• No results found

2. THEORETISCH LUIK

2.6. P ART OF THE JOB : OMGAAN MET SLECHTNIEUWSMELDINGEN

2.6.2. Coping

De Godfather van de term ‘coping’ is Richard Lazarus. Hij beschreef coping in de jaren zeventig als een transactioneel perspectief dat bestaat uit een geheel van georganiseerde aanpassingsreacties om onaangename situaties of gebeurtenissen te verwerken (Lazarus and Launier 1978). De definitie luidt als volgt; “Coping verwijst naar de cognitieve en gedragsmatige inspanningen die een persoon aanwendt om interne of externe factoren die tot stand komen door confrontatie met stressvolle ervaringen of gebeurtenissen. Een persoon kan

de impact van bepaalde zaken trachten te verdragen, te beheersen of te verminderen via cognitieve en gedragsmatige inspanningen. Coping is de manier waarom iemand zich op een bepaalde manier gedraagt tijdens de gebeurtenis (Lazarus and Launier 1978)

De meest gemaakte onderverdeling met betrekking tot copingstrategieën is diegene tussen de

‘problem focused’ en de ‘emotional focused’ (Lazarus and Launier 1978, Jaspers, Van Asma et al. 1989). Waar men bij probleemgerichte coping de situatie probeert aan te pakken of op te lossen, focust men zich bij emotiegerichte coping op de verandering van de gevoelens die de gebeurtenis teweeg brengt (De Soir, Van Den Steene et al. 2007).

Zo heeft de probleemgerichte copingstrategie betrekking op de directe gedragingen van een persoon in relatie tot zijn of haar omgeving. Deze strategie omvat preventieve acties zoals het anticiperen van de actie of zich trachten te verzetten tegen mogelijke persoonlijke impact (Jaspers, Van Asma et al. 1989). De copingsstrategie dat gericht is op het emotionele aspect, werkt zuiver ventilerend. Het heeft als doel het binnen bepaalde persoonlijke grenzen houden van de wanhoop omtrent de stresserende stimulerende gebeurtenis, door de psychologische effecten ervan te reduceren (Rivolier 1989). Volgens (Lazarus 1986) is een copingstrategie adequaat wanneer het de persoon in kwestie toelaat om de impact van de aanval op zijn of haar fysiek en psychologisch welzijn te beheersen of te verminderen. Hierbij legt hij de nadruk op de interactie tussen de subjectieve cognitieve factoren en bepaalde situationele kenmerken (Jaspers, Van Asma et al. 1989).

2.6.2.1. Coping door slechtnieuwsmelders

Tijdens de specifieke opleiding voor slachtofferbejegenaars van poltitie, die facultatief mag gevolgd worden, focust men reeds op het hanteren van bepaalde copingstrategieën.

Niettegenstaande dat er werd vastgesteld dat medewerkers van politie reeds vroeg in hun

loopbaan starten met het ontwikkelen van bepaalde copingsstrategieën (Karlsson and Christianson 2003). Daar men van tevoren percipieert en rekening houdt met het gegeven dat men geconfronteerd kan geraken met gebeurtenissen waarbij er sprake is van dodelijke slachtoffers (Van Patten and Burke 2001).

Wanneer we kijken naar de mogelijke copingstrategieën die slechtnieuwsmelders kunnen aanwenden kan er vastgesteld worden dat er in principe al een eerste aanpassingsstrategie vervat in de voorbereidende fase van de melding. Daar men bij het ontvangen van een oproep eigenlijk al meteen weet dat het om een dodelijk of zwaar gewond slachtoffer gaat. Bovendien vermeld de oproep ook meestal om welk soort feiten het gaan. Een verhanging, dodelijk of zwaar ongeval, moord, wiegendood,.. de slechtnieuwsmelder weet wat hij of zij kan verwachten bij aankomst op het plaatsdelict omdat hij veelal gebriefd is door collega’s ter plaatse. Dit is een groot verschil bij politiemensen die in de functionaliteit verkeer of interventie werkzaam zijn.

Ze weten als eerste dat er een ongeluk gebeurd is maar men weet dikwijls niet hoe groot de schade is en wat men zal aantreffen (Hetherington, Munro et al. 1997).

Daarnaast kan de slechtnieuwsmelder zich ook enigszins voorbereiden op de slechtnieuwsmelding zelf. Vooraleer men ter plaatse gaan doet men namelijk eerst een aantal opzoekingen omtrent het slachtoffer en zijn familieleden in de ANG of via ISLP23. Op die manier kan er ingeschat worden of er eventueel wapens in huis zijn, met hoeveel personen ze gedomicilieerd zijn op het adres etc… Wanneer er dan blijkt dat er twee kinderen gedomicilieerd zijn op het adres van het slachtoffer kan de slechtnieuwsmelder zich reeds mentaal wapenen tegen de reacties van het tragische nieuws.

Andere mogelijke copingsstrategieën die worden aangewend door de slechtnieuwsmelder zijn onder andere de distantiëring van de situatie door zich voornamelijk te focussen op bepaalde politionele taken die nog uitgevoerd moeten worden (Ford and Snyder 1987, Hetherington, Munro et al. 1997, Pommée, Van der Aa et al. 2016). Men valt op die momenten terug op de automatische piloot en de sociale rol dat men heeft als politieagent. Tevens kunnen ze zichzelf op deze manier beschermen tegen de anders mogelijke emotionele en overweldigende reacties waarmee deze gebeurtenissen gepaard kunnen gaan (Pommée, Van der Aa et al. 2016).

Bovendien zou men zo beter in staat zijn om de (emotionele) controle over zichzelf bewaren (Brown and Campbell 1994). Het beschikken over deze controle wanneer men in functie is, wordt aanzien als een essentieel gegeven dat zowel door zichzelf, door de maatschappij als door de typische politiecultuur verwacht wordt (Evans, Pistrang et al. 2013). Eens de gebeurtenis achter de rug is, draaien de meeste politiemensen de knop relatief snel terug om waardoor ze hun andere sociale rollen opnieuw kunnen vervullen (Pommée, Van der Aa et al. 2016). Hoe dan ook zal de mate waarin een slechtnieuwsmelder zich kan distantiëren van een situatie steeds afhangen van de mate waarin men zich persoonlijk kan identificeren met de getroffenen (Ursano and McCarroll 1990).

Tot slot mag het gebruik van cynische opmerkingen en zelfs morbide humor na een slechtnieuwsmelding ook beschouwd worden als een manier om tragische slechtnieuwsmeldingen te ventileren (Horn 1991). Het gebruik van humor kan de spanning en de onmiddellijke impact van de tragische slechtnieuwsmelding namelijk doen afzwakken (De Soir, Van Den Steene et al. 2007). Bovendien kan humor helpen om mensen te doen spreken waardoor het de emoties kan verlichten (De Soir 2006).

Het hanteren van dergelijke aanpassingsstrategieën lijkt belangrijk om de impact van sommige slechtnieuwsmeldingen te verkleinen. Hoewel de slechtnieuwsmelder in geen enkel onderzoek

omtrent coping vermeld wordt, kan er toch geconcludeerd worden dat het gebruik van copingsstrategieën voornamelijk in het werkveld van de slechtnieuwsmelder plaatsvindt. Het empirisch onderzoek zal specifiek aandacht hebben voor de copingstrategieën die slechtnieuwsmelders aanwenden en daarmee op bescheiden wijze een bijdrage te leveren met betrekking tot de theorie omtrent coping.