• No results found

Rechtvaardiging van antwoordreactie

De postvraag wordt gesteld in de regels 236-244. Vervolgens wordt de vraag toegelicht en ondersteund door het gebruik van een niet-specificeerde derde: dat zouden ‘mensen’ mogen denken. Het gebruik van dergelijke third party statements werd ook al gevonden bij de toelichting van de basisvraag. Ook hier stelt de interviewer zichzelf in staat om door middel van footing shift de vraag minder vijandig te stellen.

In het zelfde interview is echter ook sprake van een first party statement welke toelichtend is aan de vraag. Het fragment vervolgt zich alsvolgt:

Interview 1 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Martijn van Dam

248 MvN [het lijkt me nie- het lijk me voor de partij van de arbeid niet onbelangrijk 249 na job [cohen

250 MvD [neh jah]

251 MvN dat iemand wilders aankan.

Fragment 20 Rechtvaardiging van antwoordreactie

Dit fragment is nog steeds onderdeel van de hierboven beschreven postsequentie. In dit geval echter, maakt Van Nieuwkerk expliciet zijn eigen mening kenbaar, door te spreken namens zichzelf. Echter, afzwakking wordt vervolgens gerealiseerd door de zekerheidsmodaliteit ‘lijkt’. Van Nieuwkerk gebruikt in dit geval dus een combinatie van meer vijandige en minder vijandige technieken om een toelichting mogelijk te maken.

4.4.3.3 Oppositionele reactie

In veel interviews in DWDD is sprake van een postsequentie vanwege een inhoudelijke discussie. Dat betekent dat Van Nieuwkerk het gegeven antwoord niet zomaar accepteert, maar in plaats daarvan inhoudelijk de discussie aangaat over het gestelde. Hij lijkt hierdoor voornamelijk te voldoen aan de journalistieke norm van publieksontwerp: het is zijn taak om meerdere kanten van het verhaal te belichten en zorg te dragen voor een juiste informatievoorziening. Het uitdagen van de politicus op grond van wat hij zojuist gezegd heeft, wordt door Clayman & Heritage (2002b:768) onder hostility of oppositie geschaard en duidt op aanwezigheid van vijandigheid. In plaats van uitspraken aan te nemen, worden ze nu (meerdere malen) getest door de interviewer.

Van een dergelijke oppositionele reactie is onder andere sprake in het gesprek met Henk Bleker (fragment 20):

Interview 5 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Henk Bleker

73 MvN [ja ( ) gevaarlijke situatie 74 voor de ambtenaren, maar ik wou het even omdraaien. het lijkt me een

75 gevaarlijke situatie voor de staatssecretar[is

76 HB [nee

77 MvN helemaal niet? 78 HB nee

79 MvN oh u maakt zich geen enkele zorgen

80 HB ik ben ik ben ik ben i-i-ik ben een open boek 81 (0.5)

82 MvN u bent een open boek.

83 HB ja (0.5) ik vind je moet je verantwoorden in het publiek eh en ik vind dit 84 een zwaktebot van zo’n organisatie om bedenk zelf de argumenten tegen het 85 beleid wat ik voorsta.

Fragment 21 Oppositionele reactie

In dit fragment worden meerdere pogingen tot herziening (en dus ook meerdere postsequenties) gerealiseerd. De declaratieve vraag in regel 74-75 is overigens zelf al een postsequentie; de hierbij behorende basisvraag is reeds in regel 54-55 gesteld. De opmerking dat de situatie gevaarlijk is voor de staatssecretaris (regel 74-75) betreft een oppositionele tegenstelling, omdat Van Nieuwkerk het niet eens is met hetgeen in eerdere regels gesteld is (namelijk dat het een gevaarlijke situatie voor de ambtenaren

betreft). Vervolgens wordt een aantal herzieningsverzoeken gedaan, te weten in regel 77, 79 en 82. De verzoeken in regel 79 en 82 zijn declaratief van aard, waarmee ze een behoorlijke mate van vijandigheid bezitten. Daarnaast betreffen de uitspraken B-events, omdat ze conclusies trekken uit hetgeen Bleker zojuist heeft gezegd.

In bovenstaand voorbeeld wordt de postsequentie ingezet om herziening van het gegeven antwoord te bewerkstellingen. Herziening lijkt hier gewenst, vanwege het ongeloof dat bij Van Nieuwkerk heerst over het feit dat Bleker zich geen zorgen maakt. Hij doet dit door meerdere herzieningsverzoeken vorm te geven en daarmee oppositie te uiten. In onderstaand voorbeeld is ook sprake van een postsequentie waarin herziening gewenst is:

Interview 7 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: André Rouvoet

128 (…)

129 AR voorkomen dat we allemaal eh voortdurend naar mekaar gaan zitten loeren. 130 [maar als] je echt een ’t gevoel krijgt hier is iets niet in de a- de aan 131 MvN [ma ‘t ]

132 AR de orde, hier is iets aan de hand, dan moet je ook het lef hebben of om 133 mensen op aan te spreken, daar begint ’t me[e ( )

134 MvN [maar da- u noemt ’t lef hebben 135 maar dat is echt hartstikke moei[lijk ], dat klinkt veel [makkelijker gezegd] 136 Tfh [ja:: ]

137 AR [dat weet ik ] 138 MvN dan gedaan, want je bent j-je-je want ’t is brutaa:l om ’t te denken, je 139 denkt misschien wat heb ik er eigenlijk mee te maken? misschien is het 140 precies wat a-aaf zegt is het niet ↑waar. het is [en da-

141 AR [exact en daaro- maar daarom

142 dus die bewustwording, want dit is nu de derde stap die we zetten, (.) omdat 143 kinderen ook heel vaak niet bij professionals komen, die komen niet standaard 144 bij de jeugdzorg of bij=

145 (…)

Fragment 22 Oppositionele reactie

In dit fragment legt André Rouvoet uit wat men zoal kan doen in bij een vermoeden van kindermishandeling. Zijn partij, het CDA, is van mening dat naasten in staat zijn om mensen aan te spreken op gedrag. Van Nieuwkerk biedt hier door middel van een postsequentie tegenwicht door te stellen dat het aanspreken van mensen behoorlijk moeilijk kan zijn (regel 134-135), wat getuigt van een oppositionele houding van de interviewer. In tegenstelling tot de wat ironische wijze waarop hij dit deed in fragment (20), wordt de tegenstelling nu gerealiseerd door het gebruik van footing shift. Het gebruik van deze strategie duidt op een poging tot neutraliteitsbehoud van de interviewer. Hierdoor kan Van Nieuwkerk oppositie bieden zonder zelf in te boeten aan neutraliteit.

4.4.3.4 Herzieningsverzoek op vraag van tafelheer

Tijdens de analyse heeft de onderzoeker ook een aantal situaties aangetroffen, waarin postsequenties volgen op een basissequentie tussen andere tafelgenoten. Hoewel onderzoek naar de rol en effecten van de tafelheren en –dames niet binnen dit onderzoek valt, is gebleken dat Van Nieuwkerk op een aantal gespreksmomenten de basissequentie tussen de tafelheer en de politicus ondersteund door middel van een eigen reactie op het reeds gestelde. Dit gebeurt op een aantal momenten binnen de interviews, zo ook in het interview met Ronald Plasterk, die zich kandidaat-lijsstrekker van de PvdA heeft gesteld.

Interview 3 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Ronald Plasterk

267 Tfh [maar wat is nou, matthijs, ik wil echt iets vragen. wat is nou het grote 268 verschil tussen pee van de aa led↑en en en wat zij leuk vinden en de

269 nederlandse kiezer. want ik denk dat pee van de aa leden die vinden samsom 270 nog wel lekker cool links (.h) maar kiezers die (.) een beetje laveren die 271 denken ↓nou: plasterk niks aan de hand.

272 (1.0)

273 RP ja dat dat ik (1.5) ik denk dat ik inderdaad beter in staat ben uiteindelijk 274 die kiezers naar ons toe te halen,

275 Tfh ↑mm[h

276 RP [eh:m [terwijl we ook

277 Tfh [( de leden daarvan) want die willen lekker cool: 278 (1.0) straatvechtende rooie jongen.=

279 RP =ja dat moeten ze gewoon allemaal zelf (1.0) afwegen. uiteindelijk is het 280 toch een hele democratische partij. dat is echt aan de led[en.

281 Tfh [uiteindelijk. 282 MvN [maar zou zou het 283 niet zo kunnen zijn dat als de partij van de arbeid mag rege:ren, dan hebben 284 we u nodig,

285 Tfh ja precies

286 MvN blijft de partij van de arbeid in de opposit↑ie (1.0) hebben we eigenlijk 287 samsom nodig.

288 RP nee maar we moeten niet in de oppositie blijven. we moeten nu de grootste 289 partij [van het land worden

290 (…)