• No results found

Integrated Reporting en de Kwaliteit van Verslaggeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Integrated Reporting en de Kwaliteit van Verslaggeving"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Integrated Reporting en de Kwaliteit van Verslaggeving

Masterscriptie, MSc Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde

18-03-2016

J. Haitsma

Studentnummer: 2002051

Wilhelminakade 1027

9717 AC Groningen

Tel.: +31651105400

e-mail:

j.haitsma.1@student.rug.nl

Begeleider/ universiteit

Dr. F. van Beest

Begeleider/ scriptiestage

M. Peen

PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.

(2)

2

“Deze brief is langer dan gebruikelijk,

alleen omdat ik niet de tijd had hem korter te maken.”

(3)

3

Woord van dank

Graag wil ik op deze bladzijde ruimte maken om een aantal personen te bedanken die mij geholpen hebben bij het schrijven van deze scriptie. Allereerst mijn scriptiebegeleider: Ferdy van Beest, zonder wiens begeleiding ik deze scriptie niet had kunnen schrijven. Zijn effectieve manier van communiceren, nuttige feedback en goed getimede duwtjes in de goede richting hebben mij geholpen deze scriptie tot stand te laten komen. Verder wil ik Marjolein Peen bedanken voor haar vlotte reactie op al mijn vragen, die ik nodig had om het schrijven van mijn scriptie soepel te laten verlopen.

(4)

4

Abstract

Het doel van deze scriptie is om te kijken of er een verbetering waar te nemen is in de kwaliteit van verslaggeving wanneer gebruik gemaakt wordt van integrated reporting. Verder wordt er onderzocht of er een verschil waar te nemen is in de kwaliteit van verslaggeving tussen ondernemingen in een land waar het toepassen van integrated reporting verplicht is en ondernemingen in een land waarin dit niet het geval is. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is een hypothese opgesteld waarin wordt gesteld dat er een waardesprong in de kwaliteit van verslaggeving is waar te nemen voor ondernemingen wanneer zij integrated reporting gaan toepassen. De kwaliteit van verslaggeving is hierbij meetbaar gemaakt door maatstaven van value relevance, timely loss recognition en earnings management te onderzoeken. Op basis van de uitgevoerde regressieanalyses is gebleken dat de value relevance van ondernemingen stijgt zodra integrated reporting wordt toegepast. Ook is aangetoond dat de waardesprong in value relevance groter is voor ondernemingen uit een land waar integrated reporting verplicht is gesteld, dan voor ondernemingen uit een land waar dit niet verplicht is. De analyses met betrekking tot timely loss recognition en earnings management laten geen duidelijke resultaten zien.

Ondanks de gemixte resultaten van dit onderzoek zijn er tekenen dat deze nieuwe vorm van rapporteren de kwaliteit van verslaggeving kan verhogen, aangezien uit dit onderzoek blijkt dat het toepassen van integrated reporting een toegevoegde waarderelevantie heeft voor de stakeholders.

(5)

5

Inhoudsopgave

1 Introductie ... 7 1.1 Inleiding ... 7 1.2 Relevantie ... 9 1.3 Onderzoeksvraag ... 10

1.4 Opbouw van het onderzoek ... 11

2 Theoretisch kader ... 12

2.1 Integrated reporting ... 12

2.2 King III ... 14

2.3 Kwaliteit van verslaggeving ... 14

2.4 Hypothesevorming ... 15

2.4.1 Agency theorie ... 15

2.4.2 Decision usefulness theorie ... 16

2.4.3 Stakeholder theorie en legitimiteitstheorie. ... 17

2.4.4 Hypothese... 18

3 Onderzoeksopzet ... 19

3.1 Onderzoekspopulatie... 19

3.2 Matched sample design ... 19

3.3 Onderzoeksmethodiek ... 20

3.4 Kwaliteit van verslaggeving ... 20

3.4.1 Value relevance ... 21

3.4.2 Timely loss recognition ... 22

3.4.3 Earnings management ... 23

4 Analyse en resultaten ... 25

4.1 Data-analyse ... 25

4.2 Regressieanalyses ... 27

4.2.1 Value relevance ... 27

4.2.2 Timely loss recognition ... 29

4.2.3 Earnings management ... 32

4.3 Robuustheidstest ... 34

5 Conclusie ... 35

5.1 Conclusie ... 35

(6)

6 6 Bronvermelding ... 38 Bijlage 1 ... 42 Bijlage 2 ... 43 Bijlage 3 ... 44 Bijlage 4 ... 45 Bijlage 5 ... 46

(7)

7

1

Introductie

1.1

Inleiding

“The call for Integrated Reporting is beginning to rise in volume. With public trust in business undermined by scandal after scandal, we would do well to listen and act quickly.” – Jean-Marc Huët, CFO, Unilever.

2013.

Transparantie en verslaggeving zijn de pilaren van corporate governance. Wereldwijd hebben er verscheidene schandalen plaatsgevonden door onjuiste verslaggeving of door een gebrek eraan (Shehata, 2014). In 2010 ontstond er veel ophef rondom Apple nadat bekend was geworden dat slechte werkomstandigheden bij Foxconn, een van de leveranciers van Apple, een serie zelfmoorden tot gevolg had (Heffernan, 2013). Het jaar 2010 is ook de geschiedenis ingegaan als het jaar waarin de grootste milieuramp in de Verenigde Staten plaatsvond. BP heeft zich schuldig gemaakt aan grove nalatigheid in aanloop naar de milieuramp met het boorplatform Deepwater Horizon in de Golf van Mexico waarbij elf mensen omkwamen en miljoenen liters olie in zee terecht zijn gekomen (Nu.nl, 2014). Meer recentelijk, in april 2013, werd de media overspoeld met berichten over de ramp in Bangladesh. Meer dan duizend mensen verloren daar het leven, nadat een kledingfabriek instortte. De kledingfabriek, Rana Plaza, produceerde kleren voor Europese merken (NOS Nieuws, 2013). Verder kelderde de beurswaarde van VW toen eind september 2015 bekend werd dat ze gebruik maakten van ‘sjoemelsoftware’ (fd.nl, 2015). Door deze software leken dieselauto’s schoner dan ze daadwerkelijk waren.

"The proportion of a company's total market value that exceeds its book value has increased from 40% in the early 1980's to over 80% at the end of the 1990's. This means that only 20% of a company’s value is reflected in the accounting system." - Jurgen H. Daum in his book Intangible Assets and Value Creation

De meeste bedrijfsrapportages zijn voornamelijk gericht op financiële prestaties. Financiële rapportages vertellen echter maar een deel van het ondernemingsverhaal. Ze zeggen niets over hóe de onderneming haar geld verdient en hoe houdbaar dit model is. Dit blijkt uit de kloof tussen de beurswaarde van ondernemingen en de waarde volgens de balans; een kloof die de afgelopen decennia sterk is toegenomen (PwC, 2012). Sinds het huidige model voor de verslaggeving van ondernemingen is ontworpen, hebben er grote veranderingen plaatsgevonden in de wijze waarop zaken worden gedaan, hoe ondernemingen waarde creëren en in de context waarin

ondernemingen opereren (International Integrated Reporting Comittee, 2011). Zo kon in 1975 nog 83% van de beurswaarde van organisaties in de S&P 500 uitgelegd worden door materiële activa waarvan de waarde duidelijk is, maar bepalen tegenwoordig de immateriële activa waarvan de waarde slechts geschat kan worden een groot deel van de beurswaarde, zoals intellectueel eigendom en goodwill (zie figuur 1). Dit heeft tot gevolg gehad dat ondernemingen steeds meer zijn gaan rapporteren over deze immateriële activa. De kwaliteit van deze extra verslagen laat echter vaak te wensen

Figuur 1. COMPONENTS of S&P 500 MARKET VALUE. Overgenomen uit Ocean Tomo, LLC. 1 januari, 2015

(8)

8 over. Zo blijkt uit onderzoek van professor Gerard Mertens, dat hij uitvoerde voor de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), dat de jaarverslagen van Nederlandse beursfondsen ontoereikend zijn in het transparant rapporteren over hun strategie en onderliggende waarden. Uit ander onderzoek blijkt dat zestig procent van de ondervraagde ondernemingen niet integraal over prestaties en risico’s rapporteert, laat staan beide in samenhang analyseert en managet (PwC, 2012). De aard van de informatie die nodig is om de prestaties en de houdbaarheid van de prestaties te beoordelen is veel breder dan op dit moment wordt aangeboden door het verslaggevingsmodel. Ondertussen is in het afgelopen decennium in steeds grotere mate de kritiek van de samenleving toegenomen op de wijze van verslaggeving van ondernemingen. Versterkt door schandalen zoals hierboven beschreven en de recentelijke wereldwijde financiële crisis, zijn steeds meer belanghebbenden van organisaties gaan twijfelen aan het huidige verslaggevingssysteem (Steyn & Beer, 2011). Vooral omdat de bedrijfsrapportages voorafgaand vaak geen enkele indicatie gaven aan dergelijke schandalen of faillissementen.

“Integrated Reporting is playing a role in meeting the world’s two great challenges – financial stability and sustainability.” – International Integrated Reporting Council, 2013

Een groeiend besef van de impact van de klimaatveranderingen en verschillende sociaal-maatschappelijke zaken hebben geleid tot meer richtlijnen omtrent de verslaggeving van ondernemingen. Aandeelhouders maar ook klanten en medewerkers verwachten dat de onderneming meer laat zien hoe zij waarde creëert, welke risico’s daar tegenover staan en hoe zij die beheerst (PwC, 2012). Om aan deze verwachting tegemoet te komen zijn grote ondernemingen, accountants, beleggers en regelgevers samen gaan werken in de International Integrated Reporting Council (hierna IIRC) om een nieuwe vorm van rapporteren te ontwikkelen, die het traditionele financiële verslag moet gaan vervangen en daarmee de communicatiekloof tussen ondernemingen

en belanghebbenden moet gaan overbruggen. Deze meest recente trend op het gebied van verslaggeving heet ‘Integrated Reporting’ (Kieft, 2013). De doelstelling van integrated reporting is het combineren van de meest materiële informatie-elementen, die nu al gerapporteerd worden in separate verslagen als het financieel verslag, het jaarverslag en eventueel het duurzaamheidsverslag in een coherent geheel. Het is daarbij essentieel dat de onderlinge samenhang tussen de informatie-elementen wordt getoond en wordt uitgelegd hoe die informatie-elementen van invloed zijn op het vermogen van de organisatie om waarde te creëren en vast te houden op korte, middellange en lange termijn (Kieft, 2013). De verwachting is dat deze vorm van verslaggeving voor beleggers en andere stakeholders zich de komende jaren gaat ontwikkelen tot de belangrijkste informatiebron over het reilen en zeilen van een onderneming.

INTEGRATED REPORTING FRAMEWORK

Figuur 2. The Guiding Principles and Content Elements. Overgenomen

uit IIRC Consultation Draft of the International <IR> Framework (p. 7) door The International Reporting Council, 2013.

(9)

9 Onlangs won van alle AEX-ondernemingen chemiebedrijf DSM de prijs voor het beste financiële jaarverslag 2014. DSM bracht in 2014 een Integrated Annual Report uit dat door de jury van Het Financieel Dagblad als uitgebreid en nuchter werd beoordeeld, met aandacht voor goede en slechte zaken. Het sluit daarmee nadrukkelijk aan op de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen (Harchaoui & Van Beest, 2013). Ondanks dat er over het algemeen positief gereageerd wordt op het nieuwe raamwerk, zijn er ook kritische geluiden, bijvoorbeeld door de AFM, over de toepasbaarheid en mogelijke effecten voor bijvoorbeeld de vergelijkbaarheid van integrated reports. Dit onderzoek gaat dan ook in op de vraag wat het effect is van de (verplichte) invoering van integrated reporting op de kwaliteit van verslaggeving.

1.2

Relevantie

Ook op wetenschappelijk gebied is er nog geen consensus bereikt over de toegevoegde waarde van vrijwillige, niet-financiële verslaggeving. Verschillende economische theorieën suggereren dat het toevoegen van extra informatie aan de verslaggeving de informatie asymmetrie zou moeten verlagen. De kwaliteit van verslaggeving zou daarmee moeten verbeteren. Zo zegt de voluntary disclosure theory dat ondernemingen extra informatie naar buiten brengen bovenop de verplichte verslaggeving om de interesse te wekken bij onder andere financiële analisten en investeerders. Verder stelt de decision usefulness theory op haar beurt dat de financiële verslaggeving moet bijdragen aan het beslissingsmakingsproces van investeerders (Dandago & Hassan, 2013). De empirische resultaten op dit gebied zijn echter niet eenzijdig, onder andere omdat het meten van deze relatie verschillende moeilijkheden met zich meebrengt (Leuz & Verrechia, 2000). Voor het ontstaan van integrated reporting zijn er verscheidene onderzoeken uitgevoerd in welke werd gekeken naar de toegevoegde waarde van vrijwillige, niet-financiële verslaggeving. Al in 1995 beweerde Wallman dat de behoefte aan niet-financiële informatie toenam door een gebrek aan vertrouwen in financiële informatie door stakeholders. Amir en Lev (1996) bevestigden de waarderelevantie van niet-financiële informatie door aan te tonen dat stakeholders meer waarde hechtten aan de verslaggeving, naarmate er meer dan alleen financiële informatie werd opgenomen in het jaarverslag. Ook Riley et al (2003) vonden dat de verklarende waarde van niet-financiële informatie significant toenam ten opzichte van financiële informatie. Andere onderzoeken richtten zich bijvoorbeeld op het testen van de link tussen de mate van vrijwillige verslaggeving en de liquiditeit van aandelen (Leuz & Verrechia, 2000), de link tussen de mate van vrijwillige verslaggeving en de cost of equity capital (Botosan & Plumlee, 2002) of keken naar de determinanten van vrijwillige verslaggeving (Wang & Claiborne, 2008). De accounting literatuur beweert wel dat het toevoegen van extra informatie aan de verslaggeving positieve economische gevolgen heeft (Lang, et al., 2003; Baek, et al., 2004), maar wijst ook uit dat de hoogte hiervan sterk afhangt van de kwaliteit van de vrijwillige verslaggeving en de manier waarop de informatie wordt verspreid en gebruikt (Hossain & Reaz, 2007). Door onderzoek te doen naar de invoering van Integrated Reporting, kan deze scriptie bijdragen aan de literatuur over de toegevoegde waarde van vrijwillige verslaggeving. Een dergelijk onderzoek is naar mijn weten nog niet eerder uitgevoerd, aangezien integrated reporting nog een heel jong raamwerk is.

Hoewel integrated reporting wereldwijd een nieuw concept is, heeft Zuid-Afrika de leiding genomen door haar ondernemingen te verplichten gebruik te maken van het nieuwe concept. Vanaf maart 2010 is daar de King III code ingevoerd. Ondernemingen die genoteerd staan aan de Johannesburg Stock Exchange (JSE), zijn verplicht te voldoen aan deze code, of uit te leggen waarom ze hier niet aan kunnen voldoen. De King III code (2009) en de consultation draft van de International Integrated Reporting Framework (2013) komen voor een groot gedeelte overeen (Deloitte, 2012). Een mogelijke verklaring voor deze overlap is dat Mervyn

(10)

10 King, de voorzitter van het Integrated Reporting Committee South Africa (IRC SA), ook de voorzitter is van de IIRC.

De verplichte invoering van de King III code in Zuid-Afrika geeft de mogelijkheid om de toegevoegde waarde van niet-financiële informatie te meten terwijl er wet- en regelgeving voor bestaat. Aangezien integrated reporting een nieuw concept is en de verplichte invoering ervan in Zuid-Afrika nog maar kort geleden in werking is getreden, is het aantal onderzoeken op dit gebied nog onderbelicht. Met name als het gaat om onderzoeken die kijken naar veranderingen in de kwaliteit van verslaggeving. De verplichte invoering van de King III code in Zuid-Afrika biedt niet alleen de kans om het effect van de verplichte invoering van integrated reporting op de kwaliteit van de verslaggeving te meten, maar ook om te onderzoeken of er een verschil waar te nemen is in de kwaliteit van verslaggeving tussen ondernemingen die verplicht gebruik moeten maken van integrated reporting en ondernemingen die dit niet verplicht wordt. Vergelijkbaar onderzoek omtrent vrijwillige versus verplichte invoering van nieuwe verslaggevingsstandaarden heeft verschillende resultaten tot gevolg gehad. Sinds 1 januari 2005 zijn beursgenoteerde ondernemingen in de EU verplicht te rapporteren volgens de standaarden van de International Financial Reporting Standards (IFRS). Deze nieuwe standaarden zijn destijds ingevoerd om de kwaliteit van het winstcijfer en alle onderliggende cijfers te verbeteren. Vanaf de invoering van de IFRS is er een groot aantal onderzoeken verricht om te bepalen of er sprake is geweest van een verbeterde kwaliteit van verslaggeving. Hierbij werd er ook veelvuldig onderscheidt gemaakt tussen de verplichte en vrijwillige invoering van IFRS, door te kijken naar organisaties die IFRS al hadden ingevoerd voor 2005 en organisaties die dit vanaf 2005 gingen doen. Sommige van deze onderzoeken lieten een verbetering van de kwaliteit van verslaggeving zien bij de invoering van IFRS (zoals Barth, et al., 2008; Barth, et al., 2006; Gassen & Sellhorn, 2006; Hung & Subramanyam, 2007). Deze onderzoeken keken echter slechts naar de vrijwillige invoering van IFRS. Christensen et al. (2015) zochten naar een verbetering van de kwaliteit van verslaggeving bij verplichte invoering van IFRS. Een dergelijke verbetering werd echter niet aangetroffen. Als een mogelijke verklaring voor dit resultaat geven zij dat de nieuwe verslaggevingsregels ineffectief zijn in het verminderen van bepaalde vormen van winstmanipulatie als de desbetreffende onderneming niet de intentie heeft de kwaliteit van de verslaggeving echt te verbeteren.

Dit onderzoek gaat niet alleen kijken of er een verbetering in de kwaliteit van verslaggeving is waar te nemen als gevolg van de invoering van integrated reporting, maar ook of er een verschil is waar te nemen is tussen de kwaliteit van verslaggeving in een land waar ondernemingen verplicht integrated reporting toepassen en een land waar dit niet verplicht is. Naar mijn weten is een dergelijk onderzoek naar de kwaliteit van verslaggeving bij invoering van integrated reporting nog niet uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek dragen onder andere bij aan de wetenschappelijke literatuur omtrent vrijwillige verslaggeving. Ook kunnen de resultaten een bijdrage leveren aan de wereldwijde discussie omtrent de invoering van integrated reporting. Het opstellen van een integrated report en het laten controleren van een dergelijk rapport door een externe accountant kost veel tijd en geld. Het is daarom van groot belang goed in kaart te brengen welke voordelen daar tegenover staan, alvorens het verplicht te maken in de rest van de wereld.

1.3

Onderzoeksvraag

Dit onderzoek zal kijken of er een verbetering is waar te nemen in de kwaliteit van verslaggeving wanneer gebruik wordt gemaakt van integrated reporting. Verder zal er worden onderzocht of er een verschil waar te nemen is in de kwaliteit van verslaggeving tussen ondernemingen in een land waar het toepassen van integrated reporting verplicht is en ondernemingen in een land waarin dit niet het geval is.

Vanaf 2010 zijn alle beursgenoteerde organisaties in Zuid-Afrika verplicht te rapporteren op basis van een soortgelijk raamwerk als dat van de IIRC. Dit biedt de mogelijkheid om te kunnen onderzoeken of de

(11)

11 verplichte invoering van integrated reporting een effect heeft op de kwaliteit van verslaggeving. De hierbij horende onderzoeksvraag luidt:

Wat is het effect van de invoering van integrated reporting op de kwaliteit van verslaggeving?

1.4 Opbouw van het onderzoek

In het volgende hoofdstuk zullen enkele veelgebruikte begrippen in dit onderzoek nader worden toegelicht en zullen de wetenschappelijke theorieën die voor dit onderzoek van belang zijn worden beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de opzet van het onderzoek beschreven en worden alle variabelen behandeld. In het vierde hoofdstuk zullen de analyse en de resultaten van de analyse centraal staan. Aan de hand van tabellen, grafieken en beschrijvingen wordt getracht inzicht te geven in deze resultaten. In hoofdstuk 5 zullen conclusies worden verbonden aan de resultaten die in hoofdstuk 4 zijn weergegeven. Verder wordt in dit hoofdstuk antwoord gegeven op de onderzoeksvraag. Ten slotte worden in dit hoofdstuk ook de beperkingen en implicaties van het onderzoek weergegeven. Daarna resteren enkel nog de bronvermelding en enkele bijlagen.

(12)

12

2

Theoretisch kader

De afgelopen decennia zijn de ideeën omtrent transparantie en verantwoording van vrijwillige, niet-financiële verslaggeving zoals milieu- en duurzaamheidsrapportages doorgedrongen tot het debat over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) (World Bank, 2000; Forstater, 2001; Levy and Kaplan, 2006). In de wetenschappelijke literatuur zijn tot dusver een verscheidenheid aan theorieën ontwikkeld die gebruikt worden ter verklaring van de motivatie van ondernemingen om vrijwillig informatie aan de verslaggeving toe te voegen (Deegan, 2002; Gray et al., 1996). Deze theorieën spreken elkaar vaak niet tegen, maar laten juist veel overeenkomsten zien (Deegan, 2002; Hooghiemstra, 2000). In de loop der tijd zijn er drie dominante studies in de wetenschappelijke literatuur te onderscheiden, namelijk de decision usefulness studies (het testen van de bruikbaarheid van verslaggeving voor de gebruikers), de economic theorie studies (welke gerelateerd zijn aan de decision usefulness studies, maar de nadruk leggen op de agency theorie) en de social-political theorie studies (waarin onder andere de stakeholder theorie en de legitimiteitstheorie vallen) (Brown & Fraser, 2006; Gray et al., 1995a). De agency theorie en de decision usefulness theorie zijn bovendien van belang voor dit onderzoek, omdat deze theorieën ingaan op het belang van de kwaliteit van verslaggeving.

Allereerst, omdat integrated reporting een onderwerp is dat nog onderbelicht is gebleven in de wetenschappelijke literatuur, zal in dit hoofdstuk de definitie, ontwikkeling en de vergelijkbaarheid met de King III code van integrated reporting en haar relatie met vrijwillige verslaggeving en de kwaliteit van verslaggeving worden behandeld. Vervolgens, op basis van bovenstaande relevante theorieën en toonaangevende wetenschappelijke onderzoeken omtrent verslaggeving en onderzoeken over de kwaliteit van verslaggeving, zal de hoofdvraag en de bijbehorende hypothese van dit onderzoek worden onderbouwd.

2.1 Integrated reporting

In 1989 werd er voor het eerst, naast de verplichte verslaggeving, een milieuverslag uitgebracht. Vanaf dat moment is het aantal ondernemingen dat extra informatie naar buiten brengt over milieuzaken, sociale zaken of duurzaamheid substantieel gestegen (Kolk, 2004). De kwaliteit van deze transparantere rapportages varieerde echter, omdat er geen wet- of regelgeving bestond voor het opstellen van dergelijke verslaggeving. Dit had tot gevolg dat de vergelijkbaarheid van deze verslagen laag was en de controle op de juistheid van de verstrekte informatie niet mogelijk was (Hedberg & Von Malmborg, 2003).

Om de kwaliteit van de rapportages van niet-financiële informatie te verbeteren, werd in 1999 de Global Reporting Initiative (GRI) opgericht. Een jaar later bracht de GRI de Sustainability Reporting Guidelines uit. Deze richtlijnen hadden het doel om de verslaggeving omtrent niet-financiële informatie vergelijkbaar, controleerbaar en algemeen geaccepteerd te maken (Willis, 2003). Sindsdien zijn deze richtlijnen voortdurend verbeterd met behulp van de input van de stakeholders van ondernemingen en gebruikers van de rapportages, waardoor het gebruik van de richtlijnen een steeds breder draagvlak heeft gekregen (Brown et al., 2009). Uiteindelijk, in 2013, werd door de GRI en de Prince’s Accounting for Sustainability Project (A4S) de International Integrated Reporting Council (IIRC) opgericht met als doel een internationaal geaccepteerd raamwerk te ontwikkelen dat integrated reporting definieert.

Integrated reporting gaat een stap verder dan slechts het rapporteren van niet-financiële informatie in de vorm van een sustainability report of een MVO verslag. Het verslaggevingsraamwerk van het IIRC biedt vijf leidende beginselen ten aanzien van het opstellen van het geïntegreerd verslag: (1) strategische focus; het verslag moet inzicht bieden in de strategische doelstellingen, de verhouding tussen de strategische doelstellingen en het vermogen om waarde te creëren; (2) de connectiviteit van informatie; het verslag moet inzicht bieden in de onderlinge verbanden tussen het bedrijfsmodel, de omgeving, de bronnen en de

(13)

13 relaties waarvan de organisatie afhankelijk is; (3) toekomstige oriëntatie; het verslag moet inzicht bieden in de oriëntatie op de toekomst, de verwachtingen daaromtrent van het management en de onzekerheden; (4) responsiviteit en betrokkenheid van belanghebbenden; het verslag moet aansluiten op de gerechtvaardigde informatiebehoeften van belanghebbenden; (5) beknoptheid, betrouwbaarheid en materialiteit; de geboden informatie moet kernachtig, betrouwbaar en materieel zijn voor het proces van waardecreatie. De vijf leidende beginselen moeten worden toegepast bij het bepalen van de inhoud van een geïntegreerd verslag, op basis van de belangrijkste hieronder opgenomen inhoudelijke elementen (International Integrated Reporting Comittee, 2011):

Wat doet de organisatie en op welke manier creëert en behoudt de organisatie waarde.

Wat zijn de omstandigheden waaronder de organisatie opereert, inclusief de belangrijkste bronnen, risico’s en kansen waar ze mee te maken heeft.

Waar wil de organisatie heen en hoe gaat ze daar komen.

Wat is de bestuursstructuur van de organisatie en hoe ondersteunt deze structuur de strategische doelen en het remuneratiebeleid van de organisatie.

Hoe heeft de organisatie gepresteerd met het oog op haar strategische doelen.

Welke kansen, uitdagingen en onzekerheden zal de organisatie waarschijnlijk tegenkomen bij het behalen van haar strategische doelen en wat zijn de implicaties daarvan voor de strategie en de toekomstige prestaties.

In de wetenschappelijke literatuur zijn er verscheidene definities ontstaan van integrated reporting. Zo definieert Owen (2013) integrated reporting als een bevordering van de strategische focus in plaats van de operationele focus. Ook geeft het een prospectief beeld in plaats van een retroperspectief beeld. Verder stimuleert het langetermijndenken. Eccles & Kruz (2010) beschrijven integrated reporting als een vorm van verslaggeving van financiële en niet-financiële informatie waardoor de impact van beide op elkaar duidelijk wordt gemaakt en Adams en Simnet (2011) typeren integrated reporting als een holistische, strategische, relevante en materiële wijze van rapporteren, dat de nadruk legt op de value drivers van een onderneming. Kieft (2013) meldt in zijn artikel dat integrated reporting een meer uitgebreide vorm van verslaggeving is, waarbij ondernemingen het verband leggen tussen de strategie, governance, prestaties en vooruitzichten en de financiële implicaties combineren met de sociale, economische en milieuaspecten in de directe omgeving van de onderneming. Integrated reporting is erop gericht om met beleggers te communiceren over andere belangrijke factoren die de waarde, prestaties en continuïteit van een onderneming bepalen, zoals het ‘menselijke kapitaal’, het ‘intellectuele kapitaal’, en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

(14)

14

2.2 King III

Zuid-Afrika wordt al langer erkend als een pionier in het bevorderen van de hervorming van coporate governance en verbeteren van verslaggeving. In Zuid-Afrika is dan ook voor het eerst een poging gedaan om alle beursgenoteerde ondernemingen te laten rapporteren volgens de verslaggevingsregels van integrated reporting. De Johannesburg Stock Exchange (JSE) introduceerde in 2010 de verplichting om de verslaggevingsregels van de King III code na te leven. In de King III Code (2009) wordt aangedrongen op een geïntegreerde verslaggeving, waarbij integrated reporting wordt omschreven als ‘a holistic and integrated

representation of the company’s performance in terms of both its finance and its sustainability’ (Anon.,

2009, p. 54).

In 1994, toen Afrika een volledige democratie werd, was er groot wantrouwen ten aanzien van Zuid-Afrikaanse instituties en ondernemingen. Om het maatschappelijke vertrouwen te winnen zette de nieuw gekozen president Nelson Mandela, Mervyn King ertoe aan de King Committee on Corporate Governance op te richten met het doel een code te creëren op het gebied van corporate governance. King I schreef aan ondernemingen voor niet-financiële informatie te rapporteren en alle stakeholders te betrekken in het samenstellen van de verslaggeving. King II ging al een stap verder door ondernemingen te verplichten een ‘all inclusive approach involving relevant stakeholders’ te hanteren en de verantwoordelijkheden van de onderneming uit te breiden door buiten financiële resultaten ook sociale- en milieuzaken te rapporteren. (World Business council for Sustainable Development, 2014).

Sinds 2010 is het in Zuid-Afrika verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen te rapporteren in lijn met de richtlijnen van King III. In de King III Code (2009) wordt beschreven dat de volgende zaken moeten worden toegelicht: (1) het bestuur dient de resultaten toe te lichten; (2) het bestuur dient going concern overwegingen toe te lichten; (3) er dient toegelicht te worden hoe resultaten behaald zijn en; (4) het bestuur dient de positieve en negatieve impact van de bedrijfsactiviteiten toe te lichten en plannen te maken om de positieve impact te verhogen en de negatieve impact te verlagen. Er zijn drie principes die in acht moeten worden genomen bij het opstellen van het rapport: (1) principes met betrekking tot de scope van het rapport; (2) principes met betrekking tot het selecteren van de inhoud van het rapport en; (3) principes met betrekking tot de kwaliteit van gerapporteerde informatie (IRC, 2011). Verder worden in het raamwerk een aantal onderwerpen genoemd die in het integrated report vermeld moeten worden, zoals de strategie, competenties, KPI’s, de toekomstvisie, het beloningsbeleid en een samenhangende beschrijving van alle bovenstaand onderwerpen.

2.3 Kwaliteit van verslaggeving

Accounting informatie die beter in staat is de economische staat van de onderneming te reflecteren, voortgekomen uit principle-based of verplichte verslaggevingsregels, kan de kwaliteit van de verslaggeving verhogen door investeerders te voorzien met informatie die hun kan helpen met het maken van de juiste investeringsbeslissingen (Barth et al., 2008). Healy & Palepu (2001) stellen in hun onderzoek dat door een betere kwaliteit van verslaggeving de agency problemen verkleind kunnen worden omdat het zorgt voor een vermindering van een foute waardering van de onderneming, mits de verslaggeving betrouwbaar is. Verder kan de kwaliteit van verslaggeving verbeteren als de mogelijkheid van het management om verschillende manieren van winststuring toe te passen wordt beperkt door standaarden of richtlijnen. Een verbeterde verslaggeving kan ook optreden ten gevolge van een gelijktijdige aanpassing van het verslaggevingssysteem van de onderneming met het invoeren van nieuwe standaarden en richtlijnen (Barth et al., 2008).

Er zijn ook redenen waarom het toepassen van nieuwe verslaggevingsrichtlijnen een negatief effect kan hebben op de kwaliteit van verslaggeving. Het nieuwe toe te passen raamwerk zou bijvoorbeeld van

(15)

15 mindere kwaliteit kunnen zijn dan het huidige raamwerk. Het management zou door het nieuwe raamwerk teveel beperkt kunnen worden in haar vrijheid om financiële informatie naar buiten te brengen dat relevanter is voor de economische staat van de onderneming. Een andere verklaring voor een lagere kwaliteit van verslaggeving na de invoering van nieuwe verslaggevingsregels zou kunnen zijn dat de flexibiliteit van principle-based standaarden, wat inhoudt dat ondernemingen niet verplicht zijn de richtlijnen te volgen maar moeten aangeven in geval ze ervoor kiezen de richtlijnen niet op te volgen, de kans vergroot op het toepassen van winststuring. Ook als de handhaving omtrent de nieuwe standaarden laks is zou de kwaliteit van de verslaggeving kunnen dalen ondanks toepassing van nieuwe verslaggevingsstandaarden.

Dit onderzoek verwacht dat met de invoering van integrated reporting de kwaliteit van verslaggeving zal toenemen. Deze verwachting zal worden toegelicht met behulp van relevante wetenschappelijke theorieën hieronder.

2.4 Hypothesevorming

Integrated reporting is een nieuw raamwerk dat ervoor moet zorgen dat ondernemingen transparanter gaan rapporteren en de kwaliteit van verslaggeving verbeterd. Om de hoofdvraag van dit onderzoek ‘wat

is het effect van de invoering van integrated reporting op de kwaliteit van verslaggeving?’ te kunnen

beantwoorden, wordt een hypothese gevormd op basis van de belangrijkste economische theorieën omtrent dit onderwerp.

2.4.1 Agency theorie

Volgens de agency theorie heeft de financiële verslaggeving als doelstelling informatie te verstrekken ten behoeve van het nemen van economische beslissingen, maar ook het verlenen van décharge over het gevoerde beleid en de benoeming en ontslag van bestuurders (Knoops, 2010). In agency-modellen wordt over het algemeen verondersteld dat individuen eigenbelang nastreven en dat er sprake is van informatieasymmetrie. Deze informatieasymmetrie ontstaat omdat managers over meer informatie beschikken dan aandeelhouders (Jensen & Meckling, 1976). Er worden in essentie twee vormen van informatieasymmetrie onderscheiden: adverse selection en moral hazard (Scott, 2009, p. 25-26).

Adverse selection impliceert dat de agent op het moment van het afsluiten van het contract meer informatie heeft dan de principaal (Lambert, 2001). In de relatie tussen managers en aandeelhouders kan financiële verslaggeving worden gezien als een mechanisme waarmee het adverse selection-probleem kan worden beheerst, doordat betrouwbare en relevante informatie wordt verstrekt aan partijen buiten de onderneming (Knoops, 2010).

Moral hazard impliceert dat agent en principaal op het moment van het afsluiten van het contract evenveel informatie hebben, maar dat daarna informatieasymmetrie optreedt doordat bepaalde personen gedrag van andere personen, die zijn belangen zouden moeten behartigen, niet kunnen waarnemen (Knoops, 2010). Zo kunnen managers tegenvallende resultaten aan externe omstandigheden wijten, terwijl meevallende resultaten volledig op het eigen conto worden geschreven. Ook kunnen zij resultaten vertekend weergeven, zoals door winststuring, om een beter beeld te laten zien (Berle en Means, 1932).

Informatieasymmetrie is een van de belangrijkste oorzaken van agency kosten. Daarbij kan gedacht worden aan kosten om contracten te sluiten, kosten van toezicht op de contracten en kosten van het inperken van de vrijheid van handelen van de agent (Knoops, 2010). Zo zouden managers bijvoorbeeld bij een hoge informatieasymmetrie door middel van winststuring de financiële verslaggeving kunnen manipuleren. Door middel van het constant verbeteren van de verslaggeving, wordt geprobeerd de verslaggeving betrouwbaarder en relevanter te maken en de informatieasymmetrie te verlagen. Een onderneming kan

(16)

16 naast de verplichte verslaggeving, dat bestaat uit informatie die naar buiten wordt gebracht om te voldoen aan de verplichtingen van de wet- en regelgeving, ook op vrijwillige basis informatie verstrekken. Vrijwillige informatieverstrekking wordt door Meek et al. (1955) gedefinieerd als ‘de vrije keuze van het management om de gebruikers van de rapportages te voorzien van extra informatie’. Ook vrijwillige verslaggeving kan zorgen voor een verkleining van het agency probleem. Op het moment dat managers meer, bruikbare en niet-financiële informatie bekend maken, verlaagd dit de agency kosten (Barako et al., 2006) en zorgt het ervoor dat de gebruikers van de informatie overtuigd worden dat managers op de best mogelijke manier presteren (Watson et al., 2002). Dit onderzoek verwacht dat door het toepassen van integrated reporting de verslaggeving transparanter wordt, de informatieasymmetrie wordt verlaagd en zo de agency kosten verminderen. Managers zijn hierdoor minder in staat om bijvoorbeeld winststuring toe te passen, waardoor de kwaliteit van verslaggeving verbeterd. De decision usefulness theorie, de stakeholder theorie en de legitimiteitstheorie spelen hierin ook een prominente rol en komen daarom verder aan bod bij de bespreking van de relevante theorieën.

2.4.2

Decision usefulness theorie

Terwijl de agency theorie zich focust op het ontstaan, bestaan en het effect van informatieasymmetrie op de verslaggeving, richt de decision usefulness theorie zich op de wijze van berekenen, presenteren en bruikbaarheid van de verslaggevingsinformatie. De decision usefulness theorie legt hierbij de nadruk op het communiceren van informatie die bruikbaar is voor het maken van bijvoorbeeld investerings- en andere ondernemingsbeslissingen (Chiappetta, 2009). In de theorie wordt gesteld dat informatieasymmetrie kan worden verkleind door ‘full disclosure’ van relevante, betrouwbare en tijdige informatie aan aandeelhouders en andere gebruikers van financiële verslagen (Barth et al. 2001). Zo stellen Watts (2003) en ook Ball (2009) dat het belangrijkste doel van de verslaggeving is, om de informatieasymmetrie tussen het management van een onderneming en haar stakeholders te verminderen. Scott (2009, p. 152) onderscheidt het informatieperspectief en het meetperspectief als twee varianten van de decision usefulness theorie.

Het informatieperspectief betreffende decision usefulness is een benadering van financiële verslaggeving die ervan uitgaat dat een individu een eigen verantwoordelijkheid heeft voor het voorspellen van de toekomstige performance van de onderneming en die zich richt op het hiervoor verschaffen van nuttige informatie. De benadering gaat uit van een efficiënte kapitaalmarkt onder de veronderstelling dat de markt zal reageren op nuttige informatie uit elke bron, en dus ook op financiële verslaggevingsinformatie (Scott, 2009, p. 153).

Het meetperspectief betreffende decision usefulness is een benadering van financiële verslaggeving waarbij managers een verantwoordelijkheid op zich nemen om reële waarden op te nemen in de jaarrekening, op voorwaarde dat deze redelijk betrouwbaar kunnen worden vastgesteld en zich daarbij realiseren dat ze daarmee een grotere verplichting op zich nemen om beleggers te helpen bij het voorspellen van de performance en van de waarde van de onderneming (Scott, 2009, p. 184).

Op basis van het meetperspectief van de decision usefulness kan worden beredeneerd dat ondernemingen de bruikbaarheid van hun verslaggeving willen verbeteren, om ervoor te zorgen dat beleggers betere investeringsbeslissingen kunnen nemen. Door gebruik te maken van integrated reporting tracht een onderneming op transparantere wijze te rapporteren en hiermee de bruikbaarheid te verbeteren en daarmee de kwaliteit van verslaggeving te verhogen.

Bij het kijken naar de usefulness van de verslaggeving zou niet alleen rekening gehouden moet worden met investeerders, maar ook met de andere stakeholders van de onderneming (Dandago & Hassan, 2013). Dit is waar de stakeholder theorie en de legitimiteitstheorie een belangrijke rol gaan spelen.

(17)

17

2.4.3

Stakeholder theorie en legitimiteitstheorie.

Andere theorieën die proberen uit te leggen waarom de behoefte voor transparantere en kwalitatief hogere verslaggeving groeit zijn de stakeholder theorie en de legitimiteitstheorie. Zowel de stakeholder theorie als de legitimiteitstheorie beweren dat er externe druk wordt uitgeoefend op de onderneming door haar omgeving (Wangombe, 2003). De stakeholder theorie biedt een verklaring door te stellen dat het verantwoording aan belanghebbenden is, terwijl de legitimiteitstheorie stelt dat het een onderdeel is van een proces van legitimatie. De theorieën proberen dus beide een verklaring te geven voor het uitbrengen van transparantere verslaggeving (Van der Laan, 2009).

In 1984 introduceerde R. Edward Freeman de stakeholder theory als “any group or individual who can effect or is affected by the achievement of an organization’s objectives”. Hieruit komt naar voren dat een organisatie over het algemeen te maken heeft met vele stakeholders, zoals werknemers, klanten, leveranciers, concurrenten, overheidsinstanties en toekomstige generaties (Knoops, 2010). Donaldson & Preston (1995) vatten de bestaande literatuur omtrent de stakeholder theorie als volgt samen: Stakeholder management vereist een gelijktijdige aandacht voor alle behoeftes van alle stakeholders, zowel binnen de organisatorische structuur als bij het algemene beleid en bij het nemen van de dagelijkse beslissingen. Door het publiceren van niet-financiële informatie toont een onderneming dat zij erkent dat zij niet alleen met aandeelhouders, maar ook met andere belanghebbenden te maken heeft (Emeseh & Songi, 2014). Door te rapporteren volgens de richtlijnen van integrated reporting, wordt er gehoor gegeven aan de behoefte voor transparantere verslaggeving. Dit onderzoek verwacht dat door deze nieuwe wijze van opstellen en presenteren van verslaggeving de kwaliteit van verslaggeving zal stijgen.

Een theorie die deels fuseert en overlapt met de stakeholder theorie is de legitimiteitstheorie (Esemeh & Songi, 2014). Volgens de legitimiteitstheorie trachten organisaties doorlopend zeker te stellen dat zij, in de ogen van de maatschappij, handelen binnen de normen, waarden en grenzen die de samenleving stelt (Deegan en Unerman 2006). Volgens deze theorie hangt de legitimiteit om in de maatschappij te opereren, oftewel het bestaansrecht van een onderneming, af van een impliciet sociaal contract tussen de onderneming en de maatschappij (Guthrie & Parker, 1989). Kortom, de bedrijfsvoering van een organisatie is legitiem zodra het waarden- en normensysteem van de organisatie gelijk is aan het waarden- en normensysteem dat de maatschappij hanteert. Op dat moment voldoet de organisatie aan haar sociale contract en heeft de organisatie een licence to operate (Knoops, 2010).

De legitimiteitstheorie veronderstelt dat organisaties op vrijwillige basis, niet-financiële informatie toevoegen aan de verslaggeving om een eventuele ‘legitimiteitkloof’ te verkleinen (Lindblom, 1994). Volgens de legitimiteitstheorie hebben strategieën die door de manager geïmplementeerd worden om legitimiteit te verkrijgen, pas dan effect op externe partijen indien deze gepaard gaan met het uitbrengen van verslaggeving. Oftewel, informatieverstrekking is nodig om de mening van stakeholders te kunnen veranderen. Genomen maatregelen die niet in openbaarheid gebracht worden, zullen daardoor geen effect hebben op het gedrag van stakeholders (Knoops, 2010).

Een organisatie is niet alleen verantwoordelijk voor de financiële prestaties; organisaties worden ook beoordeeld op economische, sociale en milieuprestaties. De term ‘accountability’ wordt gehanteerd om deze bredere verantwoordelijkheid naar een bredere groep belanghebbenden aan te duiden (Knoops, 2010). Om deze sociale legitimiteit te bewerkstelligen, zijn ondernemingen steeds meer bezig vertrouwen en geloofwaardigheid te creëren door transparanter te zijn (Ditlevsen et al., 2013). Verslaggeving is een belangrijk hulpmiddel in de poging om transparanter te worden (Hooghiemstra, 2000). Om deze hedendaagse uitdagingen aan te kunnen, is integrated reporting ‘the way forward’ (PricewaterhouseCoopers (PwC), 2015).

(18)

18

2.4.4

Hypothese

Bovenstaande theorieën geven een verklaring voor de steeds groter wordende behoefte aan transparante, kwalitatief hoge verslaggeving. Integrated reporting probeert aan deze behoefte te voldoen door ondernemingen te verplichten een geïntegreerd verslag op te stellen waarin uitgebreider en transparanter wordt beschreven wat de strategische doelstellingen zijn, wat de onderlinge verbanden zijn tussen het bedrijfsmodel, de omgeving, de bronnen en de relaties waarvan de organisatie afhankelijk is en wat de verwachting is voor de toekomst en de daarmee samenhangende onzekerheden. Het verslag moet daarbij tevens aansluiten op de informatiebehoeften van belanghebbenden en de informatie moet kernachtig, betrouwbaar en materieel zijn voor het proces van waardecreatie.

Door deze manier van verslaggeving toe te passen verwacht dit onderzoek dat de kwaliteit van de verslaggeving zal toenemen, waardoor de volgende hypothese is opgesteld:

Hypothese: De kwaliteit van verslaggeving van ondernemingen neemt toe na de invoering van integrated reporting.

(19)

19

3

Onderzoeksopzet

3.1 Onderzoekspopulatie

Om het effect te meten van de invoering van integrated reporting op de kwaliteit van de verslaggeving, zullen de jaarrekeningen van Zuid-Afrikaanse beurgenoteerde ondernemingen voor en na de invoering van de King III code gebruikt worden. Deze groep ondernemingen is geschikt voor dit onderzoek aangezien vanaf 31 maart 2010 deze ondernemingen verplicht zijn te rapporteren volgens de richtlijnen van integrated reporting. Verder is elke Zuid-Afrikaanse beurgenoteerde onderneming die gebruikt kan worden voor dit onderzoek gekoppeld aan een Canadese onderneming op basis van grootte, om te kijken of de kwaliteit van de verslaggeving verschilt voor ondernemingen in een land waar integrated reporting verplicht wordt toegepast (Zuid-Afrika) en ondernemingen in een land waar dit niet het geval is (Canada). De sample voor dit onderzoek bestaat uit data van in totaal 140 beursgenoteerde ondernemingen uit Zuid-Afrika en Canada uit de jaren 2009 en 2010. Zodoende bevat de sample uit 560 waarnemingen. De data is verzameld met behulp van en op basis van de beschikbare informatie uit Orbis, een database met wereldomvattende bedrijfsinformatie. Voor de geselecteerde ondernemingen is de data uit de jaren 2009 en 2010 gebruikt, namelijk een jaar voor en een jaar na de invoering van de King III code. Allereerst is alle benodigde data verzameld voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen. Na het verwijderen van de ondernemingen waarvoor de data ontbrak of niet geschikt was, blijven er 140 ondernemingen over. Ten behoeve van het matched sample design is vervolgens ook voor Canada op vergelijkbare wijze informatie verzameld, waarna er 185 ondernemingen overbleven. Vervolgens is er op basis van de totale activa aan elke Zuid-Afrikaanse onderneming een Canadese onderneming gekoppeld. Om vast te stellen dat de ondernemingen op basis van grootte goed aan elkaar gekoppeld zijn, is er een independent t-test uitgevoerd. Ten slotte is het effect van outliers beperkt door de verschillende variabelen te winsorizen.

3.2 Matched sample design

In dit onderzoek zal grotendeels de methodiek gevolgd worden die gebruikt is in vergelijkbare onderzoeken, zoals die van Barth et al. (2008), Lang, et al. (2003) en Lang, et al. (2006). Tevens zal dit onderzoek gebruik gaan maken van een matched sample design. Door een ander land met soortgelijke economische omstandigheden waar integrated reporting niet verplicht is aan de onderzoekspopulatie toe te voegen en deze ondernemingen te koppelen aan Zuid-Afrikaanse ondernemingen, kunnen conclusies worden getrokken wat betreft de verschillen in kwaliteit van verslaggeving tussen de twee landen. Op deze manier kan aangetoond worden dat de toename in de kwaliteit van verslaggeving hoger is in Zuid-Afrika en dus daadwerkelijk veroorzaakt wordt door integrated reporting, en niet door landspecifieke factoren.

Een belangrijke voorwaarde voor de selectie van dit andere land is dat er een soortgelijk economisch klimaat aanwezig moet zijn. Zuid-Afrika is het eerste en tot nu toe enige land waarin beurgenoteerde ondernemingen verplicht worden integrated reporting toe te passen. Dit onderzoek maakt gebruik van Zuid-Afrika om de verandering in de kwaliteit van de verslaggeving als gevolg van integrated reporting te meten. Een land dat gekoppeld kan worden aan Zuid-Afrika is Canada, omdat de financiële markten van de twee landen vergelijkbaar zijn. Zo zijn er bijvoorbeeld grote overeenkomsten tussen de verschillende industrieën in de twee landen (veel mijnbouw en een grote agrarische sector) en is er een soortgelijke koersreactie over de afgelopen jaren waar te nemen.

Elke Zuid-Afrikaanse onderneming wordt vervolgens gekoppeld met een Canadese onderneming op basis van de totale bezittingen. Als een onderneming eenmaal is gekoppeld aan een Zuid-Afrikaanse onderneming, kan het vervolgens niet nog een keer aan een andere Zuid-Afrikaanse onderneming worden gekoppeld (Barth, et al., 2008). Om vast te stellen dat de ondernemingen op basis van grootte goed aan elkaar gekoppeld zijn, is er een independent t-test uitgevoerd. Door middel van deze test wordt gecontroleerd of er geen significant verschil is tussen de twee landen en of de matching geslaagd is.

(20)

20

3.3 Onderzoeksmethodiek

Allereerst zal dit onderzoek de kwaliteit van de verslaggeving voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen vergelijken met Canadese ondernemingen in de periode nadat de Zuid-Afrikaanse ondernemingen verplicht zijn integrated reporting toe te passen. Door te kijken naar deze data kan worden geconcludeerd of ondernemingen die verplicht worden integrated reporting toe te passen een hogere kwaliteit van verslaggeving hebben dan ondernemingen die dit niet verplicht worden. Bij het op deze manier vergelijken van de twee groepen ondernemingen, kunnen er echter verschillen in de kwaliteit van verslaggeving ontstaan door hun verschillende economische karakteristieken. Om te bepalen of dit het geval is, vergelijkt dit onderzoek ook de kwaliteit van de verslaggeving voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen en die van Canadese ondernemingen in de periode voordat integrated reporting verplicht werd in Zuid-Afrika. Mochten de verschillen in de kwaliteit van verslaggeving tussen de twee groepen ondernemingen gelijk zijn voor zowel voor als na de verplichte invoering van integrated reporting, zal het onwaarschijnlijk zijn dat de verschillen na de verplichte invoering van integrated reporting tussen de twee groepen ondernemingen toe te wijzen zijn aan de verplichte invoering van integrated reporting. Als echter blijkt dat de kwaliteit van de verslaggeving voor Zuid-Afrikaanse en Canadese ondernemingen gelijk is in de periode voordat de invoering van integrated reporting verplicht is in Zuid-Afrika, maar verschillend is in de periode na de verplichte invoering van integrated reporting in Zuid-Afrika, is het minder waarschijnlijk dat de verschillen tussen de twee groepen ondernemingen het gevolg zijn van verschillen in de economische karakteristieken (Barth, et al., 2008).

Verder vergelijkt dit onderzoek de kwaliteit van verslaggeving voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen zowel voor als na de verplichte invoering van integrated reporting, om te bepalen of de verplichte invoering geassocieerd kan worden met een hogere kwaliteit van verslaggeving. Dit gebeurd om twee redenen. Allereerst levert deze methode een alternatieve benadering om te bepalen of de verschillen in de kwaliteit van verslaggeving tussen Zuid-Afrikaanse en Canadese ondernemingen toe te wijzen zijn aan de economische karakteristieken tussen de twee groepen ondernemingen. Bij deze methode wordt de onderneming zelf namelijk als controle variabele gebruikt. Ten tweede levert deze vergelijking direct bewijs op of de kwaliteit van verslaggeving verbeterd voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen. Als de kwaliteit van verslaggeving voor de Zuid-Afrikaanse ondernemingen verbeterd na de verplichte invoering van integrated reporting, is de kans groter dat de verbetering in de kwaliteit van de verslaggeving een gevolg is van de verplichte invoering van integrated reporting (Barth, et al., 2008).

Om te controleren of verbetering in de kwaliteit van verslaggeving niet het gevolg is van een verandering in de economische omgeving van de Zuid-Afrikaanse ondernemingen, kijkt dit onderzoek ook of Canadese ondernemingen eenzelfde verandering in de kwaliteit van verslaggeving ondergaan. Dit kan gemeten worden door te kijken of de verandering in de kwaliteit van verslaggeving voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen voor en na de verplichte invoering van integrated reporting groter is dan dezelfde verandering voor Canadese ondernemingen.

3.4 Kwaliteit van verslaggeving

In navolging van eerder onderzoek, maakt dit onderzoek de kwaliteit van verslaggeving meetbaar door gebruik te maken van de maatstaven value relevance, timely loss recognition en earnings management. Hierbij wordt verondersteld dat ondernemingen met een hogere value relevance, meer timely loss recognition en lagere earnings management een hogere kwaliteit van verslaggeving hebben. Deze dimensies zijn tot op heden veelvuldig gebruikt in de wetenschappelijke literatuur om de kwaliteit van verslaggeving te meten (Barth et al., 2006, 2008; Gassen & Sellhorn, 2006; Hung & Subramanyam, 2007). Dit onderzoek maakt gebruik van meerdere maatstaven om de kwaliteit van de verslaggeving te meten omdat er plausibele alternatieve uitkomsten zijn voor de verschillende maatstaven. Timely loss recognition bijvoorbeeld, het frequenter rapporteren van een groot verlies, is in dit onderzoek een indicatie van een

(21)

21 hogere kwaliteit van verslaggeving. Echter, het tegenoverstelde kan ook waar zijn. Ondernemingen kunnen een hogere frequentie in grote verliezen laten zien ten gevolge van het nemen van ‘big baths’, wat een vorm is van earnings management en een lagere kwaliteit tot gevolg heeft (Barth et al. 2008). Als uit dit onderzoek blijkt dat ondernemingen die een integrated report uitbrengen ook een hogere value relevance en een lagere mate van earnings management hebben dan ondernemingen die dit niet doen, kan dit worden uitgesloten (Barth et al. 2008).

3.4.1

Value relevance

Value relevance is de verklarende kracht van het netto resultaat van het boekjaar en de boekwaarde van het eigen vermogen voor de hoogte van de prijs en het rendement van aandelen. Een hogere verklarende kracht wordt gezien als bewijs voor meer value relevance. Dit onderzoek verwacht, net als het onderzoek van Barth et al., (2008), dat ondernemingen met een hogere kwaliteit van verslaggeving een sterker verband tussen aandelenprijzen en inkomsten en de boekwaarde van het eigen vermogen hebben, omdat een betere kwaliteit van de inkomsten zorgt voor een betere weerspiegeling van de economische toestand van de onderneming (Barth et al., 2001). Uit onderzoek van onder andere Lang et al. (2003), Leuz et al. (2003) en Lang et al. (2006) is gebleken dat een hogere kwaliteit van verslaggeving zorgt voor meer value relevance.

Door de verplichte invoering van integrated reporting in Zuid-Afrika vanaf 2010, verwacht dit onderzoek dat er een stijging in value relevance zal plaatsvinden voor deze ondernemingen en daarmee een stijging in de kwaliteit van verslaggeving. Integrated reporting verplicht ondernemingen namelijk een geïntegreerd verslag op te stellen waarin uitgebreider en transparanter wordt beschreven wat de strategische doelstellingen zijn, wat de onderlinge verbanden zijn tussen het bedrijfsmodel, de omgeving, de bronnen en de relaties waarvan de organisatie afhankelijk is en wat de verwachting is voor de toekomst en de daarmee samenhangende onzekerheden. Het verslag moet daarbij tevens aansluiten op de informatiebehoeften van belanghebbenden en de informatie moet kernachtig, betrouwbaar en materieel zijn voor het proces van waardecreatie. Door deze transparantere manier van verslaggeving vewacht dit onderzoek dat beleggers meer vertrouwen krijgen in het winstcijfer van de onderneming, zodat de value relevance stijgt.

De value relevance wordt meetbaar gemaakt door te kijken naar de verklarende kracht van de regressie van de aandelenprijs op netto inkomen en boekwaarde van het eigen vermogen (Barth, et al., 2008). In navolging van voorgaand onderzoek wordt de aandelenprijs 6 maanden na afloop van het fiscale jaar gemeten, om er zeker van te zijn dat de effecten zijn doorgedrongen tot het publiek (Lang, et al., 2003; Lang, et al., 2006).

Om het verschil in value relevance te meten voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen voor- en na de verplichte invoering van integrated reporting, wordt gebruik gemaakt van het volgende model:

P= BVEPS+ NIPS+ SIZE + DISSUE + SOLV + GROWTH + TURN + IR_DUMMY P = aandelenprijs, 6 maanden na het einde van het boekjaar;

BVEPS = boekwaarde van het eigen vermogen per aandeel; NIPS = netto resultaat per aandeel;

SIZE = natuurlijke logaritme van de totale bezittingen; DISSUE = percentage verandering in totale schulden; SOLV = eigen vermogen gedeeld door de totale activa; GROWTH = percentage groei in sales;

TURN = totale bezittingen gedeeld door de sales;

IR_DUMMY = een dummy variabele die de waarde 1 aanneemt wanneer integrated reporting verplicht is en de waarde 0 aanneemt wanneer dit niet het geval is.

(22)

22 De variabele IR_DUMMY zou significant moeten zijn en het toevoegen van deze variabele zou extra verklarende kracht aan het model moeten geven, om vast te kunnen stellen dat de value relevance is toegenomen voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen door de verplichte invoering van integrated reporting.

Om het verschil in value relevance te meten tussen Zuid-Afrikaanse en Canadese ondernemingen zowel voor als na de verplichte invoering van integrated reporting, wordt gebruik gemaakt van het volgende model:

P = BVEPS + NIPS + SIZE + DISSUE + SOLV + GROWTH + TURN + IR_DUMMY + COUNTRY_DUMMY COUNTRY_DUMMY = een dummy variabele die de waarde 1 aanneemt als het een Zuid-Afrikaanse

onderneming betreft en de waarde 0 voor Canadese ondernemingen.

3.4.2

Timely loss recognition

Inkomsten worden van hogere kwaliteit geacht als verliezen tijdiger worden verantwoord. Timely loss recognition kijkt naar de mate waarin grote verliezen worden gemeld. Lang et al. (2003; 2006). Ball & Shivakumar (2005) en Ball & Shivakumar (2006) geven eveneens aan dat het verantwoorden van grote verliezen op het moment dat ze plaatsvinden in plaats van ze uitstellen tot latere perioden een kenmerk is van een hogere kwaliteit van verslaggeving. Dit kenmerk is tevens gerelateerd aan een vorm van earnings management, namelijk earnings smoothing. Grote verliezen zouden namelijk minder vaak voorkomen als earnings smoothing wordt toegepast. Het vaker rapporteren van grote verliezen wordt hierbij gezien als een betere kwaliteit van verslaggeving (Barth, et al., 2008).

Uit bovenstaande literatuur en theorieën kan geconcludeerd worden dat het rapporteren door middel van een transparanter en uitgebreider jaarverslag, zoals het integrated report, het management zal beperken in haar mogelijkheid te schuiven met winsten, omdat dergelijke winstmanipulaties moeilijker verborgen kunnen worden gehouden met een transparante verslaggeving. Daarom verwacht dit onderzoek dat de timely loss recognition hoger zal zijn voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen, na de verplichte invoering van integrated reporting en dat hiermee de kwaliteit van verslaggeving zal stijgen.

Timely loss recognition wordt gemeten door te kijken naar de coëfficiënt in de regressieanalyse die het rapporteren van grote negatieve verliezen aanduidt, namelijk LNEG(Lang, et al., 2003; Lang, et al., 2006). Bij het vergelijken van Zuid-Afrikaanse ondernemingen in de periode voor en na de verplichte invoering van integrated reporting, wordt gebruik gemaakt de volgende vergelijking:

IR_DUMMY= LNEG+ SIZE+ DISSUE+ SOLV + GROWTH + TURN

IR_DUMMY is een variabele dat gelijk is aan 1 voor ondernemingen die verplicht integrated reporting toepassen (Zuid-Afrikaanse ondernemingen vanaf het jaar 2010) en 0 voor ondernemingen die niet verplicht integrated reporting toepassen. LNEGis gelijk aan 1 voor de observaties waarbij de jaarlijkse inkomsten in verhouding tot totale bezittingen minder dan -0,10 is en 0 voor de overige observaties. Een positieve coefficient voor LNEGis een indicatie voor het vaker rapporteren van grote verliezen in de periode na de verplichte invoering van integrated reporting ten opzichte van de periode voor de verplichte invoering van integrated reporting.

Bij het vergelijken van Zuid-Afrikaanse en Canadese ondernemingen maakt dit onderzoek gebruik van het onderstaande model. Dit model wordt gebruikt voor zowel de periode voor als de periode na de verplichte invoering van integrated reporting.

(23)

23

COUNTRY_DUMMY = LNEG+ SIZE+ DISSUE+ SOLV + GROWTH + TURN

COUNTRY_DUMMY is een variabele die gelijk is aan 1 als het een Zuid-Afrikaanse onderneming betreft en 0 voor een Canadese onderneming. Een positieve coëfficiënt voor LNEG geeft aan dat de Zuid-Afrikaanse ondernemingen vaker grote verliezen rapporteren dan Canadese ondernemingen. Deze analyse wordt zowel uitgevoerd voor de periode voor de verplichte invoering van integrated reporting als na deze periode. Allereerst wordt de analyse uitgevoerd in de periode na de verplichte invoering van integrated reporting om te kijken of er verschillen zijn waar te nemen in de kwaliteit van verslaggeving tussen Canadese en Zuid-Afrikaanse ondernemingen. Er wordt ook een meting gedaan in de periode voor de verplichte invoering van integrated reporting, om te controleren of er niet al een verschil was tussen Zuid-Afrikaanse en Canadese ondernemingen.

3.4.3

Earnings management

In voorgaande literatuur is er veelvuldig gebruik gemaakt van twee maatstaven om earnings management te meten, namelijk earnings smoothing en managing towards small positive earnings. Aangezien deze onderzoeken vaak werden uitgevoerd door meerdere mensen en werden uitgevoerd in een langer tijdsbestek, is er in dit onderzoek voor gekozen om managing towards positive earnings te meten. Deze maatstaf is gekozen, omdat het samenhangt met de maatstaf voor timely loss recognition. Wanneer ondernemingen namelijk meer grote verliezen gaan rapporteren, omdat door een transparantere verslaggeving winststuring minder goed mogelijk is, kan tegelijkertijd worden beredeneerd dat ondernemingen ook minder vaak de resultaten kunnen sturen richting kleine positieve winsten. Eerder uitgevoerd onderzoek identificeert het rapporteren van kleine positieve resultaten als een doel van earnings management. Om dit te meten wordt gekeken naar de frequentie van rapporteren van kleine positieve resultaten, small positive net income (SPOS) (Burgstahler & Dichev, 1997; Leuz et al., 2003).

Uit bovenstaande literatuur en theorieën kan geconcludeerd worden dat het rapporteren door middel van een transparanter en uitgebreider jaarverslag, zoals het integrated report, het management zal beperken in haar mogelijkheid te schuiven met winsten, omdat dergelijke winstmanipulaties moeilijker verborgen kunnen worden gehouden met een transparante verslaggeving. Daarom verwacht dit onderzoek dat er minder earnings management zal worden toegepast door Zuid-Afrikaanse ondernemingen, na de verplichte invoering van integrated reporting en dat hiermee de kwaliteit van verslaggeving zal stijgen.

Earnings management wordt meetbaar gemaakt door te kijken naar de coëfficiënt in de regressieanalyse die het rapporteren van kleine positieve resultaten aanduidt, namelijk SPOS. Bij het vergelijken van de earnings management tussen Zuid-Afrikaanse ondernemingen in de periode voor én na de verplichte invoering van integrated reporting, wordt gebruik gemaakt de volgende vergelijking:

IR_DUMMY = SPOS + SIZE + DISSUE + SOLV + GROWTH + TURN

IR_DUMMY is een variabele die gelijk is aan 1 voor ondernemingen die verplicht integrated reporting toepassen (Zuid-Afrikaanse ondernemingen vanaf het jaar 2010) en 0 voor ondernemingen die niet verplicht integrated reporting toepassen. SPOS is gelijk aan 1 voor de observaties waarbij de jaarlijkse inkomsten in verhouding tot totale bezittingen tussen de 0 en de 0,05 liggen en 0 voor de overige observaties. Een negatieve coefficient voor SPOS geeft aan dat Zuid-Afrikaanse ondernemingen gemiddeld

minder earnings management toepassen in de periode na de verplichte invoering van integrated reporting ten opzichte van de periode voordat integrated reporting.

(24)

24 Bij het vergelijken van earnings management tussen Zuid-Afrikaanse en Canadese ondernemingen wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van het onderstaande model. Dit model wordt gebruikt in zowel de periode voor als na de verplichte invoering van integrated reporting.

COUNTRY_DUMMY = SPOS + SIZE + DISSUE + SOLV + GROWTH + TURN

COUNTRY_DUMMY is een variabele die gelijk is aan 1 voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen en 0 voor Canadese ondernemingen. Een negatieve coëfficiënt voor SPOS geeft aan dat de Zuid-Afrikaanse ondernemingen minder vaak earnings management toepassen dan Canadese ondernemingen.

(25)

25

4

Analyse en resultaten

4.1 Data-analyse

De sample voor dit onderzoek bestaat uit data van in totaal 140 beursgenoteerde ondernemingen uit Zuid-Afrika en Canada uit de jaren 2009 en 2010. Zodoende bevat de sample uit 560 waarnemingen. Onderstaande data in tabel 1 en tabel 2 bevatten de beschrijvende statistiek van de gebruikte variabelen in de analyse van dit onderzoek. 1 wordt alle verzamelde data weergegeven, terwijl in tabel 2 een uitsplitsing wordt gemaakt per land.

Tabel 1 Beschrijvende Statistiek

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Test variabelen P 560 0,01 82,00 6,77 10,39 BVEPS 560 -2,45 150,66 5,75 14,95 NIPS 560 -10,20 70,93 0,87 5,39 LNEG 560 0,00 1,00 0,07 0,25 SPOS 560 0,00 1,00 0,34 0,48 Controle variabelen SIZE 560 8,77 16,84 12,63 1,72 DISSUE 560 -0,82 119,22 0,55 5,16 SOLV 560 -56,54 99,01 51,97 23,23 GROWTH 560 -1,00 303,43 1,41 17,14 TURN 560 0,00 4,89 0,96 0,85 COUNTRY_DUMMY 560 0,00 1,00 0,50 0,50 IR_DUMMY 560 0,00 1,00 0,25 0,43

Populatie van ondernemingen die verplicht zijn integrated reporting toe te passen (Zuid-Afrikaanse ondernemingen) en ondernemingen die dit niet verplicht zijn (Canadese ondernemingen). P is de prijs van een aandeel, zes maanden na het einde van het boekjaar. BVEPS is Book Value of Equity Per Share. Dit wordt berekend door de boekwaarde van het eigen vermogen te delen door het aantal uitstaand aandelen. NIPS, Net Income Per Share, wordt berekend door de winst van het boekjaar te delen door het aantal uitstaande aandelen. LNEG is de variabele die 1 wordt als de winst van het boekjaar gedeeld door de totale bezittingen van de onderneming minder dan -0,10 is en anders 0 wordt. SPOS is de variabele die 1 wordt als de winst van het boekjaar gedeeld door de totale bezittingen tussen de 0,00 en de 0,05 ligt en anders 0 wordt.

SIZE is de natuurlijke logaritme van de totale bezittingen van de onderneming, DISSUE is de percentuele verandering van de totale schulden van de onderneming en SOLV is de solvabiliteitsratio van de onderneming, berekent door het eigen vermogen van de onderneming te delen door de totale activa. GROWTH is de percentuele groei in de verkopen van een onderneming en TURN wordt berekend door de totale bezittingen te delen door de totale verkopen. COUNTRY_DUMMY is een variabele die de waarde 1 aanneemt voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen en 0 voor Canadese ondernemingen en IR_DUMMY ten slotte, is de variabele die de waarde 1 aanneemt wanneer de onderneming verplicht is integrated reporting toe te passen en 0 wanneer deze verplichting er niet is.

(26)

26

Populatie van ondernemingen die verplicht zijn integrated reporting toe te passen (Zuid-Afrikaanse ondernemingen) en ondernemingen die dit niet verplicht zijn (Canadese ondernemingen). P is de prijs van een aandeel, zes maanden na het einde van het boekjaar. BVEPS is Book Value of Equity Per Share. Dit wordt berekend door de boekwaarde van het eigen vermogen te delen door het aantal uitstaand aandelen. NIPS, Net Income Per Share, wordt berekend door de winst van het boekjaar te delen door het aantal uitstaande aandelen. LNEG is de variabele die 1 wordt als de winst van het boekjaar gedeeld door de totale bezittingen van de onderneming minder dan -0,10 is en anders 0 wordt. SPOS is de variabele die 1 wordt als de winst van het boekjaar gedeeld door de totale bezittingen tussen de 0,00 en de 0,05 ligt en anders 0 wordt.

SIZE is de natuurlijke logaritme van de totale bezittingen van de onderneming, DISSUE is de percentuele verandering van de totale schulden van de onderneming en SOLV is de solvabiliteitsratio van de onderneming, berekent door het eigen vermogen van de onderneming te delen door de totale activa. GROWTH is de percentuele groei in de verkopen van een onderneming en TURN wordt berekend door de totale bezittingen te delen door de totale verkopen. COUNTRY_DUMMY is een variabele die de waarde 1 aanneemt voor Zuid-Afrikaanse ondernemingen en 0 voor Canadese ondernemingen en IR_DUMMY ten slotte, is de variabele die de waarde 1 aanneemt wanneer de onderneming verplicht is integrated reporting toe te passen en 0 wanneer deze verplichting er niet is.

Uit de tabellen komt onder andere naar voren dat Canadese landen over het algemeen hogere waardes laten zien ten opzichte van Zuid-Afrikaanse ondernemingen. Zo rapporteren ze gemiddeld gezien vaker grote verliezen (LNEG), ligt de gemiddelde aandelenprijs hoger en zijn is het netto resultaat gedeeld door de uitstaande aandelen (NIPS) hoger dan die van Zuid-Afrikaanse ondernemingen. Verder worden er zowel door Canadese als Zuid-Afrikaanse ondernemingen gemiddeld gezien ongeveer even vaak kleine positieve winsten (SPOS) gerapporteerd. Deze beschrijvende statistieken controleren echter nog niet voor andere factoren. Kijkend naar de controle variabelen, hebben Canadese ondernemingen gemiddeld gezien een hogere solvabiliteitsratio en een hogere groei. De dummy variabelen COUNTRY_DUMMY en IR_DUMMY zijn voor Canadese ondernemingen 0, aangezien de COUNTRY_DUMMY de waarde 0 aanneemt zodra het een Canadese onderneming betreft en er in Canada geen verplichting is tot het rapporteren in lijn met integrated reporting. Ten slotte kan uit tabel 2 afgelezen worden dat de Zuid-Afrikaanse ondernemingen even groot zijn als de Canadese ondernemingen. Dit is noodzakelijk ten behoeve van de matched sample design.

N Minimum Maximum Mean

Std.

Deviation N Minimum Maximum Mean

Std. Deviation Test variabelen P 280 0,01 48,11 3,86 6,28 280 0,13 82,00 9,67 12,64 BVEPS 280 0,02 25,75 2,15 3,37 280 -2,45 150,66 9,35 20,26 NIPS 280 -10,20 6,71 0,26 1,02 280 -7,16 70,93 1,47 7,51 LNEG 280 0,00 1,00 0,05 0,22 280 0,00 1,00 0,08 0,28 SPOS 280 0,00 1,00 0,34 0,48 280 0,00 1,00 0,34 0,48 Controle variabelen SIZE 280 8,77 16,15 12,63 1,59 280 8,89 16,84 12,63 1,85 DISSUE 280 -0,82 119,22 0,78 7,23 280 -0,82 7,00 0,33 0,98 SOLV 280 1,15 96,35 46,85 19,97 280 -56,54 99,01 57,10 25,09 GROWTH 280 -1,00 42,29 0,56 3,69 280 -0,78 303,43 2,26 23,95 TURN 280 0,00 4,89 1,20 0,96 280 0,00 3,52 0,72 0,64 COUNTRY_DUMMY 280 1,00 1,00 1,00 0,00 280 0,00 0,00 0,00 0,00 IR_DUMMY 280 0,00 1,00 0,50 0,50 280 0,00 0,00 0,00 0,00

Tabel 2 Beschrijvende Statistiek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het CPB merkt in haar werkdocument 27 te- recht op dat de (boekhoudkundige) exercitie geen terugkoppeling kent naar het economisch systeem. De andere partijen gaan ten

shareholder theory de belangen van haar aandeelhouders moet voortrekken, terwijl de stakeholder theory beaamt dat de organisatie de waarde voor al haar stakeholders moet vergroten.

Deze ondernemingen hebben niets toegelicht over de informatie welke door organisaties die bezig zijn met het ontwikkelen van Integrated Reporting belangrijk wordt

Tevens is een beperking in dit onderzoek dat alleen integrated reports worden meegenomen die zijn opgenomen in het IIRC Pilot Programme, terwijl er ondernemingen zijn die niet in

Masterscriptie Controlling - Hilda Veenstra | Studentnummer: 1785974 31 De derde hypothese is als volgt geformuleerd: de aankondiging van het gebruik van verslaglegging

2) Vergelijkbaarheid 11 van de 15 ondernemingen nemen in hun verslag een (algemene/sectorspecifieke) benchmark op. Omtrent economische aspecten neemt slechts de helft van

In deze case research is in twee cases onderzocht op welke wijze een outsource-onderneming die medewerkers op locatie van de klant laat uitvoeren, kan sturen op kwaliteit van de

Welke invloed zal de opdrachtrelatie tussen ondernem ingsbestuur en accountant kunnen hebben op de positie van onafhankelijke controledeskundige, w anneer de kring