht verkregen in het gebruik van sequenties en vraagvormen. Niet alleen heeft deze analyse informatie verschaft over de hoeveelheid sequenties en typen vragen; ook is hierbij een onderlinge relatie gelegd tussen de sequenties en typen vragen. Uit de resultaten is gebleken dat Van Nieuwkerk het meest gebruik maakt van declaratieve vragen (42%), gevolgd door interrogatieve vragen (27%), vraagwoordvragen (17%), tag questions (12%) en tot slot alternatieve vragen (2%). Door deze resultaten te verbinden aan sequenties, is komen vast te staan dat er een duidelijk verschil is in het sequentiële gebruik van deze vraagvormen. Zo werden presequenties met grote meerderheid gevormd door interrogatieve vragen (90%), werden basissequenties tevens het vaakst gevormd door interrogatieve vragen (37,5%), gevolgd door vraagwoordvragen (25,7%) en declaratieve vragen (25%). Ook werden basisvragen soms gevormd door tag questions (8,8%) en alternatieve vragen (2,9%). Tot slot is het opmerkelijk te zien dat 63,8% van alle postsequenties declaratief gevormd wordt, gevolgd door tag questions (15,8%), interrogatieve vragen (11%) en vraagwoordvragen (9,5%). Het gebruik van vraagvormen op de verschillende sequentiële posities duidt op een toename in vijandigheid gedurende deze sequenties. Ook is uit de analyse gebleken dat er tamelijk veel (42,7%) postsequenties volgen op basissequenties (52,4%): dit duidt op een bemoeilijkt verloop van deze basissequentie.

Hoewel de kwantitatieve analyse al een aantal inzichten heeft opgeleverd, heeft zij geen informatie kunnen verschaffen over de vraag hoe de vraagstellingen interactioneel zijn vormgegeven. Tevens is tot nu toe nog niet gebleken waar het grote aantal postsequenties ontstaat en hoe deze vervolgens worden vormgegeven. Een kwalitatieve analyse was daarom noodzakelijk.

In de kwalitatieve analyse is de interactionele realisatie van vragen onderzocht. Het ging daarbij om de vraag waar en hoe Van Nieuwkerk zijn vragen vormgeeft. Daarbij gaat het niet – zoals het kwantitatieve onderzoek – om de vraag welke vraagvormen gebruikt worden, maar om hoe Van Nieuwkerk toewerkt naar verkrijging van het antwoord. Clayman & Heritage (2002a, 2002b, 2007, 2010) hebben veel onderzoek gedaan naar vijandigheid in vraagstellingen; een strategie die een interviewer kan inzetten bij het verkrijgen van het antwoord. Deze literatuur vormde dan ook de basis voor de kwalitatieve analyse.

Uit de analyse is gebleken dat interviews in DWDD uit 3 delen opgebouwd worden: de opening van het gesprek door middel van een toonzettende inleiding, het stellen van een (basis)vraag en antwoordreacties die een nieuwe vraag bevatten. Bij alle delen is geanalyseerd welke technieken gebruikt worden om te komen tot het antwoord van de politicus.

(3)

introductie in de 3e persoon enkelvoud verteld wordt, waarna de politicus welkom wordt geheten en zijn

naam wordt genoemd. Pas dan richt de interviewer zich op de politicus en niet langer op de kijker thuis. Na de introductie vindt in het grootste deel van de gevallen een bevestigingsverzoek plaats door gebruikmaking van een tag question (Zo is het, toch?), waarmee Van Nieuwkerk bevestiging zoekt voor de gekleurde introductie. Ook is naar voren gekomen dat soms – en soms ook in combinatie met het bevestigingsverzoek – gebruik wordt gemaakt van stellingnames van de interviewer. Van Nieuwkerk geeft daarin zijn opinie over de in de introductie geschetste situatie. Gezien de journalistieke norm van objectiviteit is dit een zeer opmerkelijk gebruik.

Na de introductie en eventuele stellingnames over en bevestigingsverzoeken van de introductie, wordt het eigenlijke interview gestart. Zoals ieder nieuwsinterview wordt dit gesprek gevoerd op basis van vraag-antwoord-principes en Van Nieuwkerk stelt dan ook zijn vraag. Hierbij is in de kwantitatieve analyse naar voren gekomen dat de interviewer afwisselend gebruik maakt van vraagwoordvragen, interrogatieve vragen en declaratieve vragen. In de kwalitatieve analyse is gebleken dat Van Nieuwkerk tevens af en toe gebruik maakt van prevragen: vragen die toetsen of de situatie voltooiing van de basisvraag zal toelaten. Hiermee wordt directheid – en dus vijandigheid – afgezwakt. Echter, gebleken is ook dat hierbij vaak geen tweede paardeel wordt afgewacht; in plaats daarvan wordt de beurt voortgezet en dus lijkt de prevraag vaak meer een schijngebaar. Ook is geanalyseerd hoe Van Nieuwkerk gebruik maakt van inleidingen voorafgaand aan de vraag. Gebleken is dat inleidingen zowel rechtvaardigend zijn en dus context bieden voor de vraag, maar soms ook (gedeeltelijk of geheel) oppositioneel waren. Ook is aangetroffen dat Van Nieuwkerk gebruik maakt van B-events in inleidingen, waarmee hij exclusieve informatie over de politicus vrijgeeft. Naast het gebruik van inleidingen, is ook gevonden dat gebruik wordt gemaakt van toelichtingen, die niet voorafgaan aan de vraag, maar juist volgen op de vraag. Ook deze toelichtingen zijn rechtvaardigend, maar soms ook sturend van aard. Evenals in inleidingen wordt ook hier vaak neutraliteit gerealiseerd door footing shift; een strategie waardoor vijandigheid kan toenemen, maar neutraliteit gewaarborgd blijft, doordat de interviewer benadrukt dat het gestelde afkomstig is van een derde partij en niet van zichzelf. Tevens bleek Van Nieuwkerk gebruik te maken van incrementele vragen, waarmee hij gedurende de antwoordbeurt van de politicus het antwoord kan bijstellen, en van cascade questions, waarmee de interviewer meerdere vragen in één beurt stelt en waarbij de tweede vraag beperkend is op de eerste vraag. Opvallend hierbij is het feit dat de tweede vraag vaak suggestief is ten opzichte van het te komen antwoord.

Tot slot is in de kwalitatieve analyse naar voren gekomen op welke momenten en hoe Van Nieuwkerk de vele postsequenties volgend op vragen realiseert. Het gaat hierbij om reacties op antwoorden die een nieuwe vraag bevatten. Gebleken is dat van postsequenties sprake is, wanneer het antwoord afwijkend is in onderwerp of antwoordvorm waardoor deze als inadequaat beschouwd wordt door Van Nieuwkerk. In dat geval lokt Van Nieuwkerk herziening uit op grond van afwijking van de

agenda. Ook ontstonden vraagbevattende antwoordreacties wanneer toelichting noodzakelijk was, Van

Nieuwkerk oppositie toonde en wanneer de basisvraag werd gesteld door de tafelheer, maar geen adequaat antwoord opleverde.

(4)

Voorwoord

Ein-de-lijk.

Dat is het gevoel dat ik heb nu ik (ja, ein-de-lijk) mijn masterscriptie heb kunnen voltooien. Zoals het een echte masterscriptie betaamt, ging het schrijven ervan niet zonder slag of stoot.

De eerste letter van mijn scriptie kwam reeds in juni 2011 op papier. Ik zou onderzoek doen naar contentoptimalisatie in Facebook fanpages. Ja, u leest het goed. En ja, u leest momenteel het voorwoord van mijn onderzoek naar interviewtechnieken in De Wereld Draait Door. Ik gaf al aan: het schrijven ging niet zonder slag of stoot.

Om kort te zijn: mijn onderzoek naar Facebook liep medio februari door omstandigheden spaak. Toen had ik reeds 6 maanden studietijd kunnen doorstrepen. Om tijdig te kunnen afstuderen, was het zaak zo spoedig mogelijk met een nieuw onderwerp ten tonele te verschijnen. Ik had het geluk dat toentertijd de opvallende interviewstijl van PowNews-presentator Rutger van Castricum onder vuur lag. Daarnaast werd ook het eerste televisie-interview van DWDD-presentator Matthijs Van Nieuwkerk in die periode uitgezonden, waarin een groot deel van de tijd was ingeruimd voor het bespreken van zijn taalgebruik. Ah! Eén plus één is nog altijd twee!

Achteraf is het geen vreemde keuze gebleken om onderzoek te doen naar de interviewtechnieken van deze markante VARA-presentator. In mijn omgeving werkten reacties als Ja! Mij valt ook altijd iets op! aardig bevestigend in mijn vermoedens dat de interviewstijl op zijn minst bijzonder was. Waarom dit onderwerp mij zo triggerde begreep ik overigens aanvankelijk niet. Later realiseerde ik me dat ik mijn gymnasium heb afgesloten met een onderzoek naar mediagebruik van Nederlandse politici in campagnetijd en dat ik in mijn bachelorscriptie op zoek ging naar de kleuring in taalgebruik in persberichten van het OM bij strafzaken. Een combinatie van taal, politiek en media dus. Logisch.

Inmiddels is het augustus 2012 en heeft de printer zijn werk gedaan. Het is een lange weg geweest, maar het zit erop. Niet alleen de scriptie, maar ook de studententijd. Het (studie)boek gaat nu letter en figuurlijk dicht.

Deze lange weg heb ik overigens niet in mijn eentje afgelegd. Weliswaar staat mijn naam onder dit onderzoek; ik heb veel dank en respect voor de begeleiding die ik heb gekregen van mijn begeleider, dr. Mike Huiskes. Er zijn veel – heel veel – momenten geweest dat ik door de bomen het spreekwoordelijke bos niet meer zag. De besprekingen met Mike hebben echter altijd een zeer goede uitwerking gehad en gaven mij weer houvast bij het schrijven.

Ook het thuisfront echter heeft het bij tijd en wijlen moeten ontgelden. Ryan, mijn vriend, die me steeds weer stimuleerde en met beide benen op de grond zette als ik even doordraaide. Mijn ouders, die hebben geweten dat ik het kon (zich soms afvragend wanneer ze me van ‘de loonlijst’ konden schrappen). Mijn vriendinnen, waarvan het grootste deel in het zelfde schuitje zat en de stress kende.

Ik ga mijn boek nu sluiten. Mike, bedankt voor alle hulp en begeleiding. Matthijs, bedankt voor je interessante interviewtechniek. Groningen, bedankt voor de fantastische tijd!

Lonneke Kroon

(5)

Inhoud

Samenvatting ... 1

Voorwoord... 3

Overzicht van figuren & fragmenten ... 7

1. Inleiding ... 8 1.1 Aanleiding ... 8 1.2 Vraagstelling ... 9 1.3 Opbouw scriptie ... 10 2. Theoretisch kader ... 11 2.1 Politieke nieuwsinterviews ... 11 2.1.1 Historische achtergrond ... 11

2.1.2 Het nieuwsinterview als institutioneel gesprek ... 11

2.1.3 Nieuwsinterviews op televisie... 12

2.2. De Wereld Draait Door ... 13

2.2.1 Het format ... 13

2.2.2 Matthijs van Nieuwkerk ... 14

2.3 Interviewtechnieken in politieke interviews ... 16

2.3.1 Beurtwisseling bij nieuwsinterviews ... 16

2.3.2 Vragen... 17

2.3.3 Journalistieke normen ... 18

2.3.4 Vijandige vraagstelling ... 19

2.3.4.1 Agenda setting, vooronderstellingen en voorkeursantwoorden ... 20

2.3.4.2 Question Analysis System ... 23

2.3.5 Vraagvormen ... 27

2.3.5.1 Vraagwoordvragen ... 27

2.3.5.2 Polaire vragen ... 28

2.3.5.3 Alternatieve vragen ... 31

2.3.6 Sequentiële organisatie van vragen ... 32

2.3.6.1 Presequenties ... 32 2.3.6.2 Basissequenties ... 33 2.3.6.3 Postsequenties ... 33 3. Methode ... 35 3.1 Onderzoeksvragen ... 35 3.2 Data... 35 3.3. Analyseprocedure ... 36

(6)

4.1 Gebruik van vraagvormen ... 38 4.1.1 Declaratieve vragen ... 38 4.1.2 Interrogatieve vragen ... 39 4.1.3 Vraagwoordvragen ... 40 4.1.4 Tag questions ... 40 4.1.5 Alternatieve vragen ... 41 4.2 Opbouwende vijandigheid ... 42 4.3 Tussenconclusie ... 43

4.4 Interactionele realisatie van vragen ... 44

4.4.1 De toonzettende introductie... 44

4.4.1.1 Bevestiging van de introductie ... 46

4.4.1.2 Stellingname over de introductie... 52

4.4.1.3 Tussenconclusie van de toonzettende introductie ... 53

4.4.2 Een vraag stellen ... 54

4.4.2.1 Prevragen ... 54

4.4.2.2 Inleidingen ... 56

4.4.2.3 Toelichtingen ... 60

4.4.2.4 Incrementele vragen ... 61

4.4.2.5 Cascade questions ... 64

4.4.2.6 Tussenconclusie van een vraag stellen ... 65

4.4.3 Reacties op gegeven antwoorden ... 67

4.4.3.1 Verzoek tot herziening ... 67

4.4.3.2 Rechtvaardiging van antwoordreacties ... 71

4.4.3.3 Oppositionele reactie ... 72

4.4.3.4 Herzieningsverzoek op vraag van tafelheer... 73

4.4.3.5 Tussenconclusie van reacties op antwoorden ... 74

5. Conclusie ... 76 6. Discussie ... 78 Literatuurlijst ... 80 Bijlagen ... 83 I Onderzoeksdata... 83 I a Vraagvormen ... 83 I b Sequenties ... 83

I c Gedetailleerde sequentie-vraagvormrelaties per interview... 83

II Vraagstellingen interviews ... 84

Interview 1: Martijn van Dam (PvdA) ... 84

Interview 2: Alexander Pechtold (D’66) ... 84

(7)

Interview 4: Emile Roemer (SP) ... 85

Interview 5: Henk Bleker (CDA) ... 86

Interview 6: Femke Halsema (GroenLinks) ... 87

Interview 7: André Rouvoet (ChristenUnie) ... 87

Interview 8: Sietse Fritsma (PVV) ... 88

Interview 9: Mark Rutte (VVD) ... 88

III Audio-CD ... 89

(8)

Overzicht van figuren & fragmenten

Figuren

Figuur 1 Programmaoverzicht DWDD ... 14

Figuur 2 Epistemic stance-grafiek ... 17

Figuur 3 De sequentiële structuur van gesprekken ... 32

Figuur 4 Overzicht politieke interviews DWDD ... 36

Figuur 5 Gebruik van vraagvormen ... 38

Figuur 6 Gebruik van declaratieve vragen binnen het gespreksverloop ... 39

Figuur 7 Gebruik van interrogatieve vragen binnen het gespreksverloop ... 39

Figuur 8 Gebruik van vraagwoordvragen binnen het gespreksverloop ... 40

Figuur 9 Gebruik van tag questions binnen het gespreksverloop ... 41

Figuur 10 Gebruik van alternatieve vragen binnen het gespreksverloop ... 42

Figuur 11 Verdeling gespreksmomenten: pre-vraag, vraag en antwoordreactie ... 42

Figuur 12 Vijandigheid in het gespreksverloop ... 43

Fragmenten Fragment 1 Het gebruik van de toonzettende introductie ... 45

Fragment 2 Bevestiging van de introductie ... 46

Fragment 3 Bevestiging van de introductie ... 49

Fragment 4 Bevestiging van de introductie ... 51

Fragment 5 Stellingname over de introductie ... 52

Fragment 6 Stellingname over de introductie ... 53

Fragment 7 Prevragen ... 55

Fragment 8 Neutrale rechtvaardigende inleiding ... 57

Fragment 9 Oppositionele inleiding ... 58

Fragment 10 Tegenstellende inleidingen i.c.m. neutrale vragen ... 59

Fragment 11 Algehele oppositie ... 59

Fragment 12 Inleidingen met B-events ... 60

Fragment 13 Toelichten van de vraag ... 61

Fragment 14 Incrementele vraag: Bijstelling van de action agenda ... 62

Fragment 15 Incrementele vraag: Bijstelling van de topical agenda... 63

Fragment 16 Cascade question ... 64

Fragment 17 Herziening van het antwoord op grond van afwijking action agenda ... 68

Fragment 18 Herziening van het antwoord op grond van topicale afwijking ... 69

Fragment 19 Rechtvaardiging van antwoordreactie ... 71

Fragment 20 Rechtvaardiging van antwoordreactie ... 72

Fragment 21 Oppositionele reactie ... 72

Fragment 22 Oppositionele reactie ... 73

(9)

1.

Inleiding

1.1 Aanleiding

Met de zin “Maar dat was niet de vraag, Jack!” wees Van Nieuwkerk zijn gesprekspartner Jack de Vries (oud-staatssecretaris en oud-spindoctor van Balkenende) op het feit dat De Vries de vraag van Van Nieuwkerk niet beantwoord had, ook al had De Vries wel degelijk een reactie gegeven. Het fragment is afkomstig uit het interview dat Van Nieuwkerk voerde met de politicus in het televisieprogramma De

Wereld Draait Door, tegenwoordig vaak afgekort als DWDD. Van Nieuwkerk lokte, met deze expliciete

opmerking, alsnog een antwoord uit van De Vries.

Dagelijks trekt het VARA-programma DWDD (De Wereld Draait Door) gemiddeld 1,4 miljoen

kijkers. Het programma, dat het midden houdt tussen een talkshow en actualiteitenprogramma, is daarmee al jaren één van de best scorende programma’s op de Nederlandse televisie. Het gezicht van het programma is de ietwat flamboyante presentator Matthijs van Nieuwkerk. Dagelijks ontvangt hij zangers, schrijvers, acteurs, politici, economen, wetenschappers, en andere publieke figuren in zijn roodgekleurde studio. Samen met een dagelijks wisselende side-kick, de tafelheer of –dame, treedt hij met hen in gesprek over de actualiteit.

Typerend voor het programma is het taalgebruik van Van Nieuwkerk. Zijn spreeksnelheid, zijn chique woordkeuze, het gebruik van hoofdzinnen en het daarbij achterwege laten van bijzinnen, gebruikmaking van de dwingende tweede persoon en het daarmee op een voetstuk plaatsen van zijn gasten; het is slechts een greep uit de kenmerkende stijl die Matthijs van Nieuwkerk erop nahoudt (Van Maris, 2008). Zijn spreekstijl is zó verbonden aan het programma, dat zelfs gesteld wordt dat dit juist de drijvende kracht is achter dit programma.

@MatthvNieuwkerk: RT @DemOlen Laat iedereen maar zeuren, zoals jij praat is uniek, eigenlijk een beetje zoals het programma is snel, cool,met inhoud.

(Twitter, 10-02-2010, 17.45.58)

Maar de typische manier van spreken en interviewen kent vanzelfsprekend ook een keerzijde. Er wordt veel gesproken over het feit dat Van Nieuwkerk te snél zou spreken (Onze Taal, 2011) en dat hij alleen maar chique probeert te zijn in zijn woordkeuze. Over smaak valt echter niet te twisten.

Ook veel wordt gesproken over de objectiviteit van het programma. Het programma is verbonden aan de VARA en zou daarom zeer links georiënteerd zijn. Dit zou voornamelijk het geval zijn bij politieke interviews: interviews waarin Van Nieuwkerk in gesprek gaat over de actualiteit met policiti die zijn aangeschoven vanuit hun functie als politicus. Onderstaand citaat uit een discussie over de afwezigheid van politicus Wilders (PVV) bij DWDD illustreert deze opvatting.

Koen

dinsdag 11 januari 2011 om 12:43

Ook ik vind het jammer dat Geert Wilders niet in meer programma’s komt, maar ik trap niet in de krampachtige poging van Matthijs van Nieuwkerk om te doen geloven alsof DWDD neutraal is. VARA = PVDA = Links.

(Mediacourant, 2011)

(10)

interviewer om, mede vanuit de kennis die hij over het besproken onderwerp bezit, de middenweg te vinden tussen een neutrale vraag en een juiste informatieverschaffing voor het publiek. Deze twee journalistieke normen zijn voor iedere goede journalist van belang, maar vereisen soms ook dat de journalist de grens opzoekt. Zo ook Van Nieuwkerk.

Naar interviewstijlen van journalisten is overigens al veel onderzoek gedaan. Onderzoekers op dit terrein zijn o.a. Clayman en Heritage. Zij hebben in hun onderzoek naar interviewstijlen tijdens politieke nieuwsinterviews al aangetoond dat er grote veranderingen zijn in de manier waarop journalisten hun gasten interviewen (2002a, 2002b, 2007). De schrijvers hebben zich in dat onderzoek, waarin ze een vergelijking maken tussen de vraagstellingen aan presidenten in twee periodes, toegespitst op de vijandigheid van die vragen. Hiertoe hebben zij een meetinstrument ontwikkeld, te weten het Question Analysis System (verder: QAS). De conclusie uit dit onderzoek was, in parallel met de conclusies uit andere onderzoeken, dat de vraagstelling van interviewers tijdens dergelijke politieke nieuwsinterviews vijandiger zijn geworden. De interviewstijl die Van Nieuwkerk erop nahoudt zou dan ook binnen het historisch kader van de vijandiger geworden vraagstelling kunnen passen.

Zoals reeds gesteld wordt ook over de interviewstijl van Matthijs van Nieuwkerk zeer veel gesproken. Weliswaar is reeds onderzoek gedaan naar zijn spreektempo, zijn woordkeuze, zinsconstructies, e.d.; inzicht in wijze waarop de VARA-presentator zijn vragen stelt is tot op heden nog niet verkregen. Interessant hierbij is, gezien veel bediscussieerde bias in interviewtechniek, te onderzoeken hoe Van Nieuwkerk zijn vraagstellingen formuleert en welke rol vijandigheid hierin speelt.

Gezien de belangrijke rol die journalisten vervullen in het politieke debat, namelijk het zorgdragen van een politieke realiteit naar het volk toe (Hermans & den Oever, 2009:209), is het interessant om juist de rol van Matthijs van Nieuwkerk te analyseren in het licht van het politieke nieuwsinterview. Hierbij is de plaats dat het programma DWDD inneemt in het journalistieke medialand een boeiend aspect. Immers, het politieke nieuwsinterview is weliswaar onderdeel van het programma; het format kent daarnaast ook meer lichtvoetige programma-onderdelen. Voorbeelden hiervan zijn De

Jakhalzen, die dagelijks zorgdragen voor een tamelijk ironische rapportage, en De TV Draait Door, waarin

in een kleine 5 minuten opmerkelijke en grappige TV- en internetfilmpjes getoond worden. DWDD is vanwege deze combinatie tussen het (politieke) nieuwsinterview en de ironische noot in enkele programma-onderdelen niet te vergelijken met de meer gangbare politieke interviewprogramma’s als Netwerk (EO) en NOVA (VARA, NPS en NOS) (Smeets, 2012:5). Om die reden is het interessant te kijken hoe een in beginsel sterk formeel type interview zijn plaats krijgt in een tamelijk informeel televisieprogramma en welke invloed dit zou kunnen hebben op de manier waarop vragen vormkrijgen.

1.2 Vraagstelling

(11)

Het onderzoek biedt inzicht in de manier waarop Van Nieuwkerk zijn vragen formuleert tijdens zijn politieke interviews in DWDD. Toegewerkt wordt naar de beantwoording van de vraag Op welke

manier worden vraagstellingen bij politieke interviews in DWDD vormgegeven?. Om tot beantwoording van

deze vraag te komen wordt in kaart gebracht welke vraagvormen door Van Nieuwkerk gebruikt worden, hoe de verschillende gespreksmomenten geformuleerd worden in het licht van deze vraagvormen en hoe Van Nieuwkerk deze momenten interactioneel vormgeeft. Telkens wordt hierbij de relatie gelegd met vijandigheid, omdat dit een sterk sturende indicator is, zo zal blijken.

1.3 Opbouw scriptie

Startpunt van deze scriptie is het theoretisch kader (hoofdstuk 2). Het theoretisch kader vormt de basis voor ieder onderzoek en wordt daarom ook als eerste behandeld. Daarin wordt ten eerste gesproken over politieke nieuwsinterviews (§ 2.1). Uitgelegd wordt wat politieke nieuwsinterviews zijn, welke institutionele kenmerken deze interviews bezitten en wordt gesproken over deze vorm van informatievoorziening op televisie. Deze informatie is relevant om begrip te krijgen van het politieke nieuwsinterview en waarom dit type conversatie zo specifiek is.

Daarna wordt gesproken over het programma waar deze scriptie betrekking op heeft: De Wereld Draait Door (§ 2.2). Hierin wordt uitleg gegeven van het format en wordt achtergrondinformatie gegeven over journalist en presentator Matthijs van Nieuwkerk.

Paragraaf 2.3. wordt vervolgens geheel gewijd aan interviewtechnieken in politieke nieuwsinterviews. Uitgelegd wordt hoe beurtwisseling georganiseerd is (§ 2.3.1), welke effecten vraag-antwoord-processen hebben (§ 2.3.2) en aan welke twee belangrijke regels een journalist zich immer moet houden (§ 2.3.3). Deze drie zaken vormen een belangrijke basis om te begrijpen hoe interviews georganiseerd zijn en welke regels impliciet een rol spelen. Vervolgens wordt dieper gekeken naar vraagformuleringen zelf. Zo wordt aandacht besteed aan mogelijkheden die interviewers hebben om druk uit te oefenen op de geïnterviewde (§ 2.3.4) en worden de grammaticale vorm van vragen besproken (§ 2.3.5). Het theoretisch kader wordt afgesloten door een paragraaf over de sequentiële opbouw van vragen en antwoorden (§ 2.3.6).

In het hoofdstuk daarna (hoofdstuk 3) wordt de methode van onderzoek behandeld. Hier worden de onderzoeksvragen gepresenteerd (§ 3.1), wordt informatie gegeven over de data en de verkrijging daarvan (§ 3.2) en wordt zowel voor het kwantitatieve onderzoeksdeel, als ook voor het kwalitatieve onderzoeksdeel uitleg gegeven over de analyseprocedure.

Hoofdstuk 4 behandelt vervolgens de analyseresultaten van het onderzoek. Paragraaf 4.1 - 4.3 zijn geheel gewijd aan de analyse naar vraagvormen die kwantitatief uitgevoerd is. Hierin wordt besproken in welke mate en op welke sequentiële momenten in het gesprek de verschillende vraagvormen gebruikt worden. Deze kennis heeft het startpunt gevormd voor het kwalitatieve onderzoek. Dit kwalitatieve deel wordt in § 4.4 besproken. De kwalitatieve analyse geeft de interactionele organisatie van vragen weer, waardoor duidelijk wordt hoe het interview geopend wordt door middel van een toonzettende introductie (§ 4.4.1), hoe vragen gesteld worden (§ 4.4.2) en hoe antwoordreacties zijn vormgegeven (§ 4.4.3). Alle sub-analyses worden afgesloten met een tussenconclusie.

(12)

2.

Theoretisch kader

2.1 Politieke nieuwsinterviews

2.1.1 Historische achtergrond

Reeds sinds de jaren ’70 wordt veel onderzoek gedaan naar journalistieke ontwikkelingen in politieke verslaglegging. De reden van deze interesse is het onderbuikgevoel dat journalisten in de naoorlogse periode zich vijandiger opstelle. Om te achterhalen of journalisten er inderdaad een meer vijandige werkwijze op nahouden, is inmiddels een behoorlijk aantal onderzoeken uitgevoerd. Weliswaar hebben deze onderzoeken aangetoond dat er sprake is van een verschuiving van het journalistieke werkvlak; geen van deze studies had betrekking op de feitelijke interactie tussen journalist en politicus in televisie-interviews en persconferenties (Clayman & Heritage, 2002b:751). De onderzoeken die tot dan toe waren gedaan boden ‘slechts’ inzicht in de mate van vijandigheid in de behandeling van politici via media, in plaats van tijdens gesprekken. Het was dus onduidelijk of de verschuiving naar een meer vijandige houding ook tot uiting kwam tijdens directe confrontaties tussen journalist en politicus.

De onderzoeken van Clayman & Heritage (2002a, 2002b, 2007) richten zich op deze houding van journalisten tijdens directe confrontaties. Om de mate van vijandigheid te kunnen meten, hebben zij een systeen ontwikkeld: het Question Analysis System, waarin vijandigheid niet gemeten werd op grond van inhoud, maar van vraagstelling. Dat betekent dat inhoudelijke issues een minder grote rol spelen bij de bepaling van vijandigheid, maar dat de mate van vijandigheid in de manier waarop vragen gesteld worden gemeten kan worden.

In een onderzoek naar deze vijandige vraagstellingen hebben Clayman & Heritage (2002a,2002b, 2007) een vergelijking gemaakt in de vijandigheid in vraagstelling tijdens persconferenties van de Amerikaanse president Eisenhower (1953-1961) en president Reagan (1981-1989). Uit dat onderzoek is gebleken dat er een significante toename van vijandigheid in vraagstellingen bestaat. Dat betekent dus dat er door de jaren heen wel degelijk een verschuiving van vijandigheid plaatsvindt, in elk geval met betrekking tot vraagstellingen in persconferenties aan Amerikaanse presidenten. Smeets (2012) deed een vergelijkbaar onderzoek, maar dan met betrekking tot Nederlandse minister-presidenten gedurende televisie-interviews. Zij vond weliswaar geen significante verschuiving van vijandigheid in zijn geheel; wel stelde zij vast dat de interviewers in de periode van Balkenende (2009) zich persistenter toonden dan de interviewers gedurende Van Agt (1979).

Deze historische ontwikkeling is interessant bij het onderzoek naar vraagformulering in een programma als DWDD. Mochten de vragen immers getuigen van een tamelijk sturende en vijandige houding van de journalist, dan valt dit binnen het kader van de historische ontwikkeling.

2.1.2 Het nieuwsinterview als institutioneel gesprek

Men spreekt met betrekking tot interviews met publieke (of anderszins noemenswaardige) figuren van nieuwsinterviews (Clayman & Heritage, 2002a:7; Hutchby, 2006:121). Worden deze gesprekken specifiek met politici gevoerd, dan spreekt men van politieke nieuwsinterviews. Het (algemenere) nieuwsinterview kent een drietal belangrijke kenmerken, te weten de samenstelling van participanten, het gespreksonderwerp en het interactioneel verloop (Clayman & Heritage, 2010:215).

(13)

Met betrekking tot het politieke nieuwsinterview betekent dit overigens niet alleen dat het gaat om een gesprek tussen journalist en politicus; ook is van belang dat de politicus deelneemt vanuit zijn politieke functie en dus niet vanuit zijn of haar persoonlijk stempel. Gesprekken waarin politici vanuit een hobby of bepaalde interesse aanschuiven aan tafel, zoals dikwijls te zien is in DWDD, zijn daarmee uitgesloten van het institutionele kader van het politieke nieuwsinterview. Het betreft dan mogelijk nog steeds een nieuwsinterview, maar de politicus is niet aangeschoven vanuit zijn politieke functie en daarmee betreft het geen politiek nieuwsinterview.

Naast de bepaling van de participanten, kent het nieuwsinterview ook interactionele kenmerken. Dit betekent dat het nieuwsinterview, net als ieder ander interview, een specifieke opbouw kent: het vraag-antwoord-principe (Clayman & Heritage 2002a:7). Hutchby (2006:121) merkt op dat juist de interactionele organisatie van nieuwsgesprekken een groot verschil vormt met de informatievoorziening zoals dat vroeger was. Met andere woorden: waar informatievoorziening over, bijvoorbeeld, politiek beleid vroeger vaak vanuit een persconferentie gedaan werd en dus zeer monoloog was, is het huidige nieuwsinterview juist zeer interactioneel van vorm gezien de vraag-antwoord-opbouw (zie verder § 2.3.1). Het effect van deze vernieuwde interactionele organisatie wordt al gauw duidelijk met het onderstaande citaat:

The consistent growth in the use of social interaction as a medium through which the news is presented suggests that it has become increasingly unrealistic to analyse the structure and content of news messages independent of the interactional medium within which they are generated. For, although the medium may not be the message, the interactional structures through which broadcast news is conveyed must necessarily contribute to the content and appearance of news messages.1

Heritage, Clayman e.a. (1988:79-80)

Zoals uit dit citaat blijkt, zijn de inhoud van nieuwsberichten en de interactionele vorm waarin zij gegoten zijn, in steeds mindere mate onafhankelijk van elkaar te zien. Informatie wordt blijkbaar niet enkel meer gevormd door content, maar ook door het verloop van het gesprek (Hutchby, 2006:121). Dit is een belangrijk gegeven binnen de politieke journalistiek, omdat dus – blijkbaar – de vorm van het gesprek van invloed kan zijn op de beeldvorming onder de kijkers. Het belang van een zuiver verloop van een gesprek lijkt daarmee groter dan ooit.

Een laatste belangrijk kenmerk van het nieuwsinterviews is de inhoud. Logischerwijs moet deze inhoud bestaan uit nieuwswaardige gebeurtenissen (Clayman & Heritage 2002a: 7). Dit hangt uiteraard al gauw samen met de eerder besproken samenstelling van gesprekspartners (publieke figuren). In het geval van een politiek nieuwsinterview gaat de inhoud, dus mede door de institutionele rol van de politicus, om inhoudelijk politieke aangelegenheden.

2.1.3 Nieuwsinterviews op televisie

In de vorige paragrafen werd gesproken over de ontwikkeling van nieuwsinterviews en de kenmerken daarvan. Wanneer nieuwsinterviews uitgezonden worden op televisie – zoals in het geval van DWDD - wordt er gesproken van broadcast news interviews. Het televisie-nieuwsinterview kan vanuit de drie zojuist besproken kenmerken, alsmede vanuit de mediakenmerken van televisie, worden samengevat als:

Broadcast news interviews are a specific genre of media talk in which, on the most basic level, journalists and individuals associated with the news of the day – primarily, but not exclusively, politicians and other public figures – engage in question-answer exchanges varying in length from less than a minute to then minutes or more.

(Hutchby, 2006: 122)

(14)

Ekström en Patrona (2011:1) merken op dat broadcast news interviews zich tegenwoordig niet meer beperken tot de nieuwsinterviews op televisie. Met de komst van breedband Internet, is het genre uitgebreid met vormen van WebTV, YouTube, television on demand, et cetera. Altijd gaat het echter om het uitzenden en ontvangen van nieuwsinterviews via audiovisuele media.

Livingstone en Lunt (1994) beschrijven in hun boek Talk on Television de rol en effecten van publieke debatten die plaatsvinden op televisie. Hoewel de literatuur wat verouderd is – voornamelijk met het oog op de komst van het Internet – is een aantal zaken die zij stellen nog altijd geldend. Zo spelen televisieprogramma’s nog altijd een grote rol bij het gesprek van de dag. Televisie is daarmee van invloed op ‘the agenda for people’s concerns’(Livingstone & Lunt, 1994:6). Daarnaast is televisie ook vandaag de dag één van de belangrijkste informatievoorzieningen. Dat betekent dat een groot deel van de informatie over situaties buiten de directe omgeving wordt verkregen middels televisieprogramma’s.

Wether we see the media in optimistic or pessimistic terms, we must recognize that they play a growing role in public discourse, including political participation and election campaigns. Political life is constituted through its immersion in a media-dominated world.

(Livingstone & Lunt, 1994:4)

Overigens is uiteraard het Internet hier ook een zeer grote, zo niet grootste, speler in geworden. Tot slot, zo noemen Livingstone & Lunt (1994:6), is televisie zeer belangrijk bij de vrijetijdbesteding. Dit impliceert dat kijkers ook zonder actief informatie te zoeken over bijvoorbeeld politici, geïnformeerd zullen worden gedurende de vrije uren van de dag.

In Nederland kennen we opiniërende en zuivere vormen van televisie-nieuwsinterviews in de vorm van Netwerk (EO) en EénVandaag (AVRO, TROS) (Smeets, 2012:5). Dergelijke programma’s voldoen aan de kenmerken van (politieke) nieuwsinterviews. Zij worden opgenomen in een studio zonder (actief en zichtbaar) publiek en gehost door één of twee presentatoren.

Ook bepaalde onderdelen van het VARA-programma DWDD lijken te vallen binnen de kenmerken van het politieke nieuwsinterview op televisie. Presentator Van Nieuwkerk gaat in zijn programma immers vaak in gesprek met politici die aanschuiven vanuit hun professie en het betreft dikwijls een nieuwswaardige inhoud. Maar ook lijken de gesprekken in DWDD één op één te vallen binnen de interactionele organisatie van nieuwsinterviews: vraag-antwoord-sequenties. Toch is Smeets (2012:5) van mening dat DWDD ook elementen heeft die niet binnen het nieuwsinterview vallen. Zij noemt in haar onderzoek naar de vijandigheid in vraagstelling in politieke interviews het programma een ‘mengeling tussen een nieuwsinterview en een talkshow’, mede vanwege satirische elementen als ‘Lucky TV’ en ‘De TV Draait Door’. Hoewel plaatsing van DWDD in het journalistieke landschap een interessante onderneming kan zijn, valt een oordeel hierover echter buiten het bereik van dit onderzoek.

2.2. De Wereld Draait Door

2.2.1 Het format

Sinds 2005 wordt op Nederland 3 het VARA-programma De Wereld Draait Door (DWDD) uitgezonden. Vijf dagen in de week is het programma te zien van 19.30 tot 20.15/20.30 uur (afhankelijk van eventuele live voetbaluitzendingen op de zender). Met dagelijks ruim 1,4 kijkers per dag (SKO, 2011) en o.a. een gouden Televiziering, is het programma één van de best scorende programma’s op de Nederlandse televisie.

Het programma is een mix van nieuws en amusement en houdt het midden tussen een talkshow en een actualiteitenprogramma. Het programma omschrijft zichzelf als Talkshow vanuit Amsterdam, met

actuele gasten uit de politiek, wetenschap, sport, cultuur en media. Met optredens, opmerkelijke tv-fragmenten, de Jakhalzen, Fokke & Sukke en LuckyTV, waarbij talkshow afwisselend ingeruimd wordt voor liveprogramma en actualiteitenprogramma (DWDD, 2011). DWDD kent dagelijks drie nieuwswaardige

(15)

programma niet te passen binnen het stramien van reguliere actualiteitenprogramma’s, maar is het weliswaar informatiever van aard dan menig amusementsprogramma. Ook de snelheid van het programma is zeer kenmerkend: de diverse onderwerpen komen vlot en kort achter elkaar aan bod. Dat betekent dat het programma ook minder diepgang kent dan de meer reguliere nieuwsprogramma’s, maar juist de snelheid is de kracht achter DWDD (Collegetour, 2012).

Iedere uitzending kent een min of meer vaste opbouw van programmaonderdelen die zorgen voor een afwisseling in nieuwsgesprekken en meer lichtvoetige onderwerpen. In onderstaande figuur wordt de opbouw van het programma uitgelicht:

Het programma kent 3 interviews, zoals te zien is in bovenstaande figuur (figuur 1). Op deze momenten in het programma worden ook de politieke interviews gehouden. De meest actuele gast – en vaak zijn dat politici – wordt in beginsel ingepland als interview 1. De data in dit onderzoek is dan ook voornamelijk afkomstig uit gesprekken in deze positie. Doordat het programma live is, vinden alle gesprekken plaats zonder tussentijdse bewerking. Dat betekent dat, afgezien van voorbereiding en mogelijk een auto-cue, vragen spontaan gesteld worden. Dat is van invloed op het verloop van het gesprek en daarom extra van belang om te realiseren bij een conversatie-analytische benadering van de politieke interviews van het programma. In § 2.3.2 zal echter ook te zien zijn dat de voorbereiding wel degelijk van invloed kan zijn op de kennisverhouding tussen de twee gesprekspartners.

2.2.2 Matthijs van Nieuwkerk

Vaste presentator van het programma is sinds jaar en dag Matthijs van Nieuwkerk (1960), die zijn eerder werkzaam was binnen de sportjournalistiek en als hoofdredacteur bij Het Parool (DWDD, 2011). Van Nieuwkerk wordt gezien als de kracht van het programma, voornamelijk

vanwege zijn kenmerkende manier van spreken. Van Nieuwkerk spreekt niet alleen in hoog tempo, dat overigens naadloos aansluit op het DNA van het programma, maar blijkt ook bijzondere technieken in te zetten bij het presenteren van zijn show. Hierover werd eerder al gepubliceerd in Onze Taal (Van Maris, 2008). Onder andere blijkt Van Nieuwkerk zijn gasten altijd te introduceren op een zeer vleiende manier: vleien als ontwapeningstechniek (Collegetour, 2012). Een voorbeeld dat afkomstig is uit de introductie van de Nederlandse zangers, Nick en Simon:

Bekender en succesvoller kun je in ons land denk ik niet worden. Ze kunnen kwartetten met gouden en platina platen. Ze spelen in uitverkochte stadions. Ze zijn juryleden in de meest

Vaste onderdelen Afwisselende onderdelen

•Aankondiging • Gedichten Nico Dijkshoorn

•Actuele opmerkelijkheden • Sound Bites

•Barkrukgesprek tafelheer/-dame • Oudeweeksconference (comedy)

•Interview 1 • DWDD Recordings

•Jakhalzen •Interview 2

•De TV Draait Door Speciale uitzendingen

•Muziek • De Zomer Draait Door (zomer)

•Trending topic • Laatste vrijdag van de maand

•Interview 3 • Extra korte uitzendingen i.v.m.

•Afkondiging voetbal

•Lucky TV • Thema-uitzendingen

(16)

bekende talentenjacht voor senioren én junioren. Jongens, welkom! Het is wel volbracht hè, zo langzamerhand? Ik bedoel er is niet heel veel meer te halen in ons land he?

(Collegetour, 2012)

Door de techniek die Van Nieuwkerk feilloos weet toe te passen bij de introductie van zijn gasten, worden gasten direct op hun gemak gesteld. Een sterk sturende techniek die Van Nieuwkerk reeds vanaf het eerste moment van het interview toepast.

Ook is Van Nieuwkerk een beeldend spreker en dwingt hij zijn gasten de besproken situatie concreet te beschrijven. In het interview dat Van Nieuwkerk had met schaatser Sven Kramer resulteerde deze techniek in de volgende vragen:

Heb je dan hulp? Of ben je juist alleen? Ga je dan een stukje fietsen? Ga je... pak je... pak je een flesje drank? Wat wat wat ga je.. wat dóe je dan eigenlijk?

(Collegetour, 2012)

Tot slot is ook vastgesteld dat Van Nieuwkerk grootgebruiker is van ouderwetse vloekwoorden, zoals

gossiemikkie of ben je betoeterd?, wanneer hij zijn emotie wil uiten tijdens gespreken met zijn gasten

(Collegetour, 2012) .Woorden die weliswaar een negatief gevoel uiten, maar bijna komiek te noemen zijn vanwege het ouderwetse karakter.

Naar de interviewstijl van Van Nieuwkerk met betrekking tot vraagstellingen is nog geen onderzoek gedaan. Dit onderwerp kwam onlangs echter wel ter sprake in het eerste televisie-interview dat Van Nieuwkerk gaf. In Collegetour gaat Twan Huys, samen met honderden studenten, in gesprek met publieke figuren, zo ook met Van Nieuwkerk. Het is voor het eerst dat Van Nieuwkerk zich blootgeeft en antwoord geeft op scherpe vragen. Eén van die vragen was of Van Nieuwkerk zijn scherpzinnigheid en kritische benadering in zijn interviews mist, zoals hij deze wel bij bijvoorbeeld Het Parool heeft moeten tonen. Van Nieuwkerk geeft aan dat hij zichzelf niet kritiekloos vindt, maar dat hij wel rekening moet houden met verschillende registers die hij moet bespelen gedurende het programma. Hij stelt hierbij tevens dat interviews met echte beleidsmakers absoluut met een argwanende en achterdochtige insteek gedaan moeten worden – ook door hemzelf -, maar dat hiervan bij andere nieuwsprogramma’s, zoals Nieuwsuur, veel vaker sprake is dan in DWDD (Collegetour, 2012). Wanneer Huys vraagt of Jeremy Paxman, anchorman van BBC en bekend vanwege zijn ruwe en confronterende interviewstijl, een voorbeeld is voor Van Nieuwkerk, reageert de DWDD-man alsvolgt:

Als het gaat om de politiek, he? Als het gaat om beleidsmakers, gezagsdragers die altijd inderdaad met achterdocht en wantrouwen bekeken moeten worden, daar is de journalistiek natuurlijk op z’n allerscherpst!

(Collegetour, 2012)

(17)

2.3 Interviewtechnieken in politieke interviews

2.3.1 Beurtwisseling bij nieuwsinterviews

Wanneer men tracht een gesprek tot stand te brengen, zoals het geval is tijdens DWDD, dient iedere gespreksdeelnemer bij te dragen aan een succesvol verloop van dat gesprek. Dat betekent dat de beurten van de gespreksdeelnemers moeten samenhangen om tot een succesvol verloop te komen. Deze samenhangende delen van het gesprek worden sequenties genoemd (Mazeland, 2003:73). Het principe van vraag-antwoord vormt de sequentiële basis voor ieder (nieuws)interview. Immers, ieder interview kent in de basis een opbouw van vragen die gesteld worden door de interviewer en antwoorden die gegeven worden door de geïnterviewde. De samenhang tussen de vraag en het antwoord wordt het aangrenzende paar genoemd: op een vraag wordt gewoonlijk een antwoord verwacht (Mazeland, 2003:73). Van Nieuwkerk stelt een vraag en deze wordt beantwoord door de politicus die ter tafel is gevraagd. Maar de aanwezigheid van een vraag-antwoord-interactie duidt niet per definitie op de aanwezigheid van een nieuwsinterview: in § 2.1.2 is reeds besproken dat hierbij ook de participanten van het gesprek en het onderwerp van belang zijn, wil een vraag-antwoord-gesprek een nieuwsinterview zijn (Heritage & Clayman, 2010:215).

Bij alle gesprekken draagt iedere gesprekspartner bij aan een succesvol verloop van een gesprek. Daarbij heeft iedere gesprekspartner zijn eigen rol. De persoon die vragen stelt vervult de rol van vragensteller; degene die antwoord geeft wordt antwoorder. Berenst (2003) spreekt hierbij van discourse

identiteiten: identiteiten die worden gevormd tijdens de interactie en die van invloed zijn op de structuur

van het gesprek (p. 19). Bij dagelijkse converstaties, bijvoorbeeld tussen twee spelende kinderen, zullen deze rollen of identiteiten afwisselen, omdat op het ene moment Kind A een vraag zal stellen en op het andere moment Kind B een vraag zal stellen. De invulling van het gesprek en de rollen die de gesprekspartners daarbinnen vervullen is dus tamelijk dynamisch. Dit in tegenstelling tot het nieuwsinterview, waarbij de vorm van het gesprek een zeer gelimiteerde verdeling kent: het interviewers stellen vragen; geïnterviewden beantwoorden vragen (Heritage & Clayman, 2010:216). Beurtwisseling is bij dergelijke institutionele gesprekken sterk rigide, terwijl deze in dagelijkse gesprekken niet vooraf bepaald is.

In het geval van het (nieuws)interview zullen gesprekspartners dan ook vanuit een sociale rol deelnemen aan het gesprek. Iemand die vragen stelt in het nieuwsinterview schuift aan als interviewer; degene die de vragen beantwoordt is in beginsel de geïnterviewde. Berenst (2003) spreekt in dit geval van

situationele identiteiten (p. 20). Het gaat om identiteiten die niet alleen specifieke interactionele

kenmerken bezitten, maar ook specifieke interactionele kenmerken produceren. Een gesprek tussen de situationele identiteit van ‘interviewer’ en de situationele identiteit van ‘geïnterviewde’ zal immers leiden tot de specifieke interactie ‘interview’. In het geval van institutionele settings, zoals het nieuwsinterview, zullen discourse identiteit en situationele identiteit in beginsel nauw op elkaar aansluiten, vanwege de duidelijke verdeling van sociale rollen en het effect daarvan op de verdeling vragensteller en beantwoorder (Mazeland, (onbekend):76-77).

De hiervoor beschreven institutionele kenmerken van het nieuwsinterview zijn ook sterk van invloed op de beurtwisseling binnen het gesprek. Het nieuwsinterview is een gesprek met een voorafbepaalde vorm, en dus zal de overname van de beurt ook op voorafbepaalde posities gebeuren. Waar ieder eind van een grammaticale eenheid in het dagelijkse gesprek een transition relevant place voor beurtwisseling kan zijn, is dit in het nieuwsinterview niet het geval. Bij het nieuwsinterview zullen de gesprekspartners daarentegen bij iedere beurt moeten analyseren op welk moment de beurt van de ander afgelopen is (Heritage & Clayman, 2010:222). Voor de geïnterviewde is deze taak relatief gemakkelijk: vanwege de vraag-antwoord-vorm van het gesprek is het zijn taak te wachten tot er een vraag gesteld wordt. Het meest als vraag herkenbaar zijn daarbij onder andere interrogatieve vraagvormen, maar ook declaratieve vragen, vragen met de vorm van een statement, zijn als vraag en dus als transition relevant

place op te vatten in het nieuwsinterview (Heritage & Clayman, 2010:218). Tussentijdse overlap van de

(18)

Ook de interviewer zal echter de beurt weer moeten overnemen na beantwoording van de vraag door de geïnterviewde. Terwijl een vraag relatief gemakkelijk te herkennen is als grammaticaal eindpunt van de beurt, is de afronding van een antwoord uit diverse vocale en nonvocale aspecten op te maken, zoals handgebaren, intonatie of herhaling van een deel van de vraag (Heritage & Clayman, 2010:222). Voor een interviewer kan het dan ook moeilijk zijn te bepalen wanneer de beurt afgelopen is en overgenomen kan worden. Omdat ook op deze positie in het gesprek overlap van beurten ongewenst is, dienen beide gesprekspartners zorg te dragen voor een duidelijk herkenbare afronding van de beurt en samen te werken aan een succesvol nieuwsinterview.

2.3.2 Vragen

Bij een onderzoek naar interviewtechnieken is het belangrijk om eerst te weten wat vragen eigenlijk zijn en waarom zij gesteld worden. Het gaat dan om de vraag wat er eigenlijk gebeurt in het aangrenzende paar van vraag en antwoord. Heritage & Clayman (2010) claimen dat dergelijke aangrenzende paren te maken hebben met de kennis die beide gesprekspartners over het besproken onderwerp bezitten (p. 24-25). Epistemic stance is de term die Heritage & Clayman (2010) hebben gegeven aan de relatie tussen kennis (en de vergaring daarvan) en de wijze waarop de vraag gesteld wordt (p. 140). Een interviewer als Van Nieuwkerk zal bij aanvang van het gesprek relatief weinig kennis hebben over het gespreksonderwerp. Hij bezit in verhouding tot de geïnterviewde de minste informatie en het doel van het gesprek is kennis te vergaren over dit onderwerp. De relatief onwetende interviewer wordt aangeduid als K-. De geïnterviewde, die relatief de meeste kennis bezit, wordt daarentegen aangeduid als K+. Het is zaak om het kennisniveau van K- op het niveau (of althans in de richting daarvan) van K+ te krijgen (Heritage & Clayman, 2010:140). Vragen zijn daartoe een middel.

(Heritage & Clayman, 2010:140)

Bij de eerste vraag (Q1) is het kennisniveau van K- zeer laag; bij Q2 is deze al hoger en bij Q3 is er relatief veel kennis aanwezig. In alle gevallen wordt echter gestreefd naar het kennisniveau van de geïnterviewde. Het antwoord dient dan ook te leiden tot een kennisverhoging van K- en dus informatief te zijn.

Overigens wordt de epistemic stance in een andere context geplaatst wanneer het gaat om nieuwsinterviews op televisie. Op de vraag of Van Nieuwkerk een begenadigd interviewer of begenadigd acteur is, antwoordt hij in het programma Collegetour het laatste. Hieraan voegt hij toe:

“Ik denk, ik ben ook benieuwd wat Twan daarvan vindt trouwens, ik denk dat als je als je een programma presenteert, eh eh… he? In een journalistieke context, we hebben - ’t is tenslotte een talkshow, he, basically. eh dat er inderdaad veel komt aan op op kennis en een soort journalistieke vaardigheid om een goed gesprek te leiden, maar je acteert natuurlijk wat. Het kan zo zijn dat we ‘n voorgesprek hebben gehad en dat daaruit is gekomen dat ik eh een brug

(19)

niet durf over te fietsen. Kan Twan de vraag stellen: “Matthijs, een brug bijvoorbeeld, ik zeg maar wat, he? Durf jij die over te fietsen?” Zo.. dan dan dat soort toneelstukjes, die natuurlijk eindeloos vaak op televisie worden getoond, want er zijn voorgesprekken, je weet eigenlijk al wat de gast zegt… Je acteert nieuwsgierigheid. Je fijnst verrassing. Verbazing.”

(Collegetour, 2012)

Deze voorgesprekken, die gevoerd worden ter voorbereiding op de live-uitzending, schijnen een ander licht op de theorie van Heritage & Clayman (2010). Echter is het bestaan van deze voorgesprekken voor het publiek niet zichtbaar en dus lijkt de interviewer alsnog onwetend over het besproken onderwerp. Dat hij feitelijk minder onwetend is dan het publiek ziet, kan er echter wel toe leiden de dynamiek van het gesprek anders verloopt en dat vragen gesteld kunnen worden alsof de interviewer meer weet, terwijl hij ogenschijnlijk minder weet. De feitelijke kennis biedt de interviewer de mogelijkheid het gesprek meer te sturen vanuit deze kennis, al lijkt de kennis niet aanwezig. Kennis die via vraagvormen geuit wordt gedurende dit onderzoek, kan echter enkel geïnterpreteerd worden als feitelijke kennis, omdat in het interview alleen die kennis zichtbaar is. Dat betekent dat geen rekening kan worden gehouden met het feit dat de gesprekken min of meer geacteerd ter tafel komen. Het is slechts de zichtbare kennis die geïnterpreteerd kan worden.

Vanuit de (al dan niet zichtbare afwezigheid van) kennis worden vragen niet alleen gesteld, maar ook vormgegeven. Wanneer Van Nieuwkerk veel informatie over een onderwerp bezit (ook al is hij nog steeds K-), bijvoorbeeld vanuit zijn redactie of op grond van de zojuist genoemde voorgesprekken, zal hij vragen anders kunnen stellen dan wanneer hij geen of nauwelijks kennis bezit. Q1 zal daarom ook anders gesteld worden dan Q3. De grammaticale vorm van de vraag biedt hiertoe handvatten. De grammaticale vorm van de vraag heeft betrekking op de wijze waarop een vraag geformuleerd wordt. Englert (2010) spreekt in dit verband van sentence type. Vraagtypen bieden een indicatie van de kennis die de interviewer reeds heeft. Zo kan bovenstaande figuur gecompleteerd worden met de volgende – mogelijke – vraagstellingen:

(Heritage & Clayman, 2010:140)

Bij de minste kennis (Q1) stelt de interviewer een gesloten, neutrale vraag. De gesprekspartner kan deze vraag met ja of nee bevestigen en eventueel toelichten. Q2 wordt echter gesteld wanneer de interviewer al een hoger kennisniveau bezit en bevat een assumptie of statement die om bevestiging vraagt. Hij geeft aan het niet zeker te weten, maar wel te denken dat de gesprekspartner getrouwd is en implicieert dus een bepaalde mate van kennis. Q3, het hoogste kennisniveau in dit voorbeeld, is een gesloten vraag die min of meer als waarheid gepresenteerd wordt en alleen nog bevestigd dient te worden. Doordat het kennisniveau hoog is, kan de vraag ook als een bijna-waarheid gesteld worden. Hierbij is minder ruimte om uit te weiden of een toelichting te geven. Hier zal dus – in tegenstelling tot Q1 – enkel een ja of nee op volgen. Vraagstelling heeft dus ook direct invloed op de antwoordruimte en op de formulering van voorkeursantwoorden (Heritage & Clayman, 2010:141-142). Het feit dat Van Nieuwkerk feitelijk meer kennis bezit vanuit de voorgesprekken (ook al is dit niet bekend bij het publiek), geeft hem zoals gezegd wel handvatten om meer druk te leggen op de politicus.

2.3.3 Journalistieke normen

(20)

(2010:29), evenals Berenst (2003:98), over het publiek als primaire ontvanger. Dat betekent dat de informatie die gegeven wordt door de geïnterviewde gericht is aan het publiek en niet zozeer – ook al is deze mogelijk enige gesprekspartner – aan de interviewer. De interviewer zal zich er echter voor moeten inzetten dat de vraag beantwoord zal worden, zodanig dat het publiek meer kennis krijgt over het besproken onderwerp. Relatief zal de interviewer – en in elk geval de bedoelde ontvanger, het publiek – altijd minder over het onderwerp weten dan de geïnterviewde en de interviewer heeft als watchdog de taak om de vragen van ‘het publiek’ beantwoord te krijgen. Heritage & Clayman (2010) spreken in dit geval van adversarialness (vijandigheid) als journalistieke norm (p.227). Door middel van vijandigheid in de vraag wordt de interviewer in staat gesteld meer druk te leggen op het te geven antwoord.

De tweede journalistieke norm die immer nagestreeft moet worden is de norm van objectivity (Heritage & Clayman, 2010:227) of neutraliteit (Berenst, 2003:98). Iedere interviewer van het nieuwsgesprek (dus in beginsel de journalist) zal zich in moeten spannen de neutraliteit te waarborgen. Heritage & Clayman (2010) stellen hierbij dat gehele neutraliteit nooit haalbaar zal zijn, maar dat een journalist zichzelf ertoe moet inzetten vragen zo objectief mogelijk te stellen en eigen overtuigingen achterwege te laten (p. 227).

Deze twee journalistieke normen zijn enerzijds voordehandliggend, maar anderzijds zorgen zij voor spanning binnen de journalistieke taak. Immers, daar waar de journalist zich zal inzetten alle benodigde informatie te verkrijgen, kan de neutraliteit in het beding komen. Daarom zullen journalisten altijd op zoek moeten naar de guldenmiddenweg. Journalisten zullen uitnodigende en soms uitdagende vragen moeten stellen of ze als zodanig vorm moeten geven, om het publiek te kunnen dienen, zonder in te moeten boeten op neutraliteit (Heritage & Clayman, 2010:227-288). In de historiebschrijving van het nieuwsinterview (§ 2.1.1) was echter al te lezen dat er een verschuiving plaatsvindt op het continuum van deze twee normen.

2.3.4 Vijandige vraagstelling

Naar vijandigheid in vraagstellingen is veel onderzoek gedaan, onder andere door Clayman & Heritage (1988, 2002a, 2002b, 2007). Vijandigheid wordt omschreven als de situatie waarin een interviewer zich moet bedienen van kritische en soms indringende vragen om te komen tot adequate beantwoording van deze vraag. Journalisten moeten zich dus inspannen om de vragen te stellen waar het publiek antwoord op wil; ook als de vraag in beginsel niet of onvoldoende beantwoord wordt. Hij heeft zelfs het recht om bij afwijking van het antwoord, de vraag – mogelijk in gewijzigde vorm – opnieuw te stellen (Heritage, 1984:12). De journalist zal zijn grens dus moeten opzoeken om tot de wens van het publiek te kunnen komen. De vraagstelling die dan tot stand komt kan zelfs zo typisch worden dat zij verwordt tot interviewstijl of – wat wellicht het geval kan zijn bij DWDD gezien de grote rol van Van Nieuwkerk in de betekenis van het programma – tot onderdeel van het programma kan verworden.

Onderstaand fragment biedt een voorbeeld van een vijandige vraagstelling. In eerdere regels wordt door Van Nieuwkerk een vraag gesteld en deze wordt door politicus Alexander Pechtold ontkennend beantwoord (regel 162). Daarop ontstaat een inhoudelijke discussie.

Interview 2 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Alexander Pechtold

162 AP das onzin!

163 MvN [maar dat is nee dat is feit-

164 AP [maar feiten (.) perceptie kan op een gegeven moment ook een feit word[en

165 MvN [ja

166 dat is feitelijk onzin, maar dat is misschien voor heel mensen reden om 167 [toch op iemand te stemmen

168 AP [juist maar dat is dus voor een- 169 MvN en wat doe je daar aan.

(21)

171 tijdgeest mee gaat heu[leh (.) ] 172 [nee maar nou zeg je ]= 173 AP =maar je eigen verhaal

174 MvN ja

175 AP en mijn verhaal (.) he?

177 MvN maar ik begrijp je toch niet ik ga je toch maar even onderbrek[en

178 AP [ ja ( )

179 MvN u krijgt van die mensen te horen die wilders ik deel niet al zijn standpunten 180 ik heb het gelezen he het boek

181 AP ja

182 MvN maar het is wel iemand die begrijpt als ie er staat [hij is] 183 AP [klopt ] 184 MvN voor niemand bang

185 AP ja

186 MvN dat begrijp ik ook en ik begrijp zelfs (.) het aantrekkelijke daarvan 187 AP het laatste hoofdstuk heeft u

188 MvN maar daar heeft u helemaal geen antwoord op!

In dit fragment is te zien dat Van Nieuwkerk zijn gast tegenspreekt: in regel 163 doet hij een poging hiertoe, maar de beurtwisseling verloopt hier tamelijk problematisch, omdat Pechtold op datzelfde moment zijn beurt start. Hierin is dus ook te zien hoe moeilijk het soms kan zijn de transition relevant

place te bepalen. Na voltooiing van de beurt van Pechtold (regel 164), onderneemt Van Nieuwkerk een

tweede poging zijn gast tegen te spreken en wel door een mogelijke reden van ‘heel veel mensen’ aan te halen; een strategie die – naar later zal blijken – de vraag neutraal verpakt en de interviewer alsnog in staat stelt om meer druk uit te oefenen op de gast. Halverwege de vijandige aanpak van Van Nieuwkerk echter niet succesvol te verlopen. Van Nieuwkerk besluit daarop de gast te onderbreken (regel 177), waarna een nieuw argument van Van Nieuwkerk ter tafel komt. Bovenstaand fragment biedt slechts een indicatie van de sturende technieken die interviewers kunnen gebruiken. In dit fragment moet Van Nieuwkerk op zoek naar de balans van de journalistieke normen: de grens van objectiviteit en het doel om alle informatie uit de geïnterviewde te krijgen voor het publiek. Het gebruiken van een vijandige vraagstelling is hierbij een bruikbaar middel. Er bestaat een aantal theoriëen om vijandigheid in vraagstellingen te kunnen duiden. Twee hiervan worden in de komende paragrafen besproken.

2.3.4.1 Agenda setting, vooronderstellingen en voorkeursantwoorden

Heritage & Clayman (2010) noemen een aantal dimensies die vraagstellingen vijandig kunnen maken en waarmee een interviewer zichzelf dus in staat stelt de grens van de journalistieke normen op te zoeken. Zij spreken van (1) agenda setting, (2) het gebruik van vooronderstellingen en (3) sturing van het antwoord. Al deze dimensies hebben gemeen dat ze het antwoord kunnen sturen.

Agenda setting is een eerste functie van een vraag: door middel van agenda setting worden zowel

de antwoordvorm als antwoordinhoud door de interviewer bepaald (Heritage & Clayman, 2010:137). Dit betekent dat een vraag sturing biedt aan de topicale inhoud van het antwoord, alsmede dat de vraag aangeeft in welke vorm het antwoord gegeven moet worden. Een voorbeeld van agenda setting is te vinden in onderstaand fragment:

Interview 5 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Henk Bleker

11 MvN de eerste gelekte documenten zijn binnen, vijf zeggen ze. gelooft u ‘t? 12 (1.0)

(22)

14 MvN nee dat vroeg ik niet. ik vraag of u het gelooft. 15 HB nog niet.

In dit fragment wordt door Van Nieuwkerk een polaire vraag gesteld met betrekking tot het geloof van Bleker over het uitlekken van documenten. Van Nieuwkerk bepaalt dus de topicale inhoud van het te komen antwoord (het antwoord moet betrekking hebben op het geloof van Bleker over het uitlekken), alsmede de antwoordvorm van het te komen antwoord (de polaire vraag dient beantwoord te worden met ja/nee). In dit fragment is te zien dat de politicus zich weliswaar houdt aan de topicale agenda; over de antwoordvorm wordt Bleker in regel 14 teruggefloten. Het antwoord was immers niet polair. In dit fragment is dan ook te zien dat agenda setting enerzijds een middel is om sturing te geven over de topicale inhoud en vorm van de vraag, anderzijds ook de mogelijkheid biedt een politicus verantwoordelijk te houden voor het niet volgen van de agenda (Heritage & Clayman, 2010:229). Van Nieuwkerk kan Bleker daarom ook wijzen op het feit dat de vraag niet adequaat beantwoord is.

Een tweede manier waarop een interviewer zijn vragen met toenemende vijandigheid kan formuleren, is het gebruik van vooronderstellingen (presuppositions; Heritage & Clayman, 2010:139). Vooronderstellingen zijn opvattingen die als feit in de vraag of de inleiding daarvan gesloten zitten en als vertrekpunt worden beschouwd bij het stellen van de vraag. Een voorbeeld is te zien in het gesprek tussen Van Nieuwkerk en politicus Rouvoet:

Interview 7 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: André Rouvoet

199 MvN even een ander onderwerp. e::h eh de christenunie had zijn

200 nieuwjaarsreceptie, als vanzelfsprekend, iedere partij heeft dat, u voerde 201 daar uiteraard het woord als partijleider. en u deelde spruitjes uit. 202 AR tsja

203 MvN als een ludieke actie tegen ’t tegen de kritiek die er op uw beleid is, en 204 met name dat van de christenunie, betuttelend. de spruitjeslucht komt dan 205 sommige mensen in de in in in in de neus. de jaren vijftig komen terug. we 206 mogen niks meer. u dacht ik ga ze terugpakken, ik deel spruitjes uit. wat was 207 ’t idee?

208 AR nee. het was het was niet zozeer terugpak-, ’t was meer een grap, een ludiek 209 iets ludieks. we hebben dat inderdaad heel vaak gehoord eh en de overstap is 210 misschien niet eens zo groot als het lijkt ( ) ten opzichte van het 211 vorige onderwerp. kijk als …

Van Nieuwkerk brengt in dit fragment de vooronderstelling dat Rouvoet de andere partijen wilde ‘terugpakken’ als feitelijkheid. De inleiding (regel 199-206) is dan ook een vijandige aanloop op de vraagwoordvraag (regel 206-207) die komen gaat. In de reactie van Rouvoet (regel 208 e.v.) is te zien dat de politicus het niet eens is met deze implicering: voordat de vraag beantwoord wordt (antwoord wordt gegeven over wat het idee was), weerlegt de politicus eerst de vooronderstelling dat hij de andere partijen wilde terugpakken. Rouvoet zag het immers meer als ludieke grap.

Overigens hoeft een vooronderstelling niet per se opgenomen te worden in een inleiding; deze kan ook in de vraag zelf zijn opgenomen. Ook komen vooronderstellingen niet alleen bij vraagwoordvragen voor; ook polaire vragen kunnen wel degelijk een vooronderstelling bevatten en daarmee geladen zijn met vijandigheid (Heritage & Clayman, 2010:232).

(23)

Interview 3 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Ronald Plasterk

317 MvN =veel nieuwe argumenten dan ik ben ervarener eh e:h neem mij ik ben bet↑er, 318 wat overigens >zoals u he< dat mag je van jezelf vind↑en, horen we eigenlijk 319 niet. wat wat zou nog (.) moeten we niet nog een aas uit die mouw komen? 320 [moet u niet nog een joker uit de ta-

321 JK [kunt u zingen meneer plasterk? 322 MvN WAT?

Van Nieuwkerk wil van zijn gesprekspartner, politicus Plasterk, weten of er nog nieuwe argumenten zijn voor de vraag waarom Plasterk beter is als lijsttrekker dan zijn collega Samsom. Voorafgaand op de vraag vormt Van Nieuwkerk een inleiding die gebruikt wordt als samenvatting van de tot dusver gehoorde argumenten. Vervolgens stelt de interviewer een tamelijk sturende vraag in regel 319-320. Dat de vraag sturend is, blijkt uit het feit dat de vraag negatief geformuleerd is (moeten we niet…) en daarmee een bevestigend antwoord uitlokt (ja, dat zouden we inderdaad moeten doen). Heritage & Clayman (2010) stellen dat dergelijke negatief geformuleerde vragen de meest krachtige vragen zijn die een positieve respons uitlokken (p. 233). Doordat één van de andere tafelgenoten, Jan Kooiman (JK), zich mengt in het gesprek, kan een tweede, mogelijk positief, paardeel echter niet volgen.

Andere manieren om het antwoord te sturen is het gebruik van polaire vraagvormen, zoals tag questions en declaratieven (zie § 2.3.5) en het gebruik van polairity items, zoals at all of any (in de Nederlandse taal min of meer te vergelijken met woorden als enig en überhaupt) (Heritage & Clayman, 2010: 232-233). Tot slot kunnen interviewers ook zorgdragen voor een vijandige context door de vraag te onderbouwen met tegenstellende argumenten (Heritage & Clayman, 2010:233). Daardoor kan de geïnterviewde de vraag nauwelijks meer tegenspreken.

Interviewers kunnen door agenda setting, vooronderstellingen de formulering van voorkeursantwoorden druk uitoefenen op de geïnterviewede politicus. Het zijn middelen waarmee vijandigheid gerealiseerd kan worden, waardoor de interviewer zichzelf in staat stelt om adequate antwoorden te generen voor zijn publiek. Aan de andere kant zijn deze vragen niet neutraal; dat is ook onmogelijk binnen de journalistiek (Heritage & Clayman, 2010: 228). Wel zijn de vragen zodanig verpakt dat ze min of meer neutraal overkomen (Heritage & Clayman, 2010:234). Interviewers hebben echter nog twee extra mogelijkheden om vragen te neutraliseren, zonder druk op de geïnterviewde te verliezen: het gebruik van (1) rechtvaardigingen en door het verleggen van de vijandigheid door middel van (2) footing shift.

Rechtvaardiging is een manier om de relevantie van de vraag te duiden voor zowel de geïnterviewde als ook voor het publiek. Door middel van een rechtvaardigende inleiding kan de te komen vraag bijvoorbeeld context bieden voor het publiek: de inleiding laat zien waarom de vraag gesteld mag (en wellicht moet) worden. Een dergelijke inleiding geeft daarom antwoord op de vraag Why that now?, zoals Heritage & Clayman (2010:234-235) dat noemen. Een voorbeeld van zo’n rechtvaardigende inleiding is te zien in het gesprek tussen Van Nieuwkerk en politicus Henk Bleker:

Interview 5 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Henk Bleker

134 MvN [begrijp ik. nu zeggen zij wij hebben vij- we hebben vijf leaks gekregen. 135 documenten. dat betekent eigenlijk dat er een aantal (.) mensen op uw 136 departement zitten die helemaal niet te vertrouwen zijn.

137 HB nou daar geloof ik nog niks van. 138 MvN kent u ze allemaal?

139 (0.5)

140 HB heel veel. ja.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer deze methodegebonden toetsen alleen, zonder andere bronnen, gebruikt worden voor een rapportwaardering, dan wordt dit middel, lettend op het doel, oneigenlijk toegepast..

2. 20 tot 60 procent bestemd voor appartementen 3. maximaal 10 procent bestemd voor Horeca. Van de aangegeven grond als “Stadswoonwijk” is minimaal 5 procent, maximaal 80

Het college kiest er niet voor om in Eelde één gebouw in te zetten als cultuurhuis.. Dat doet afbreuk aan de

Geld dat niet meer uitgegeven kon worden aan de plannen die u voor dat jaar had.. Dat is te begrijpen, maar dat bedrag wordt elk

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl

heid tot onzen lleere Jezus Christus konden komen, zonder dispuut en bezwaar, maar heelemaal zeker zouden zijn, dat wij in Hem alles vinden wat ons ontbreekt,

Als de continuïteitscorrectie bij deze vraag niet is toegepast, geen punten hiervoor in

De gemiddelde versnelling (in m/s 2 ) van de bal tijdens de eerste t seconden dat hij onder water is, is gelijk aan de helling van het verbindingslijnstuk tussen de punten op de