Hoofdstuk 2 Stormloop op het omroepbestel
2.2 Televisie & ontzuiling
Zeker is dat televisie zich ontwikkelde tot een dominant medium. In ´Televisie verenigt en verdeelt Nederland´ gaat historicus Jan Bank in op de resultaten van kijk- en luisteronderzoeken die eind jaren vijftig en begin jaren zestig werden uitgevoerd. De Nederlandse Stichting voor Statistiek voerde in opdracht van de technische handelsmaatschappij Thabur & Graetz in 1957 onderzoek uit onder televisiebezitters. Volgens Bank kan dit onderzoek worden gezien als een vroege vorm van empirisch kijkonderzoek, waarin zowel de frequentie van de televisieconsumptie als de programmavoorkeur van de consument onderzocht werd.157
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de televisiekijker graag naar het Journaal, gezelschapswedstrijden, toneelstukken en kleinkunstprogramma’s keek. Minder populair waren godsdienstige uitzendingen, huishoudelijke onderwerpen en stukken uit films en opera’s.158 In 1963 en 1964 onderzocht de Centrale voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek de vrijetijdsbesteding van de Nederlander. De Centrale concludeerde dat de televisiekijker de informatieve uitzendingen even interessant vond als de ontspanningsprogramma’s. Het betrof dan voornamelijk programma’s met nieuws en
155
Ibidem, 397.
156
Wijfjes, VARA: biografie van een omroep, 234.
157
Jan Bank, ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, in: Huub Wijfjes, Omroep in Nederland, 90.
158
Televisie in Nederland. Een onderzoek naar opinies en kijkgewoonten in opdracht van NV Thabur & Graets K.G. Nederlandse Stichting voor Statistiek (Den haag 1957), in: Jan Bank, ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, in: Huub Wijfjes, Omroep in Nederland, 90.
actualiteiten en programma’s met ‘show, bonte avond, lichte muziek en licht verhalende ontspanning’.159
De enorme populariteit van de televisie sloeg volgens Righart ‘de toch al poreuze tussenwanden van het verzuilde huis dat Nederland was’ in één klap weg. Hoewel de televisie net als de radio onderdeel van het verzuilde bestel was, was het effect ervan geringer dan bij de radio.160 In de jaren vijftig waren er nauwelijks controverse thema´s op televisie. Televisie werd gemaakt ‘vanuit de drang de gewone man te beschaven met behulp van het nieuwe medium’.161 Controverses op de televisies ontstonden dan ook in de jaren zestig. Als voorbeeld noemt Righart het VARA-programma Zo is het toevallig ook nog eens
een keer.
Het programma had een satirisch karakter en kon rekenen op heftige reacties uit de samenleving. Bekend werd de persiflage op het evangelie van cabaretier Peter Lohr in de derde aflevering: ‘Geef ons heden ons dagelijks programma, wees met ons, o beeld, want wij
weten niet wat wij zonder u zouden moeten doen.’162 Volgens Wijfjes trof de persiflage de christelijke kijkers op hun gevoeligste plek, namelijk bij hun eigen verslaving aan televisie. De VARA was plotseling het middelpunt van alle aandacht, maar ‘vastbesloten in de overtuiging dat televisie het venster was waarmee onwetendheid en obscuur denken konden worden verdreven’.163
Righart is van mening dat Zo is het toevallig ook nog eens keer de drie vergaande effecten van televisie op de Nederlandse samenleving illustreert: 1. De definitieve openbreking van het culturele isolement van de verzuiling 2. De uitvergroting van de maatschappijkritiek en 3. De ‘onttovering’ en verkleining van het gezag.164 Volgens de auteur zorgde de snelle verspreiding van de televisie ervoor dat de ‘andersdenkenden’ opeens pijnlijk zichtbaar werden.
159
Centrale voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek, De betekenis van radio en televisie, met name in het
weekend I (Den Haag 1965), 93 in: Jan Bank, ‘Televisie verenigt en verdeelt Nederland’, in: Huub Wijfjes, Omroep in Nederland, 90.
160
Righart, De eindeloze jaren zestig, 108.
161
Ibidem, 108.
162
Wijfjes, VARA: biografie van een omroep, 233.
163
Ibidem, 234.
164
De verzuiling in de dagelijkse omgang nam af door de komst van de televisie, omdat het publiek het medium niet selectief gebruikte: de band van de omroepen met hun vroegere,
beperkte, achterban maakte langzamerhand plaats voor een marktoriëntatie op het grote publiek.165 De Goede is van mening dat het ontzuilingproces niet geheel kan worden toegeschreven aan de televisie. Zo noemt hij industrialisatie , verstedelijking en de toename van welvaart en onderwijs als belangrijke factoren.166
Ook vonden er ingrijpende veranderingen plaats in de kerken. De ‘ontzuiling’ van christelijke organisaties werd volgens Kennedy door een aantal ontwikkelingen voorafgegaan. Katholieke bisschoppen zouden niet langer geïnteresseerd zijn in het instandhouden van de katholieke zuil. Zo publiceerden ze in 1960 een aantal geschriften waarin ze de zelfstandigheid en volwassenheid van katholieke organisaties benadrukten.167
Ook gereformeerden zagen in dat er een nieuw tijdperk was aangebroken waarin het behouden van tradities weinig succes meer leek te hebben. Een andere ontwikkeling was de opkomst van het professionalisme, waardoor verzuilde organisaties sterk veranderden.168 Kennedy benadrukt dat de organisaties niet zozeer hun christelijke basis verloochenden, maar hun godsdienstige identiteit zo vaag werd dat zij niet meer dienstbaar waren aan een bepaalde subcultuur.169
Niet alleen de kerken ondergingen veel veranderingen. Ook in het medialandschap vonden veel ontwikkelingen plaats. Volgens Van Vree waren het vooral de kranten die zich opener opstelden in ideologische en partijpolitieke kwesties. Schaalvergroting en de professionalisering van de journalistiek waren factoren die bijdroegen aan de ontzuiling. Als voorbeeld haalt Kennedy De Volkskrant aan, volgens Van Vree in dit geval ´bijzonder illustratief´. De Volkskrant was vanaf oktober 1919 uitgegeven als weekblad van de
katholieke arbeidersvereniging. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de krant uit tot een
165
De Goede, Omroepbeleid met en tegen de tijd, 139.
166
Ibidem, 141.
167
Jan Roes, R.K. Kerk Nederland, 1958-1973 (Nijmegen 1974) 134-135 in: Kennedy, Nieuw Babylon in
aanbouw, 95. 168
Kennedy beschrijft het professionalisme als het proces waarbij nieuwe professionelen zoals psychologen, sociologen, maatschappelijk werkers, bestuurders, technici, journalisten en wetenschappers de taak van geestelijken en politici overnamen.
169
groot landelijk dagblad, waarbij de ondertitel ´katholiek dagblad voor Nederland´ nog steeds gebruikt werd.170 In september 1965 werd de katholieke ondertitel weggehaald na een discussie onder de eigen journalisten over het nut van een katholieke krant.171
Volgens Jo Heymans was het in deze setting dat de TROS er onvermijdelijk moest komen. Katholieken, protestanten, socialisten en liberalen wisten niet meer wat ze van hun geloof aan een nieuwe generatie moesten verkondigen. Het is ontegenzeglijk zo: eerst was
er de nieuwe generatie en toen pas was er de TROS. De TROS is de vrucht van een nieuw generatiebesef en het TROS-publiek bestaat dan ook voor een groot deel uit kijkers, die het geloof in de zuil verloren hebben.172