• No results found

3. EMPIRISCH LUIK

3.1. M ETHODOLOGIE

3.1.1. Kwalitatief onderzoek

Kwalitatief onderzoek komt de laatste decennia meer en meer aan bod. Er wordt heden ten dage niet meer gesproken van een methodestrijd maar toch geniet deze methodologische vorm van onderzoek nog steeds van een underdogpositie ten opzichte van kwantitatief onderzoek (Maxwell 2005). In kwalitatief onderzoek zoekt de onderzoeker echter, als het ware contact met het onderzoeksobject om op die manier aan gedetailleerde dataverzameling en analyse te doen (Cresswell 1998). Dit impliceert vaak een langere en duurdere manier van onderzoeken in vergelijking met kwantitatief onderzoek. Al doet het geen afbreuk aan de methodologische kwaliteit van de manier van onderzoek, in tegendeel (Decorte and Zaitch 2010). Daarenboven was het niet alleen de opzet om de slechtnieuwsmelder van lokale politie te kaderen in de huidige Belgische politionele structuur. Het is ook de bedoeling om alle aspecten, gerelateerd aan de functie, te ‘verstehen’ (Braster 2000). Vanuit deze denkwijze ligt de keuze voor kwalitatief onderzoek voor de hand (Mortelmans 2010).

3.1.2. Case-study als onderzoeksstrategie

Er werd geopteerd voor de case-study als onderzoeksstrategie. Deze strategie fungeert als één van de meeste aangewende grondvormen, wat kwalitatief onderzoek betreft (Cresswell 1998).

Niettegenstaande zijn er ook onderzoeken die eerder kwantitatief van aard zijn en deze onderzoeksstrategie gebruiken. Deze verscheidenheid zorgt echter voor een lastige definiëring daar onderzoekscases een heel uiteenlopende vormen kunnen aannemen (Gillham 2003). Zo kan een case-study betrekking hebben op een individu of een groep individuen maar ook op gebeurtenissen of processen. Desalniettemin is het belangrijk om te onthouden dat een

case-study steeds een bepaalde case als onderzoeksobject neemt (Swanborn 2008). In het geval van de masterproef is ‘de case’, de slechtnieuwsmelders van lokale politie (oost-vlaanderen). De kern van de casestudy is dat de onderzoeker met behulp van een variatie en veelheid aan dataverzameling een gedetailleerd en omvattend inzicht krijgt van het onderzoeksobject (Yin 1984). Daar verschillende slechtnieuwsmelders zullen geïnterviewd worden en de resultaten naderhand met elkaar zullen vergeleken worden, kan er gesproken worden van een meervoudige casestudy (Stake 2005).

3.1.2.1. Sterktes Case-study

Één van de doelstellingen van deze masterproef was het verkrijgen van een diepgaand en integraal inzicht in de functie van de slechtnieuwsmelder. Dit opereerde tevens als de belangrijkste overweging om voor de case-study te kiezen als onderzoeksmethode. Daar de sterkte van een case-study hem ligt in de gedetailleerde kennis die te verkrijgen is over een onderzoeksobject (Swanborn 2008).

De case-study maakt dit mogelijk aan de hand van zogenaamde ‘reconstructies’ door o.a.

gebruik te maken van diepte-interviews. Het aanwenden van diepte-interviews is volgens (Yin, 1984) een karakteristiek van de casestudy. Om deze reden hier ook gebruik gemaakt worden van deze data-verzameling, in de semi-gestructureerde vorm. De beschrijving van ervaringen van personen in het contact met anderen, vereist namelijk een bepaalde mate van detaillering die niet verkrijgbaar is via het gebruik van een één-moment enquête (Swanborn 2008). Door de nauwkeurige omschrijving van bepaalde gedragingen, gestaafd door oorzaken en motieven van de respondenten, kan er een accuraat beeld gevormd worden op het micro-niveau. Idealiter kan dit gecombineerd worden met (participerende) observaties van de onderzoeksobjecten (Mortelmans 2010). De compactheid van de masterproef liet dit jammer genoeg niet toe.

Verder maakt het gebruik van de case-study als onderzoeksmethode het mogelijk om een beeld te construeren van de relaties tussen de respondent(en) en het systeem waarin men fungeert (Braster 2000). Er ontstaat hierdoor namelijk een opportuniteit voor de onderzoeker om de zienwijzen van de respondenten in het systeem te analyseren. De ervaren knelpunten en de al dan niet gevonden oplossingen kunnen hierdoor aan de oppervlakte komen (Swanborn 2008).

3.1.2.2. Zwaktes Case-study

Uiteraard bestaan er ook negatieve beweegredenen omtrent het gebruik van de case-study. Één van de zwaktes is het hebben van onvoldoende kennis omtrent de case (Swanborn 2008).

Hierdoor kan het moeilijk zijn om aan te geven welke eigenschappen van de context relevant zijn voor het onderzoek en welke niet. Er werd hieraan echter tegemoet gekomen door het uitvoeren van exploratief literatuuronderzoek tijdens de voorbereidende fase van de masterproef. Dit was bovendien noodzakelijk om tot de geformuleerde probleemstellingen en de onderzoeksvragen van het onderzoek te komen. Een andere negatieve beweegreden van de case-study is van praktische aard. Gegeven de korte tijdspanne waarin de masterproef volbracht moet worden, is het plausibel dat voor de uitvoering van een enquête gekozen wordt (Braster 2000). Echter de sterktes van de case-study, zoals eerder besproken, wegen niet op ten opzichte van dit argument.

3.1.2.3. Semi-gestructureerde interviews

Er werd in dit empirische luik aan de hand van semi-gestructureerde interviews aan data-verzameling gedaan. Dit werd gecombineerd met exploratief literatuuronderzoek. Het theoretische luik kan gezien worden als verdienste van dit literatuur onderzoek.

De keuze voor semi-gestructureerde diepte-interviews als methode om data te verzameling lag enerzijds in het geven dat deze als geen ander aangewezen zijn om bepaalde belevings-en

ervaringsfactoren van individuen in de diepte te kaderen (Beyens and Tournel 2010). Gegeven het subjectieve aspect van de masterproef moest hier ruimte voor voorzien worden. Semi-gestructureerde interviews hebben deze ruimte, in tegenstelling tot andere kwalitatieve methoden. Een ander aspect waarin het gebruik van deze vorm van dataverzameling een voordeel kan zijn, is in het gegeven waarbij de interviewer kan bijsturen waar nodig zou zijn (Mitchell and Jolley 2012).

3.1.2.4. Betrouwbaarheid van het onderzoek

- Externe betrouwbaarheid

De toegepaste methodologie van de masterproef heeft echter, wegens subjectieve karakter en het gebruik van semi-gestructureerde interviews, een lage externe betrouwbaarheid (Mortelmans 2010). Het zou namelijk moeilijk zijn om het onderzoek in een andere provincie en op een ander tijdstip uit te voeren, en hierbij dezelfde resultaten te behalen. De mate van reproduceerbaarheid is bijgevolg laag. Desalniettemin is er getracht om in de mate van het mogelijke aan dit aspect tegemoet te komen. Door systematisch en op een transparante wijze te reflecteren over de manier waarop aan data-verzameling werd gedaan.

- Interne betrouwbaarheid

Daarnaast is er ook nog sprake van de interne betrouwbaarheid van het onderzoek. Dit kan geschonden worden door eventuele bias veroorzaakt door de interviewer. In het geval van de masterproef dus de student. Bias kan vertaald worden in het beïnvloeden van de respondent bij het beantwoorden van de vragen door verbale of non-verbale gedraging van de onderzoeker (Mitchell and Jolley 2012). Zo mag de onderzoeker de respondent niet sturen bij het beantwoorden van de vragen. Er mag verduidelijkt worden indien de respondent de vraag niet goed begrepen heeft maar men dient zich ten alle tijde neutraal op te stellen (Mitchell and Jolley 2012).