• No results found

Sequentiële organisatie van vragen

2. Theoretisch kader

2.3 Interviewtechnieken in politieke interviews

2.3.6 Sequentiële organisatie van vragen

Eerder in het theoretisch kader werd besproken dat vragen en antwoorden samenhangen, omdat zij dienen te volgen op elkaar. Het gaat dan om de sequentiële relatie die beide gespreksdelen met elkaar hebben. Wanneer het gaat om het institutionele kader van het nieuwsinterview, dan geldt dat de meest basale vorm de vraag en het daarop volgende antwoord betreft. Dit wordt de basissequentie genoemd. Vragenstellers binnen het nieuwsinterview zullen zich in beginsel richten op deze vorm van sequentiële organisatie. Immers, het gehele gesprek is gericht op het overdragen van kennis van K+ naar K- en dus op het verkrijgen van informatie. Soms kan de interviewer het echter nodig achten de basissequentie uit te breiden (Mazeland, 2003: 73-74).

In figuur 3 is de uitbreiding van de basissequentie goed te zien. Wordt er vooraf aan deze basissequentie een vraag-antwoord-structuur gerealiseerd, om te toetsen of de gesprekspartner aan de voorwaarden kan voldoen om het antwoord op de vraag te kunnen geven, dan wordt dit vormgegeven door middel van een presequentie. Er wordt dan een prevraag gerealiseerd.

Ook kan het zijn dat beantwoording van de vraag uit de basissequentie (verder: basisvraag) niet succesvol verloopt, omdat het antwoord bijvoorbeeld niet dekkend is voor de vraag of omdat het antwoord niet conform de geprefereerde antwoordvorm (een ja/nee-vraag bijvoorbeeld) gegeven wordt, dan kan de interviewer het nodig achten een vervolg te geven aan deze basisvraag. Dit betekent dat er een postsequentie gerealiseerd wordt waarin een nieuwe vraag-antwoord-opbouw ingesloten zit. Het gaat hierbij dus om de reactie van de interviewer op het gegeven antwoord. Deze sequenties worden in de komende paragrafen besproken. Ook wordt aangegeven welke mogelijkheden deze sequenties de interviewer bieden in het kader van vijandigheid in vraagstellingen.

2.3.6.1 Presequenties

Presequenties zijn de aangrenzende paren die voorafgaan aan een basissequentie (Mazeland, 2003:77). Door middel van presequenties wordt de spreker van het eerste paardeel (de vraag) in staat gesteld te onderzoeken of de voorwaarden voor een succesvol verloop van het basispaar aanwezig zijn (Houtkoop & Koole, 2000:76). Kan niet aan die voorwaarden voldaan worden, dan heeft productie van de basissequentie (de eigenlijke vraag) weinig nut meer.

Een voorbeeld is afkomstig uit het interview met Martijn van Dam dat begin 2012 plaatsvond in DWDD. In deze periode is Van Dam kandidaat-lijsttrekker van de PvdA. Het fragment wordt voorafgegaan door een wat bemoeilijkte opstart van het gesprek. Van Nieuwkerk relateert aan dit moeilijke verloop door zijn mening te uiten over het wel of niet slagen van Van Dam als lijsttrekker (regel 177). Voorafgaand echter, controleert Van Nieuwkerk de voorwaarden om zijn mening te kunnen uiten. Dit gebeurt in regel 175 door middel van een presequentie. Overigens lijkt deze presequentie meer een schijngebaar dan een Figuur 3 De sequentiële structuur van gesprekken

werkelijke toetsing van voorwaarden, gezien het tweede paardeel niet wordt afgewacht en Van Nieuwkerk zijn beurt gelijktijdig voortzet met de productie van het tweede paardeel van Van Dam (regel 176).

Interview 1 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Martijn van Dam

175 MvN mag ik je iets zeggen? 176 MvD [ja

177 MvN [wordt helemaal niks 178 (1.0)

179 MvD ja [(.) tuu::rlijk]

Omdat de presequentie gebruikt wordt ter toetsing van voorwaarden, duidt het gebruik van deze sequenties op een afzwakking van directheid in termen van Clayman & Heritage (2002:761-762). De onderzoekers stellen dat vragen als mag ik, wilt u of kunt u duiden op een verminderde vijandigheid in de komende vraagstelling. In § 2.4.3.2 is hierover uitgebreid gesproken in verband met de vijandigheidsdimensie directheid. Gebruiken interviewers dergelijke prevragen, dan stellen zij zichzelf daarmee in staat om een meer vijandige vraag te stellen of de gehele sequentie in zijn geheel af te zwakken.

2.3.6.2 Basissequenties

Basissequenties zijn de meest basale vorm van de sequentiële organisatie van een gesprek. In het geval van het interview wordt deze gevormd door het aangrenzende paar van een vraag en een antwoord. De basissequentie ziet er dus als volgt uit binnen het interview:

Interview 3 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Martijn van Dam

132 MvN waarom zou dat jammer zijn? 133 (1.0)

134 RP i-ik denk dat dat je moet om om om leiding te geven aan aan aan 135 MvN ↑mmh=

136 RP =intelligente en creatieve en eigenwijze mens↑en eh dat dat is wel een vak. 137 ik heb dat in de wetenschap een tijd ge↑daan en e:h ja ik denk dat ik die 138 ervaring kan inbreng[en.

De vraag wordt geplaatst in regel 132, waarna het antwoord na een korte rust volgt (regel 134 e.v.) . Beide gesprekspartners werken door principes van het aangrenzende paar samen aan een goed en onproblematisch verloop van het interview.

Zoals te lezen was in § 2.3.4 kunnen basisvragen zowel vijandig als niet-vijandig gesteld worden. Clayman & Heritage (2002b) hebben diverse indicatoren voor vraagvorming aangedragen die van invloed zijn op de sturing bij de basisvraag. Ook een basisvraag kan immers vijandig gesteld worden. Het gebruik van inleidingen, het poneren van meerdere vragen tegelijk, de formulering van de vraag zelf of het gebruik van de diverse vraagvormen geven de interviewer in de basissequentie de mogelijkheid om zowel inhoudelijk sturing te geven aan het te verkrijgen antwoord, als ook aan de vorm die het antwoord moet hebben. Over vijandigheid in vraagstellingen ging § 2.3.4 .

2.3.6.3 Postsequenties

Het kan echter ook zo zijn dat de gesprekspartner geen, onduidelijk, niet-dekkend of niet volgens de gewenste antwoordvorm (type-conforming) antwoord geeft. Op die momenten is het de journalistieke plicht van de interviewer sturing te geven aan het gegeven antwoord en kan een postsequentie invulling

krijgen door een nieuwe vraag te stellen als reactie op het antwoord. Het gebruik van postsequenties is dus afhankelijk van het verloop van het basispaar. Verloopt het basispaar succesvol, dan zal van een postsequentie geen sprake zijn, omdat een postsequentie ondergeschikt is aan het basispaar (Mazeland, 2003:80). Vaak echter hebben gesprekspartners wél behoefte aan een postsequentie, omdat het antwoord uit het basispaar bijvoorbeeld niet bevredigend is gebleken of omdat het antwoord verkeerd begrepen wordt. In postsequenties vinden dus dikwijls herstel-acties plaats, maar postsequenties bieden dus ook ruimte om een gegeven antwoord in een meer geprefereerde richting te kunnen herzien. Het gebruik van postsequenties hangt dan ook samen met de eerder besproken vijandigheidsdimensie persistentie: het volharden in het verkrijgen van een adequaat antwoord en dus het (meerdere malen) uitlokken van herziening van het reeds gegeven antwoord (§ 2.3.4).

Een voorbeeld van een postsequentie is afkomstig uit het interview met SP-leider Emile Roemer: Interview 4 | Interviewer: Matthijs van Nieuwkerk (MvN) | Politicus: Emile Roemer

46 MvN jan marijnissen, toen u eenmaal eerste stond, waren er allerlei stukken, ze 47 mochten bij u op de op de bij de partij kijken jan marijnissen zei jongens 48 we liggen nu onder een vergrootglas oppass[eh:::!

49 ER [ja

50 (1.5)

51 MvN bent u op gaan passen?

52 ER e::h (1.0) niet meer als daarvoor. 53 MvN dus niet meer gaan oppassen.

54 ER nee je moet gewoon doorgaan waar eh eh waar je mee bezig bent= 55 MvN =↑mmh=

In dit fragment wordt een basissequentie gevormd in de regels 51-52. Daarin stelt Van Nieuwkerk de vraag of Roemer is gaan oppassen doordat de partij onder een vergrootglas is komen te liggen gezien de hoge notering van de SP in de peilingen. Het antwoord van het basispaar volgt in regel 52, maar deze is niet passend op de vraagvorm (non-type conforming), omdat de polaire, interrogatieve vraag een ja of nee vereist. Het antwoord zorgt daarmee voor verwarring, waarop Van Nieuwkerk besluit een postsequentie te starten om het antwoord helder te krijgen (regel 53).

Doordat reacties op een antwoord altijd plaatsvinden als vervolg op de basissequentie en dus de vorm krijgen van een postsequentie, is het voor de interviewer mogelijk om op die momenten bijsturing van het antwoord te realiseren.