• No results found

Ik heb het er nog moeilijk mee. Onderzoek naar de slechtnieuwsmelders. van lokale politie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ik heb het er nog moeilijk mee. Onderzoek naar de slechtnieuwsmelders. van lokale politie."

Copied!
139
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Ik heb het er nog moeilijk mee.”

Onderzoek naar de slechtnieuwsmelders van lokale politie.

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen door (01204282) (

Vanryckeghem Nikita)

Academiejaar 2017-2018

Promotor : Commissaris :

Verhage Antoinette Feys Yinthe

(2)
(3)

Woord vooraf

“Het gaat me lukken”

Toen ik de deur op het Koninklijk Atheneum in Oudenaarde achter mij toetrok met mijn diploma TSO in de hand, was ik waarschijnlijk de enigste die ervan overtuigd was dat het mij ging lukken aan de Universiteit. Menig leerkrachten en zelfs mijn ouders hadden het mij afgeraden omdat de kloof te groot ging zijn. Eén lerares, mevrouw D’Hondt, geloofde in mij en zei; “Doet dat maar meiske, als je het echt wilt dan ga u dat lukken”. Met knikkende knieën toegekomen en gestart aan mijn opleiding criminologische wetenschappen aan de UGent. Geen bloed, maar wel tranen en veel zweet tijdens de zomermaanden door de herexamens. Elk jaar opnieuw. Maar ik heb volgehouden. Omdat ik het echt wou, hoe moeilijk het soms ook was.

Deze masterproef is het sluitstuk van mijn opleiding criminologie aan de universiteit van Gent.

Ik wil elke persoon bedanken die een bijdrage, hoe groot of klein die ook was, gehad heeft tijdens mijn studies. Maar enkele personen verdienen hier een speciale vermelding. Mijn promotor, Prof. Dr. Verhage die zowel voor mijn bachelorproef als masterproef de juiste richting heeft uitgestippeld door het geven van opbouwende commentaar.

De politiezones die één voor één hun enthousiaste medewerking hebben verleend en de betrokken slechtnieuwsmelders die mij hun kostbare tijd maar vooral hun persoonlijke ervaringen hebben toevertrouwd, aan jullie een enorme dankjewel. Via deze weg wil ik dan ook het grootste respect aan jullie job als slechtnieuwsmelder betuigen.

Mijn mama en papa, maar zeker ook mijn stiefpapa Fredje en mijn meme Rita. Bedankt dat jullie geduld gehad hebben en steeds fier gebleven zijn wanneer bleek dat ik langer over mijn studies ging doen dan gepland. Mama en Fredje, bedankt dat jullie mijn studies betaald hebben,

(4)

zonder jullie was dit niet mogelijk geweest. Mijn broer en tevens mijn beste vriend, bedankt om er op elk moeilijk moment te zijn en me steeds te motiveren. Mijn mede-studenten, bedankt voor de onvergetelijke studententijd in goeie en in kwade tijden. En tot slot mijn vriend, Masimmo. We zijn samen aan het avontuur in Gent begonnen en studeren binnenkort samen af. Ons ‘echte’ leven staat nu bijna voor de deur. Ik wil je graag bedanken voor alle liefde, onvoorwaardelijke steun, motiverende woorden en het geduld dat je met mij gehad hebt.

Ik wens iedere lezer veel leesplezier maar hoop voornamelijk dat deze masterproef een meerwaarde kan betekenen, op academisch vlak en in de politionele praktijk.

(5)

Inhoudsopgave

WOORD VOORAF ... 3

INHOUDSOPGAVE ... 5

1. INLEIDING ... 7

2. THEORETISCH LUIK ... 16

2.1. INLEIDING ... 16

2.2. SLACHTOFFER CENTRAAL: DE POLITIONELE SLACHTOFFERBEJEGENING IN BELGIË ... 18

2.2.1. Historiek politionele slachtofferbejegening ... 18

2.3. HET BRENGEN VAN SLECHT NIEUWS: EEN VAK APART ... 26

2.3.1. Inleiding ... 26

2.3.2. Opleiding als slechtnieuwsmelder ... 27

2.3.3. Verloop van een slechtnieuwsmelding ... 30

2.3.4. Besluit ... 33

2.4. HET BRENGEN VAN SLECHT NIEUWS: STEEDS VERSCHILLEND ... 34

2.4.1. Inleiding ... 34

2.4.2. Verschillen tussen nabestaanden ... 34

2.4.3. Verschillen tussen politiezones ... 37

2.4.4. Besluit ... 40

2.5. HET BRENGEN VAN SLECHT NIEUWS:DE BELEVING VAN DE SLECHTNIEUWSMELDER ... 42

2.5.1. Inleiding ... 42

2.5.2. Het ervaren van tragische slechtnieuwsmeldingen ... 43

2.5.3. De gevolgen van tragische slechtnieuwsmeldingen ... 45

2.5.4. Besluit ... 56

2.6. PART OF THE JOB: OMGAAN MET SLECHTNIEUWSMELDINGEN ... 58

2.6.1. inleiding ... 58

2.6.2. Coping ... 58

2.6.3. Veerkracht ... 62

(6)

2.6.4. Besluit ... 65

2.7. DE BEJEGENING VAN SLECHTNIEUWSMELDERS ... 67

2.7.1. Inleiding ... 67

2.7.2. Ondersteuning op lokaal niveau ... 68

2.7.3. Ondersteuning op federaal niveau ... 70

2.7.4. Besluit ... 75

3. EMPIRISCH LUIK ... 76

3.1. METHODOLOGIE ... 76

3.1.1. Kwalitatief onderzoek ... 76

3.1.2. Case-study als onderzoeksstrategie ... 76

3.2. DATA-VERZAMELING ... 80

3.2.1. Steekproef ... 80

3.2.2. Slechtnieuwsmelders gezocht ... 82

3.2.3. Verloop van het interview ... 84

3.3. ONDERZOEKSRESULTATEN ... 85

3.3.1. De slechtnieuwsmelder van lokale politie als respondent ... 85

3.3.2. Resultatenanalyse ... 86

4. ALGEMEEN BESLUIT EN AANBEVELINGEN ... 111

4.1. BEANTWOORDING VAN DE GESTELDE ONDERZOEKSVRAGEN ... 111

4.2. AANBEVELINGEN ... 115

BIBLIOGRAFIE ... 117

BIJLAGEN ... 128

(7)

1. Inleiding

Een aantal jaar geleden moest een inspecteur, als slachtofferbejegenaar en slechtnieuwsmelder, ter plaatse gaan op een boerderij waar een kind heel jammerlijk onder de tractor terecht was gekomen van zijn vader. De agent kwam ter plaatse om de dichtstbijzijnde slachtoffers op te vangen terwijl zijn collega’s de overige operationele taken op zich namen. De agent kwam op de binnenkoer van de boerderij en zag de vader huilend het lichaam van zijn kind vasthouden.

De rest van de aanwezige familieleden hadden zich ondertussen verspreid in de boerderij. De één overmand door verdriet, de ander kwaad of in zichzelf gekeerd. Toen de slachtofferbejegenaar zich tot de vader wendde wist hij niet hoe hij zich moest gedragen.

Informatie geven over de exacte gebeurtenis of de uiterlijke verwondingen van het kind was hier niet aan de orde, de vader was er bij en zijn kind lag overleden in zijn armen. Hem naar een verklaring vragen is in deze omstandigheden altijd gewenst maar als slachtofferbejegenaar van politie laat je dat eerder aan andere collega’s over, want je bent in de eerste plaats aanwezig om de slachtoffers en nabestaande tijdens de eerste cruciale momenten op te vangen. De slechtnieuwsmelder wist niet hoe hij contact moest zoeken met de vader. Hoe hij deze man, van wie zijn wereld ingestort was, nog van hulp kon zijn. Na afloop, had deze gebeurtenis een sterke indruk nagelaten op de inspecteur in kwestie en dat was ook zijn collega’s ter plaatse en op het commissariaat niet ontgaan. Woorden als “hij kon het niet aan” galmden door de wandelgangen van het commissariaat. Bovendien was er ook geen aandacht van de toenmalige oversten voor de impact dat deze gebeurtenis op medewerkers ter plaatse had gehad. De inspecteur in kwestie eindigde bovenstaand verhaal met de woorden; “Ik heb het er nog moeilijk mee”.

(8)

De getuigenis, en in het bijzonder het laatste citaat, is blijven nazinderen en hebben er onder andere voor gezorgd dat de hoofdrol van deze masterproef aan de slechtnieuwsmelder van lokale politie werd toegekend. Al hebben uiteraard nog andere redenen de keuze voor dit thema bepaald.

Deze masterproef kadert binnen de studie van de slechtnieuwsmelder van lokale politie. Het is een job die ondergebracht is in één van de zeven basisfunctionaliteiten van lokale politie, namelijk de functionaliteit slachtofferbejegening (Creten 2004). Definitie van de slechtnieuwsmelding luidt als volgt;“Een slechtnieuwsmelding is een onheilspellend bericht met betrekking tot een tragische gebeurtenissen (zoals een misdaad, (verkeers)ongeluk met doden of zwaar gewonden, zelfdoding of situaties waarin de fysieke of psychische integriteit worden aangetast) mee te delen aan dierbaren, nabestaande(n) en/of slachtoffer(s). De slechtnieuwsmelder is de persoon die de exacte omstandigheden meedeelt aan bovengenoemde actoren (omdat zij eerst ter plaatse gaan en hoogte nemen van de exacte feiten, gebeurtenis of situatie), de slachtoffer(s) en/of nabestaande(n) bejegenen en indien nodig doorverwijst naar andere instanties.”

Het melden van slecht nieuws wordt mogelijks beschouwd als één van de minst benijdenswaardige taken (Buckman 1984). Het kan aanzien worden als een moeilijke taak die toch wel enige sociale vaardigheid en gevoeligheid van de boodschapper vereist (Orlander, Greame Fincke et al. 2002). Zheng (2011) beschrijft het als het noodzakelijke kwaad. Misschien is geen enkele andere interactie tussen een hulpverlener en een burger zo stressvol als de slechtnieuwsmelding (Orlander, Greame Fincke et al. 2002).

Zonder enige afbreuk te doen aan het leed van de slachtoffers en nabestaanden van tragische gebeurtenissen, hebben talrijke studies aangetoond dat het brengen slecht nieuws ook bijzonder

(9)

emotioneel belastend kan zijn voor de boodschapper zelf (Buckman 1984, Orlander, Greame Fincke et al. 2002, Collins and Gibbs 2003, Fallowfield and Jenkens 2004). Doch kan vastgesteld worden dat er, tot op heden en ondanks de bevindingen van bovenstaande studies, op nationaal niveau nog geen extra aandacht gesignaleerd is aan het adres van de slechtnieuwsmelder van lokale politie. Bovenstaande studies hebben namelijk steeds betrekking op het slechtnieuwsgesprek binnen de medische sector. Hoewel er ongetwijfeld gelijkenissen zullen zijn, mag de specifieke context van politie niet uit het oog verloren worden.

Daarnaast lijkt ook de aandacht die de slechtnieuwsmelder op zonaal niveau krijgt erg schaars.

Zo blijkt de aandacht en bijgevolg ook de tijd, ruimte en financiële middelen omtrent de slachtofferbejegening, enorm afhankelijk te zijn van het bewustzijn van de lokale korpschef.

OOP15ter1, de omzendbrief omtrent de politionele slachtofferbejegening, besteedde nochtans uitgebreid aandacht voor de rol van de korpschef en de leidinggevende omtrent politionele slachtofferbejegening.

De wetgever tracht met dergelijke omzendbrieven lokale politiezones in de juiste richting te duwen, maar de ruimte voor interpretatie lijkt te resulteren in grote variaties in de praktijk. De verschillende invullingen van de functie slachtofferbejegening zijn bij diverse politiezones, veelal binnen eenzelfde arrondissement, op z’n minst merkwaardig te noemen. De variaties lijken vanop het eerste zicht enorm uiteenlopend te zijn. Zo zijn er verschillen merkbaar op gebied van competenties, uitoefening, evaluatie en ondersteuning. Met de nodige voorzichtigheid kan er gesteld worden dat dit mogelijks problemen in de praktijk teweeg kan brengen.

1 Ministeriële Omzendbrief OOP 15ter van 9 juli 1999 betreffende politiële slachtofferbejegening, B.S. 28 juli

(10)

Verder kunnen de ondersteuningsvormen voor slechtnieuwsmelders in vraag gesteld worden.

Studies van (Bruggeman, De Brouxer et al. 1997, De Soir 1997, Hetherington, Munro et al.

1997, De Soir, Van Den Steene et al. 2007) hebben namelijk uitgewezen dat de beleving van bepaalde tragische gebeurtenissen, waaronder het brengen van slecht nieuws, uiteenlopende gevolgen met zich kan meebrengen. Namelijk de ontwikkeling van operationele stressoren, het ontstaan van traumatische stress en in verregaande gevallen zou het zelfs kunnen leiden tot het ontstaan van een post traumatisch stresssyndroom (Bruggeman, De Brouxer et al. 1997, De Soir 1997, Hetherington, Munro et al. 1997, De Soir, Van Den Steene et al. 2007). Zijn er lokale structuren aanwezig die het hoofd bieden aan de mogelijke gevolgen van tragische slechtnieuwsmeldingen? Slechtnieuwsmelder fungeren namelijk veelal zelf als steunfiguur voor collega’s, maar welke vorm van ondersteuning is er voor hun aanwezig?

Hoewel er niet mag verondersteld worden dat de slechtnieuwsmelder meteen crasht, mag er ook niet verondersteld worden dat men alles zonder gevolgen kan blijven incasseren.Recente publicaties omtrent het stressteam in termen van burn-out, stress en zelfmoord bij politie zijn alleszins opmerkelijk.

Het stressteam van de federale politie blijkt in de periode van mei 2017 tot april 2018 meer dan 3500 consultaties gehad te hebben waarvan 504 gevallen in het kader van burn-out (PVM 2018). Bij deze cijfers werd er echter geen onderverdeling gemaakt tussen het lokale en federale niveau of de verschillende politionele functionaliteiten, waardoor enige voorzichtigheid noodzakelijk is. In de recent, door CD&V-kamerlid Demon, opgevraagde cijfers bij het federale stressteam kan er echter wel een onderverdeling gemaakt worden. Zo werden een 70tal tussenkomsten in de vorm van psychologische debriefings bij lokale politiediensten uitgevoerd in de periode tussen juni 2017 en juni 2018 (TTR 2018). Schokkende gebeurtenissen zoals

(11)

schietpartijen maar ook dodelijke verkeersongelukken en familiedrama’s kunnen aanleiding geven tot zo’n tussenkomst van het federale stressteam op het lokale politie niveau. Tot slot, wordt er vermoed dat politieagenten een verhoogde kans hebben op suïcide (Govaert and Lemmens 2004, Cuvelier, Heuskin et al. 2008, Van Beek, Taris et al. 2013).

Geen van deze cijfers vernoemen de slechtnieuwsmelder van lokale politie, gelukkig! Maar dit komt omdat er steeds in algemeenheden word gerapporteerd. Waardoor het vanuit wetenschappelijk oogpunt, verkeerd zou zijn de slechtnieuwsmelder in deze cijfers te weerspiegelen. Om deze reden wordt de veerkracht van slechtnieuwsmelders in vraag gesteld.

Beschikt men over een hogere veerkracht en/of gebruikt men bepaalde copingstrategieën, om de dagdagelijkse confrontatie met tragische gebeurtenissen te kunnen plaatsen? Een copingstrategie is een aanpassingsstrategie dat een persoon aanwendt om de impact van een aanval op zijn of haar fysieke en psychologische welzijn te beheersen of te reduceren (De Soir, Van Den Steene et al. 2007).

Slechtnieuwsmelders, en agenten in het algemeen, dienen idealiter over een snelle (emotionele) recuperatie te beschikken. Na het behandelen van een tragische slechtnieuwsmelding, kan namelijk een paar uur later op de dag opnieuw een tragische melding plaatsvinden. Hoe dan ook, dient een kwaliteitsvolle slachtofferbejegening steeds op de eerste plaats staan. Op dagen waar er dergelijke tragische gebeurtenissen plaatsvinden, kan het uniform van agenten als een bepantsering tegen iedere persoonlijke implicatie fungeren (De Soir, Van Den Steene et al.

2007). Wegens het ontbreken van voorgaand onderzoek omtrent de slechtnieuwsmelder van lokale politie ontstaat de opportuniteit om de gehanteerde coping strategieën en de mate van veerkracht van de slechtnieuwsmelders in de masterproef in vraag te stellen.

(12)

Bovenstaande alinea’s vervullen de rol van centrale probleemstellingen binnen deze masterproef. Vanuit deze formuleringen durven we te veronderstellen dat er noch op wetenschappelijke gebied, noch op nationaal of zonaal politieniveau er de laatste jaren aandacht is geweest met betrekking tot de slechtnieuwsmelder van lokale politie. Daarnaast zijn de grote verschillen tussen politiezones, het gissen naar de mogelijke impact en gevolgen van slechtnieuwsmeldingen maar ook de eventueel aangewende copingstijlen van slechtnieuwsmelders redenen om de functie van de slechtnieuwsmelder onder de loep te nemen.

Om bovenstaande probleemstellingen tegemoet te komen werden volgende onderzoeksvragen geformuleerd. Deze werden onderverdeeld in vier centrale delen en zijn ieder voorzien van bijhorende deelvragen. Op deze manier wordt er getracht aan elk van de gestelde probleemstellingen een bescheiden bijdrage te leveren.

De eerste onderzoeksvraag “Hoe is de slechtnieuwsmelder van lokale politie gepositioneerd binnen de politionele structuur?” is een beschrijvende onderzoekvraag die het mogelijk probeert te maken om de slechtnieuwsmelder én politionele slachtofferbejegening, binnen de Belgische politionele structuur, op een consequente manier te kaderen. Bijhorende deelvragen dragen bij aan de centrale onderzoekvraag; “Hoe is de slachtofferbejegening binnen lokale politie gestructureerd?” en “ Op welke wijze staat de slechtnieuwsmelding in verhouding tot de slachtofferbejegening en andere politionele taken?”. Deze onderzoeksvragen lijken noodzakelijk om de slechtnieuwsmelder en zijn taken binnen de politionele structuur te kaderen. Op deze manier kunnen bovendien mogelijke variaties tussen politiezones aan de oppervlakte komen.

De tweede onderzoeksvraag “Hoe beleven slechtnieuwsmelders tragische slechtnieuwsmeldingen?” tracht te achterhalen hoe slechtnieuwsmelders tragische slechtnieuwsmeldingen ervaren en wat de achterliggende factoren ervan zijn. De deelvragen

(13)

helpen opnieuw de centrale onderzoeksvraag te onderbouwen. Wat zijn de gevolgen van tragische slechtnieuwsmeldingen op de slechtnieuwsmelder?, In hoeverre is er een persoonlijke impact van tragische slechtnieuwsmeldingen?, In hoeverre beïnvloeden tragische slechtnieuwsmeldingen het politionele werk?

De derde en voorlaatste onderzoeksvraag heeft betrekking op het verwerken en evalueren van bepaalde slechtnieuwsmeldingen; “Hoe gaan slechtnieuwsmelders om met tragische slechtnieuwsmeldingen?” De twee bijhorende deelvragen proberen opnieuw ieder op zich bij te dragen tot de overkoepelende centrale onderzoeksvraag; “Welke coping strategieën worden aangewend door slechtnieuwsmelders?”, “In welk opzicht onderscheidt een slechtnieuwsmelder zich van een niet-slechtnieuwsmelder?.

Tot slot de laatste onderzoeksvraag “Welke bejegening bestaat er voor slechtnieuwsmelders?.

De cijfers die in de inleiding werden aangehaald met betrekking tot burn-out, stress en suïcide bij politie mochten niet gespecifieerd worden naar de slechtnieuwsmelder van lokale politie.

Echter, indien er nood zou zijn aan specifieke ondersteuning voor slechtnieuwsmelders zal dit moeten blijken uit het literatuuronderzoek en het empirisch onderzoek dat werd uitgevoerd in het kader van deze masterproef. De deelvragen zullen opnieuw trachten ondersteuning te bieden; “Welke noden hebben slechtnieuwsmelders van lokale politie?”, “Op welke manier kunnen slechtnieuwsmelders beroep doen op interne ondersteuning?”, “Wat is de verhouding tussen de lokale politiezones en het federaal stressteam”.

In een voorbereidende fase van de masterproef werd er uitgebreid exploratief literatuuronderzoek uitgevoerd. De reeds geformuleerde probleemstellingen en het theoretisch kader, dat in het volgende gedeelte van de masterproef aan bod zal komen, zijn hier een verdienste van. Daarnaast werd in de voorbereidende fase ook een selectie gehouden met

(14)

betrekking tot de politiezones die in aanmerking kwamen voor het empirisch onderzoek in de uitvoerende fase. Daar de compactheid van de masterproef het niet toe liet het volledige grondgebied te kaderen werd er geopteerd om de provincie Oost-Vlaanderen af te bakenen als onderzoeksgebied. Hierbij werden vijftien politiezones van de nu nog achtentwintig aanwezige politiezones gecontacteerd. De gekozen politiezones werden op basis van hun politietypologie en arrondissement geselecteerd. Negen van de respectievelijk vijftien gecontacteerde Oost- Vlaamse politiezones gingen in op de uitnodiging om deel te nemen aan het empirisch onderzoek.

Omdat er zelden empirisch onderzoek verricht is naar de slechtnieuwsmelders van lokale politie werd er geopteerd voor de kwalitatieve onderzoeksmethode, met name de case-study. Dit leek de meest aangewezen methode omdat de masterproef slechts over een aantal onderzoekseenheden gaat en de onderzoekgroep op een gedetailleerde wijze begrepen of

‘verstehen’ wil worden (Braster 2000). Bovendien is het een doelgroep die nog relatief onbekend was (Swanborn 2008). Hierdoor was het moeilijk om op voorhand in te schatten hoe het onderzoek zou verlopen. Daarom werd er gekozen voor de open methodologie van de case- study. Semi-gestructureerde interviews met elf slechtnieuwsmelders van lokale politie vormen de basis van het empirisch onderzoek. Door middel van de combinatie van de exploratieve literatuurstudie en de kwalitatieve case-study zal gepoogd worden om de gestelde onderzoeksvragen op een onderbouwde wijze te beantwoorden. Een bescheiden bijdrage leveren aan bepaalde lacunes omtrent deze doelgroep zou in de functie van deze masterproef een mooi resultaat zijn.

Verder zal deze masterproef onderverdeeld worden in 3 delen. Als eerste komt het theoretische luik aan bod. Hierbij zal eerst en vooral aandacht besteed worden aan het historische kader van de slachtofferbejegening en de slechtnieuwsmelder waarna de structuur zal gelijken op de

(15)

structuur van de inleiding. Zo zal er onder andere uitgebreid aandacht besteed worden aan de verschillen tussen politiezones, de beleving en mogelijke gevolgen, het omgaan met tragische slechtnieuwsmeldingen en tot slot de ondersteuning van slechtnieuwsmelders.

Het empirische luik zal, vooraleer over te gaan naar de rapportage van het kwalitatief onderzoek, uitgebreid aandacht besteden aan de gehanteerde methodologie en het voorbereidend werk van de data-verzameling. Nadien komen de onderzoeksresultaten aan bod die elk op hun beurt een antwoord zullen trachten te geven op de bij aanvang gestelde onderzoeksvragen. Ook dit luik zal afgesloten worden met een conclusie. Het laatste luik van deze masterproef zal het algemeen besluit en mogelijke aanbevelingen omvatten.

(16)

2. Theoretisch luik

2.1. Inleiding

In tegenstelling tot andere functionaliteiten heeft de politionele slachtofferbejegening slechts recent de aandacht gekregen van de wetgever (Bruggeman, De Brouxer et al. 1997).

Politieagenten die tewerkgesteld zijn binnen de functionaliteit slachtofferbejegening voeren een breed scala aan opdrachten uit. In deze masterproef zal de nadruk liggen op één van deze opdrachten, namelijk de slechtnieuwsmelding. Hoewel niemand staat te springen om met slecht nieuws aan te bellen, moet er wel iemand zijn die de moeilijke boodschap overbrengt (Darrages 2015). “Het ongeval is voor de slechtnieuwsmelder nog niet voorbij als de brokstukken zijn opgeruimd” (Bloo 2017).

Vooraleer het startschot voor het empirisch onderzoek werd gegeven werd er exploratief literatuuronderzoek uitgevoerd met betrekking tot dit onderzoeksonderwerp. De exploitatie van bestaande wetenschappelijke literatuur was een noodzakelijk gegeven, daar ten allen tijde vermeden moet worden dat de vooropgestelde onderzoeksvragen reeds beantwoord zijn in voorgaand onderzoek (Staring and Van Swaaningen 2010).

Binnen dit luik zal aan de hand de literatuurstudie getracht worden, de functie van de slechtnieuwsmelder zo breed en diep mogelijk te omvatten. Zo zal er onder andere aandacht besteed worden aan de scholing tot slechtnieuwsmelder, de uitvoering van de melding, mogelijke verschillen tussen politiezones, de beleving en mogelijke gevolgen, het omgaan met en de ondersteuning van slechtnieuwsmelders. Desalniettemin zal eerst en vooral de nodige aandacht besteed worden aan de functionaliteit waarin deze job verweven zit, namelijk de politionele slachtofferbejegening. Deze zal vergezeld worden van een historische en wettelijke omkadering.

(17)

Vooraleer er verder gelezen wordt is het echter belangrijk om op te merken dat er doorheen het literatuuronderzoek niet enkel en alleen gezocht is naar hypothesebevestigende literatuur. Er werd steeds kritisch omgesprongen ondanks er geen waslijst aan beschikbare literatuur voorhanden was.

(18)

2.2. Slachtoffer centraal: de politionele slachtofferbejegening in België

Recent is men bewuster geworden omtrent de positie van het slachtoffer (Bruggeman, De Brouxer et al. 1997). Maatschappelijke gebeurtenissen zoals de #metoo campagne dragen hier uiteraard hun steentje aan bij. Het is echter geen geheim dat de aandacht omtrent het slachtoffer lange tijd als een gapend gat fungeerde. De omzendbrief PLP 102, waarin de wetgever de politionele slachtofferbejegening voor het eerst als basisfunctionaliteit zag, was een alvast een stap in de goede richting. Doch blijkt er omtrent de zorg van slachtoffers nog steeds een soort van vanzelfsprekendheid te heersen (De Kimpe 2006).

Een aanwakkering van de slachtofferbejegening kan bijgevolg alleen maar een positieve bijdrage leveren. Een bondige recapitulatie over de wijze waarop de slachtofferbejegening zijn intrede deed binnen de Belgische (politionele) samenleving en hoe deze, uiteindelijk, een basisfunctionaliteit van politie werd is daarenboven een essentieel startpunt om naderhand dieper in te gaan op één van de taken van een slachtofferbejegenaar, namelijk de slechtnieuwsmelding.

2.2.1. Historiek politionele slachtofferbejegening

2.2.1.1. Introductie van de Victimologie

De ontwikkeling van de studie van het slachtoffer, ook wel de victimologie genoemd, vindt zijn oorsprong rond de periode van de tweede wereldoorlog (Van Dijk 1999). Von Hentig en Mendelsohn publiceerden namelijk in de vroege jaren ’40 als eersten, een aantal werken

2 Ministeriële Omzendbrief PLP 10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking, B.S. 16

(19)

omtrent slachtofferschap. Doch, werd de victimologie slechts een dertigtal jaar later aanzien als een afzonderlijke wetenschapsdiscipline (Van Dijk 1999). Sinds toen namen de wetenschappelijke publicaties omtrent slachtofferschap exponentieel toe (Fattah 2000).

2.2.1.2. Wetgevende initiatieven

- Internationaal

De toenemende aandacht voor slachtoffers in onderzoek leidde, op zowel nationaal als internationaal vlak, tot een aantal wetgevende acties. Zo aanvaarde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1985 de “Declaration of basic principles of justice for victims of crime and abuse of power3”. Hoewel het nog niet om een afdwingbare wetgevende bepalingen ging werd deze verklaring aanzien als een belangrijke stimulans. Zo werd onder andere expliciet de nadruk gelegd op het belang van een goede houding van een politieambtenaar bij de opvang van slachtoffers. Rond deze periode werden er bovendien ook een aantal aanbevelingen uitgevaardigd door de Raad van Europa. Een eerste aanbeveling behandelde de positie van het slachtoffer in het strafrecht en de strafprocedure4. Hiermee werden voor het eerst wetgevende richtlijnen en adviezen geformuleerd voor politie. Een belangrijke onderdeel hiervan was de vereiste dat politieambtenaren getraind dienen te worden om op een begripvolle en constructieve manier met slachtoffers (Aertssen 2002). Een tweede aanbeveling focuste zich voornamelijk op de hulpverlening aan slachtoffers en de preventie van secundaire victimisering5. Hierbij werd het belang van adequate doorverwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening door politie benadrukt (Aertssen 2002).

3 General Assembly (1985) Declaration of Basic Principles of Justice for Victims of Crime and Abuse of Power A/RES/40/34

4 Council of Europe Committee of Ministers Recommendation No. R (85) 11

(20)

Daarnaast nam het Europees forum voor Diensten aan Slachtoffers in ’93 het initiatief om de basisrechten voor slachtoffers van criminaliteit te kaderen (Aertssen 2002). Vanwege het algemeen karakter van deze basisrechten, hadden deze ook betrekking op de politionele slachtofferbejegening. Zo werden onder andere waardigheid en respect voor het slachtoffer als basisrechten naar voor geschoven. Na de eeuwwisseling werd daarenboven een kaderbesluit van de Europese Unie gelanceerd6. Ook hier was een rol voor de politionele slachtofferbejegening weggelegd. Belangen zoals erkenning, respect, recht op hulp en informatie stonden centraal en er moest aan tegemoet gekomen worden daar in tegenstelling tot voorgaande initiatieven, dit kaderbesluit wel bindend van aard was.

- Nationaal

Ook op nationaal niveau werd, onder invloed van de internationale ontwikkelingen, actie ondernomen. De wet op het politieambt is hier een mooi voorbeeld van7. Deze louter politionele wetgevende bepalingen verankerde o.a. de expliciete bevoegdheden en plichten inzake politionele slachtofferbejegening in art. 46 WPA met betrekking tot bijstand (De Raedt, Berkmoes et al. 2013). Dit artikel steunt op het gegeven de slachtoffers te informeren, het leggen van contacten en de mogelijkheid om eventueel door te verwijzen naar gespecialiseerde diensten (Bruggeman, De Brouxer et al. 1997). Bovendien stelt de Wet op het Politieambt dat slachtofferzorg tot het politionele takenpakket behoort (Creten 2004). Tevens bevestigde de wet op de geïntegreerde politie van ’988, met art. 123, de bijstandsrol van de politieambtenaar.

6 Kaderbesluit van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (2001/220/JBZ)

7 Wet op het politieambt van 5 augustus 1992, B.S. 22 december 1992

8 Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus,

(21)

Volledigheidshalve kan de introductie van de politionele slachtofferbejegening niet afzonderlijk gezien worden van de invoering van de gemeenschapsgerichte politiezorg medio jaren ’90 (Verwee, Hendrickx et al. 2009) en de daarbij horende ministeriele omzendbrieven (OOP 15, OOP 15bis en OOP 15ter). De intentie van de eerste omzendbrief kaderde voornamelijk in de verbetering van doorverwijzing en dienstverlening van slachtoffers. Door onduidelijkheid en gebrek aan afbakening van de politionele taken werd daaropvolgend OOP 15bis geïntroduceerd (Aertssen 2002). Deze omzendbrief specifieerde het slachtoffer en specifieke richtlijnen voor politiediensten inzake politionele slachtofferbejegening (Verwee, Hendrickx et al. 2009). Beide omzendbrieven werden voor de eeuwwisseling geëvalueerd, wat resulteerde in OOP 15ter9. Deze omzendbrief benadrukte dat politie ertoe verplicht is, zich in te schakelen in een breder netwerk van hulp- en sociale diensten. En dat ze daarenboven als eerstelijnshulp -en opvang dient te fungeren zonder daarbij aan echte psychosociale en/of therapeutische begeleiding te doen (Aertssen 2002). Dit weerspiegelt alvast het verschil tussen politionele slachtofferbejegening en slachtofferhulp (Bruggeman, De Brouxer et al. 1997).

2.2.1.3. Politionele slachtofferbejegening als basisfunctionaliteit

Toen eind jaren ’90 politie, met het octopusakkoord, afstapte van hun traditionele structuur waarbij de gemeentepolitie, de gerechtelijke politie en de rijkwacht als drie afzonderlijke politiediensten fungeerde. Werd de geïntegreerde politie, dat gestructureerd is op 2 niveaus, geboren10.

9 Ministeriële Omzendbrief OOP 15ter van 9 juli 1999 betreffende politiële slachtofferbejegening, B.S. 28 juli 1999.

10 Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus,

(22)

In de één van de daaropvolgende ministeriële omzendbrieven namelijk de PLP 10 en het koninklijk besluit van 17 september 2001, werd de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking, neergelegd11. Hierbij werd politionele slachtofferbejegening voor het eerst als een basisfunctionaliteit van lokale politie beschouwd. Bovendien impliceerde de PLP 10 dat elke lokale politiezone over een autonome dienst of een netwerk van politionele slachtofferbejegenaars diende te beschikken12. Hoewel elke politieambtenaar bekwaam moet zijn om slachtoffers en/of nabestaande adequaat te bejegening, zoals art. 46 WPA het voorschrijft (Aertssen 2002) was er volgens de wetgever echter nood aan gespecialiseerde medewerkers waarop het korps, in geval van zeer ernstige slachtofferschappen of gebeurtenissen, beroep kan doen (Verwee, Hendrickx et al. 2009).

Hoewel de zaak Dutroux heel wat verandering binnen de Belgische politionele structuur teweeg heeft gebracht, was het besef dat er nood was aan een vorm van politionele slachtofferzorg daar geen onderdeel van. In sommige politiezones was er namelijk reeds voor het octopusakkoord sprake van een dienst of een in slachtofferzorg gespecialiseerde collega aanwezig (Cobbaut 2014). Een aantal van deze diensten hadden toen al een vorm van nationaal overleg met andere politiezones. In ’95 legde deze overlegstructuur een concreet concept op tafel omtrent de politionele slachtofferbejegening. Desalniettemin heeft de zaak Dutroux, met als hoogtepunt de witte mars, het hele proces wel versneld (Cobbaut 2014) .

11 KB van 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren, B.S. 12 oktober 2001.

12 Ministeriële Omzendbrief PLP 10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking, B.S. 16

(23)

Om dit onderdeel af te sluiten is het belangrijk te vermelden dat de omzendbrief GPI 5813 de eerdere omzendbrieven OOP15, OOP15bis en OOP15ter in 2007 verving. De politionele hervorming en de migratie naar een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, impliceerde namelijk een evaluatie en actualisatie van deze basisfunctionaliteit.

2.2.1.4. Politionele slachtofferbejegening in de praktijk

Politie is vaak de eerste officiële instantie die in contact komt met tragische gebeurtenissen en bijgevolg in contact komt met slachtoffers (Creten 2004). Om deze reden gaan we ervan uit dat een goede slachtofferbejegening tot het takenpakket van elke politieambtenaar behoort (Aertssen 2002). Desalniettemin kan de toepassing van de politionele slachtofferbejegening in de praktijk aanzien worden als een soort cascadesysteem. Elke politieambtenaar krijgt de basisopleiding slachtofferbejegening mee maar slechts een aantal van hun zijn gespecialiseerd in deze functionaliteit. Deze gespecialiseerde medewerkers of zoals er verder naar verwezen zal worden, slachtofferbejegenaars van lokale politie, hebben de eerstelijnsrol bij de opvang van slachtoffers en nabestaanden. Dit wil in eerste instantie zeggen, dat het takenpakket van de slachtofferbejegenaar gelukkig niet beperkt is tot het brengen van slecht nieuws alleen.

“Politionele slachtofferbejegening is één van de 7 basisfunctionaliteiten van lokale politie. De functionaliteit kan vertaald worden in het geven van adequate opvang en informatie aan slachtoffers of nabestaanden maar ook in de vorm van bijstand en doorverwijzing wanneer dit nodig zou zijn. Deze politionele functie wordt belichaamd door elke politieagent.” (Creten 2004)

13 Omzendbrief GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de geïntegreerde politie,

(24)

Een slachtofferbejegenaar vervult algemene taken zoals het verlenen van hulp en bijstand aan slachtoffers van misdrijven, zoals slachtoffers van seksueel geweld maar evengoed slachtoffers van een woninginbraak (Creten 2004). Men zal in situaties, zoals de bovenstaande, hulp en bijstand verlenen door onder andere opvang op het commissariaat, huisbezoeken en telefonische contacten te voorzien (Bruggeman, De Brouxer et al. 1997). Daarenboven verschaffen zij slachtoffers en/of nabestaanden ook de nodige informatie, daar slachtofferbejegenaars nauwe contacten hebben met externe hulpverlenende organisaties en in kennis zijn van de lokale sociale kaart (Aertssen 2002). Bijgevolg kunnen ze slachtoffers en nabestaanden wanneer nodig ook doorverwijzen naar de meest geschikte gespecialiseerde diensten en/of hulpverleningen (Creten 2004).

Naast de algemene taken van slachtofferbejegening voeren zij ook specifieke taken uit. Beheer van opdrachten in het kader van parket jeugd en gezin, herbezoeken bij gevallen van intra- familiaal geweld, verkeersongevallen met gewonden, inbraken, slachtoffers van zedenfeiten en brand en het uitvoeren van slechtnieuwsmeldingen (Creten 2004). Bovendien richten zij zich niet enkel en alleen naar de burgers maar dikwijls ook tot collega politieambtenaren die nood hebben aan extra bijstand (Bruggeman, De Brouxer et al. 1997).

De functionaliteit slachtofferbejegening geniet een uitgebreid takenpakket, een gegeven waaraan hoogstwaarschijnlijk elke functionaliteit van lokale politie voldoet. Desondanks is het volwaardig uitvoeren van deze minimale dienstverlening zoals de ministeriële omzendbrief PLP 10 voorschrijft in de praktijk geen sinecure. Het hoeft geen betoog te zijn dat sommige politiekorpsen sneller het voortouw nemen en anderen net wat meer tijd nodige hebben en wat meer energie moeten spenderen vooraleer projecten van de grond komen (Aertssen 2002). Ook voor politionele slachtofferbejegening blijkt dit realiteit.

(25)

De minimumnormen die door de PLP10 en het K.B. van 17 september 2011 waren vastgelegd, bleken minimum minimorumte zijn. Het was namelijk niet voor elke lokale politiezone zo vanzelfsprekend om die minimumnormen op gebied van dienstverlening te voorzien (Verwee, Hendrickx et al. 2009). Voornamelijk capaciteitsproblemen lagen hier aan de oorsprong. Al blijkt het heden ten dage nog steeds geen evidentie te zijn om aan de basispolitiezorg-vereiste te voldoen. We trachten het te illustreren met een voorbeeld uit de praktijk; In de provincie Oost-Vlaanderen zijn enkel en alleen de commissariaten van politiezone Gent en Aalst 24/24 toegankelijk voor slachtoffers, die in wezen bijvoorbeeld aangifte willen doen voor aanranding of verkrachting. Het gedachtegoed, een minimale dienstverlening te waarborgen voor de bevolking wordt bij deze vaststelling tenietgedaan. Anderzijds kan hierbij in het licht van de haalbaarheidsstudie over de schaalvergroting van lokale politie door wijlen Criminoloog Brice De Ruyver, de vraag gesteld worden of de andere Oost-Vlaamse politiezones wel in staat zijn om deze dienstverlening te voorzien.

Om af te sluiten kan politionele slachtofferbejegening in het verlengde van de bestuurlijke opdrachten van lokale politie gezien worden als een elementaire en noodzakelijke vorm van dienstverlening (Aertssen 2002). Al mag er natuurlijk niet vergeten worden dat ook op gerechtelijk gebied sprake is van aanknopingspunten met slachtofferbejegening. Vanaf dit punt zal echter bijna uitsluitend nog aandacht besteed worden aan een specifieke taak van de politionele slachtofferbejegenaar namelijk, de slechtnieuwsmeldingen. Om deze reden zal de slachtofferbejegenaar ook dikwijls de slechtnieuwsmelder genoemd worden en omgekeerd.

Deze mogen bijgevolg als gelijke beschouwd worden, daar het één het ander in concreto niet uitsluit.

(26)

2.3. Het brengen van slecht nieuws: een vak apart

2.3.1. Inleiding

Binnen de medische sector gaan we ervan uit dat de behandelende arts het slechte nieuws aan de patiënt verteld. Het gaat hier veelal over cases waarbij een negatieve situatie moet meegedeeld worden maar waarvan de gevolgen pas op lange of korte termijn voelbaar zullen zijn (Fallowfield 1993).

Voor slechtnieuwsmelders ligt het anders. Zij komen logischer wijs pas op de voorgrond wanneer er sprake is van een politionele tussenkomst (Creten 2004). Deze tussenkomsten hebben daarnaast steeds betrekking op gebeurtenissen die zich al voltrokken hebben, in tegenstelling tot de medische sector. Daar er namelijk steeds sprake is van een dodelijk slachtoffer of van (zwaar)gewonde slachtoffer(s). Daarenboven dienen de slechtnieuwsmelders het slechte nieuws te melden aan de naaste familieleden en/of nabestaanden en slechts in weinige gevallen aan het slachtoffer zelf.

Het brengen van slecht nieuws is in veel gevallen het beantwoorden van de vragende blik van iemand die al beseft dat er iets niet klopt (Baete 2012). Het is het brengen van noodzakelijk nieuws, al staat niemand te springen (Darrages 2015). Maar iemand moet de moeilijke boodschap brengen. De slechtnieuwsmelder van lokale politie vervult deze weinig benijdenswaardige taak. Een specifieke opleiding zou het brengen van het slechte nieuws voor de slechtnieuwsmelders in praktische zin enigszins vergemakkelijken en mogelijke secundaire victimisatie voor de nabestaanden vermijden. Al zou geen enkele slechtnieuwsmelding gelijkaardig zijn aan een andere (Cobbaut 2014).

(27)

2.3.2. Opleiding als slechtnieuwsmelder

“Je kan de situatie niet beter maken maar je kan het wel slechter maken” (Kunst 2012)

Slecht nieuws dient steeds met de nodige zorg en ondersteuning worden meegedeeld (Robbijns 2017). Een adequate eerste opvang draagt voor nabestaanden vaak op positieve wijze bij aan het verwerkingsproces (Hilkens and Huisintveld 1996). Het is dan ook een noodzakelijk gegeven dat er steeds wordt vermeden dat slachtoffers zich voor een tweede keer slachtoffer voelen. Dit verschijnsel wordt ook wel secundair victimisatie genoemd (Visser, Van Dijk et al.

1995). Voorbeelden van secundaire victimisatie zijn tussenkomsten waarbij het slachtoffer geconfronteerd wordt met een slechte afhandeling van de zaak of waarbij er sprake is van een gebrekkig inlevingsvermogen door politieambtenaren (Creten 2004).

Tijdens de basisopleiding tot inspecteur wordt er vanzelfsprekend aandacht besteed aan deze belangrijke aspecten van slachtofferbejegening. Dit impliceert dat in se, elke politieambtenaar een degelijke slachtofferbejegening zou moeten kunnen uitvoeren, met inbegrip van de slechtnieuwsmelding. Fortuinlijk voor menig politieagenten, hoeft dit in de praktijk niet. Deze beklijvende job is weggelegd voor de slechtnieuwsmelder van lokale politie. Volgens de omzendbrief PLP1014, de specialisten in dit werkgebied.

Een functionele opleiding die, nota bene, vrijblijvend mag gevolgd worden door de slechtnieuwsmelder zou bovendien een praktische meerwaarde betekenen en de slechtnieuwsmelders voorbereiden op mogelijke reacties van nabestaanden. Een nazicht van de opleiding lijkt aangewezen om te zien op welke manier de slachtofferbejegenaar en bijgevolg,

14 Ministeriële Omzendbrief PLP 10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking, B.S. 16

(28)

de slechtnieuwsmelders, voorbereidt worden op het herhaaldelijk in contact komen met tragische gebeurtenissen.

De opleiding, die te volgen is in een politieschool naar keuze, is onderverdeeld in verschillende modules die in een opbouwende structuur, alle aspecten van politionele slachtofferbejegening omvatten15. Niet alleen de slechtnieuwsmelding komt hier aan bod maar het volledige takenpakket van de slachtofferbejegenaar wordt hier in de diepte behandeld.

De eerste module staat in het teken van de verantwoordelijkheid van de politieambtenaren door hen inzicht te doen krijgen in de correcte basishouding en te motiveren om hun vaardigheden en kennis steeds verruimen. De tweede module omvat o.a. de mogelijke gevolgen van slachtofferschap, de noden en behoeftes van slachtoffers die kunnen optreden, het wettelijk kader enkele vaardigheden en technieken. Een bijzondere toepassing van deze tweede module zijn de algemene principes omtrent het slechtnieuwsgesprek. Het zou verkeerd zijn te zeggen dat het slechtnieuwsgesprek hierbij aangeleerd wordt maar in theorie worden alle ‘stappen’ van de slechtnieuwsmelding doorlopen. De derde en laatste module van de opleiding heeft voornamelijk betrekking op de beperkingen en grenzen van politionele slachtofferbejegening.

Hierin komen o.a. de politionele en wettelijke bepalingen naar voor maar ook mogelijke persoonlijke valkuilen. Het gevaar voor secundaire victimisatie en het aanwenden van mogelijke copingstrategieën zijn hier een onderdeel van.

Aandacht voor copingstrategieën kunnen slachtofferbejegenaars eventueel wapenen tegen de impact die sommige cases kunnen hebben. Want het meedelen van slecht nieuws is zowel

15 Deze informatie is afkomstige van de fiche 1791 met betrekking tot functionele opleidingen van politie (website

(29)

emotioneel belastend voor de ontvanger als voor de boodschapper (Collins and Gibbs 2003, Fallowfield and Jenkens 2004). Zeker wanneer men er niet in slaagt om het slechte nieuws op een adequate manier te brengen (Orlander, Greame Fincke et al. 2002, Fallowfield and Jenkens 2004). Op het einde van deze opleiding vinden er steeds workshops plaats om praktijkgericht te leren handelen. Deze workshops kunnen de nadruk leggen op aandachts- en pijnpunten en eventuele addertjes onder het gras.

Voorgaande studies van (Fallowfield 1993, Fallowfield and Jenkens 2004) tonen aan dat training omtrent het brengen van slecht nieuws belangrijk is. Training in de vorm van workshops zoals toegepast in de opleiding, waarbij feedback en gesimuleerde slechtnieuwsgesprekken plaatsvinden zouden de communicatie skills van de slechtnieuwsmelders verbeteren (Fallowfield 1993). Reeds gedateerd onderzoek van (Finlay and Dallimore 1991) stelde aanvullend vast dat slechtnieuwsmelders van politie sympathieker bevonden werden door slachtoffers dan ziekenhuispersoneel. Net omdat ze getraind zijn voor dergelijke slechtnieuwsgesprekken. Op nationaal niveau werd de opleiding tot slachtofferbejegenaar van de politie, tot op heden, nog niet geëvalueerd. Om deze reden werd dit o.a. bevraagd in het kwalitatief onderzoek bij 11 Oost-Vlaamse slechtnieuwsmelders van lokale politie dat verderop de masterproef zal behandeld worden.

Ondanks de opleiding geen vereiste is om als slachtofferbejegenaar in een politiezone te fungeren, blijkt het merendeel van de slachtofferbejegenaars deze opleiding wel te hebben gevolgd. Al zijn hier geen exacte cijfers voorhanden. Het hebben gevolgd van deze bijkomede opleiding blijkt in de praktijk één van de grootste gemeenschappelijke factoren te zijn dat slechtnieuwsmelders met elkaar gemeen hebben.

(30)

2.3.3. Verloop van een slechtnieuwsmelding

In tegenstelling tot een inspecteur die tewerk gesteld is bij een interventiedienst wordt de slechtnieuwsmelder niet opgeroepen op het ogenblik dat er zich een incident, ongeluk of andere gebeurtenis voordoet. De slechtnieuwsmelder komt pas later op de voorgrond en enkel wanneer er sprake is van een zwaar gewonde of dodelijk(e) slachtoffer(s) (Dosanjih, Barnes et al. 2003).

Hoewel de exacte definitie reeds in de inleiding aan bod kwam lijkt het opportuun om deze nogmaals te vermelden. De definitie weerspiegelt namelijk deels de stappen die gezet worden tijdens het verloop van een slechtnieuwsmelding, die naderhand uiteengezet zullen worden.

“Een slechtnieuwsmelding is een onheilspellend bericht met betrekking tot een tragische gebeurtenissen (zoals een misdaad, (verkeers)ongeluk met doden of zwaar gewonden, zelfdoding of situaties waarin de fysieke of psychische integriteit worden aangetast) mee te delen aan dierbaren, nabestaande(n) en/of slachtoffer(s). De slechtnieuwsmelder is de persoon die de exacte omstandigheden meedeelt aan bovengenoemde actoren (omdat zij eerst ter plaatse gaan en hoogte nemen van de exacte feiten, gebeurtenis of situatie), de slachtoffer(s) en/of nabestaande(n) bejegenen en indien nodig doorverwijst naar andere instanties.” (Bruggeman, De Brouxer et al. 1997, De Soir 2000, Creten 2004).

2.3.3.1. Onheilspellend bericht

Moeder en zoon worden vermoord. Bejaarde vrouw rijdt met wagen in de Schelde. Broer en zus verongelukken paar jaar na elkaar. Wiegendood van een baby. Kind belandt onder tractor van vader. Ouders van drie zijn omgekomen bij een auto ongeluk. Zelfdoding van jonge papa.

Kind in kritieke toestand na ongeval in zwembad. Bejaarde man krijgt hartstilstand in supermarkt en overlijdt. Bejaard koppel stapt samen uit het leven. Enzoverder…. Bovenstaande zinnen zouden kopteksten uit de krant kunnen zijn. Ze zijn namelijk allemaal waargebeurd

(31)

(Cobbaut 2014). Elk van deze tragische gebeurtenissen hebben aanleiding gegeven tot het optreden van de slechtnieuwsmelder van lokale politie en het brengen van een onheilspellende boodschap. Bovenstaande zinnen kaderen namelijk één voor één in een politionele tussenkomst waarbij er sprake is van ernstige gewonde of dodelijke slachtoffers.

2.3.3.2. Tragische gebeurtenis

Er bestaan geen gradaties voor leed (Cobbaut 2014). Een slechtnieuwsmelding over een 85- jarige vrouw die overleden is ten gevolge van een hartstilstand in de lokale supermarkt lijkt voor sommigen misschien minder tragisch dan een slechtnieuwsmelding over een 12-jarig kind dat op weg naar school door een vrachtwagen omvergereden is. Enerzijds omdat er geen zwaarwichtige feiten mee gepaard gaan, zoals een moord, zelfmoord of verkeersongeluk, en anderzijds omdat ze van misschien al van respectievelijke leeftijd was. Echter, voor de nabestaanden van de vrouw kan deze gebeurtenis ook als tragisch ervaren worden. Zelfs indien de vrouw helemaal geen nabestaanden of familieleden meer had, zou het nog steeds een tragische gebeurtenis zijn. Want dan had ze niemand meer waaraan het slechte nieuws moest gemeld worden. Wellicht lijkt een slechtnieuwsmelding over een vrouw van 85 jaar

‘rechtvaardiger’ dan een slechtnieuwsmelding over een 12-jarig kind. Maar elke gebeurtenis waarbij een slechtnieuwsmelder moet optreden mag als een tragische beschouwd worden. Want erg, erger en ergst gelden namelijk niet als het om leegte en het gemist van een geliefde gaat (Cobbaut 2014).

2.3.3.3. Exacte omstandigheden

Afhankelijk van de woonplaats van de familie en nabestaanden van het slachtoffer zal de desbetreffende politiezone en bijgevolg slechtnieuwsmelder opgeroepen worden. Dikwijls gaat het om gebeurtenissen die plaats gevonden hebben op het eigen grondgebied van de politiezone of van omliggende politiezones. In dergelijke gevallen is het volgens (Bruggeman, De Brouxer

(32)

et al. 1997) steeds aangewezen om, vooraleer men ter plaatste gaat bij de nabestaanden en/of familieleden, zich op het plaats delict te vergewissen van de exacte omstandigheden van de situatie. Eens het slechte nieuws gebracht is kunnen er namelijk ontelbaar veel vragen naar boven komen, waar men anders niet of moeilijk op kan antwoorden (De Soir 2000). In gevallen waarbij familieleden relatief ver van elkaar wonen is dit niet altijd vanzelfsprekend.

Daarenboven is het in tijden waarin nieuws razendsnel verspreidt wordt via sociale media (Opgenhaffen and Van Belle 2012) niet altijd opportuun dat de slechtnieuwsmelder eerst nog 50 km heen en terug rijdt om zich te vergewissen van de situatie ter plaatse. Een telefoongesprek met de leidinggevende ter plaatse waarin gerichte vragen omtrent de toestand en situatie gesteld worden, waardoor de slechtnieuwsmelder mogelijke vragen kan beantwoorden moet in zo’n gevallen volstaan.

2.3.3.4. Nabestaanden bejegenen

Het bejegenen van de nabestaanden kan in het licht van de politionele slachtofferbejegening gekaderd worden aan de hand van art. 46 van de Wet op het Politieambt en art. 123 van de wet op de geïntegreerde politie (1998). Beiden artikelen hebben namelijk betrekking op bijstand aan slachtoffers. Doch mag gesteld worden dat de slechtnieuwsmelders, die als eerstelijnshulpverlener optreden, meer doen dan alleen het geven van bijstand. Afhankelijk van de ruimte die hen vanuit het korps wordt gegeven, kan de bejegening vrij ver gaan. Dit kan variëren van het aantal herbezoeken dat de slechtnieuwsmelder mag doen tot het bijwonen van de begrafenis. Het is voor de slechtnieuwsmelder en zijn overste echter niet altijd gemakkelijk in te schatten aangezien slachtofferbejegening een ontastbare functionaliteit is in tegenstelling tot bijvoorbeeld de dienst verkeer waarbij men statistieken kan laten zien over de behaalde resultaten van controle in het verkeer.

(33)

2.3.4. Besluit

Desondanks de specifieke opleiding ‘politionele slachtofferbejegening’ op de politieschool tot op heden nog niet geëvalueerd is, lijkt het geen slecht idee deze opleiding voor iedere slachtofferbejegenaar van politie verplicht te maken. Sommige politiekorpsen hechten hier geen belang aan maar voorgaande studies hebben hier het nut van bewezen (Finlay and Dallimore 1991, Fallowfield 1993). Daarenboven lijkt het bijscholen doorheen de carrière omtrent wetenschappelijke evidence-based inzichten, over slachtofferbejegening en zelfzorg, geen overbodigheid.

(34)

2.4. Het brengen van slecht nieuws: steeds verschillend

2.4.1. Inleiding

Hoe de slechtnieuwsmelding het beste uitgevoerd wordt, is vlijtig beschreven in de boeken van (Creten 2004, De Soir 2006). Zij besteedden uitgebreid aandacht aan de mogelijke reacties van nabestaanden. De reacties zullen in dit onderdeel benaderd worden in functie van de slechtnieuwsmelder. Welke reacties maken het mogelijk moeilijk(er) voor de boodschapper of om te adequaat te bejegenen?

Daarnaast is tot nu toe nog niet duidelijk hoe de slechtnieuwsmelder juist gepositioneerd is in de politiezone. Uit nazicht van de verschillende jaarverslagen blijkt dit enorm te verschillen naargelang de politiezone. De voornaamste verschillen zullen hier gekaderd worden.

2.4.2. Verschillen tussen nabestaanden

2.4.2.1. Nabestaanden

Het uitvoeren van een slechtnieuwsmelding met de daarbij horende bejegening van slachtoffers kan niet aanzien worden als routinewerk. Dat kan ook niet veel anders, daar de reactie van de nabestaanden enorm kan variëren (De Soir, Van Den Steene et al. 2007). Het melden van het slechte nieuws kan gelijk gesteld worden aan het uitdelen van een emotionele en psychologische klap (Dosanjih, Barnes et al. 2003). Eens het slechte nieuws meegedeeld is moet de nabestaande beseffen of enigszins realiseren wat er aan het gebeuren is of reeds gebeurd is. En eens het doorgedrongen is, kan de slechtnieuwsmelder met verschillende reacties geconfronteerd worden. Welke deze reacties kunnen zijn beschrijven Creten (2004) en De Soir (1997, 2000, 2007) in hun boeken. Maar in het kader van deze masterproef kan de interesse meer gesitueerd worden aan het adres van de slechtnieuwsmelder. Hoe ervaren zijn de verschillende reacties van de nabestaanden?

(35)

Huilen of het uiten van immens verdriet is één van de meest voorkomende emoties van nabestaanden. Maar de slechtnieuwsmelder kan ook geconfronteerd worden met woede of agressie. Hierbij wordt de slechtnieuwsmelder geïdentificeerd met het slechte nieuws dat hij gebracht heeft (De Soir 2006) en fungeert de agressie als de typische shoot the messenger - reactie.

Wanneer het slechte nieuws niet meteen tot de nabestaande doordringt, spreekt met van een ontkennende reactie. Hierbij zal de slechtnieuwsmelder het meeste energie moeten steken in het bewust maken van de realiteit (De Soir 1997). Het letterlijk uitspreken van de woorden “hij is dood” is soms echt noodzakelijk (Robbijns 2017). Het geven van gerichte informatie omtrent de gebeurtenis helpt het realiseren van de gebeurtenis (Finlay and Dallimore 1991). Deze reactie kan gevolgd worden door de behoefte om het slachtoffer of de plaats van de feiten met eigen ogen te zien. Sinds het in werking treden van de omzendbrief inzake het nemen van waardig afscheid16 is dit mogelijk in België (Hendrick 2013). Voorgaand onderzoek heeft bovendien uitgewezen dat dit het rouwproces zou vergemakkelijken (Keirse and De Lepeleire 2011).

Een andere mogelijke reactie is regressie waarbij de ontvanger na het krijgen van het slechte nieuws niet goed weet wat aan te vangen met zichzelf. Situaties waarbij met voorwerpen wordt gegooid of waar mensen in een foetushouding gaan liggen zijn hierbij realiteit (De Soir 2006).

Een tegengestelde reactie hiervan zijn de gevoelens van wraak. Bij wraakgevoelens zien nabestaanden een derde als de dader die de gebeurtenis veroorzaakt heeft. Dit blijkt enorm uitgesproken wanneer het slachtoffer een kind is (Finlay and Dallimore 1991).

16 Ministeriële omzendbrief COL 17/2017 inzake het respectvol omgaan met de overledene, de mededeling van zijn overlijden, het waardig afscheid nemen en de schoonmaak van de plaats van de feiten, in geval van tussenkomst door de gerechtelijke overheden, B.S. 12 november 2012

(36)

Eén van de schijnbaar moeilijkste reacties voor de boodschapper zou de stilzwijgende reactie zijn. Enerzijds weet de slechtnieuwsmelder niet wat er omgaat in de nabestaande en anderzijds zou dit oncomfortabele gevoelens zoals onzekerheid en schuldgevoel voor de slechtnieuwsmelder meebrengen (Creten 2004). Ook de afwijzing van de nabestaanden blijkt een bijzonder moeilijke reactie te zijn voor de slechtnieuwsmelder (De Soir, Van Den Steene et al. 2007). De mogelijkheid om in dergelijke situaties adequaat te bejegenen wordt door de reactie van de nabestaande onmogelijk gemaakt. Het wachten op familieleden of vrienden die aankomen is dan het meest aangewezen (Robbijns 2017).

Een laatste en misschien de minst verwachte reactie is blijdschap of opluchting. Er is nog minder over gerapporteerd dan over de andere facetten van de slechtnieuwsmelding maar het is wel realiteit. Een blog van een slechtnieuwsmelder bij onze noorderburen weerspiegelt dergelijke slechtnieuwsmelding (Grootenboer 2014). Dat er in sommige gevallen geen tranen maar champagne wordt gevloeid toont des te meer aan hoe verschillend het er kan aan toe gaan in de praktijk.

(37)

2.4.3. Verschillen tussen politiezones

2.4.3.1. Politiezonetypologieën

Momenteel tellen we 189 lokale politiezones in België. De indeling van deze politiezones is gebaseerd op de oorspronkelijke gemeentetypologie die in 1998 gebruikt werd voor de uitvoeren van de Veiligheidsmonitor (Van den Bogaerde, Van den Steen et al. 2011). Heden ten dage kunnen we 5 categorieën van politiezones onderscheiden;

- Cat. 1: grote steden - Cat. 2: regionale steden

- Cat. 3: agglomeratiegemeenten (sterk uitgeruste kleine steden)

- Cat. 4: matig tot zwak uitgeruste kleine stad & morfologische verstedelijkte gemeenten.

- Cat. 5: matig tot zwak morfologisch verstedelijkte gemeenten

De lokale politiezones zijn, afhankelijk van hun gemeentetypologie, onderverdeeld in één van deze categorieën. Ondanks de verschillen in typologie, schrijft de ministeriële omzendbrief PLP 10 en het koninklijk besluit van 17 september 2001 lokale politiediensten voor dat de minimale en gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking inzake de organisatie- en werkingsnomen gewaarborgd moeten worden. Uit nazicht van de verschillende jaarverslagen blijken er echter grote verschillen te bestaan tussen politiezones waardoor die gelijkwaardige en minimale dienstverlening in vraag kan worden gesteld.

2.4.3.2. Invulling politionele slachtofferbejegening in politiezones

Naast een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking stelde het koninklijk besluit van 17 september en de ministeriële omzendbrief PLP 10 ook, dat elke politiezone over een aantal gespecialiseerde slachtofferbejegenaars diende te beschikken. Daaropvolgend besteedde de omzendbrief OOP15ter en later de omzendbrief GPI 58, uitgebreid aandacht voor

(38)

de rol van de korpschef en de leidinggevende inzake slachtofferbejegening. De korpsleiding dient namelijk op een bedrijfsmatige wijze een degelijk slachtofferbeleid te voeren door haar medewerkers voortdurend te motiveren, bij te scholen en te sensibiliseren omtrent de noodzaak van deze functionaliteit vanuit het community oriented police gedachtegoed (De Kimpe 2006).

De ruime formulering van deze voorschriften gaf de politiezones en haar korpsleiding de vrijheid om de slachtofferbejegeningsdienst naargelang de mogelijkheden en noden van de politiezone in te vullen. Dit impliceert dat er verschillen zullen zijn met betrekking tot de slachtofferbejegeningsdienst, wat enigszins ergens logisch is. Zo zal, vanzelfsprekend, de bezetting van een dienst verschillend zijn in een politiezone met categorie 1 in vergelijking met een politiezone die tot de 5de categorie behoort. Desalniettemin lijken er nog andere verschillen met betrekking tot de invulling van de functie slachtofferbejegening voor te komen in de praktijk.

Waar in de ene politiezone enkel burgerpersoneel met een diploma van maatschappelijk werk de functie van slachtofferbejegenaar op zich mag nemen zijn het in andere politiezones uitsluitend geüniformeerden. De mogelijkheid bestaat ook dat er een mix is tussen burgerpersoneel, die de extra opleiding gevolgd hebben, en geüniformeerden. Dit impliceert echter dat een burgerpersoneelslid van politie, dat al jaren slachtofferbejegenaar is in een bepaalde zone de functie zelfs niet zouden mogen uitoefenen in een welbepaalde andere politiezone.

Daarnaast bestaat er ook een verschil naargelang de vrijwilligheid van de functie. We durven voorzichtig te veronderstellen dat wanneer iemand binnen een politiezone gerekruteerd wordt voor de functionaliteit slachtofferbejegening, hij of zij er vrede mee kan nemen dat het meedelen van slecht nieuws aan nabestaanden een onderdeel van de functie is. In de praktijk

(39)

blijken in sommige politiezones echter bepaalde taken van politionele slachtofferbejegening, zoals de slechtnieuwsmelding, bijgevoegd te zijn bij andere functionaliteiten wegens een tekort aan capaciteit voor een volwaardig slachtofferbejegeningsteam. In de praktijk resulteert dit in praktijken waarbij bijvoorbeeld wijkagenten de job als slechtnieuwsmelder er verplicht moeten bij nemen omdat het tot functieprofiel van wijkagent hoort van een desbetreffende politiezone.

Zonder dat daarbij nagegaan wordt of ze (a) wel geschikt zijn om als slechtnieuwsmelder op te treden en (b) persoonlijk gewapend zijn tegen de eventuele impact die slechtnieuwsmeldingen teweeg kunnen brengen.

Voorgaande studies hebben ons geleerd dat de keuze van een slechtnieuwsmelder professionele, persoonlijke en soms zelfs protocollaire aspecten heeft (Finlay and Dallimore 1991, Fallowfield 1993, De Soir 2006). In de medische context is het veelal de behandelende geneesheer die het slechte nieuws brengt (Finlay and Dallimore 1991, Maguire 1998, Fallowfield and Jenkens 2004), in een korps van hulpverleners zal van de beste vriend van de overledene verwacht worden dat hij de slechtnieuwsmelding doet. Het minste dat van een slechtnieuwsmelder mag verwacht worden, is dat hij beschikt over sociale vaardigheden, een empathisch inlevingsvermogen en een grote luisterbereidheid (Dückers and Jong 2009). Hoewel er geen ideale manier is om slecht nieuws te melden zijn er heel wat voorbeelden over hoe het niet moet (De Soir, Van Den Steene et al. 2007). Daarnaast is het brengen van slecht nieuws zowel voor de ontvanger als de boodschapper emotioneel belastend (Zheng 2011). Vanuit het psychosociaal welzijn van de agenten en de noodzaak om kwaliteitsvolle politionele slachtofferbejegening af te leveren lijkt het instinctief verkeerd de taak van slechtnieuwsmelder bij andere functionaliteiten op verplichte basis bij te voegen.

Een andere verschil kadert in het gegeven of men de slechtnieuwsmelding uitvoert in uniform of in burger. Dit is enerzijds onmogelijk voor burgerpersoneelsleden daar deze niet over een

(40)

uniform beschikken. Maar anderzijds heeft de wetgever in de omzendbrief GPI 5817 voorgeschreven dat een slechtnieuwsmelding niet alleen mag uitgevoerd worden. Een burgerpersoneelslid kan dus eventueel vergezeld worden van een geüniformeerde. Hoewel ook met betrekking tot het met twee uitvoeren van de slechtnieuwsmelding, politiezones in de praktijk een verschillend beleid blijken te hanteren. Het lijkt namelijk eerder de uitzondering dan de regel. Daar een melding in bepaalde gevallen bijzonder zwaar kan vallen voor de boodschapper zelf (Farrell 1999, Orlander, Greame Fincke et al. 2002, Collins and Gibbs 2003, Dückers and Jong 2009, Grootenboer 2014, Bloo 2017, Robbijns 2017). Durven we te veronderstellen dat de wetgever doordachte redenen heeft waarom een slechtnieuwsmelding steeds met twee zou moeten uitgevoerd worden. Hoewel de wetgever via dit voorschrift een vorm van onmiddellijke ondersteuning voor de slechtnieuwsmelder heeft proberen te voorzien, is er toch nog ruimte voor verbetering. Daar namelijk enkel en alleen de slechtnieuwsmelder die van wacht is, een wachtvergoeding krijgt. Indien een collega de slechtnieuwsmelder zou vervoegen zou dit ofwel op basis van collegialiteit en goodwill zijn en/of zou dit iemand vanuit een andere functionaliteit zijn die op dat moment ook aan het werk is.

2.4.4. Besluit

Een eerste verschil voor de slechtnieuwsmelders kadert in de soort reactie waarmee ze kunnen geconfronteerd worden. Het melden van het slechte nieuws mag namelijk gerust gelijk gesteld worden aan het uitdelen van een emotionele en psychologische klap (Dosanjih, Barnes et al.

2003). Eén van de schijnbaar moeilijkste reacties voor de boodschapper zou de stilzwijgende reactie zijn. Omdat de slechtnieuwsmelder niet weet wat er in de nabestaande omgaat, maar ook omdat het oncomfortabele gevoelens voor de slechtnieuwsmelder kan meebrengen.

17 Omzendbrief GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de geïntegreerde politie,

(41)

Daarenboven blijkt ook de afwijzing van de nabestaanden een bijzonder moeilijke reactie voor de slechtnieuwsmelder te zijn (De Soir 1997). De mogelijkheid om adequaat te bejegenen wordt namelijk door de nabestaande onmogelijk gemaakt.

Een ander verschil waar de slechtnieuwsmelder mee geconfronteerd wordt, ligt in de invulling van hun job en functionaliteit in de politiezone. Waar in de ene politiezone enkel burgerpersoneel met een diploma van maatschappelijk werk de functie van slachtofferbejegenaar op zich mag nemen zijn het in andere politiezones uitsluitend geüniformeerden. Waar in de ene politiezone de job als slechtnieuwsmelder op vrijwillige basis ingevuld wordt, wordt het in een andere politiezone op verplichte basis bijgevoegd bij een andere functionaliteiten wegens een tekort aan capaciteit voor een volwaardig slachtofferbejegeningsteam. Het uitvoeren van een slechtnieuwsmelding in uniform of in burger, wat is de maatstaf? En tot slot, ondanks de wetgever voorschrijft dat een slechtnieuwsmelding steeds met twee moet uitgevoerd worden kan er geconstateerd worden dat het in de praktijk dikwijls alleen gedaan wordt. Door de ruimte tot interpretatie kan de gelijkwaardige dienstverlening door politie in vraag worden gesteld. Uit de diepte-interviews zal blijken hoe het er exact aan toegaat in de betrokken politiezones.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Want om deze oorzaak heeft niet alleen Johannes de Doper, predikende naar het gebod Gods den doop der bekering tot vergeving der zonden, diegenen die hun

De interne arbeidsmarkt houdt in dat er in de organisatie gekeken wordt door de medewerkers van het mobiliteitsbureau of er mensen zijn die boventallig zijn, die niet meer

Dit sociaal le- ren moet niet alleen gesitueerd worden bij individuen en groepen, maar vindt ook plaats binnen bredere sociale netwerken en organisatieverbanden.. Wildemeersch 26

Uit de vraaggesprekken komt een beeld naar voren van een cliëntenraad die gevraagd en ongevraagd advies uitbrengt aan de Raad van Bestuur over de thema’s genoemd in de wet

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

[r]

Uit onderzoek blijkt dat de zeer doelgerichte initiatieven die voldoen aan de behoeften van één welomlijnde doelgroep MKB of (in het Syntens geval) specifieke producten hebben voor

In een van de deelstudies is onderzocht wat de naleving is van de leeftijdsclassificaties van Kijkwijzer en PEGI, zodat geen audiovisuele producten (dvd, game of