• No results found

De TROS is los

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De TROS is los"

Copied!
125
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De TROS is los

Over de oprichting en de eerste halfjaarprogrammering van ‘de

grootste familie van Nederland’.

Marjolein Beernink

Studentnummer: s1529080

Telefoonnummer: 06-45219178

Master journalistiek, Rijksuniversiteit Groningen

Studiepad radio en televisie

Begeleider: Dhr. H.B.M. Wijfjes

Tweede lezer: Dhr. H.J. Wedman

(2)

Voorwoord

Het is al weer bijna een jaar geleden dat ik me boog over de vraag welk onderwerp te kiezen voor de masterscriptie. Een korte blik in de online ideeënbox van docenten op Nestor, daadwerkelijk de goudmijn geheten, bracht me al snel op een idee: een onderzoek naar de geschiedenis van een omroep. Dat lijkt makkelijker dan het is, want welke omroep ga je onderzoeken? En vooral: wat ga je onderzoeken? En niet onbelangrijk: wat is nog niet onderzocht?

Na wat research, overleg en aanpassingen met Homme Wedman en Huub Wijfjes had ik de onderzoeksvraag klaar. En dan staat er niets meer in de weg om een doorstart met de scriptie te kunnen maken. In theorie dan. Want in de praktijk zijn er allerlei excuses en komen er allerlei dingen tussendoor om niet constant aan de scriptie te kunnen werken. Verhuizing, stage, werken; wat was het allemaal druk! Maar in maart kon ik er niet meer onderuit: die scriptie zou en moest vóór de zomervakantie ingeleverd worden.

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

Inhoudsopgave 3

Inleiding 5

Hoofdstuk 1 De publieke omroepen

1.1 Het omroepbestel tot de jaren vijftig 10

1.2 De opkomst van de televisie 16

1.3 Het televisievraagstuk 17

1.4 Programmering op de Nederlandse televisie 19

1.5 Programmering van de NCRV 24

1.6 Programmering van de VARA 26

Hoofdstuk 2 Stormloop op het omroepbestel

2.1 De cultuur van de jaren zestig 30

2.2 Televisie & ontzuiling 32

2.3 De ontwikkeling van de discussie omtrent de invoering 35 van commerciële televisie

2.4 De REM en de oprichting van de TROS 47

Hoofdstuk 3 De TROS-programmering van het eerste half jaar

3.1 Omroep & identiteit 56

3.2 Reacties naar aanleiding van de eerste persconferentie 59

3.3 Informatieve programma’s 62

3.4 Amusementsprogramma’s 64

3.5 Receptie 68

3.6 De identiteit van de TROS 72

Hoofdstuk 4 Programmavergelijking

4.1 Analysemethoden 74

4.2 Achter het nieuws 77

4.3 Attentie 82

4.4 Kompas 84

4.5 Vergelijking 88

Conclusie 90

(4)

Bijlage 1A Programma’s TROS van 1 oktober tot en met 31 december 19661 99

Bijlage 1B Programma’s TROS van 1 januari tot en met 31 maart 19672 100

Bijlage 2 Analyseprotocol Achter het nieuws, uitzending van 8 februari 1967 101

Bijlage 3 Analyseprotocol Attentie, uitzending van 13 april 1967 109

Bijlage 4 Analyseprotocol Kompas, uitzending van 26 januari 1967 118

1

Tabellen zijn gemaakt op basis van twaalf nummers van de TrosKompas van 1 oktober tot en met 31 december 1966, geraadpleegd in het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid via Archieven en documentatie, Bibliotheek, Omroepgidsen.

2

(5)

Inleiding

- Wij zijn er voor U, en U niet voor ons - (Joop Landré, oprichter TROS)3

De grootste familie van Nederland. Wie deze slogan leest of hoort, zal de tekst al snel

associëren met de omroep van Te Land, ter Zee en in de Lucht en de Muziekfeesten. De Televisie Radio Omroep Stichting, beter bekend als de TROS, lanceerde de slogan in november 1994.4 Met de leus probeert de TROS zich de laatste vijftien jaar bewust te profileren als omroep voor familiegezind Nederland. Word lid van deze omroep, en je maakt deel uit van deze grote familie.5

Al vanaf haar oprichting in 1966 toonde de TROS een visie die tot dan toe taboe was in het Nederlandse medialandschap. De stichting wilde programma’s maken zonder politieke of religieuze boodschap. Dit vormde een scherp contrast met reeds bestaande omroepen die hun identiteit hier juist aan ontleenden. Deze omroepen (de KRO, de NCRV, de VARA, de AVRO en de VPRO) kwamen voort uit het verzuilde omroepbestel, waarvan de basis in de jaren twintig en dertig werd gelegd.

Het verzuilde omroepbestel was kenmerkend voor Nederland: One of the most

curious forms of public service model is to be found in the Netherlands, where the main political or sociocultural classes of Dutch society (zuilen in Dutch, perhaps best translated as ‘pillars of society’) each formed their own broadcasting association.6 De zuilen werden begrensd door horizontale, sociaal-economische scheilijnen en door verticale, confessionele scheilijnen.7

Met de komst van de TROS werd het bestaande omroepbestel opengebroken. Naast het feit dat de nieuwe zender niet-levensbeschouwelijk was gefundeerd, kreeg de discussie omtrent commerciële televisie een nieuwe impuls. Deze discussie was nog betrekkelijk jong in de omroepgeschiedenis. Tot de jaren zestig groeide televisie in Nederland namelijk in de

3

De grootste familie van Nederland: de TROS, in: Andere Tijden (1 oktober 2009) via: Http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/42546674/.

4

Http://www.beeldengeluidwiki.nl/index.php/TROS-televisievormgeving (Bezocht op zaterdag 24 oktober 2009 om 13.45 uur).

5

Http://www.spreekbuis.nl/content/1072/Een_nieuwe_missie_vraagt_om_een_nieuwe_slogan.html (Bezocht op zaterdag 24 oktober om 14.32 uur).

6

Jonathan Bignell en Andreas Fickers, A European television history (Malden 2008) 20.

7

(6)

schaduw van een bloeiend radiobestel.8 Na de eerste televisie-uitzending in 1951 volgde een aantal jaren waarin de populariteit van de televisie slechts geleidelijk toenam. Deze jaren staan dan ook bekend als de experimentele fase.9

Na 1955 speelde de vraag of Nederland wel of geen commerciële televisie moest hebben een grote rol in de politiek.10 Zo wilde de Onafhankelijke Televisie Exploitatie Maatschappij (OTEM) een ‘volledig uit advertentie-inkomsten te betalen “onafhankelijk” programma verzorgen.’11 Ook aan overheidszijde vonden er opmerkelijke veranderingen plaats. Op 22 februari 1961 werd de Nota inzake Reclametelevisie ingediend bij de Tweede Kamer.12 CHU-staatssecretaris Scholten en KVP-staatssecretaris Veldkamp stelden voor om een systeem van commerciële televisie in te voeren.13 De politieke meerderheid was het hier echter niet mee eens. De uitkomst was dat reclametelevisie niet zou worden toegestaan, maar televisiereclame als aanvullende inkomstenbron wel.14

Terwijl de discussie over het omroepbestel doorwoekerde, waren op woensdagmorgen 29 juli 1964 de eerste uitzendsignalen vanaf een kunstmatig eiland op zee

8

Huub Wijfjes, Omroep in Nederland. Vijfenzeventig jaar medium en maatschappij, 1919-1994 (Zwolle 1994) 85.

9

Pieter Gros, Televisie: Parlement, pers en publiek (Assen 1960) 1.

10

Gros, Parlement, pers en publiek, 7.

11

Jo Bardoel, ‘Om Hilversum valt geen hek te plaatsen’, in: Huub Wijfjes, Omroep in Nederland. Vijfenzeventig

jaar medium en maatschappij, 1919-1994 (Zwolle 1994), aldaar 339. 12

Pieter Idenburg e.a., Commerciële omroep in Nederland: 1951-1991: Van REM-eiland tot RTL4 (Den Haag 1991) 24.

13

Peter de Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd: interacties en instituties in het Nederlandse

omroepbestel 1919-1999 (Amsterdam 1999) 71. 14

(7)

hoorbaar.15 De constructie van de Reclametelevisie Exploitatie Maatschappij (REM) was het directe gevolg van het verbod op commercie in het omroepbestel.16 Via een noodwet die dergelijke constructies verbood, kon de overheid op 17 december van hetzelfde jaar een einde maken aan het REM-eiland.17

Tijdens haar korte bestaan waren de uitzendingen van de REM enorm populair geworden. Nadat duidelijk werd dat de overheid het eiland zou opdoeken, werden luisteraars en kijkers opgeroepen om lid te worden van een nieuwe, legale, omroep in Nederland. De oproepen wierpen hun vruchten af; binnen enkele weken had de REM al 300.000 aanmeldingen voor de Televisie Radio Omroep Stichting.18 Deze stichting was op 4 november 1964 opgericht en wilde het bestaande omroepbestel doorbreken.19

Op 2 oktober 1966 zond de TROS voor het eerst uit.20 Een van de doelen van de stichting was het bevredigen van de culturele en maatschappelijke behoeften van het Nederlandse volk door het maken van voorlichtende, leerzame en ontspannende programma’s.21 Ten tijde van de eerste TROS-uitzending was de ontzuiling al in gang gezet. Tussen de bestaande omroepen die nog duidelijk zuilgerelateerde programma’s maakten, viel de TROS op. Volgens de omroep zelf waren de programma’s van de gevestigde omroepen namelijk buitengewoon saai.22 De nieuwe zender wilde dan ook voor een nieuw programma-aanbod zorgen.

Hoewel `de grootste familie van Nederland´ een bijzondere plek in de omroepgeschiedenis inneemt, is er in tegenstelling tot andere omroepen vrij weinig bekend over het verhaal achter de oprichting van de TROS. Wie literatuur over de zender tot zich neemt, zal ontdekken dat er bij het bestuderen ervan vragen rijzen. De belangrijkste hiaten in de literatuur zijn naar mijn mening die gedeeltes waar wordt geschreven over de

15

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 78.

16

Idenburg, Commerciële omroep in Nederland, 9.

17

Http://www.tros.nl/index.php?id=71 (Bezocht op maandag 26 oktober 2009 om 15.41 uur).

18

Http://www.icce.rug.nl/~soundscapes/VOLUME01/Van_REM_naar_TROS.shtml (Bezocht op maandag 26 oktober 2009 om 16.57 uur).

19

Sonja de Leeuw, Televisiedrama: podium voor identiteit. Een onderzoek naar de relatie tussen

omroepidentiteit en Nederlands televisiedrama 1969-1988 (Amsterdam 1995) 223. 20

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 86.

21

De Leeuw, Televisiedrama: podium voor identiteit, 223.

22

(8)

oprichting van de TROS. Het blijft onduidelijk wat de precieze redenen waren om de nieuwe zender op te richten.

De vraagstelling die hieruit voortkomt is: In hoeverre poogde de TROS doelbewust het

verzuilde omroepbestel te doorbreken en wat typeerde de TROS-programma’s ten opzichte van de NCRV en VARA-programmering? Door de christelijke achtergrond van de NCRV en het

socialistische karakter van de VARA hadden deze omroepen andere doelstellingen en andere programmeringen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de TROS. Dit is de reden waarom ik voor een vergelijking met deze twee omroepen heb gekozen.

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden heb ik een onderzoek uitgevoerd dat bestaat uit drie gedeeltes: een literatuurstudie over de geschiedenis van het omroepbestel, een onderzoek naar de TROS-programmering gedurende het eerste half jaar na haar oprichting (van 2 oktober 1966 tot en met 31 maart 1967) en een vergelijking van de actualiteitenrubriek van de TROS met de actualiteitenrubrieken van de VARA en de NCRV.

De literatuurstudie beslaat hoofdstuk 1 en 2.23 In het eerste hoofdstuk staat de geschiedenis van de publieke omroepen centraal. Het tweede hoofdstuk gaat over de stormloop op het omroepbestel en behandelt de cultuur van de jaren zestig, commerciële televisie en de opkomst en programmatische uitgangspunten van de TROS.

Hoofdstuk 3 bevat een onderzoek naar de TROS-programma’s van het eerste half jaar na oprichting en hoe die programma’s ontvangen werden. Hiervoor heb ik persoverzichten, nota’s en alle omroepbladen van oktober 1966 tot en met april 1967 gebruikt die aanwezig waren in de bibliotheek van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

Voor hoofdstuk 4 heb ik in het archief van het Instituut drie uitzendingen uit de televisiecollectie bekeken. De uitzendingen zijn afleveringen van de actualiteitenrubrieken

Kompas van de TROS, Achter het nieuws van de VARA en Attentie van de NCRV. De keuze om

23

De belangrijkste literatuur die voor deze hoofdstukken is gebruikt zijn: Omroep in Nederland. Vijfenzeventig

jaar medium en maatschappij (Zwolle 1994) en VARA: biografie van een omroep (Amsterdam 2009) van

mediahistoricus Huub Wijfjes, Omroepbeleid met en tegen de tijd: interacties en instituties in het Nederlandse

omroepbestel 1919-1999 (Amsterdam 1999) van Peter de Goede, Televisie: Parlement, pers en publiek (Assen

1960) en Grijsboek televisie. Van commerciële televisie tot commercieel bestel (Amsterdam 1966) van Pieter Gros, Commerciële omroep in Nederland: 1951-1991: Van REM-eiland tot RTL 4 (Den Haag 1991) van Pieter Idenburg en Het zijn de programma’s die het ‘m doen. Normen en feiten over de televisieprogrammering in

(9)

deze uitzendingen met elkaar te vergelijken moest ik min of meer noodgedwongen maken omdat er weinig uitzendingen uit het jaar 1966 en 1967 bewaard zijn gebleven. Om toch een vergelijking te kunnen maken besloot ik de actualiteitenrubrieken van de drie omroepen te analyseren en te vergelijken met elkaar.24

Van Kompas heb ik de uitzending van 26 januari 1967 uitgekozen omdat deze over de verkiezingen van 15 februari 1967 ging. In de aflevering van Achter het nieuws van 8 februari 1967 stonden de partijbijeenkomsten en verkiezingscampagnes centraal. Attentie zond in de maanden januari en februari geen vergelijkbare uitzendingen uit, waardoor ik heb gekozen voor een binnenlands economisch onderwerp dat op 8 april 1967 werd uitgezonden. Met behulp van een narratieve analyse en een analyse van de interviewstijl heb ik tenslotte de identiteit van de drie omroepen onderzocht.

24

De belangrijkste literatuur die ik voor hoofdstuk 4 heb gebruikt zijn Mirjam Prenger, ‘Van familiemagazine naar actualiteitrubriek. KRO’s Brandpunt in maart 1963’ in: Stichting Mediageschiedenis, Jaarboek

Mediageschiedenis 2 (Amsterdam 1990), Mirjam Prenger, ‘Uitglijden over de beeldbuis. Nederlandse politici op

de televisie in de jaren vijftig en zestig’ in: Stichting Mediageschiedenis, Jaarboek Mediageschiedenis 5 (Amsterdam 1993), Mirjam Prenger, ‘”Rode balletjes” en cinéma vérité. De VARA, de PvdA en de nieuws- en

actualiteitenprogramma’s in de jaren vijftig en zestig’ in: Henk Kleijer e.a., Tekens en Teksten. Cultuur, communicatie en maatschappelijke veranderingen vanaf de late middeleeuwen (Amsterdam 1992) en Jan Bank,

(10)

Hoofdstuk 1 De publieke omroepen

Om de oprichting van de TROS te onderzoeken, met in het bijzonder de motieven achter de oprichting en de programmering van het eerste half jaar, is een hoofdstuk over de geschiedenis van het Nederlandse omroepbestel noodzakelijk. Het Nederlandse omroepbestel was namelijk uniek omdat de omroepen hun eigen zuil, en dus politieke en sociale groep in de maatschappij vertegenwoordigden.

In de eerste drie paragrafen van dit hoofdstuk komt het omroepbestel tot de jaren vijftig aan bod, de opkomst van de televisie en een samenvatting van het televisievraagstuk. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk besteed ik aandacht aan de programmering van de publieke omroepen. Hierbij zal dieper worden ingegaan op de programmering van de NCRV en de VARA, omdat de TROS-programmering verderop in deze scriptie met deze omroepen zal worden vergeleken.

1.1 Het omroepbestel tot de jaren vijftig

Om het Nederlandse omroepbestel te kunnen begrijpen is een korte terugblik naar het begin van de twintigste eeuw niet meer dan logisch. Het unieke van het Nederlandse bestel zit hem namelijk in het verzuilde karakter van de omroepen. Of, zoals mediahistorici Jonathan Bignell en Andreas Fickers het verwoorden: One of the most curious forms of public service

model is to be found in the Netherlands, where the main political or sociocultural classes of Dutch society (“zuilen” in Dutch, perhaps best translated as “pillars of society”), each formed their own broadcasting association.25

De eerste Nederlandse radiozender ging op zes november 1919 de lucht in.26 Het was Steringa Idzerda die de uitzending verzorgde vanuit zijn woning in de Haagse Beukstraat. Iedereen die in het bezit was van een radio-ontvangsttoestel zou thuis rustig naar de muziek kunnen luisteren.27 Idzerda was eigenaar van de Nederlandsche Radio Industrie. Met de uitzendingen wilde hij mensen warm maken voor de aanschaf van onderdelen voor een nieuw radiotoestel, die door zijn bedrijf geproduceerd werden.

Een paar jaar later, op 8 juli 1923, werd de Hilversumsche Draadlooze Omroep

25

Bignell en Fickers, A European television history, 20.

26

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 49.

27

(11)

opgericht. Ook deze zender had een commercieel doel. Omdat het slecht ging met de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek, die apparatuur aan de scheepvaartindustrie leverde, moest er een nieuw afzetgebied worden gevonden. Door een radiozender op te richten hoopte de fabriek opdrachten voor radiotoestellen binnen te krijgen.28

Vijf jaar na aanvang werd de HDO de Algemeene Vereeniging Radio Omroep (de AVRO). Ook andere (nog steeds bestaande) omroepverenigingen zagen enkele jaren na Idzerda’s eerste uitzending het levenslicht, zoals de Katholieke Radio Omroep (KRO), de Nederlandsche Christelijke Radio Vereeniging (NCRV), de Vereeniging van Arbeiders Radio Amateurs (VARA) en de Vrijzinnig Protestantsche Radio Omroep (VPRO).29 Gelieerd aan religieuze of politieke stromingen, werden de omroepen de concretisering van de verzuiling bij uitstek.

Volgens Lijphart hebben de zuilen een lange wordingsgeschiedenis, die zich vele eeuwen vóór 1917 uitstrekt.30 De drie belangrijkste (grootste) zuilen waren de katholieke zuil, de protestants-christelijke zuil en de algemene zuil. Leden van de Rooms-Katholieke kerk vormden de katholieke zuil, terwijl de protestants-christelijke zuil bestond uit leden van de gereformeerde kerken en de Nederlands Hervormde Kerk. Niet-gelovigen en aanhangers van vrijzinnige stromingen binnen bovengenoemde kerken behoorden tenslotte tot de algemene zuil.31

De NCRV, de belangrijkste vertegenwoordiging van de protestants-christelijke zuil, was de omroepvereniging die als eerste programma’s uitzond. Zich verzettend tegen het commerciële karakter van de HDO, werd de NCRV opgericht vanuit het idealisme van

mensen die er niet alleen wat voor over hadden, maar die ook zelf de verantwoordelijkheid wilden dragen.32 Op 24 december 1924 was het dan zover; NCRV’s eerste radio-uitzending.

Geen Kerstwijding zoals sommigen hadden verwacht, maar een meditatie over Col. 1:20, met de nadruk op àlle dingen die in de hemel en die op aarde zijn.33

In het jaar na de vuurdoop van de NCRV zonden de VARA (op 7 november 1925) en

28

Http://www.avro.nl/avro/over_de_avro/historie/ (Bezocht op 2 november 2009 om 16.53 uur).

29

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 50.

30

Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek, 27.

31

Ibidem, 28.

32

H. Algra, Vrij en gebonden: Vijftig jaar NCRV (Baarn 1964) 15.

33

(12)

de KRO (op 24 november 1925) ook voor het eerst uit. In de VARA-uitzending was een redevoering van de Amsterdamse wethouder Floor Wibaut te horen over de belangrijke culturele functie van de radio. Daarnaast was er een muziekitem te horen.34 De KRO verzorgde haar eerste uitzending vanuit een studio van de NSF-fabriek in Hilversum. Pastoor Perquin was medeoprichter en eerste voorzitter van de omroep.35 Volgens De Leeuw streefde de KRO met hem naar verkondiging van de eigen ideologie en naar het bestrijden van alles wat anders was.36

De VPRO zond op 30 mei 1926 haar eerste radioprogramma uit. De zender stond lange tijd bekend als ‘anders’, ‘bijzonder’, ‘elitair’ en ‘eigenzinnig’.37 Op nieuwjaarsdag 1928 was het de beurt aan de AVRO. De AVRO was jarenlang voorstander van een nationale omroep.38 De leden van deze omroep waren in tegenstelling tot andere verenigingen niet via een religieuze of politieke stroming verbonden met de omroep.

Eind jaren twintig was Nederland dus een aantal omroepen rijker. De verscheidenheid aan omroepen maakte dat er voor elke luisteraar wat wils was. Bemoeienis van overheidszijde kwam er in 1930. Enige regulering was nodig, aangezien de radiozenders uitzonden via golflengten. Zonder afspraken zou dat al snel leiden tot chaos in de ether.39 Op basis van internationale afspraken kreeg Nederland twee golflengten.

Uit het Radio-reglement van 1930 kwam naar voren dat aan die organisaties die konden aantonen ‘dat zij in zoodanige mate gericht zijn op bevrediging van in het volk levende cultureele of godsdienstige behoeften, dat hare uitzendingen uit dien hoofde geacht kunnen worden van algemeen nut te zijn’, zendtijd zou worden verleend.40 Tot grote spijt van de AVRO, die altijd voorstander was geweest van één nationale omroep, werd gekozen voor een omroepsysteem op basis van verzuiling.

34

Http://www.biografie.vara.nl/#/gebeurtenis/189/de-eerste-vara-uitzending (Bezocht op 3 november 2009 om 15.52 uur).

35

Http://www.geschiedenis.kro.nl/jaartallenoverzicht.aspx (Bezocht op 3 november 2009 om 16.29 uur).

36

De Leeuw, Televisiedrama: podium voor identiteit, 130.

37

Ibidem. 311.

38

Http://www.avro.nl/avro/over_de_avro/historie/ (Bezocht op 3 november 2009 om 18.35 uur).

39

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 51.

40

(13)

In het zendtijdbesluit werd bepaald dat vijftien procent van de zendtijd zou worden besteed aan een ‘algemeen programma’ en vijf procent aan de kleine omroepen (zoals de VPRO). De VARA, de AVRO, de NCRV en de KRO kregen ieder twintig procent toebedeeld.41 Verder keek de Radio-omroep Controle-commissie er op toe dat de omroepen geen reclame uitzonden. Inkomsten verkregen de omroepen uit de lidmaatschapsbijdrage, waarvan ze faciliteiten zoals studio’s konden aanschaffen.42

Terwijl luisteraars massaal steun betuigden aan ‘hun’ omroep, waren die omroepen zelf druk bezig nieuwe programma’s te bedenken.43 Zo had de NCRV een afwisselend avondprogramma: Naast een ziekendienst kwam er een ziekenuur, er waren lezingen over

planten van een half uur lang en over de Chr. Liedkunst der negers van 40 minuten, waartegenover een causerie over kanarieteelt ‘maar’ een half uur mocht duren. Een Concert-Trio kreeg royaal één of zelfs anderhalf uur en drie kwartier uitzending voor de landbouwers was ook niet teveel.44

Hoewel de omroepverenigingen zuilverbonden waren, voldeden zij volgens Pieter Gros in geen enkel opzicht aan het criterium van geslotenheid: Zij zijn in hun organisatorisch

verband slechts ideologisch beperkt en t.a.v. hun werkzaamheden en het gebruik van het medium radio zo volledig open als geen andere vereniging of organisatie. Hun omroepactiviteiten richten zich feitelijk tot alle luisteraars, tot een anonimiteit in de ontvangstkring.45

In de jaren daaropvolgend timmerden de omroepen behoorlijk aan de weg. De VARA versloeg in 1933 als enige radio-omroep rechtstreeks de Elfstedentocht.46 De KRO zette in 1935 de zogenaamde ‘Zakjesactie’ op, waarbij katholieke Nederlanders een zakje ontvingen waarin zij een donatie konden doen.47 Een jaar later kon de omroep beginnen met de bouw van een nieuwe studio aan de Emmastraat in Hilversum. Ook de AVRO kon vanaf 2 juli 1936

41

Http://www.politiekcompendium.nl (Bezocht op 4 november 2009 om 11.21 uur).

42

Stokkink, En dan nu…de radio!, 12.

43

De vier grote omroepen mochten 3,5 dagen per week van acht tot tien uur ’s avonds uitzenden. De AVRO ging er op achteruit, de VARA op vooruit.

44

Gerard H. Hoek, “Hier Hilversum, de NCRV” (Wageningen 1962) 16.

45

Gros, Televisie: Parlement, pers en publiek, 69.

46

Http://biografie.vara.nl/#/gebeurtenis/188/jan-broeksz-verslaat-de-elfstedentocht (Bezocht op 4 november om 13.14 uur).

47

(14)

uitzenden vanuit haar eigen studio in Hilversum. De AVRO was een van de eerste omroepen die in de jaren dertig hoorspelen introduceerde.48

Hoewel de Tweede Wereldoorlog grote gevolgen heeft gehad voor de Nederlandse bevolking, zal ik me hier slechts kort richten tot de veranderingen die het omroepbestel in de oorlogsjaren onderging. De eerste serieuze bedreiging voor het omroepbestel kwam namelijk in 1940 met de inval van de Duitse troepen.49 Experimenten van Philips om Nederland kennis te laten maken met het nieuwe medium televisie, verdwenen voorlopig in de ijskast.50

Gedurende het eerste oorlogsjaar bleven de omroepen hun leden oproepen te blijven luisteren. Zo gebruikte de KRO de leus ‘Gij, KRO-vrienden, kunt thans U Trouw tonen door de KRO-gids te blijven lezen’, terwijl de VARA met de zin ‘Grote moeilijkheden in ons volk mag niet leiden tot afzijdigheid’ de luisteraars bij zich wilde houden.51 Hoewel de omroepen het eerste jaar meegaand waren met de bezetter, werden zij na de Februaristaking in 1941 opgeheven.52

De omroepen werden vervangen door een staatsomroep onder nationaal-socialistische leiding. De staatsomroep kreeg de naam Rijksradio De Nederlandsche Omroep en stond onder leiding van W. Herweijer.53 Uiteraard was de berichtgeving gekleurd: De

Londense berichtgeving die de ontwikkeling aan de fronten niet florissanter voorstelde dan ze was, lichtte de Nederlanders betrouwbaar voor - dit in tegenstelling tot de Rijksradio die evenals de gelijkgeschakelde pers niet alleen onder strenge censuur stond, maar in veel opzichten functioneerde als een verlengstuk van Goebbels’ propaganda-ministerie.54

De Nederlandse omroepen waren buitenspel gezet. De vraag die halverwege de oorlog opspeelde ging over de mogelijkheid om na de oorlog het vooroorlogse omroepbestel te redden. Op 28 december 1943 kwam het zogenoemde ‘Omroepcomité’ bijeen.55 In 1944

48

Http://www.radiovisie.eu/nl/nieuws.rvsp?art=75366 (Bezocht op 4 november om 16.11 uur).

49

Huub Wijfjes, ‘Het radiotijdperk, 1919-1960’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 51.

50

Jan Bank, ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, in: Huub Wijfjes, Omroep in Nederland (Zwolle 1994), 76-103, aldaar 77.

51

Dick Verkijk, Radio Hilversum (Amsterdam 1974) 277.

52

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 59.

53

Wijfjes, ‘Het radiotijdperk, 1919-1960’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 54.

54

H. Schaafsma, Geschiedenis van de omroep (Amsterdam 1970) 67.

55

(15)

was dit comité uitgegroeid tot de Federatie van Omroepverenigingen.56 Hoewel de Federatie pleitte voor een terugkeer naar het vooroorlogse omroepbestel, waren er veel partijen die een dergelijk bestel niet zagen zitten.

‘Hier Herrijzend Nederland, zender op vrije vaderlandse bodem, op 430 M. bevrijd gebied.’57 Met deze woorden startte op 3 oktober 1944 in Eindhoven de radiozender Herrijzend Nederland. Omdat Nederland nog maar gedeeltelijk bevrijd was, stond de zender onder toezicht van het Nederlands Militair Gezag, die de inhoud van de programma’s controleerde. Het belangrijkste doel van de zender was het publiek van informatie voorzien en het deel van hen, dat nog in onbevrijd gebied woonde, moed te geven.58 Joop Landré, die begin jaren zestig de TROS oprichtte, was er werkzaam als chef nieuwsdienst.59

De Nederlandse regering achtte een terugkeer naar het vooroorlogs omroepbestel niet vanzelfsprekend.60 Herrijzend Nederland kreeg dan ook permissie om begin juli 1945 te verhuizen van Eindhoven naar Hilversum. De oude omroepen waren not amused. Volgens Wijfjes was dit voorval de voorbode van een tweejaar durend debat over de naoorlogse omroepstructuur.61

Na de bevrijding vormde Willem Schermerhorn een kabinet met Willem Drees op instigatie van koningin Wilhelmina. Het ´koninklijk´ kabinet moest orde op zaken stellen na de oorlog, zorg dragen voor het economisch herstel en verkiezingen voorbereiden.62 Een andere taak waar het kabinet zich mee gemoeid zag, was de invulling van het omroepbestel. Toen in 1946 het kabinet-Beel aantrad, wonnen de voorstanders van het vooroorlogs bestel de omroepstrijd.63

56

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 60.

57

Wijfjes, ‘Het radiotijdperk, 1919-1960’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 57.

58

Http://www.beeldengeluidwiki.nl/index.php/Radio_Herrijzend_Nederland (Bezocht op 9 november 2009 om 14.22 uur).

59

Ibidem.

60

Heidi Vijverberg, ‘Hoe de nationale omroep van het toneel verdween’ , in: Trouw, 20 mei 1995, p. 1-3, aldaar 1.

61

Wijfjes, ‘Het radiotijdperk, 1919-1960’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 58.

62

Http://www.parlement.com/9291000/modulesf/g0cgiy3f (Bezocht op 10 november 2009 om 11.37 uur).

63

(16)

Het oude omroepbestel kwam dus terug: Nadat het kabinet-Schermerhorn/Drees tevergeefs

getracht had het vooroorlogse, sterk verzuilde omroepbestel te ‘vernieuwen’, keerde dit bestel in 1947 op voorlopige basis weer terug.64 Er werden wel vernieuwingen in het bestel aangebracht, zoals de benoeming van een regeringscommissaris voor extra controle van de uitzendingen.65 De omroeporganisaties richtten in januari 1947 de Nederlandse Radio Unie (NRU) op.66 De NRU had de functie van samenwerkingsorgaan en facilitair bedrijf voor de omroepen.67 Het programma-aanbod op de twee zenders werd door de Unie in de gaten gehouden. Zo werd bepaald dat hoorspelen, lezingen of discussies nooit op hetzelfde moment mochten worden uitgezonden.68

1.2 De opkomst van de televisie

Ondertussen werd in Nederland verder nagedacht over de invoering van televisie. Op 18 oktober 1948 werd de (tweede) Televisiecommissie ingesteld.69 De commissie, die onder andere bestond uit de NRU, de Radioraad, de NOZEMA en Philips, moest nadenken of en hoe de invoering van televisie in Nederland bewerkstelligd zou kunnen worden.70 Na drie jaar waarin de commissie adviezen aan de regering bleef uitbrengen, was het in 1951 dan zover: de experimentele uitzendingen konden van start gaan, dankzij de Televisiebeschikking 1951.71

Op 31 mei 1951 richtten de AVRO, de KRO, de NCRV en de VARA de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) op.72 Doel van de oprichting was het samenwerken op het gebied van zendtijdverdeling, het coördineren van programma’s en het gebruik van gebouwen en

64

P.F. Maas, Kabinetsformaties 1959-1973 (’s-Gravenhage 1982) 131.

65

Wijfjes, ‘Het radiotijdperk, 1919-1960’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 58.

66

Schaafsma, Geschiedenis van de omroep, 76.

67

Stokkink, En dan nu…de radio!, 15.

68

Wijfjes, ‘Het radiotijdperk, 1919-1960’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 62.

69

Herman van Pelt, De omroep in revisie. Ontwikkeling van het radio- en televisiebestel in Nederland en België.

Een vergelijkende studie (Leuven 1973) 77. 70

De NOZEMA stond voor de Nederlandse Omroep Zender Maatschappij.

71

Van Pelt, De omroep in revisie, 79.

72

(17)

apparatuur.73 De stichting mocht voorlopig (tijdens een experimentele fase van twee jaar) alle zendtijd verzorgen.74 Volgens politicoloog Herman van Pelt mochten andere omroeporganisaties op hun verzoek tot de NTS toetreden mits zij bereid waren de daaraan verbonden financiële consequenties te aanvaarden.75 Toetreding van nieuwe omroepen was dus mogelijk.

Vanuit de studio van de NTV in Bussum vond op 2 oktober 1951 de eerste televisie-uitzending in Nederland plaats.76 Staatssecretaris Cals en NTS-voorzitter J.B. Kors begonnen de uitzending met een toespraak. Cals sprak zijn waardering uit voor de technische vooruitgang, maar waarschuwde voor ‘passiviteit en grauwe vervlakking’.77 Volgens De Goede was de toespraak van de staatssecretaris typerend voor de scepsis waarmee destijds het nieuwe medium werd bejegend.78 Daarnaast was er veel discussie in Nederland over het geld dat de oorlog in Korea kostte. Niettemin was de eerste televisie-uitzending op Nederlandse bodem was een feit.

1.3 Het televisievraagstuk

Volgens onderzoeker Chris Vos heeft het ontbreken van een autonome en onafhankelijke zendinstantie de organisatie en werkwijze van de eerste televisiejournalistiek sterk beïnvloed: de verzuilde omroepen waren afhankelijk van hun achterban, en de ‘commentaarrubrieken’ die al snel werden opgericht, weerspiegelden die binding.79 Als voorbeeld geeft Vos de toespraak van NCRV-voorzitter A.B. Roosjes in 1951, die verklaarde ‘te zijn gestart, omdat deze gave Gods – want dat is ook televisie - , religieuze winst kan

73

Http://www.npo.omroep.nl/page/organisatie/historie_1947-1962 (Bezocht op maandag 22 maart 2010 om 13.43 uur).

74

Bardoel, “Om Hilversum valt geen hek te plaatsen” in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 340.

75

Van Pelt, De omroep in revisie, 79.

76

Http://www.nieuwsdossier.nl/dossier/1951-10-02/De+eerste+Nederlandse+TV+uitzending (Bezocht op maandag 22 maart 2010 om 16.03 uur).

77

Http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NIBG01:FOTO_511-4 (Bezocht op maandag 22 maart 2010 om 16.05 uur).

78

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 63. 79

(18)

afwerpen voor ons Nederlandse volk’.80

Oud-journalist en auteur Henk Schaafsma is van mening dat de uitzendingen in de eerste twee jaar maar in enkele duizenden gezinnen werden gevolgd.81 Twee oorzaken lagen hier volgens hem ten grondslag aan. Zo kostte een nieuw televisietoestel zo’n zeven- à achthonderd gulden en beperkte de reikwijdte van de zender Lopik zich slechts tot een deel van de Randstad en het centrum van het land. Volgens Schaafsma bezat Nederland in september 1953 – de periode waarin de eerste experimentele fase officieel werd afgesloten – rond de 2500 toestellen. Omdat er geen kijkgeld werd geheven en de toestelbezitters niet geregistreerd werden, ontbraken exacte gegevens.82

In de jaren na de eerste televisie-uitzending debatteerden de Eerste en Tweede Kamer veelvuldig over de economische en organisatorische kant van het televisievraagstuk. Zo zouden ‘vele leden uitspreken, dat het op de weg van de Regering ligt voor de financiering

van de televisie zorg te dragen, nu blijkbaar niet te verwachten is, dat zij na de experimentele periode self-supporting zal zijn.’83 Dat de verkoop van televisietoestellen teleurstellend was, moest volgens de minister worden gezocht in de terughoudende economische politiek van de regering, als gevolg van de oorlog in Korea.84 Daarnaast vond de minister dat de programma’s hadden aangetoond dat er in ons land een behoorlijk peil kon worden bereikt.85

Volgens Jo Bardoel, hoogleraar Mediabeleid aan de Radboud Universiteit Nijmegen, kwam de tweede televisienota in 1953 te laat.86 De regering was er niet in geslaagd om voor het aflopen van de tweejarige zendmachtiging van de NTS een standpunt te formuleren. Na afsluiting van de eerste experimentele fase werd de zendmachtiging nog voor een aantal keren, steeds per drie of vier maanden, verlengd totdat het Televisiebesluit in 1956 van kracht ging. Schaafsma vermeldt dat dit nodig was, omdat het tot oktober 1955 duurde

80

Vos, ‘Van propagandist naar makelaar’ in: Bardoel e.a., Journalistieke cultuur in Nederland, 271.

81

Schaafsma, Geschiedenis van de omroep, 93.

82

Ibidem.

83

Voorlopig Verslag van de Tweede Kamer, Rijksbegroting 1953, 1952, p.15 in: Pieter Gros, Televisie:

Parlement, pers en publiek, 120. 84

Tweede Televisienota, 1953, p.2 in Gros, Televisie: Parlement, pers en publiek, 129.

85

Ibidem.

86

(19)

voordat de Eerste Kamer zijn definitieve debat hield over de tweede televisienota en de wet op het kijkgeld aannam.87

In 1956 kwam het Televisiebesluit. In het besluit werd de zendtijd verdeeld over de KRO, de NCRV, de VARA en de VPRO.88 Aan de NTS werd de wettelijke status van samenwerkingsorgaan en verzorger van een eigen programma verleend.89 Bestuurskundige Peter de Goede en Schaafsma beschrijven hoe het nieuwe televisiebestel een grote gelijkenis vertoonde met het radiobestel. Zo was het toezicht op de uitzendingen repressief, mochten de uitzendingen niets bevatten dat gevaar kon opleveren voor de staat, de openbare orde of de goede zeden en waren reclamedoeleinden verboden.90

Het Televisiebesluit zou tot 1965 van kracht blijven. De definitieve oplossing van het omroepvraagstuk was hierdoor geen stap dichterbij gekomen, aldus Bardoel.91 Volgens De Goede werd met het besluit een tijdperk afgesloten waarin de keuze tussen een nationaal en een verzuild omroepbestel centraal stond. Voortaan zouden voor- en tegenstanders van

commercie (in welke vorm dan ook) tegenover elkaar staan. Van serieuze belangstelling voor de invoering van reclame, laat staan commerciële omroep, was tot het midden van de jaren vijftig nog geen sprake. Pas vanaf het midden van de jaren vijftig, toen televisie stormenderhand het land veroverde, ontwikkelde het bedrijfsleven belangstelling voor de invoering van reclame én commerciële omroep pur sang.92

1.4 Programmering op de Nederlandse televisie

Het geschatte aantal van 2500 televisietoestellen dat Nederland in 1953 telde, was begin 1957 gestegen naar zo’n 100.000.93 De Nederlandse Stichting voor Statistiek deed in 1957 onderzoek naar de televisie in Nederland. Onder de televisiekijkers bleek meer vraag te zijn naar toneelstukken en luchtige en vrolijke programma’s dan naar films, sportuitzendingen en

87

Schaafsma, Geschiedenis van de omroep, 95.

88

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 63.

89

Schaafsma, Geschiedenis van de omroep, 98.

90

Ibidem.

91

Bardoel, “Om Hilversum valt geen hek te plaatsen”, Wijfjes, Omroep in Nederland, 341.

92

De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 64.

93

(20)

uitzendingen met ontwikkelingswaarde.94 De omroepen zagen hun ledentallen fors toenemen.

De KRO groeide van 85.000 leden in 1947 naar maar liefst 604.000 in 1960, terwijl de VARA steeg van 101.000 naar 534.000 leden. De NCRV-aanhang groeide in dezelfde periode van 101.000 naar 436.000 en de AVRO steeg tenslotte van 86.000 naar 406.000 leden.95 Dat de televisie een grote opmars maakte, bleek ook uit de indeling van de omroepgids. Zo werden in januari 1958 de tv-programma’s verplaatst van achterin de gids naar voren.96

In zijn boek Televisie: Parlement, pers en publiek haalt Gros de functies van de omroep aan, zoals ooit beschreven door psycholoog Gerhard Maletzke. Zo zou de omroep het publiek van informatie moeten voorzien in de meest brede zin van het woord, zou het ontspanning in gevarieerde vormen moeten verschaffen en culturele waarden moeten uitdragen.97 Het bleek, zo stelt Gros, dat de nadruk vooral kwam te liggen op het ontspanningskarakter van de omroep, waarmee dan ook het grootste publiek werd bereikt.

Gros maakt tevens een onderscheid tussen ontspanning in de zin van een ‘psychische toestand waarbij de mens zich losmaakt van de bindingen en verplichtingen van het dagelijks leven’ en ontspanning in de zin van amusement.98 Desondanks gaan ontspanning en amusement vaak samen. Wanneer het televisiepubliek de ontspanning dan voor een groot deel vindt in de populaire programma’s, zo beredeneert Gros, dan is het daarmee gerechtvaardigd dat de ontspanningsprogramma’s een belangrijk aandeel bij de omroepen innemen.

In het verzuilde Nederland was de televisie niet alleen voor de programmamakers een nieuwe ervaring: de televisie voerde menigeen voor het eerst in de wereld van de beeldtaal.

Zij confronteerde menig christelijk gezin met een onbekende wereld van toneel, film, ballet en dans, die als beeldende kunsten in de radio nauwelijks aan bod waren gekomen. Anderzijds

94

Nederlandse Stichting voor Statistiek: Televisie in Nederland, Den Haag 1957, p. 12 in: Pieter Gros, Televisie:

Parlement, pers en publiek, 16. 95

Knulst, ‘Omroep en publiek’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 308.

96

Algra, Vrij en gebonden: Vijftig jaar NCRV, 91.

97

Gros, Televisie: Parlement, pers en publiek, 15.

98

(21)

was er in buiten-kerkelijke kringen een confrontatie met een, voor hen nauwelijks bekende, wereld van de kerk.99

De eerste televisie-uitzendingen waren op dinsdag- en vrijdagavond, meestal vanaf kwart over acht tot kwart voor tien ‘s avonds.100 In 1951 hadden de omroepen maar drie gezamenlijke uren tot hun beschikking. Gezien dit geringe aantal zenduren is het volgens communicatiewetenschapper Ben Manschot begrijpelijk dat de televisie voor het amusement in de beginjaren zwaar leunde op de radio.101 De weinige uren boden niet veel andere mogelijkheden dan het uitzenden van een show – het liefst op de zaterdagavond. De televisiemakers maakten daarbij graag gebruik van de beproefde formules van het radioamusement.102

In Elseviers Weekblad werd opgemerkt dat het door gebrek aan coördinatie kon voorkomen dat er op drie woensdagavonden achter elkaar blijspelen op tv kwamen.103 Zo zond de KRO in passietijd ‘Voor altijd Pilatus’ uit, zond de NCRV de week daarop ‘Pilatus’ uit en verzorgde de VPRO als afwisseling een passiespel van Kaj Munk. Volgens de auteurs was dat een van de nadelen van de verzuiling; een repertoire van een omroep kon worden doorkruist door vier andere omroepen.

In zijn boek Het zijn de programma´s die het ´m doen beschrijft Manschot onder meer de programmering op de Nederlandse televisie tot de jaren zeventig. Aan de hand van een programmablad maakte hij een berekening van de aandelen informatie, amusement en drama van de Nederlandse avondzendtijd in november 1957. Hoewel Manschot een vergelijking maakte met de toenmalige programmering op de Duitse, Engelse en Italiaanse televisie, zal ik me hier beperken tot de resultaten van de analyse van Nederland.

In 1957 bestond 28 procent van de avondzendtijd uit programma’s met een informatief gehalte. Voor de genres amusement, drama en ‘overige’ was dit respectievelijk

99

Hoek, “Hier Hilversum, de NCRV”, 91.

100

Ben Manschot, Het zijn de programma’s die het ‘m doen. Normen en feiten over de televisie-programmering

in Nederland, 1972-1992 (Amsterdam 1993) 100. 101

Ben Manschot, ‘Televisie en amusement’, in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 177.

102

Manschot, ‘Televisie en amusement’, 179.

103

H.A. Lunshof e.a., ‘TV: schaduw en zon over de wereld. Al tastend zoeken wij onze weg’ in: Elseviers

(22)

34, 31 en 7 procent.104 Een van de conclusies die Manschot uit zijn bevindingen trekt, is dat de ‘klassieke public-serviceverdeling’ niet echt teruggreep op deze televisieperiode, maar vooral gold voor de jaren zestig.105 Dat was voornamelijk zichtbaar in het lage percentage informatieve programma’s aan het eind van de jaren vijftig.106 Dat bleek ook uit een artikel in Elseviers Weekblad, waar in maart 1959 uitgebreid aandacht werd besteed aan de televisieprogrammering. Na het Journaal en het weerbericht werd er volop gekeken naar tv-spelen en toneel, variété, amusementsfilms, quiz, sport, cabaret, nieuwe grammofoonplaten en lichte en klassieke muziek.107

Historica en journaliste Mirjam Prenger is van mening dat de komst van het NTS

Journaal in 1956 voor de meeste omroepen aanleiding was de productie van hun ´eigen´

journaals te staken en over te gaan op het uitzenden van magazine-achtige achtergrondprogramma’s. In die programma’s diende het geluid van de eigen zuil herkenbaar te zijn, hoewel er in vaktechnisch opzicht weinig onderlinge verschillen bestonden.108

Naarmate meer Nederlanders televisie keken, groeide volgens Prenger ook de behoefte aan actualiteiten en uitzendingen met een voorlichtend politiek karakter. In de jaren zestig nam het aanbod van discussieprogramma’s, commentaren op binnen- en buitenlandse ontwikkelingen en gevarieerde magazines dan ook toe.109 De programmamakers kregen meer speelruimte van de omroepbestuurders en keken met een kritischer blik naar de ontwikkelingen bij hun achterban. Volgens Henri Beunders, hoogleraar geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, waren Televizier, Attentie,

Memo, Achter het nieuws, Brandpunt en Flits begin jaren zestig de belangrijkste

104

Ibidem, 100.

105

Met ‘public service’ bedoelt Manschot de brede variatie in programmasoorten met zowel serieuze informatie en kunst als lichte informatie en amusement en tegelijkertijd een ‘redelijke’ spreiding van deze soorten over de programmatijd.

106

Manschot, Het zijn de programma’s die het ‘m doen, 101.

107

Lunshof e.a., ‘TV: schaduw en zon over de wereld.’ in: Elseviers Weekblad, 28 maart 1959.

108

Mirjam Prenger, ‘”Rode balletjes” en cinéma vérité. De VARA, de PvdA en de nieuws- en

actualiteitenprogramma’s in de jaren vijftig en zestig’ in: Henk Kleijer e.a., Tekens en Teksten. Cultuur, communicatie en maatschappelijke veranderingen vanaf de late middeleeuwen (Amsterdam 1992) 160. 109

(23)

commentaarrubrieken.110

Deze verscheidenheid was dan ook een typisch kenmerk van het verzuilde omroepbestel. In 1963 berekende het Instituut voor Massacommunicatie de verdeling van de Nederlandse zendtijd in 1962 in vergelijking met de Westduitse zendtijd. Het aandeel informatie op de Nederlandse televisie bedroeg maar liefst 42 procent. Daarna kwam het genre drama met 26 procent, gevolgd door kunst en sport met een ieder 11 procent. Amusement nam in deze periode slechts zeven procent van de zendtijd in beslag. Overige genres kwamen uit op drie procent.111

Volgens Manschot is het lastig vast te stellen in hoeverre de verzuiling in deze periode is terug te vinden in de Nederlandse programmering. Godsdienstige programma’s namen slechts 3,5 procent van de totale zendtijd in beslag.112 Volgens Beunders waren het juist de informatieve programma’s die buitensporig veel aandacht besteedden aan de activiteiten van de eigen partij, kerk of verwante organisatie.113

Omdat Nederlandse omroepen niet wettelijk verplicht waren objectief te zijn (alleen het Journaal moest dit) konden de KRO, NCRV en VARA propaganda maken voor politieke partijen. De informatieve programma’s besteedden dan ook veel aandacht aan activiteiten van de eigen partij, kerk of verwante organisatie.114 Volgens Beunders hingen kijkdichtheid en kwaliteit van de rubrieken onder andere af van de programmering en de concurrentie. Programmering direct na het Journaal kwam de kijkcijfers ten goede.

Manschot denkt wel dat de komst van het tweede televisienet in 1964 ervoor zorgde dat nieuwe programmaformules werden uitgeprobeerd, bestaande rubrieken opnieuw werden opgezet en nieuwe mensen werden aangetrokken. Veel programmamakers hadden weinig of geen binding meer met de traditionele zuilen. Zij zijn bereid hun nek uit te steken

voor een meer onafhankelijke en kritische aanpak dan voorheen het geval is geweest. Zij

110

Henri Beunders, ‘Nieuws, actualiteiten en informatie op televisie’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 146.

111

Manschot, Het zijn de programma’s die het ‘m doen, 102.

112

In vergelijking met het aandeel van godsdienstige programma’s in de Duitse zendtijd was dit wel drie keer zo veel.

113

Beunders, ‘Nieuws, actualiteiten en informatie op televisie’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 146.

114

(24)

zorgen er ook voor dat de televisie, vooral in de tweede helft van de jaren zestig, een aaneenschakeling van geruchtmakende programma’s te zien geeft.115

1.5 Programmering van de NCRV

De NCRV vond dat ze met de komst van het nieuwe medium een buitengewoon grote verantwoordelijkheid had. Elke dag zou televisiekritiek zich werpen op de programma’s, elke dag zou een publiek uit belangstelling en misschien met verwachting kijken en elke dag was er de spanning hoe een programma zou overkomen.116 Volgens Algra lag het voor de hand dat de NCRV ‘gretig naar allerlei vormen van folklore zou grijpen.117

In Vrij en gebonden: Vijftig jaar NCRV is door de auteur een alfabetische lijst geplaatst van de NCRV-programmering.118 Gelet op de drie functies van de omroep volgens Gros (informeren, ontspanning verschaffen en het uitdragen van culturele waarden), valt op dat veel programma’s titels bevatten die geen informatief of cultureel doel lijken te hebben. De meeste programma’s lijken (dus) een ontspannende functie te hebben.

In de periode 1955-61 was het programma-aanbod van de NCRV veelzijdig. De omroep hechtte grote waarde aan verscheidenheid. Volledigheid in onderwerpskeuze en programmering kon ze echter niet garanderen, ten aanzien van de ongeveer 430 afleveringen zou dat ook ‘tot pedanterie’ voeren.119 Volgens Manschot, die in zijn boek een inhoudsanalyse van Brouwer aanhaalt, valt het op dat de programma’s van de KRO en de NCRV in 1957 relatief zware en ideologische onderdelen bevatten (in vergelijking met de programma’s van de AVRO en de VARA).120

Algra stelt dat het niet anders kon dat de NCRV eind jaren vijftig een gedeelte van haar koers veranderde: de NCRV moest het enge kader van de subcultuur van het

protestants-christelijke volksdeel, zoals dat omstreeks 1925 bestond, verbreken. Zij heeft ook

115

Manschot, Het zijn de programma’s die het ‘m doen, 104.

116

Algra., Vrij en gebonden: Vijftig jaar NCRV, 53.

117

Ibidem, 91.

118

Ibidem, 91.

119

Algra., Vrij en gebonden: Vijftig jaar NCRV, 3.

120

(25)

een opvoedende taak en daartoe behoort verruiming van de culturele horizon.121 Dit is een opmerkelijk gegeven en kan worden opgevat als een bewuste poging van de NCRV om de verzuiling te doorbreken.

Bedrijfssocioloog P.H. van Gorkum schreef in 1970 Met een kater naar bed. Reakties

van een volksgroep op een nieuw communicatiemodel. Volgens hem zaten er een aantal

knelpunten in het NCRV-beleid die zijn terug te voeren tot een onduidelijke en een moeilijk uitvoerbare doelstelling van de vereniging. Met de komst van de televisie luidde de doelstelling van de NCRV als volgt: “Het doel der vereniging is radio en televisie te doen

strekken tot eer van God en tot verbreiding van het Evangelie der genade in Jezus Christus en ten behoeve van ons volksleven in de ruimste zin van het woord.”122

Van Gorkum stelt dat deze doelstelling door de NCRV-leiding werd samengevat als het verkondigen van het Evangelie én het verzorgen van ontspanningsprogramma’s ‘rekening houdend met de eigen sfeer van de orthodox-protestantse achterban´.123 Dat de omroep niet goed wist wat te doen met de programmering van ontspanningsprogramma´s, blijkt uit passages van een aantal jaarverslagen die Van Gorkum achter elkaar zette.

Zo stond er in het jaarverslag van 1954 dat `de ontspanningsprogramma´s evenals bij de radio de meeste problemen opleveren´. Een jaar later stelde het bestuur dat ´naarmate het aantal televisiekijkers groter wordt, ook de vraag naar ontspanningsprogramma´s blijkt toe te nemen´. In 1956 tenslotte is de vraag naar lichte programma´s ´nog altijd groter dan men gewenst acht´.124 De NCRV deed haar best om amusement te brengen dat paste bij de omroep. Programma’s over de eigen streek en huiselijkheid sloten hierbij aan.125

Vandaag, radiokrant voor Nederland was de actualiteitenrubriek die de NCRV op 3

oktober 1949 voor het eerst uitzond. Hiermee werd ‘een eigen vorm gevonden voor de presentatie van de actualiteiten’.126 De rubriek ging later Hier en nu heten. Volgens Algra leende radio zich bij uitstek voor nieuws en actualiteiten: Men wil het landelijk en

121

Ibidem, 98.

122

P.H. van Gorkum, Met een kater naar bed. Reakties van een volksgroep op een nieuw communicatiemiddel (Kampen 1970) 16.

123

Van Gorkum, Met een kater naar bed, 16.

124

Ibidem, 20.

125

Algra., Vrij en gebonden: Vijftig jaar NCRV, 102.

126

(26)

wereldnieuws als het even kan heet van de naald overbrengen, dus uit de mond van verslaggevers en correspondenten die zich bij de bronnen ophouden. (…) De korte uitzendingen zijn direct op het laatste nieuws gericht; in de langere is ook plaats voor toelichtingen en eigen commentaar.127

Op televisie verscheen de actualiteitenrubriek Attentie voor het eerst in 1960. Zolang er geen politiek of godsdienst ter sprake kwam had dit programma volgens Henri Beunders vooral een gezellig karakter: veel pottenbakkers, klompenmakers en andere folklore.128 Wel ontwikkelde Attentie een eigen stijl, hoewel critici het een stijl van ‘zachtaardig uitweiden’ noemden.129 Zeven jaar later voegde de omroep ‘als eerste en enige van de omroepverenigingen’ de afdelingen actualiteiten van radio en televisie samen toe.130 Aanleiding hiertoe was de noodzaak om de nauw verwante rubrieken Vandaag, radiokrant

voor Nederland en Attentie naar buiten één gezicht te geven.

De NCRV bracht vanaf mei 1963 Amerikaanse musicals op de televisie. Volgens de

Televizier voldeed de omroep hiermee aan de wens van velen om meer

amusementsprogramma’s uit te zenden.131 Het resulteerde in programma’s als De verhalen

van Dickens, Het schot is te boord, Vispoort IJmuiden, Swiebertje, Lassie en Muziek voor U.132 Het schot is te boord was een film over het leven aan boord van een haringlogger en Vispoort IJmuiden was een reportage van een openluchtspel.

1.6 Programmering van de VARA

Beschaafd hield de naoorlogse journalistiek zich aan de regels, gedikteerd door vaak in driedelig kostuum gehulde hoofdredacteuren die in zindelijke samenzweringen vaststelden welke houding men in actuele problemen zou innemen.133 Volgens journalist Gabri de Wagt

127

Ibidem, 121-122.

128

Beunders, ‘Nieuws, actualiteiten en informatie op televisie’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 146.

129

F. Oudejans, Van horen en zien gesproken. Een jaar KRO radio en televisie bekeken (Hilversum 1962) 152, in: Henri Beunders, ‘Nieuws, actualiteiten en informatie op televisie’ in: Wijfjes, Omroep in Nederland, 147.

130

Algra., Vrij en gebonden: Vijftig jaar NCRV, 111.

131

Televizier (4-10 mei 1963), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Archieven en documentatie, Bibliotheek, Omroepgidsen, 27.

132

Televizier (18-24 mei 1963) 31.

133

(27)

was het naoorlogse Nederland een land waar niet teveel gemorreld moest worden aan de heersende orde en zeden. En dat was nou net wat de VARA graag deed.

Als voorbeeld noemt De Wagt een serie documentaires die de radiozender in 1957 maakte. De serie ging over opzienbarende medische ontwikkelingen en startte met de bevalling. De dagbladen berichtten vervolgens dat ‘voorzichtigheid geboden was en dat het een hachelijk onderwerp was’. Volgens Manschot hield de omroep het socialistische erfgoed in eer, bijvoorbeeld door in januari 1953 met de documentaire ‘Uw machtige arm’ over de spoorwegstaking van 1903 te komen.134

De programma’s tijdens de eerste jaren na de komst van de televisie leken volgens Wijfjes in hun amateurisme op de eerste radio-uitzendingen in 1925. De VARA zond in het buitenland aangekochte filmpjes over sport- en bezienswaardigheden uit en toneelstukken, ballet en gefilmde reportages.135 Vanaf de jaren zestig zou de VARA-staf steeds sterker en vindingrijker sleutelen aan de televisiemogelijkheden die zich steeds meer voordeden.

Zo bracht Tom Manders, de belangrijke radioartiest van de VARA, een theatershow op televisie waarin hij optrad als de zwerver Dorus.136 Rudi Carrell was volgens Wijfjes echter degene die echt gevoel voor televisie ontwikkelde. De Rudi Carrell Shows draaiden geheel om Carrell zelf, waarbij hij presenteerde, optrad en kleine gesprekjes voerde. Met de shows was het zogeheten themaprogramma uitgevonden.137

Ook het radioprogramma Dit is uw leven verscheen na een paar jaar op televisie. Presentator Bert Garthoff presenteerde ook dit programma, hoewel het de naam Anders

dan anderen kreeg. In tegenstelling tot Dit is uw leven, waarin de confrontatie tussen

bekende Nederlanders en familie en kennissen centraal stond, werden in Anders dan

anderen gewone mensen verrast.138

De sterke toename van het aantal televisietoestellen en dus ook de stijging van het aantal televisiekijkers had volgens Wijfjes tot gevolg dat er in de jaren zestig een instroom kwam van jonge programmamakers. De vaste patronen van waaruit de VARA werkte vonden

134

Manschot, Het zijn de programma’s die het ‘m doen, 100.

135

Huub Wijfjes, VARA: biografie van een omroep (Amsterdam 2009) 213.

136

Ibidem, 274.

137

Ibidem, 276.

138

(28)

zij niet meer zo vanzelfsprekend, hetgeen leidde tot stevige botsingen.139 Bovenal karakteriseerde de VARA zich als dé omroep die de PvdA steunde. Volgens Wijfjes maakte de omroep overal en volstrekt duidelijk dat ze maar één partij door dik en dun steunde.

Met de uitbreiding van de zendtijd kreeg de VARA behoefte aan een regelmatig verschijnende actualiteitenrubriek. Eind jaren vijftig verzorgde de omroep al twee actualiteitenprogramma´s (zogeheten magazines), maar die verschenen slechts maandelijks.140 Zo was er het programma Mensen, Dingen, Nu!, dat eens per drie weken verscheen.141 De informatieve rubriek verdween in 1960 van de televisie.

In dat jaar verscheen de serieuze actualiteitenrubriek Achter het nieuws op het scherm. Volgens Wijfjes brak het programma met de traditie om slechts de veilige paden te bewandelen, controversiële onderwerpen te mijden en altijd vriendelijk en behulpzaam te zijn tegenover politici.142 Volgens Prenger waren het de ‘specials’ waarmee het programma taboes doorbrak. Onderwerpen als abortus en oorlogsmisdaden in Indonesië werden niet geschuwd.143

‘Harde interviews’, waarbij politici niet gespaard werden, werden ook door de rubriek op de Nederlandse televisie geïntroduceerd. Met Achter het nieuws en het maandelijkse actualiteitenmagazine Espresso kreeg de VARA een redactie voor actualiteiten met een vaste regisseur en een eigen cameraman.144

Begin jaren zestig was het tv-aanbod van de VARA gevarieerd. In mei 1963 was er een speciaal programma voor vrouwen, genaamd Voor de vrouw. Het programma duurde een uur en ging over Moederdag, het vrouwenkiesrecht en ‘cabaret voor huis, tuin maar vooral voor de keuken’.145 De onderwerpen kwamen in verschillende vormen naar voren, bestaande uit een voordracht, een documentaire en cabaret. Ook waren er amusementgerichte programma’s zoals Seizoenzang, waarin liefdesliedjes werden gezongen,

139

Wijfjes, VARA: biografie van een omroep, 237.

140

Ibidem, 257.

141

Prenger, “’Rode balletjes” en cinéma vérité’, 166.

142

Wijfjes, VARA: biografie van een omroep, 258.

143

Prenger, “’Rode balletjes” en cinéma vérité’, 166.

144

Ibidem, 166.

145

(29)

en het kinderprogramma Mik en Mak, over de avonturen van twee zwervers.146 Een voorbeeld van een zwaarder programma was Jeugd en politiek.

Terwijl omroepen braken met tradities en steeds professionelere journalistieke programma’s gingen maken, woedde er een ware omroepstrijd in Nederland. De discussie of er wel of geen commerciële televisie moest komen bereikte in de jaren zestig een hoogtepunt. Vanuit verschillende hoeken kwamen commerciële initiatieven. Een van die initiatieven kwam van de REM, de Radio Exploitatie Maatschappij waaruit later de TROS zou voortkomen. In het volgende hoofdstuk staat die stormloop op het omroepbestel centraal.

146

(30)

Hoofdstuk 2 Stormloop op het omroepbestel

Hoofdstuk 2 behandelt het tweede deel van de omroepgeschiedenis en gaat dus in feite verder waar hoofdstuk 1 gestopt is. In dit gedeelte staat de stormloop op het omroepbestel centraal, die midden vorige eeuw plaatsvond. De eerste twee paragrafen gaan over de cultuur van de jaren zestig en de ontzuiling. Deze paragrafen zijn noodzakelijk om de ontwikkelingen van de televisie te kunnen begrijpen. In paragraaf 2.3 wordt de discussie omtrent de invoering van commerciële televisie behandeld. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de TROS voort kwam uit de REM.

2.1 De cultuur van de jaren zestig

De cultuur en politiek van de jaren zestig stonden vooral bekend als behoedzaam. De afwachtende houding met betrekking tot het toelaten van reclame in de televisie en het toelaten van nieuwe zendgemachtigden is daar een voorbeeld van. De politieke partijen besteedden veel aandacht aan het beperken van de schadelijke effecten die een snelle modernisering met zich mee zou brengen.147 Desalniettemin was het een decennium waarin veel veranderingen plaatsvonden.

Volgens Hans Righart, oud-hoogleraar Politieke Geschiedenis, waren de jaren zestig erg belangrijk: De openheid waarmee we tegenwoordig over seks praten, de egalitaire

manier waarop kinderen met hun ouders omgaan, de democratisering van ooit

onaantastbare gezagsverhoudingen op school, werk en universiteit, de

alomtegenwoordigheid van popmuziek, dit alles en nog veel meer valt terug te voeren tot de jaren zestig.148

Historicus James Kennedy durft zelfs te beweren dat geen enkel land in West-Europa (behalve Italië) zo veranderde gedurende de jaren zestig als Nederland: Nederland was tot

diep in de jaren vijftig een betrekkelijk arm land. Stakingen waren zeldzaam, slechts weinig vrouwen werkten buitenshuis en de lonen bleven tot het midden van de jaren zestig relatief laag. Grote, invloedrijke katholieke en protestantse subculturen hielden omvangrijk kerkbezoek en hoge geboortecijfers in stand en maakten zo van Nederland een statistische

147

James C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1999) 39.

148

(31)

uitzondering in Noord-Europa.149 Dat de kerken in de jaren zeventig leeg liepen en de geboortecijfers daalden kon men in de jaren zestig dan ook niet voor mogelijk houden.

Begin jaren zestig had de Nederlandse vrouw gemiddeld 3,2 kinderen. Volgens socioloog Herman Vuijsje was het hoge geboortecijfer mede een gevolg van de verzuiling. Toen de zuilen na 1965 dan ook hun draagkracht verloren, schoten de geboortecijfers naar beneden.150 Een andere mogelijke oorzaak voor de geboortedaling was de invoering van de anticonceptiepil, die vanaf 31 maart 1963 verkrijgbaar was.151 Volgens Frank Van Vree, hoogleraar Journalistiek en Cultuur, was het nieuwe decennium voor jongeren het moment bij uitstek om zelf keuzes te maken, en dat werd treffend gesymboliseerd door de anticonceptiepil.

De geleide loonpolitiek die na de Tweede Wereldoorlog werd ingevoerd en er voor moest zorgen dat de lonen niet te snel stegen leidde in 1963 tot een zogenoemde loonexplosie. De koopkracht van de Nederlanders steeg flink. In 1957 had slechts vier procent van de Nederlandse huishoudens een televisie, in 1967 was dat aantal gestegen tot tachtig procent. Het aantal auto’s en koelkasten per huishouden steeg ook van respectievelijk acht naar vijfenveertig procent en van drie naar vijfenvijftig procent.152

Van Vree is van mening dat de veranderingen die zich voordeden in de periode 1959-66 het beste kunnen worden samengevat met de term ‘culturele revolutie’. Volgens hem onderging het ‘kleinburgerlijke’ en ‘moralistische’ Nederland in deze korte tijd ingrijpende veranderingen, waarbij de basis onder de zuilen en de socialistische beweging werd weggeslagen.153 Het was een periode waarin een ware jeugdcultuur ontstond. Jongeren waren rijker dan voorgaande generaties en konden zich kleding, concerten, films, platen en brommers veroorloven.154

149

Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw, 10.

150

Herman Vuijsje, Correct. Weldenkend Nederland sinds de jaren zestig (Amsterdam 1997) 122.

151

Frank van Vree, ‘Massacultuur en media’, in: Huub Wijfjes, Omroep in Nederland, 33.

152

Han Lammers e.a., De meeste mensen willen meer (Amsterdam 1967), 112 in: Kennedy, Nieuw Babylon in

aanbouw, 46. 153

Van Vree, ‘Massacultuur en media’, in: Huub Wijfjes, Omroep in Nederland, 36.

154

L. Heerma van Voss, ‘Verzorgingsstaat en welvaart’ in: B.M.A. de Vries e.a., Van agrarische samenleving tot

(32)

Volgens sociaalhistoricus Lex Heerma van Voss werden de universiteiten het brandpunt van de jeugdcultuur. En niet alleen de jongeren ageerden tegen het gezag, ook de arbeiders radicaliseerden: Zij sleurden hun wat ingeslapen vakbonden in hun strijdbaarheid mee.

Studenten en geradicaliseerde arbeiders trokken vervolgens ook de socialistische partijen naar links.155 De echte machtsverschuiving kwam echter pas in de jaren zeventig en tachtig, zo benadrukt Wijfjes, toen een groot deel van de oude generatie van (vooroorlogse) bestuurders zich aanpaste aan de nieuwe generatie.156

2.2 Televisie & ontzuiling

Zeker is dat televisie zich ontwikkelde tot een dominant medium. In ´Televisie verenigt en verdeelt Nederland´ gaat historicus Jan Bank in op de resultaten van kijk- en luisteronderzoeken die eind jaren vijftig en begin jaren zestig werden uitgevoerd. De Nederlandse Stichting voor Statistiek voerde in opdracht van de technische handelsmaatschappij Thabur & Graetz in 1957 onderzoek uit onder televisiebezitters. Volgens Bank kan dit onderzoek worden gezien als een vroege vorm van empirisch kijkonderzoek, waarin zowel de frequentie van de televisieconsumptie als de programmavoorkeur van de consument onderzocht werd.157

Uit het onderzoek kwam naar voren dat de televisiekijker graag naar het Journaal, gezelschapswedstrijden, toneelstukken en kleinkunstprogramma’s keek. Minder populair waren godsdienstige uitzendingen, huishoudelijke onderwerpen en stukken uit films en opera’s.158 In 1963 en 1964 onderzocht de Centrale voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek de vrijetijdsbesteding van de Nederlander. De Centrale concludeerde dat de televisiekijker de informatieve uitzendingen even interessant vond als de ontspanningsprogramma’s. Het betrof dan voornamelijk programma’s met nieuws en

155

Ibidem, 397.

156

Wijfjes, VARA: biografie van een omroep, 234.

157

Jan Bank, ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, in: Huub Wijfjes, Omroep in Nederland, 90.

158

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bevordering en verbetering van verzekering tegen de gevolgen van tijdelijke en, bij uitschakeling op middelbaren leeftijd, van blijvende werkloosheid, van invaliditeit, van

Dit brengt mee dat in dit geding ervan moet worden uitgegaan dat het tegenbewijs niet is geleverd en dat De Telegraaf de programmagegevens in TV Week heeft ont- leend

KRO-NCRV betoogt aan de hand van meerdere argumenten dat geen sprake is geweest van een (niet toegestane) vermijdbare uiting in de live-uitzending van Jinek. Daarbij legt zij er

Bij brief van 1 november 2018 (kenmerk: 712585/712764) heeft het Commissariaat KRO-NCRV op de hoogte gesteld van het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete

Als ten gevolge van het niet naleven van deze regels extra kosten (zoals bijvoorbeeld kosten van schoonmaak) door het Facilitair Service Centrum worden gemaakt, zal het FSC

De instantie die bevoegd is voor het didactisch materiaal van de lessen zedenleer is normaal de Raad Inspectie en Begeleiding Niet-Confessionele zedenleer.. Deze RIBZ blijkt

Door het gebruiken van dergelijk materiaal dat ook rechtstreeks op het politieke forum werd aangewend, wordt naar het oordeel van de Commissie de grens overschreden tussen de

De boom heeft een hoge weerstand tegen wind, kan zeer goed langs de kust toegepast worden, is uitste- kend bestand tegen kanker en redelijk tot goed bestand tegen andere