• No results found

Cascade question

Te zien is het beurtwisselingsmodel van het nieuwsgesprek bij het stellen van cascade questions doorbroken wordt. De voltooiing van een vraag vormt normaliter namelijk het moment tot beurtovername. Toch produceert Van Nieuwkerk een tweede vraag binnen de beurt. Zoals gezegd is de tweede vraag daarbij sterk sturend ten opzichte van het antwoord: de tweede vraag biedt een antwoordoptie. Dat getuigt van een sterk sturende strategie, omdat niet alleen de action agenda wordt

Basissequentie

Van Nieuwkerk: vraag

Politicus: start productie inadequaat antwoord

Increment basissequentie

Van Nieuwkerk: bijstelling vraag

Politicus: start productie inadequaat antwoord

Antwoordvrijheid politicus

Increment basissequentie

Van Nieuwkerk: bijstelling vraag Politicus: antwoord

aangepast, maar de interviewer ook al een antwoordmogelijkheid voorproduceert. De tweede vraag is dus sterk suggestief, hoewel de vraag een relatief neutrale vraagvorm kent (interrogatief).

Te zien is ook dat enkel de tweede vraag een tweede paardeel krijgt. Halsema geeft immers geen antwoord op de vraag hoe de oogst eruit ziet; zij geeft enkel een non-type conforming antwoord op de tweede vraag.

Gebleken is dus dat cascade questions in DWDD niet alleen gebruikt worden om de antwoordvrijheid te versmallen door aanpassing van de action agenda; het tweede vraagdeel is echter ook sterk suggestief door het aandragen van een mogelijk antwoord. Door deze manier van vraagstelling, heeft de vraag dan ook veel weg van de zeer vijandige alternatieve vraagvorm, waarbij een politicus slechts de keuze heeft uit twee opties (Englert, 2010:9), al zijn het geen alternatieve vragen, doordat zij polair zijn en dus ruimte laten om een ander antwoord aan te dragen. Tot slot kan de cascade question als vijandig worden beschouwd, omdat deze een breuk met de sequentiële opbouw teweegbrengt: in plaats van voltooiing van de antwoordbeurt af te wachten, realiseert Van Nieuwkerk een onderbrekende actie die getuigt van een persistente opstelling in het kader van het QAS. De gevolgde strategie in DWDD kan als volgt getypeerd worden:

In deze schematische weergave is goed te zien hoe enerzijds een breuk met de beurtwisselingsregels plaatsvindt (er is immers geen tweede paardeel op vraag 1) en hoe anderzijds antwoordvrijheid van de politicus versmald wordt door middel van de tweede vraag: in plaats van een vraagwoordvraag, wordt deze polair gesteld en is er sprake van de productie van een mogelijk antwoord.

4.4.2.6 Tussenconclusie van een vraag stellen

In de kwantitatieve analyse is gekomen dat een zeer klein deel van de basisvragen vooraf wordt gegaan door een presequentiële vraag. Die analyse gaf echter enkel inzicht in de gebruikte vraagvormen in de prevragen; niet in hoe deze prevragen interactioneel worden vormgegeven. Dat inzicht is door middel van de kwalitatieve analyse naar voren gekomen. Gebleken is dat Van Nieuwkerk de directheid van zijn vragen afzwakt door toetsing van de voorwaarden om de basisvraag succesvol te kunnen laten verlopen. Directheid wordt als vijandige dimensie gezien door Clayman & Heritage (2007:29) en het gebruik van prevragen biedt de interviewer dus de mogelijkheid deze vijandigheid te minimaliseren. Echter, gebleken is dat prevragen in DWDD vaak niet gevolgd worden door een antwoord. Dat betekent dat de vraag weliswaar gesteld wordt, maar dat de beurt van de interviewer vervolgt met de formulering van de basisvraag. Prevragen leveren dan ook een breuk op in de beurtwisselingsregels van het nieuwsinterview. Juist dat gegeven, leidt tot een toename van vijandigheid omdat de situatie als zodanig te vergelijken is met het stellen van meerdere vragen in één beurt; een indicator van intiatief (Clayman & Heritage, 2007:29). Weliswaar wordt directheid door het gebruik van prevragen dus afgezwakt; het intiatief van de interviewer neemt toe.

Basisvragen worden niet alleen voorafgaan door prevragen, zo bleek uit de analyse. Een groot deel van de vragen werd immers voorafgegaan door een inleiding. Het gebruik van inleidingen duidt op een mate van initiatief; één van de dimensies van vijandigheid. Inleidingen bieden niet alleen context en

Basissequentie

Van Nieuwkerk: vraag 1 (vraagwoord) Politicus: -

Basissequentie

Van Nieuwkerk: vraag 2 (interrogatief) Politicus: antwoord vraag 2

Antwoordvrijheid politicus

antwoord op de Why that now?-vraag; ze bieden ook de mogelijkheid om een gekleurd beeld van de besproken situatie te schetsen en daarmee sturing te geven aan het gesprek. In DWDD worden zowel de min of meer neutrale, rechtvaardigende inleidingen gebruikt die de relevantie van de vraag aanduiden; ook wordt gebruik gemaakt van oppositionele inleidingen en B-events. Oppositionele inleidingen bevatten een tegenstelling en kunnen ofwel in zijn geheel, ofwel alleen voor wat betreft de inleiding tegenstellend zijn. Daarnaast kan de interviewer ervoor kiezen om de inleiding ter discussie te stellen door een neutrale vraag te stellen, of om de inleiding als feitelijkheid te beschouwen en een oppositionele vraag te stellen. Al deze zaken blijken voor te komen in DWDD. De oppositionele inleiding wordt opvallend genoeg in de meeste gevallen afgezwakt door gebruikmaking van third-party statements: hierdoor kan Van Nieuwkerk tegenstellend zijn, zonder zijn neutrale gezicht te verliezen. In een aantal gevallen stelt de interviewer de inleiding ter discussie; soms wordt de inleiding in zijn geheel als vertrekpunt beschouwd voor de vijandige vraag. Naast het gebruik van oppositionele inleidingen, werden sommige inleidingen ook vormgegeven door middel van B-events: statements die exclusieve informatie over de politicus, namelijk met betrekking tot zijn subjectieve status, kennisdomein of conclusies over het zojuist gestelde, vrijgeven. Opvallend is het gebruik van deze B-events in de inleiding: in veel gevallen worden de inleidingen niet alleen gerealiseerd door middel van deze B-events; ook zijn ze vaak lexicaal gemarkeerd, waardoor ze vleiend worden. Het gebruik van deze inleidingen lijkt daardoor wellicht niet vijandig; het gebruik toont initiatief en kleurt de vraag wel degelijk.

Dikwijls volgen inleidingen ook op de vraag: de vraag wordt in dat geval voorafgaand aan de inleiding gesteld. We hebben dit toelichtingen genoemd. Het gebruik van toelichtingen in DWDD lijkt over het algemeen het zelfde te zijn als de inleiding zoals zojuist beschreven; echter, het is opvallend te noemen dat de vraag hier telkens als eerste gesteld wordt en pas vervolgens de relevantie ervan gegeven wordt. Het initiatief waar het gebruik van de inleiding op duidt, is dus ook van toepassing op de toelichting, maar de toelichting lijkt ook te duiden op een assertieve houding, omdat de toelichting achteraf sturing (en wellicht bijstelling) biedt aan de vraag. Overigens is ook bij het gebruik van toelichtingen sprake van

footing shift, waardoor Van Nieuwkerk de neutraliteit als journalist weet te waarborgen.

Een zeer opmerkelijke strategie die voortgekomen is uit de kwalitatieve analyse, is de incrementele vraag. Het gebruik van incrementele vragen blijkt in DWDD tamelijk vaak voor te komen en is opmerkelijk, gezien het interrumperende karakter. Zoals uit het theoretisch kader is gebleken, dienen gesprekspartners van het nieuwsinterview de beurtwisselingsregels op te volgen: de interviewer stelt de vraag en de beurt gaat over naar de politicus bij voltooiing van de vraag. na voltooiing van het antwoord, kan de interviewer daarop een nieuwe vraag stellen. Het gebruik van incrementele vragen levert echter een breuk op met deze regels: de interviewer bouwt zijn vraag op gedurende de beurt van de politicus, waardoor hij in staat gesteld wordt gedurende het antwoord de antwoordrichting te wijzigen. Dat betekent dat voltooiing van het antwoord niet wordt afgewacht, maar dat de interviewer de politicus interrumpeert om bijstelling van het antwoord te realiseren. Dit duidt op een hoge mate van persistentie en dus op een hoge mate van vijandigheid. Incrementele vragen werden zowel aangetroffen wanneer de politicus zijn antwoord non-type conforming formuleerde (afwijking action agenda) als ook wanneer de politicus afweek van de topicale agenda. Opvallend is overigens dat gebruik van incrementele vragen dikwijls onsuccesvol gebleken, omdat de incrementele vragen niet in staat bleken de antwoorden richting de gewenste positie te herzien. Tevens is te zien geweest dat incrementele vragen vaak in vijandigheid toenemen door het gebruik van lexicale markeerders, zoals beladen woorden. Daardoor kan soms ook een

first-party statement gerealiseerd worden, omdat dergelijke woorden een mening verkondigen welke

nauw samenhangt met de formulering van een first-party statement.

Een laatste sturende strategie die is aangetroffen bij het stellen van basisvragen, is het gebruik van cascade questions. Het gebruik van deze vragen, die te herkennen zijn aan meerdere gewijzigde versies van een vraag binnen één beurt, duidt op een vijandige houding van de interviewer (initiatief). Zij leveren tevens een breuk met de beurtwisselingsregels op, aangezien een tweede vraag geformuleerd wordt zonder het antwoord op de eerste vraag af te wachten. Hierbij is het gebruikelijk dat de tweede vraag een inperking of verfijning van de eerste vraag betreft. Dit is ook te zien aan de gebruikte vraagvormen: de eerste vraag heeft vaak de vorm van een vraagwoordvraag, terwijl de tweede vraag polair is. In DWDD blijkt daarbij ook nog sprake te zijn van vaak suggestieve invullingen op de eerste

vraag: de tweede vraag betreft in een groot aantal gevallen een mogelijk antwoord op de eerste vraag. Daardoor lijken de cascade questions vaak meer op alternatieve vragen, welke ook een keuzeoptie aanbieden aan de politicus.

4.4.3 Reacties op gegeven antwoorden

Uit de kwantitatieve analyse is naar voren gekomen dat een zeer groot deel van alle vraagbeurten opgenomen onderdeel zijn van een reactie op een vraag: maar liefst 42,7% van de vraagbeurten werd ingeruimd voor deze vorm van sequentie-uitbreiding. Dit kan duiden op een grote hoeveelheid minder succesvol verlopen basissequenties. Een groot deel van vragen die voorkwamen op deze posities werden declaratief gevormd, maar tot nu toe is nog geen inzicht verkregen in hoe deze vragen interactioneel gerealiseerd werden. Wel kan aan de hand van de gebruikte vraagvorm vastgesteld worden dat de reacties op gegeven antwoorden in veel gevallen een toegenomen mate van vijandigheid kennen. Werden basisvragen immers nog veelal gevormd door gebruikmaking van interrogatieven, vraagwoordvragen en declaratieven; reacties op antwoorden bleken in de meeste gevallen declaratief gevormd. Zoals te lezen was in de paragraaf over polaire vraagstellingen, is de declaratieve vraag de meest vijandige vraagvorm binnen die categorie. Alleen de alternatieve vraag is nog vijandiger. Terwijl vele basisvragen dus relatief neutraal gesteld worden, neemt de druk op de politicus toe wanneer de vraag inadequaat beantwoord wordt en er dus noodzaak is tot een postsequentie. Dit getuigt van een sterk sturende strategie van de interviewer.

Analyse van de data heeft een aantal functies van de postsequentie naar voren gebracht. Zo is gebleken dat een vervolg op de basisvraag plaatsvindt op het moment dat Van Nieuwkerk een verzoek tot herziening van dat antwoord doet vanwege afwijking van de agenda. Ook heeft de onderzoeker gevonden dat sommige postsequenties een rechtvaardigende toelichting op de basisvraag betreffen. Reeds is het gebruik van toelichtingen op basisvragen besproken, maar in dit geval is er sprake van het toelichten van deze vraag in een nieuwe sequentie. Ook is gevonden dat reacties op vragen een oppositionele reactie kunnen betreffen en dat postsequenties gebruikt worden ter verheldering van het gegeven antwoord. Deze functies worden in de komende paragrafen besproken.

4.4.3.1 Verzoek tot herziening

In het theoretisch kader is reeds gesproken over de relatie tussen basissequenties en postsequenties. Daarin is gesteld dat postsequenties altijd het gevolg zijn van de basissequentie. Postsequenties zullen dus alleen nodig zijn op momenten waarop de basissequentie niet succesvol voltooid kan worden. Hieraan kunnen begripsproblemen ten grondslag liggen, maar ook kan het voorkomen dat de reactie van de politicus niet als antwoord geaccepteerd wordt.

Eén van de gevonden functies van de postsequenties is het verzoek tot herziening. De noodzaak tot herziening kan ontstaan vanuit een afwijking van de action agenda van het gegeven antwoord. In dat geval blijkt het antwoord niet type-conforming gegeven te zijn en daarom niet adequaat te worden bevonden door de interviewer. Een verzoek tot herziening bleek echter ook te worden uitgevoerd vanwege inhoudelijke afwijking in de antwoordbeurt. Het gaat daarbij om afwijking van de topicale agenda die is neergelegd in de vraagstelling. Van Nieuwkerk houdt zijn gesprekspartners in een aantal gevallen verantwoordelijk voor afwijking van deze agenda’s.

Afwijking van de action agenda

Herziening van het antwoord werd onder andere uitgelokt op momenten dat het antwoord uit de basissequentie non-type-conforming bleek te zijn:

Interview 5 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Henk Bleker

11 MvN de eerste gelekte documenten zijn binnen, vijf zeggen ze. gelooft u ‘t? 12 (1.0)

13 HB eerst zien, dan geloven.

14 MvN nee dat vroeg ik niet. ik vraag of u het gelooft. 15 HB nog niet.