• No results found

4. Analyse & resultaten

4.4 Interactionele realisatie van vragen

4.4.2 Een vraag stellen

4.4.2.2 Inleidingen

Basisvragen worden in zeer grote mate voorafgegaan door een inleiding. Het gebruik van inleidingen werd door Clayman & Heritage (2002:755;2007:29) onder de dimensie initiatief geschaard, omdat het gebruik van inleidingen duidt op een actieve houding van de interviewer. Door middel van een inleiding kan de interviewer context en relevantie bieden voor zowel publiek als politicus. In de inleiding kunnen echter ook vooronderstellingen opgenomen worden (Heritage & Clayman, 2010:139), die in sterke mate sturend kunnen zijn voor het verdere verloop van de sequentie en het gesprek. Ook kan de interviewer door middel van een tegenstellende inleiding oppositie tonen tijdens het interview. Hoewel iedere inleiding in beginsel rechtvaardigend is (immers, iedere inleiding geeft antwoord op de Why that now?-vraag), kan onderscheid gemaakt worden tussen de meer neutrale, rechtvaardigende inleiding (Heritage & Clayman, 2010:234-235), de vooronderstellende inleiding (Heritage & Clayman, 210:139) en de oppositionele inleiding (Clayman & Heritage, 2002b:766;2007:31). Uit de analyse is gebleken dat in politieke nieuwsinterviews van DWDD van alle inleidingen gebruik gemaakt wordt. In de komende deelparagrafen worden zij besproken.

Rechtvaardigende inleidingen

Vijandigheid in vraagstelling kan onder andere afgezwakt worden door de vraag te rechtvaardigen (Clayman & Heritage, 2010:234-235). Hierdoor kan een interviewer kritische en vijandige vragen stellen, zonder neutraliteit te verliezen. Rechtvaardiging van de vraag is dan ook een belangrijk middel als vijandige vragen gesteld moeten worden. Een inleiding rechtvaardigt een vraag door zowel aan de geïnterviewde, als ook aan het publiek aan te geven wat de relevantie van de vraag is. De rechtvaardigende inleiding is dan ook een contextscheppende factor. In het gesprek dat Van Nieuwkerk had met Van Dam, bleek sprake te zijn van zo’n rechtvaardigende inleiding (fragment 8).

Interview 1 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Martijn van Dam

6 MvN (…)

Prevraag

Van Nieuwkerk: Vraag Politicus: -

Basisvraag

Van Nieuwkerk: Vraag Politicus: Antwoord

Antwoordvrijheid politicus

7 worden↓ en:zovoort en:zovoort(.h) martijn van dam. (.h) wel↑kom. een

8 inaugureel gesprek nu je officieel kandidaat bent, dan zijn er natuurlijk de 9 drie inaugurele vragen, de vragen van twan huys, >die kennen jullie

10 inmiddels, daar hebben [jul]lie op geoefend<.

11 MvD [ja ]

12 MvN de vraag is natuurlijk hoeveel kost een casino wit?

13 MvD eh, dat kost e:h dat ligt eraan waar je het ↑koopt. als je het bij de bakker 14 koopt dan kost het ongeveer e::h eh één vijft↑ig (.h) nou, als je een lekker 15 brood bij de bakker ko-hoo:pt eh twee euro tw↑intig. nou ga je vragen hoe 16 hoog de hypotheekschuld is in neder↑land, die >is ongeveer< vijfhonderdzestig 17 [mil↑jard.

Fragment 8 Neutrale rechtvaardigende inleiding

De introductie van de gast vindt plaats in eerdere regels. Deze wordt afgerond in regel 7 door het welkom heten van de politicus, Martijn van Dam. Vervolgens introduceert Van Nieuwkerk de komende vraag, door aan te geven dat het de vragen van Twan Huys betreffen die reeds bekend verondersteld worden. Door deze rechtvaardigende inleiding vindt niet alleen een logische aanloop naar de eerste vraag plaats, maar wordt ook voor de kijker context geboden voor wat betreft de relevantie van de vraag. Immers, duidelijk wordt waarom de vraag gesteld wordt (Nu Van Dam officieel kandidaat is, is het tijd voor drie inaugurele vragen) en waar de vragen vandaan komen (Het zijn vragen van Twan Huys). Het wordt door deze rechtvaardiging duidelijk dat de vragen op het juiste moment gesteld worden (en dus mogen worden) en dat Van Nieuwkerk niet verantwoordelijk is voor de productie van de vraag: hij stelt immers vragen die een derde gemaakt heeft. Het stellen van de vragen wordt hiermee gerechtvaardigd, zodanig dat Van Nieuwkerk zijn objectieve gezicht behoudt.

Na de productie van de inleiding, wordt de vraag (hoeveel kost een casino wit?) gesteld. Deze wordt niet-vijandig geformuleerd door middel van een vraagwoordvraag. Hoewel de antwoorvorm daardoor niet ingeperkt wordt, vereist de hoeveel-vraag wel een bedrag als antwoord. Voltooiing van de vraag wordt door de Van Dam gezien als een transition relevant place, want beurtwisseling vindt na deze vraag plaats. Het gebruik van inleidingen is dus niet van invloed op het beurtwisselingsmechanisme van het nieuwsinterview: beide gesprekspartners overtuigen zichzelf van het feit dat de beurt pas overgenomen kan worden wanneer de interviewer de vraag voltooid heeft en de politicus zijn antwoord voltooid heeft (§…). Het antwoord dat Van Dam echter geeft, wordt tamelijk uitgebreid geformuleerd, omdat hij onderscheid maakt in de verschillende prijzen die gehanteerd worden voor een casino wit. Daarmee houdt hij zich niet aan de action agenda die de vraagwoordvraag naar hoeveelheid heeft neergelegd.

Oppositionele inleidingen

In de vorige deelparagraaf was te zien dat basisvragen in DWDD vaak vooraf worden gegaan door een inleiding die aangeeft waarom de vraag gesteld wordt. Het gebruik van deze inleidingen toont initiatief van de interviewer en heeft het scheppen van context tot doel. De rechtvaardigende inleiding van zojuist was tamelijk neutraal.

In een aantal gevallen echter, blijkt Van Nieuwkerk ook gebruik te maken van inleidingen die tegenstellingen bevatten. Het bieden van oppositie in de inleiding ofwel in de gehele vraag is een techniek die gebruikt kan worden bij het verhogen van de vijandigheid in de vraag: oppositie is de vierde dimensie van het QAS. Naast het feit dat de inleiding rechtvaardiging van de vraag als doel heeft, bevat zij in sommige gevallen dus ook een vijandige tegenstelling. Zo’n tegenstellende inleiding kwam onder andere voor in het gesprek met Henk Bleker.

Interview 5 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Henk Bleker

134 MvN [begrijp ik. nu zeggen zij wij hebben vij- we hebben vijf leaks gekregen. 135 documenten. dat betekent eigenlijk dat er een aantal (.) mensen op uw

136 departement zitten die helemaal niet te vertrouwen zijn. 137 HB nou daar geloof ik nog niks van.

138 MvN kent u ze allemaal? 139 (0.5)

140 HB heel veel. ja.

Fragment 9 Oppositionele inleiding

Te zien is dat de vraagbeurt van Van Nieuwkerk wederom opgebouwd is uit een rechtvaardigende inleiding (nu zeggen … gekregen; regel 134-135) en een vraag (dat betekent … vertrouwen zijn; 135-136). Na voltooiing van deze vraag, wordt het tweede paardeel door Bleker geproduceerd (regel 137). De beurtwisseling blijft dus behouden.

De inleiding bevat een kritische statement over de situatie en biedt aanleiding voor de vraag die vervolgens door Van Nieuwkerk gesteld wordt. Het gebruik van een kritische statement met een tegenstellend karakter, kan door een interviewer ingezet worden om opposititie te tonen (Clayman & heritage, 2002b:766-767). Daarop kan vervolgens een neutrale vraag volgen, die ofwel gebaseerd is op hetgeen in de inleiding gesteld is (de inleiding wordt voor waar aangenomen) ofwel die de waarheid van de inleiding ter discussie stelt. De inleiding is declaratief geformuleerd en wordt dus als een feitelijkheid geproduceerd, maar komt niet ter discussie te staan: deze inleiding wordt dus voor waar aangenomen waarop de vraag gebaseerd is. Niet alleen door het tegenstellende karakter van de inleiding, maar ook door de vraagvorm (declaratief) en het niet ter discussie stellen van de inleiding, wordt een grote mate van sturing op het gesprek verkregen. Na de productie van de tegenstellende inleiding, wordt een declaratieve vraag gesteld. Over declaratieve vraagvormen is reeds gesteld dat deze duiden op een zekere aanwezigheid van kennis, waardoor vijandigheid kan toenemen. Door deze vraagvorm, is de vraag zelf als vijandelijk te beschouwen; ook omdat deze voortborduurt op een tegenstellende inleiding. Los van de vraagvorm en de inleiding overigens, is de vraag zelf ook weer vijandelijk vanwege de concluderende relatie ervan ten op zichte van de inleiding. De inleiding wordt als waarheid aangenomen en de vraag die volgt betreft slechts een eigen conclusie van die inleiding.

De strategie die Van Nieuwkerk volgt bij het gebruik van de tegenstellende inleiding is dus behoorlijk sturend van aard. Niet alleen verwijst Van Nieuwkerk naar vermeende feiten – welke niet ter discussie worden gesteld -, ook baseert hij daarop de door zichzelf getrokken conclusie die hij declaratief vormt, zonder enige vorm van afzwakking. De tegenstellende inleiding wordt dus niet alleen gebruikt om de vraag Why that now? te beantwoorden, maar ook om sturing te bieden aan het antwoord dat uitgelokt wordt.

Van Nieuwkerk bouwt echter ook enkele neutraliserende factoren in zijn inleiding in, waardoor hij in staat is de vijandigheid ondanks de declaratieve vraagvorm en tegenstelling af te zwakken: hij stelt immers dat anderen iets beweren; niet hijzelf. Door zichzelf in de functie van doorgeefluik te positioneren, behoudt Van Nieuwkerk zijn neutrale rol. Het gebruik van deze third-party statements of virtual questions zorgt ervoor dat de interviewer kritische vragen kan stellen, zonder aan neutraliteit in te boeten (Berenst, 2003:99-100). Uit de analyse is gebleken dat tegenstellende inleidingen vaak gepaard gaan met het gebruik van dergelijke wijzen van footing shift. Soms wordt de inleiding dan als feitelijkheid beschouwd, zoals te zien is in het fragment hieronder. Deze is afkomstig uit het interview met Femke Halsema, waarin zij openbaar maakt zich opnieuw als lijsttrekker van GroenLinks beschikbaar te stellen (fragment 10). Van Nieuwkerk realiseert hier een tegenstellende inleiding op relatief neutrale wijze (regel 36-41), door te verwijzen naar de mogelijke mening van een derde partij: omdat ze dan denken (regel 38).

Interview 6 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Femke Halsema

31 (…)

32 FH leeftijd in de kam[er] doorbrengt. (.h) opzich is dat ook een hele goeie 33 MvN [ja]

34 FH regel en ik als ik dus nog: een keer de lijst ga trekken, zal ik dus ook mijn 35 congres om toestemming moeten vra[gen

36 MvN [je zal ’t deemoedig moeten vrag[en]. de 37 FH [ja] 38 MvN regel was er misschien ook omdat ze dan denken ja: op een gegeven moment is 39 de scherpte er wel een beetje af de verveling slaat misschien een [beet]je 40 FH [ja ] 41 MvN toe, misschien wordt ’t tijd voor een nieuw gezicht. allemaal (.) dingen die 42 door je hoofd hebben gespeeld?

43 FH ja. ik vind ook dat je kijk die regel is daarom ook goed, omdat je best 44 indringend bij jezelf mag nagaan of je de kracht ervoor hebt=

45 MvN =↑mmh=

46 (…)

Fragment 10 Tegenstellende inleidingen i.c.m. neutrale vragen

Doordat Van Nieuwkerk in zijn inleiding verwijst naar de (eventuele) mening van ‘ze’, waarmee hij verwijst naar het congres, wordt hij in staat gesteld een mogelijk aanvallende mening te neutraliseren. In plaats vanuit zijn eigen opvattingen te stellen dat de scherpte er na een aantal jaren wel van af kan zijn, verplaatst hij deze mening naar een ander, waardoor de vijandigheid in deze vraag afneemt. Dit gebeurt door gebruik te maken van een third-party statement welke in dit geval toegeschreven wordt aan een gespecificeerde derde partij, namelijk het eerder benoemde congres. Overigens wordt deze vijandigheid ook afgezwakt door de woorden ‘misschien’ en ‘een beetje’, waarmee de inleiding op de vraag minder stellig geformuleerd is door afzwakking van de declaratieve vorm. Van Nieuwkerk maakt hier dus gebruik van de tegenstellende inleiding in combinatie met een neutrale vraag, waarbij de inleiding zelf als onzeker geformuleerd wordt.

Niet alleen blijkt Van Nieuwkerk gebruik te maken van de tegenstellende inleiding in combinatie met een neutrale vraag, ook is gebleken dat hij vraagsequenties in zijn geheel tegenstellend produceert. In dat geval spreekt men van global hostility ofwel algehele oppositie (Clayman & Heritage,2002:769). In het gesprek tussen Van Nieuwkerk en Ronald Plasterk is sprake van deze strategie (fragment 11).

Interview 3 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Ronald Plasterk

163 RP en toen e:h toen zei diederik zei de esp↑ee en toen zei ik (.) automatisch 164 groenlinks. dus ja.=

165 MvN =dat is een verschil= 166 Tfh =ja=

167 MvN verschil was ook (.) eh dat was geloof ik gisteravond. toen werd gevraagd 168 stel: (.) we gaan de verkiezingen aan en u bent lijsttrekker, of samsom, 169 (.hh) je wint net niet, maar je gaat wel (1.0) in het kabinet zitten. (1.0) 170 toen zei samsom, nah als ik premier word, dan doe ik dat, maar word ik geen 171 premier, dan ga ik dan blijf ik gewoon in de kamer. dan blijf ik de

172 kamerfractie lei[den. 173 RP [ja

174 MvN daar zei u niet. dat zei u ‘m niet na.

175 RP nee want dat vind ik een beetje makkelijk, want dat heb ik al te vaak 176 gehoord. dat is gebeurd eh voordat wim kok uiteindelijk toch het kabinet in 177 ging en vice-premier werd, voordat wouter bos=

178 MvN =º↑mm[hº

179 (…)

Fragment 11 Algehele oppositie

In dit fragment is te zien dat de beurt van Van Nieuwkerk bestaat uit een tegenstellende inleiding die ondersteund wordt door middel van een third-party statement (regel 167-172) en een tegenstellende vraag (regel 174). De inleiding is hier sturend door het oppositionele karakter, maar wordt eveneens in

vijandigheid afgezwakt door de footing shift van de interviewer zelf naar een gebeurtenis. Hierdoor kan Van Nieuwkerk wederom zijn neutrale gezicht waarborgen, maar wel kritische vragen stellen. De vraag zelf is in dit geval echter ook tegenstellend, doordat deze kritisch licht schijnt op de rol van Plasterk in de besproken toekomstplannen. De vraag is daarnaast declaratief gevormd en biedt daarmee sturing op het te komen antwoord. Het antwoord wordt type-conforming gegeven en wordt ondersteund door een toelichting.

Opvallend is dat Van Nieuwkerk bij alle tegenstellende inleidingen gebruik maakt van footing

shift, zowel bij het gebruik van tegenstellende inleidingen in combinatie met neutrale vragen (fragment ..)

als ook bij het gebruik van algehele tegenstelling (fragment …).

Het gebruik van oppositionele vragen duiden op een toename van vijandigheid. We hebben gezien dat daarbij onderscheid wordt gemaakt tussen algehele oppositie en oppositionele inleidingen in combinatie met een neutrale vraag. De strategie die in DWDD gevolgd wordt is sterk sturend, omdat deze de antwoordvrijheid van de interviewer beperkt door een toename in vijandigheid.

Inleidingen met B-events

Tot nu toe is te zien geweest hoe in DWDD gebruik wordt gemaakt van inleidingen op basisvragen: er wordt gebruik gemaakt van rechtvaardigende inleidingen en tegenstellende inleidingen. In veel van deze gevallen wordt neutraliteit verkregen door gebruikmaking van third-party statements. Bij het formuleren van inleidingen op basisvragen wordt echter niet enkel gebruik gemaakt van third party statements. Een andere, veel voorkomende techniek bij politieke interviews van DWDD is het b-event, waarin de geïnterviewde informatie onthult die in principe enkel tot de politicus toebehoort.

Interview 3 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Ronald Plasterk

213 MvN je wordt voortdurend gevraagd. en ik denk volgens mij als u nog vijf jaar in 214 die wetenschap was gebleven had u ook een nobelprijs gewonnen. dat was 215 ongeveer uw status. (.h) u moet nu (.) eigenlijk vo- zeggen tegen de mensen 216 of VRA:gen meer (.) vind mij leuk. vind mij n-neem m[ij.

217 RP [ja en t-t-toch. tegelijk 218 is dat politiek. het is ook een soort politiek die wij in nederland niet zo 219 kennen, want wij hebben geen districtenstels↑el. d’r zitten mensen in de 220 tweede kamer die hebben eigenlijk nog nooi:t een zaal hoeven te=

212 MvN =ºmmhº=

213 (…)

Fragment 12 Inleidingen met B-events

Het B-event is een wijze waarop interviewers exclusieve informatie over de geïnterviewde kunnen vrijgeven. Het gaat daarbij om informatie die tot het expertisegebied van de politicus behoort, de gevoelens of gedragingen van de politicus betreffen of om conclusies van voorgaande uitspraken van deze politicus (Clayman & Heritage, 2002a:102). In de inleiding op de vraag in fragment 12 is sprake van deze B-events, omdat Van Nieuwkerk hier informatie vrijgeeft over Plasterk die niet of nauwelijks bekend is over de politicus. Daarnaast echter is de inleiding ook sterk vlijend: Van Nieuwkerk is één en al lof over de politicus, aangezien Plasterk zijns inziens ook een nobelprijs had kunnen winnen en een bepaalde status had. Het gebruik van B-events is sterk sturend, omdat hierbij exclusieve informatie wordt vrijgegeven of omdat de interviewer een conclusie trekt naar aanleiding van hetgeen tot dan toe gezegd is. Het is opvallend dat Van Nieuwkerk in de gevonden data zeer vaak gebruik maakt van deze B-events, niet alleen in inleidingen, maar ook als conclusietrekkende reactie op het antwoord.