• No results found

De Europese energieveiligheid, de Zuidelijke Gas Corridor en alternatieven voor Russisch aardgas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De Europese energieveiligheid, de Zuidelijke Gas Corridor en alternatieven voor Russisch aardgas"

Copied!
125
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Master scriptie Politicologie, Internationale Betrekkingen

De Europese energieveiligheid, de Zuidelijke Gas Corridor en alternatieven voor Russisch aardgas

Nord Stream en Nabucco als case studies

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Masterscriptie Politicologie, Internationale Betrekkingen Begeleider: Dr. Mehdi Parvizi Amineh

Tweede lezer: Dr. Robin Pistorius Naam: Said Jahouhi

Studentnummer: 0468738 Email: jahouhis@gmail.com Amsterdam 09-04-2014

1

(2)

Inhoudsopgave

Kaart van de Europese Unie ... 4

Kaart van de Russische Federatie ... 5

Lijst van figuren en tabellen ... 6

Lijst van afkortingen ... 7

Voorwoord ... 9

Hoofdstuk 1 Inleiding ... 10

1.1 Inleiding ... 10

1.2 Literatuurreview ... 13

1.3 Theoretisch en conceptueel raamwerk ... 19

1.3.1 Samenhang tussen de verschillende concepten en theorieën ... 20

1.3.2 Energieveiligheid ... 21

1.3.3 Internationale politieke economie ... 25

1.3.4 Kritische geopolitiek ... 29

1.4 Argumenten en hypothesis ... 32

1.5 Methodologie ... 33

1.6 Hoofdstukkenindeling ... 35

Hoofdstuk 2 De Europese Unie en Rusland; energiebeleid, energieveiligheid en economie .. 36

2.1 Introductie ... 36

2.2 De Europese importafhankelijkheid ... 36

2.3 Situatie Europese energieveiligheid; consumptie, productie en beleid ... 39

2.3.1 Europese consumptie van aardgas ... 40

2.3.2 Europese productie van aardgas ... 41

2.3.3 Europees beleid ten aanzien van aardgas ... 45

2.3.4 Bedreigingen voor de Europese energieveiligheid ... 46

2.4 De politieke economie van aardgas ... 48

2.4.1 De rol van aardgas in de Europese Unie ... 48

2.4.2 Recente ontwikkelingen in Oekraïne ... 49

2.5 Pijpleidingen diplomatie: Zuidelijke Gas Corridor ... 50

2.6 Rusland energie: productie, consumptie en beleid ten aanzien van aardgas ... 51

2.6.1 Productie van Russisch aardgas ... 52

2.6.2 Consumptie van Russisch aardgas ... 55

2.6.3 Russisch aardgasbeleid ... 57

2.7 Mogelijkheden voor de Europese energieveiligheid ... 58

2.8 Belemmeringen voor de Europese energieveiligheid ... 60

2.9 Conclusie ... 63

Hoofdstuk 3 Nord Stream gaspijpleiding ... 66

3.1 Introductie ... 66

3.2 Achtergrond Nord Stream ... 67

3.3 Conflictsituatie rondom Nord Stream ... 70

3.4 Aandeelhouders Nord Stream ... 72

3.4.1 Politieke partijen: Sociaaldemocratische Partij Duitsland (SPD), Christendemocraten (CDU/CSU)en die Grunen ... 73

3.4.2 Milieubelangengroepen ... 75 2

(3)

3.4.3 Het nucleaire debat in Duitsland ... 77

3.5 Staatsbedrijven, multinationale ondernemingen en consortiums ... 78

3.5.1 Het consortium Nord Stream AG ... 79

3.5.2 Financiële instellingen ... 82

3.6 Conclusie ... 85

Hoofdstuk 4 De soap rondom het geannuleerde Nabucco ... 88

4.1 Introductie ... 88

4.2 Historie Nabucco ... 89

4.2.1 Nabucco als onderdeel van de Zuidelijke Gas Corridor... 90

4.2.2 Nabucco-West ... 91

4.3 Het Nabucco consortium ... 91

4.4 Concurrerende pijpleiding ... 96

4.4.1 South Stream ... 97

4.5 Nabucco vergeleken met Nord Stream ... 99

4.5 Alternatieve mogelijkheden vanuit Kaspische regio en Perzische Golf ... 101

4.5.1 Iran ... 101

4.5.2 Turkmenistan ... 104

4.6 Conclusie ... 106

Hoofdstuk 5 Conclusie ... 108

Literatuurlijst ... 113

3

(4)

Kaart van de Europese Unie

Bron: Europese Unie (2011)

4

(5)

Kaart van de Russische Federatie

Bron: Verenigde Naties (2007) http://www.un.org/Depts/Cartographic/map/profile/russia.pdf

5

(6)

Lijst van figuren en tabellen

Figuur 2.1: EU-25 afhankelijkheid van de invoer van olie, aardgas en vaste brandstoffen, 38 2000-2030 Figuur 2.2 : EU-27 invoer van aardgas (in percentages) van de extra EU-invoer naar land 39 van herkomst

Figuur 2.3: Bruto binnenlands verbruik van brandstof, EU-27, 2000-2010 (% van totale 41

consumptie)

Tabel 2.1: De energieafhankelijkheid van aardgas in % 43 Figuur 2.4: De Europese energieafhankelijkheid van aardgas 2011 (in %) 44 Figuur 2.5: De Europese energieafhankelijkheid van aardgas 2001-2011 (in %) 44 Figuur 2.6: Energieproductie, per brandstof, EU-28 (Mtoe) 45 Tabel 2.2: Energieproductie, per brandstof, EU-28 (Mtoe) 45 Tabel 2.3 De Europese energieafhankelijkheid (EU 27) in percentages, 2000-2010 48

Figuur 2.7: De Zuidelijke Gas Corridor 50

Figuur 2.8: Bewezen gasreserves in biljoen kubieke voet 53 Figuur 2.9: Grootste landen die gas affakkelen (2011) 54 Figuur 2.10: Russische consumptie naar brandstof (2011) 55 Figuur 2.11: Totale Russische olieproductie en consumptie (2002-2014) 56 Figuur 2.12: Aandeel van Russische export naar bestemming (2012) 56

Tabel 3.1: Aandeelhouders Nord Stream A.G. 80

Tabel 3.2: Europese selectie van de deelnemende banken in de financiering van de eerste 83 fase van Nord Stream

Tabel 4.1: Deelnemende transnationale ondernemingen in het Nabucco consortium 92 Tabel 4.2: Percentage staatsaandelen van de deelnemers in het Nabucco consortium 94 Tabel 4.3: Deelnemende transnationale ondernemingen in het South Stream project 98 Figuur 4.1: De Iraanse bewezen oliereserves in miljard vaten 103

Figuur 4.2: De grootste aardgasvelden in Iran 103

Figuur 4.3: Top 10 landen met de grootste aardgasreserves 2012 (Tcf) 105

6

(7)

Lijst van afkortingen

BASF Badische Anilin- und Soda-Fabrik BRIC Brazilië, Rusland, India en China BEH Bulgarian Energy Holding

CSTO Verdragsorganisatie voor Collectieve Veiligheid EBRD European Bank for Reconstruction and Development ECT Energy Charter Treaty

EIA Environmental Impact Assessment EIB European Investment Bank

EU Europese Unie

EU3 Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië EDEO Europese Dienst voor Extern Optreden EDF Électricité de France

EGA Europese Gemeenschap voor Atoomenergie EGKS Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal EIA Energy Information Administration

ENI Ente nazionale idrocarburi

GBVB Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid GCC Gulf Cooperation Council

GDF Gaz de France

GDP Gross Domestic Product

GECF Gas Exporting Countries Forum

GOS Gemenebest van Onafhankelijke Staten

HR Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid

IAEA International Atomic Energy Agency IEA Internationaal Energieagentschap IEF International Energy Forum IEP International Energy Programme INOGATE Interstate Oil and Gas Transport

ISS European Union Institute for Security Studies LNG Liquefied Natural Gas

LPG Liquefied Petroleum Gas

7

(8)

MOL Magyar Olaj- és Gázipari Nyilvánosan működő Részvénytársaság NEGP Noord-Europese Gaspijpleiding

NIC Nabucco Gas Pipeline International NAVO Noord-Atlantische Verdragsorganisatie OMV Österreichische Mineralölverwaltung OPEC Organisatie van olie-exporterende landen SPD Sociaaldemocratische Partij Deutschland SGC Southern Gas Corridor

SOCAR The State Oil Company of Azerbaijan Republic SSO Shanghai-samenwerkingsorganisatie

TEN-E Trans-Europese Energienetwerk TAP Trans-Adriatic Pipeline

TANAP Trans-Anatolian Pipeline TCP Trans-Caspian Pipeline

VEBA Vereinigte Elektrizitats- und Bergwerks VIAG Vereinigte Industrieunternehmungen VRC Volksrepubliek China

WNF Wereld Natuur Fonds

8

(9)

Voorwoord

Tijdens mijn studie ben ik me gaandeweg steeds meer gaan interesseren voor onderwerpen waar ik niet veel om weinig vanaf wist, maar gaandeweg ben ik me meer gaan verdiepen in deze onderwerpen en werd mijn interesse meer opgewekt. Tijdens het afronden van mijn bachelor studie politicologie ben ik me meer gaan verdiepen in specifieke onderwerpen zoals geopolitiek, het Midden-Oosten, de Kaspische regio, de Perzische Golf, duurzaamheid, energie en de Europese energieveiligheid. Energie vormt voor mij een interessant onderwerp, omdat er vele andere onderwerpen mee gelinieerd zijn. Energie is namelijk onlosmakelijk verbonden met economie, veiligheid, duurzaamheid en geopolitieke verhoudingen. Zodoende ben ik mijn interesse voor energie en in het bijzonder de Europese energieveiligheid gaan combineren met de Perzische Golf en de Kaspische regio. Ik ben me gaan toespitsen op de het diversificatiebeleid van de Europese Unie en de additionele mogelijkheden van gasleveringen uit Iran en Turkmenistan. Na een aantal inspirerende gesprekken met Dr. Mehdi Parvizi Amineh ben ik gestart met het schrijven van mijn master scriptie. Ik wil ook allereerst Dr.

Mehdi Parvizi Amineh bedanken voor zijn professionele begeleiding, enorme inspiratie en hulpvolle adviezen bij de totstandkoming van dit onderzoek. Daarnaast zou ik graag mijn ouders, vrienden en familie willen bedanken voor hun liefdevolle ondersteuning.

Said Jahouhi 11 april 2014

9

(10)

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Inleiding

Energie vormt één van de belangrijkste onderwerpen binnen de Europese Unie. Sinds de oprichting wordt er al samengewerkt op het gebied van energie zoals de toenmalige Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en op nucleair gebied (Euratom). Deze Europese samenwerking is hard nodig en recente gebeurtenissen hebben deze noodzakelijke coöperatie nogmaals onderstreept. De Europese Unie is afhankelijk van het importeren van energie uit Rusland, Centraal Eurazië en het Midden-Oosten. Zo hebben de ontwikkelingen met betrekkingen tot de Russische inval in Georgië en het recente (gas)conflict met Oekraïne (2014) wederom benadrukt dat de Europese Unie enorm afhankelijk is van het importeren van Russisch gas. Het gasconflict tussen Rusland en Oekraïne leidde op 1 januari 2006 tot het stopzetten van de gastoevoer aan de Europese Unie en dit had een enorme impact op de Europese lidstaten met name Oost-Europese landen die enorm afhankelijk zijn van Russisch aardgas. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een keerpunt in het denken over de

veiligstelling van de Europese energietoevoer en tot het creëren van een gemeenschappelijk Europees energiebeleid. Energie vormt (sindsdien) één van de belangrijkste onderwerpen in de Europese Unie, omdat de veiligstelling van de Europese energietoevoer een noodzaak vormt voor het behoud van de economische groei in de Europese Unie en elders.

Binnen de Europese Unie vormt Duitsland het grootste lidstaat in termen van economie en bevolkingsaantal. Daardoor is Duitsland een belangrijke economische en politieke macht in de Europese Unie. Duitsland en Rusland hebben onderling goede economische en politieke betrekkingen met elkaar en dan met name tijdens de regeerperiode van de toenmalige bondskanselier Gerard Schroder. De voormalige bondskanselier Schroder wordt namelijk mede verantwoordelijk gehouden voor de totstandkoming van de Noord-Europese gasleiding (NEGP) die een directe gasverbinding moet vormen tussen Rusland en Duitsland. Deze gasverbinding die ook wel Nord Stream wordt genoemd heeft er uiteindelijk toe geleid dat er een aantal Oost-Europese staten, zoals Polen, Belarus en andere Baltische staten, als

doorvoerlanden zijn vermeden. Sommige Duitse politieke leiders geloven dat door deze nieuwe gaspijpleiding de energieveiligheid en de energietoevoer worden gewaarborgd voor zowel Duitsland als andere Europese lidstaten. Aan de andere kant zijn er politieke leiders die beweren dat door de totstandkoming van deze gaspijpleiding de kwetsbaarheid van sommige Oost-Europese (lid-)staten juist heeft vergroot. De keuze voor het construeren van de Nord

10

(11)

Stream pijpleiding heeft tot onderlinge verdeeldheid geleid, niet alleen in de Europese Unie, maar ook tussen de Duitse politieke fracties. Zo was Joschka Fischer als voormalig

vicebondskanselier (1998-2005) en politiek leider van de nieuw opgerichte Duitse Groene Partij (Die Grunen) een voorstander van het Nabucco-project. Terwijl Gerard Schroder als bondskanselier (1998-2005) en politiek leider van de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland (SPD) een voorstander is van de Nord Stream pijpleiding. De onderlinge

verdeeldheid tussen de politieke fracties in Duitsland maakt ook onderdeel uit van het staats- maatschappelijk complex waarbij verschillende niet-statelijke actoren, zoals multinationale ondernemingen, banken en andere belangengroepen, gedeelde belangen hebben. Dit staats- maatschappelijk complex geeft de onderlinge relaties weer tussen staten en bedrijven in de energiesector om de energietoevoer veilig te stellen.

De Europese Unie heeft daarnaast ook als doel om zijn energiebeleid te diversifiëren en ook toegang te krijgen tot deze energierijke regio’s om zodoende de Europese

energieafhankelijkheid van voornamelijk Russisch aardgas te minimaliseren. De Europese Unie heeft daarnaast ook gepleit voor de opstelling van een gemeenschappelijk Europees energiebeleid waarbij het accent ligt op diversificatie van energietype, land van herkomst van de energiebronnen en doorvoerlanden. Dit gemeenschappelijk Europees energiebeleid heeft geleid tot het voorstel voor het creëren van een Zuidelijk Gas Corridor met het Nabucco- project als vlaggenschip. Het Nabucco-project is een geplande gaspijpleiding die aardgas moet transporteren vanuit landen rondom de Kaspische Zee richting de Europese lidstaten.

Deze pijpleiding kenmerkt zich door het vermijden van Russisch grondgebied en Turkije dient in dit project als één van de belangrijkste doorvoerlanden in het transporten van aardgas vanuit de Kaspische regio naar de Europese lidstaten.

Het gemeenschappelijk Europees energiebeleid vormt het overkoepelende thema binnen deze thesis waarin pijpleidingendiplomatie en de keuze voor bepaalde pijpleidingen onderzocht worden. Dit zal gedaan worden aan de hand van de volgende hoofdvraag:

Wat zijn de mogelijkheden en belemmeringen voor de Europese energieveiligheid met betrekking tot Russisch aardgas?

In deze thesis worden tevens de verschillende sociale krachten onderzocht aan de hand van het staats- en samenlevingscomplex (Amineh & Houweling 2007) die betrokken zijn bij de

11

(12)

onderzochte pijpleidingen. Deze sociale krachten worden aan de hand van twee aardgasprojecten onderzocht namelijk Nord Stream en Nabucco. Daarnaast wordt het Nabucco-project als onderdeel van de Zuidelijke Gas Corridor en in het kader van het Europese initiatief om meer toegang te krijgen tot alternatieve energiebronnen onderzocht.

Daarvoor heb ik de volgende deelvragen geformuleerd:

Welke sociale krachten hebben (gedeelde) belangen bij de totstandkoming van de Nord Stream pijpleiding?

Welke sociale krachten hebben belangen bij de totstandkoming van Nabucco en het Europees initiatief van de Zuidelijke Gas Corridor om meer toegang te krijgen tot alternatieve

energiebronnen rondom de Kaspische regio?

Dit onderzoek is relevant vanwege de toenemende vraag van energie vanuit de Europese Unie terwijl er in de toekomst steeds meer sprake zal zijn van een schaarste van energiebronnen.

Energieschaarste vormt een van de belangrijkste redenen, naast klimaatverandering en de toename van CO2 in de atmosfeer, om grondiger te kijken naar het Europese energiebeleid.

Energie vormt daarnaast een belangrijke element voor de ontwikkeling van de

wereldeconomie en nationale economieën. Daardoor is het veiligstellen van de energietoevoer van levensbelang en dat geldt zeer zeker ook voor de Europese Unie die enorm

energieafhankelijk is en daardoor eerder kwetsbaarder is voor onregelmatigheden in de energiemarkt. Voor de ontwikkeling van de Europese economie is de veiligstelling van de energietoevoer een doorslaggevend element in de energiepolitiek van de gehele Europese Unie. Recente gebeurtenissen, zoals de Russische inval in Georgië (2008) en het omstreden gasconflict tussen Rusland en Oekraïne, hebben nogmaals onderstreept hoe zeer Europa energieafhankelijk is van Russisch gas. Om de energietoevoer veilig te stellen en daarmee tevens de energieafhankelijkheid van met name Rusland te verminderen, voelt de Europese Unie zich genoodzaakt om zijn diversificatiebeleid uit te breiden. Door de toename in de Europese energieafhankelijkheid wordt het Europese diversificatiebeleid gekenmerkt door het diversifiëren van de energiebronnen, aanvoerroutes en de energiemix (Groenboek 2006: 17- 19).

12

(13)

1.2 Literatuurreview

Energieveiligheid vormt een zeer belangrijke thema in de Europese Unie en dan met name het veiligstellen van de energietoevoer. De Europese Unie is erg afhankelijk van natuurlijke hulpbronnen, zoals olie en aardgas, die afkomstig zijn van energie producerende landen en regio’s (Europese Commissie 2006: 4-5). Tot deze energie producerende landen en regio’s behoren Rusland, landen rondom de Kaspische regio (Azerbeidzjan, Turkmenistan en Kazachstan) en de Perzische Golf (Iran en Irak). Dit onderzoek zal zich vooral gaan richten op de toenemende Europese afhankelijkheid van aardgas vanuit Rusland en de potentiële mogelijkheden die geboden kunnen worden vanuit andere gas producerende staten rondom de Kaspische regio en de Perzische Golf. Natuurlijke hulpbronnen zijn geconcentreerd in een aantal landen en dan voornamelijk in regio’s zoals de Kaspische regio en landen rondom de Perzische Golf, maar natuurlijke hulpbronnen zijn ook schaarse goederen. Terwijl de Europese import afhankelijkheid aan het toenemen is, vormt schaarste van natuurlijke hulpbronnen een steeds grotere probleem. Rusland, Noorwegen en Algerije vormen drie voorbeelden van landen die de Europese Unie voorzien van aardgas, waarbij de Russische gasleveranties worden gezien als één van de belangrijkste. De huidige Europese import afhankelijkheid van aardgas concentreert zich rond de 60%, maar zal in de komende

vijfentwintig jaar stijgen tot 80%. Daardoor vormt het veiligstellen van gasleveranties naar de Europese Unie een belangrijke thema en dan met name het veiligstellen van gasleveranties vanuit Rusland. De Europese Unie heeft daarnaast ook als doel om zijn energiebeleid te diversifiëren en ook toegang te krijgen tot deze energierijke regio om zodoende de Europese energieafhankelijkheid van voornamelijk Russisch aardgas te minimaliseren (Abassov 2013:

2-3, Baev 2012: 1-2). Recente voorbeelden zijn de verschillende projecten binnen de Zuidelijke Gas corridor zoals de Trans-Anatolian Pipeline (TANAP), Nabucco en Trans- Adriatic Pipeline (TAP) die Russische inmenging letterlijk en figuurlijk moeten omzeilen zodat de Europese Unie zijn vraag naar aardgas kan veiligstellen. Deze literatuurreview zal onderverdeeld worden in het bespreken van energieschaarste aan de hand van het schaarste model van Amineh en Houweling (2007), om vervolgens het Europees gemeenschappelijk energiebeleid te bespreken aan de hand van het Groenboek (2006) van de Europese

Commissie en daarna worden de energierelaties tussen de Europese Unie en Rusland besproken. Tenslotte worden de uitdagingen en potentiële mogelijkheden voor de Europese Unie en gas producerende landen rondom de Kaspische regio en de Perzische Golf besproken in het kader van het veiligstellen van de gasleveranties en de daarmee gepaard gaande

energieveiligheid.

13

(14)

Energieschaarste

Energieschaarste vormt een belangrijke reden voor landen om beter te kijken naar de eigen energiepolitiek en de Europese Unie vormt daarop geen uitzondering. In het artikel ‘’Global Energy Security and its Geopolitical Impediments- The Case of the Caspian Region’’ van Mehdi Parvizi Amineh en Henk Houweling (2007) wordt er aan de hand van het schaarste model uitgelegd hoe drie verschillende soorten schaarsten (aanbod, vraag en structureel), de oorzaak vormen voor de wereldwijde energieschaarste. De schaarste van hulpbronnen worden volgens Amineh en Houweling (2007) onderverdeeld in drie categorieën: schaarste

veroorzaakt door vraag, aanbod en structurele schaarste. Schaarste veroorzaakt door aanbod verwijst naar de stijgende wereldconsumptie terwijl de beschikbaarheid van olie en gas, bij een vaste voorraad, zal afnemen per hoofd van de bevolking. Deze vorm van aanbod schaarste wordt veroorzaakt door bevolkingsgroei in consumerende landen, stijgende inkomens per hoofd van de bevolking in de meest welvarende staten en door technologische veranderingen (Amineh & Houweling 2007: 374-375). Schaarste veroorzaakt door vraag verwijst naar de afnemende voorraden. Schaarsten veroorzaakt door aanbod en vraag hebben wel veel overlap en zijn soms moeilijk om los van elkaar te zien. Desondanks kan schaarste veroorzaakt door vraag leiden tot een competitieve machtsvertoon van militair krachtige landen, die tevens afhankelijk zijn voor het importeren van hun energie, om controle te krijgen over de

energievoorraden of de desbetreffende landen. Structurele schaarste verwijst als laatste naar schaarste veroorzaakt door vraag die door een opzettelijke actie van een grootmacht, niet- statelijke actor of door productiekartels zoals de OPEC in gang zijn gebracht.

Europees gemeenschappelijk energiebeleid

In het rapport ‘Green Paper A European Strategy for Sustainable, Competitive and Secure Energy’ van de Europese Commissie (2006) wordt er gerefereerd aan het nieuwe

energielandschap van de 21ste eeuw waarbij de economische regio’s afhankelijk van elkaar zijn voor het waarborgen van elkaars energieveiligheid. Dit Europese rapport is tot stand gekomen nadat verschillende staatshoofden aan het einde van 2005 overleg hadden gepleegd over de noodzaak van een gemeenschappelijk Europees standpunt naar aanleiding van de hogere energieprijzen, bedreigingen voor de energieveiligheid en energietoevoer en het veranderende Europese klimaat (Europese Commissie 2006: 4). De Europese Commissie kreeg het mandaat om dit te onderzoeken, omdat individuele benaderingen gebaseerd op de toenmalige 25 Europese lidstaten als ontoereikend, tegenstrijdig en inefficiënt kunnen worden gezien. Dit Europees onderzoek heeft als doel om een debat op gang te brengen over de

14

(15)

totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees energiebeleid en voert verschillende suggesties en opties aan die de basis kunnen gaan vormen voor een nieuw uitgebreid

Europees energiebeleid (Europese Commissie 2006: 4-5). De Europese Commissie heeft zes beleidsterreinen kunnen identificeren waar acties noodzakelijk worden geacht en waarbij de nadruk wordt gelegd op duurzaamheid, concurrentie(verbetering) en energieveiligheid.

Energierelaties Europese Unie-Rusland

In het artikel ‘EU-Russia energy relations: a critical analysis’ van Lisa Pick (2012) worden de energierelaties tussen de Europese Unie en Rusland, vooral na de gas crisis in 2006,

onderzocht. In haar artikel worden de politieke dynamiek en belangen behandeld in relatie tot de veronderstelde strategische partnerschap tussen beide. Pick (2012) maakt tevens gebruik van het sociaal-constructivisme voor de Europese benadering ten opzichte van Rusland en past het neorealisme vanuit het Russische perspectief. De tekortkomingen van deze theorieën worden nogmaals benadrukt om de meervoudige aard van de energie relaties tussen de Europese Unie en Rusland te belichten. Pick (2012) bekritiseert beide theorieën in haar artikel. Ondanks het feit dat er conflicterende visies en belangen bestaan in hun

energierelaties, heeft Pick (2012) kunnen constateren dat hun moeizame onderlinge relatie bij elkaar wordt gehouden door interdependentie die door beide partijen wordt erkent en die zal nog lang blijven voortbestaan.

Volgens Konoplyanik (2012) neemt de Europese vraag naar aardgas af terwijl gasleveranties naar de Europese Unie een toename kennen. In zijn artikel ‘Russian gas at European energy market: Why adaptation is inevitable’ (2012) legt hij uit waarom de risico’s en onzekerheden van lange termijn contracten, voor de levering van Russisch aardgas, zullen toenemen.

Konoplyanik (2012) pleit voor meer flexibiliteit en aanpassingsvermogen van deze zogenaamde lange termijn contracten voor levering van Russisch aardgas. Volgens Konoplyanik is Gazprom ook sinds kort gestart met het aanpassen van zijn lange termijn contracten om tegemoet te komen aan de flexibiliteit van de energiemarkten. Het is volgens Konoplyanik (2012) nog maar de vraag of deze verandering van Gazprom’s opstelling tijdelijk van aard is of tot regulier beleid wordt omgevormd jegens Europa. In het artikel

‘Deconstructing the ‘’energy weapon’’: Russia’s threat to Europe as case study van Karen Smith Stegen (2011) wordt er gekeken in hoeverre Rusland gebruikmaakt of zal

gebruikmaken van het energiewapen om beleid van Europese lidstaten, en daarmee tevens 15

(16)

politieke concessies, te beïnvloeden. Sommige beweren dat Rusland wordt beperkt in het zogenaamde gebruik van het energiewapen door interdependentie en marktwerking. Smith Stegen (2011) beweert tevens dat er nog niemand de assumpties die ten grondslag liggen bij de thesis van het energiewapen heeft geanalyseerd en dat vele onderzoekers, die zich

bezighouden met energierelaties tussen de Europese Unie en Rusland, alleen maar gebruikmaken van niet-Russische data. Smith Stegen (2011) maakt wel gebruik van

Russische data en informatie verkregen van de eerste hand om uiteindelijk de voorwaarden systematisch te analyseren die van te voren nodig zijn voordat een energieleverancier zijn natuurlijke bronnen kan omzetten naar politieke macht of invloed. Het model van Smith Stegen (2011) kan worden gebruikt om te analyseren of een energieleverancier, als Rusland, Iran of Venezuela, de capaciteit heeft om zijn energiebronnen te gebruiken als een

energiewapen en in welke mate het gebruik ervan succesvol is geweest (Smith Stegen 2011:

6505-6513). Smith Stegen (2011) heeft vijf voorbeelden van Russische manipulatie

geanalyseerd in haar artikel en heeft kunnen concluderen dat Rusland vooral heeft gefaald in het bereiken van politieke concessies. Daarnaast onderzoekt ze tevens de mogelijkheden van Rusland om het energiewapen te gebruiken om de Europese afhankelijkheid te misbruiken op het gebied van aardgas

Goldthau (2008) geeft in zijn artikel ‘Rhetoric versus reality: Russian threats to European energy supply’ aan dat de Europese vraag naar aardgas zal stijgen van 540 miljard kubieke meter naar ongeveer 800 miljard kubieke meter in 2030. Vanwege de enorme Europese energieafhankelijkheid van Rusland (meer dan 50 %), vreest men in Europe, volgens Goldthau (2008), dat Rusland zijn natuurlijke bronnen zal gaan gebruiken als een politiek instrument voor buitenlands beleid. Volgens Goldthau (2008) is een grondige analyse van de huidige Russische consumptie, productie en investeringsklimaat ontoereikend en onvoldoende om tegemoet te komen aan de stijgende Europese vraag en de eigen binnenlandse vraag naar aardgas. Het meest opmerkelijke van Goldthau is dat hij de bedreiging voor de Europese gasleveranties niet rechtvaardigt door geopolitiek, maar eerder door het gebrek aan investeringen in de Russische gassector en het exploiteren ervan. Hogere (binnenlandse) Russische gasprijzen, energie efficiëntie en de toename van de gasproductie zouden volgens Goldthau (2008) mogelijkheden bieden voor Rusland om tegemoet te komen aan de

binnenlandse vraag naar aardgas en gasleveranties naar andere markten zoals de Europese markt. In het artikel ‘Russian and European gas interdependence: Could contractual trade channel geopolitics?’ van Finona & Locatellib (2008) wordt de alsmaar groter wordende

16

(17)

afstand tussen Rusland en de Europese Unie en de interdependentie tussen beide op het gebied van aardgas onderzocht. Finona & Locatellib (2008) zien de Russische dominantie in de Europese gasmarkt in termen van een industriële economie. De relevantie van mogelijke Europese reacties worden geanalyseerd in relatie tot risico’s die gepaard gaan met

energieafhankelijkheid in het kader van aardgas. Het creëren van een gemeenschappelijk netwerk van aardgas in Europa met verschillende (nieuwe) energieleveranciers zouden moeten leiden tot een versterking van deze energiemarkten (Finona & Locatellib 2008: 425- 426). Doukas, Flamos & Psarras (2011) onderzoeken in hun artikel ‘Risks on the Security of Oil and Gas Supply’ de Europese energieafhankelijkheid en de risico’s die gepaard gaan met het waarborgen van de Europese energieveiligheid. Het doel van hun onderzoek is om een risico analyse te maken voor de Europese energietoevoer en energieveiligheid om uiteindelijk de energietoevoer in kaart te brengen en te vergemakkelijken. Doukas, Flamos & Psarras (2011) concentreren zich op risicoanalyses voor zowel olie als aardgas.

In het artikel ‘Global energy security and the implications for the EU’ van Frank Umbach (2010) worden de geopolitieke dimensies van de toekomstige internationale energieveiligheid en de gevolgen voor de Europese Unie onderzocht. Umbach (2010) analyseert in hoeverre het Europese energie actie plan van 2007 en het voorgestelde gemeenschappelijke energiebeleid een uitgekiende strategie vormen voor nieuwe geopolitieke uitdagingen. Umbach concludeert dat de Europese Unie heeft gefaald in het daadwerkelijk uitdragen van een gemeenschappelijk Europees energiebeleid en hij verwijst naar het recente Russische-Oekraïense gasconflict in 2006. Umbach (2010) geeft aan dat wanneer de Europese Unie in staat is om daadwerkelijk besluiten naar aanleiding van het energie actie plan (2007) en het strategische energie review (2008) te implementeren, de vraag naar olie en gas vanuit de Europese Unie drastisch zal afnemen. Daardoor zal Poetin’s energiebeleid, door gebruikmaking van de Russische

energiebronnen en monopolies op pijpleidingen, als politiek instrument om zijn economische en geopolitieke belangen te behartigen aan kracht doen afnemen. Dat zal volgens Umbach (2010) leiden tot een afname van de Russische gasexporten naar een kleiner deel van de Europese gasmarkt. In een eerder verschenen artikel ‘Europe’s Next Cold War; The European Union needs a plan to secure its energy supply’ van Frank Umbach (2006) werd ook al eerder gerefereerd naar de kwetsbaarheid van de veiligstelling van Europa’s energietoevoer. Umbach waarschuwde destijds ook al voor de consequenties die Europa in de nabije toekomst zou kunnen gaan ondervinden als Europa zich niet onafhankelijk opstelt tegenover Rusland als het gaat om energieveiligheidsvraagstukken (Umbach 2006: 64-71). Europa is volgens Umbach

17

(18)

(2006, 2010) beter gebaat bij het diversifiëren van het gemeenschappelijk Europees energiebeleid en niet te veel afhankelijk te zijn van Russische aardgasleveranties.

Potentiële gasleveranties Kaspische regio en Perzische Golf

Abbasov (2013) legt in zijn artikel ‘EU’s external energy governance: A multidimensional analysis of the Southern gas corridor’ het verband weer tussen de visie van de Europese Unie en de Zuidelijke Gas corridor. In zijn artikel geeft Abbasov niet alleen weer dat de Europese Unie bezig is met het verkrijgen van toegang tot de energiebronnen in de Kaspische regio om de eigen energietoevoer te waarborgen, maar ook om deze Kaspische energiepartners te kunnen incorporeren in de regelgeving kaders van het Europees gemeenschappelijk

energiebeleid (Abassov 2013: 2-3). Abbasov geeft weer dat de oprichting van de Zuidelijke Gas corridor bedoeld is om een significante hoeveelheid aardgas te transporteren vanuit de Kaspische regio en het Midden-Oosten om aan de (toekomstige) vraag te voldoen van de Europese energiebehoefte (Abbasov 2013: 1-2). In ‘From European to Eurasian energy security: Russia needs an energy Perestroika’ legt Baev (2012) uit dat het energielandschap aan verandering onderhevig is en sneller veranderd dan men dacht in zowel de Europese Unie, Rusland als elders in de wereld. Volgens Baev is de Europese Unie vooral bezig met het liberaliseren en diversifiëren van de energiesector, terwijl de economische onderbouwingen van deze Europese besluiten snel aan het veranderen zijn (Baev 2012: 1-2). Er is een enorm vraag naar energie, vooral de consumptie in aardgas, in Azië en dan met name vanuit China die de voortrekkersrol speelt in deze ontwikkeling. Baev (2012) concludeert dat er sprake is van een ontwikkeling die enorme energiestromen dirigeren richting Azië en dat Rusland voldoende aanpassingsvermogen heeft om met deze ontwikkelingen mee te gaan, maar dat de Europese Unie meer moet doen om nog enige relevantie te behouden in deze snel

veranderende energielandschap (Baev 2012: 182-183).

Volgens Mert Bilgin (2009) en haar artikel ‘Geopolitics of European natural gas demand:

Supplies from Russia, Caspian and the Middle East’ zijn de kwesties rondom aardgas zeer belangrijk voor de Europese energieveiligheid. Bilgin concentreert zich eerst op de stijgende vraag naar aardgas vanuit de 27 tellende lidstaten van de Europese Unie en analyseert de risico’s die gepaard gaan met de Russische afhankelijkheid. Mogelijkheden en moeilijkheden voor Europese samenwerking met andere geselecteerde landen uit de Kaspische regio en het Midden-Oosten worden onderzocht. Bilgin (2009) kijkt naar aardgasvoorraden vanuit de Kaspische regio vooral naar de Russische belangen in deze specifieke regio en voor het

18

(19)

Midden-Oosten analyseert zij vooral de (potentieel) enorme aardgasvoorraden van Iran en Irak. Bilgin concludeert dat Europa ’s beste strategie tevens gelijkstaat aan het incorporeren van tenminste twee landen vanuit Azerbaijan, Turkmenistan, Iran of Irak in Europa ‘s aardgas toevoersysteem. Bahgat (2006) behandeld het concept van energieveiligheid in zijn artikel

‘Europe’s energy security: challenges and opportunities’ en legt aan de hand van de Europese energiemix uit in hoeverre de Europese vraag naar energie zal toenemen en daarmee de Europese energieveiligheid zal beïnvloeden. Bahgat (2006) bespreekt tevens de Europese initiatieven om energierelaties op te richten en te verbeteren met Rusland, staten in de

Kaspische Regio en het Midden-Oosten. De Europese initiatieven worden in verband gebracht met het diversifiëren van de eigen energiemix en energiebronnen. Het belangrijkste argument in Baghat’s artikel heeft te maken met het feit dat stabiliteit en voorspelbaarheid in

energiemarkten gemeenschappelijke doelstellingen vormen van zowel energie producerende regio’s en belangrijke energieverbruikers als de Europese Unie. Bahgat gebruikt als definitie voor energieveiligheid voorbeelden vanuit de Europese Commissie en van Barton et al.

(2004), maar kort samengevat refereert energieveiligheid naar duurzame en betrouwbare leveringen tegen redelijke prijzen (Bahgat 2006: 965).

1.3 Theoretisch en conceptueel raamwerk

In dit deel van het theoretisch en conceptueel raamwerk maak ik gebruik van een aantal concepten en theorieën om daarmee een antwoord te genereren op mijn onderzoeksvraag.

Kritische geopolitiek vormt de basis voor dit onderzoek waarbij sociale krachten worden onderzocht in de vorming van een gemeenschappelijk Europees energiebeleid en in het bijzonder het Duitse energiebeleid met betrekking tot aardgas. De Duits-Russische

handelsrelaties met betrekking tot aardgas hebben geresulteerd tot de ingebruikname van de Nord Stream pijpleiding die deels ten koste is gegaan van het Zuidelijke Gas Corridor waarbij Nabucco (West) tot het belangrijkste vlaggenschip behoort. In deze thesis worden de statelijke en niet-statelijke actoren (in de vorm van bedrijven, belangengroepen en andere sociale

krachten) onderzocht aan de hand van een uitgevoerd Duits-Russisch aardgasproject, Nord Stream, en het voorgestelde Europees initiatief genaamd Zuidelijke Gas Corridor waarin Nabucco (West) het meest toonaangevend is. Beide initiatieven hebben verschillende en soms overlappende actoren gemobiliseerd, zowel statelijke als niet-statelijke, om hun doelstellingen te bereiken in het veiligstellen van de Europese energietoevoer.

19

(20)

Het theoretisch raamwerk begint met het definiëren van het concept energieveiligheid aan de hand van definities afkomstig van het Internationaal Energieagentschap (2013), de Europese Commissie (2000), van der Linde (2004), Yergin (2006) en Amineh (2007). Energieveiligheid als concept is van cruciaal belang voor het economische systeem in geïndustrialiseerde

landen. Het creëren van een sterk nationaal energiebeleid en/of een gemeenschappelijk Europees energiebeleid wordt in belangrijke mate veroorzaakt door het waarborgen van de energieveiligheid op zowel statelijk als Europees niveau. Het is niettemin belangrijk om precies te weten hoe het concept energieveiligheid wordt toegepast in relatie tot de

totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees energiebeleid en in het bijzonder het Duitse energiebeleid. Aangezien er ook andere manieren zijn, naast de ingebruikneming van de Nord Stream pijpleiding, om de energieveiligheid en de energietoevoer van aardgas te waarborgen. De klassieke theorieën van internationale betrekkingen verwaarlozen de macht van niet-statelijke actoren zoals bedrijven en multinationals. Om de rollen van niet-statelijke actoren te onderzoeken is een politiek-economische benadering nodig. In deze thesis wordt er geconcentreerd op specifieke elementen van de samenleving namelijk een groep of mensen met gemeenschappelijke belangen verenigd op overheids- of bedrijfsniveau. Kritische geopolitiek refereert daarbij ook naar de invoer van binnenlandse sociale krachten. Door gebruik te maken van kritische geopolitiek kan ik het Europese energiebeleid en in het bijzonder het Duitse energiebeleid met betrekking tot aardgas beter begrijpen.

1.3.1 Samenhang tussen de verschillende concepten en theorieën

Het concept energieveiligheid is van cruciale betekenis voor de industriële ontwikkeling en de maatschappij als geheel. Het veiligstellen van de energietoevoer is belangrijk voor het

bewerkstelligen van economische groei (Amineh 2007: 15). In de Europese Unie concentreert energieveiligheid zich steeds meer op de rol die aardgas kan gaan spelen. Energieveiligheid heeft zowel economische als politieke raakvlakken waar beide elkaar kunnen beïnvloeden.

Het economische aspect heeft vooral te maken met de betaalbaarheid van energiebronnen (IEA 2013), terwijl het politieke aspect verschillende betekenissen kan hebben voor

verschillende actoren in de energiesector. Energieveiligheid hoort in een bredere context te worden gezien in de onderlinge relaties tussen staten. Het concept energieveiligheid heeft verschillende definities voor zowel leveranciers als klanten. Voor klanten heeft dit concept te maken met de energievoorziening of te wel de veiligstelling van de energietoevoer van aardgas. Het veiligstellen van de energietoevoer gebeurt aan de hand van beleidsmaatregelen

20

(21)

die zich concentreren op de diversificatie van aanvoerroutes en leveranciers van aardgas.

Voor leveranciers betekent energieveiligheid het veiligstellen van de vraag naar aardgas, omdat het exporteren van energie een groot deel uitmaakt van de overheidsinkomsten.

De samenhang tussen aardgas en de internationale politieke economie kan worden uitgelegd aan de hand van een aantal kenmerken. Het toegang krijgen tot energiebronnen is belangrijk voor de industrie, transport, technologie en het huishouden. De industriële productie werd in de afgelopen decennia steeds meer gekenmerkt door transnationalisatie en globalisering.

Kapitaal, arbeid en productieprocessen vinden steeds meer plaats op een transnationale basis.

De huidige rol van energie is terug te herleiden naar de industrialisatie en de opkomst van transnationalisatie. In het huidige kapitalistische systeem die gekenmerkt word door het neoliberalisme, zijn staten steeds meer geïntegreerd in de kapitalistische structuur. Naast staten zijn ook niet-statelijke actoren, zoals multinationale ondernemingen en banken, onderdeel geworden van dit kapitalistische systeem. Sociale krachten, in de vorm van statelijke en niet-statelijke actoren, opereren allemaal in de context van een transnationale markteconomie die gekenmerkt wordt door interdependentie. Volgens Cox (1981) vormt het situeren van staten en economische belangen binnen deze enorme ‘staats-maatschappelijk complex’ een belangrijk probleem voor elke theoretische benadering (Cox 1981: 207).

Voor deze thesis maak ik daarom gebruik van de theorie van de kritische geopolitiek aan de hand van definities afkomstig vanuit Amineh & Houweling (2005; 2007). Volgens Amineh &

Houweling geven staats- en samenlevingscomplexen de onderlinge relaties weer tussen staats- , economische- en militaire actoren die onderdeel zijn van de verschillende instituties van samenlevingen. In de kritische geopolitiek vormen de analyse-eenheden staats- en

samenlevingscomplexen van zelf geïdentificeerde groepen die in voortdurende interactie zijn met andere zelf geïdentificeerde groepen (Amineh & Houweling 2005: 10-11). De

wisselwerking tussen staten en markten wordt aan de hand van sociale krachten, in de vorm van multinationale onderneming, banken en andere belangengroepen uitgelegd. In deze thesis zal ik me vooral concentreren op de onderlinge relaties de sociale krachten (bedrijven,

politieke partijen, banken en andere belangengroepen) en staten in de energiesector.

1.3.2 Energieveiligheid

Het zoeken naar energiebronnen en toegang ertoe verkrijgen is noodzakelijk voor de ontwikkeling en groei van de Europese economie. De noodzakelijke energieveiligheid

21

(22)

waarnaar Europa op zoek is vormt een belangrijke element bij de opstelling van een

gemeenschappelijk Europees energiebeleid. Daarom vormt het concept energieveiligheid, en in het bijzonder de Europese energieveiligheid, een belangrijk start- en eindpunt voor dit onderzoek. Het Internationaal Energieagentschap definieert energieveiligheid als ‘de

ononderbroken beschikbaarheid van energiebronnen tegen een betaalbare prijs’(IEA: website 2013). Echter, energieveiligheid staat niet op zichzelf, want het is ingebed binnen het netwerk van de officiële betrekkingen en interacties (Yergin 2006: 69). Daarom verwijst het concept van energieveiligheid, binnen Internationale Betrekkingen theorie, vooral naar het verband tussen de beschikbaarheid van betaalbare natuurlijke hulpbronnen voor energieverbruik en de nationale veiligheid van staten. Namelijk, in de huidige wereldwijde kapitalistische

economische systeem, toegang tot betaalbare energie is van vitaal belang, omdat het dient als de levensader voor elke moderne economie. Een veilige energietoevoer is met toenemende mate cruciaal voor industrieën en samenlevingen om economische groeit te waarborgen (Amineh 2007: 15). Het feit dat beschikbare energiereserves ongelijk verdeeld zijn over de hele wereld kan worden beschouwd als een belangrijke bron van spanningen binnen het internationale systeem. Vanwege zijn cruciale economische belang en de ongelijke

geografische spreiding, is energie sterk gepolitiseerd. Relatief nieuwe ontwikkelingen, zoals de snelle transformatie van de wereldwijde handel in energie, toeleveringskwetsbaarheden, terrorisme en de integratie van grote opkomende economieën, hebben verder de wereldwijde energielandschap gecompliceerd (Yergin 2006: 70-71). Binnen deze globale

energielandschap, wordt bezorgdheid rondom energieveiligheid aangewakkerd door

internationale concurrentie, de angst voor een aanval op leveringen en geopolitieke rivaliteit (Yergin 2006: 69). Het verlangen, zelfs noodzakelijkheid, om controle uit te oefenen op deze natuurlijke hulpbronnen en conflicten over deze middelen , zijn zo oud als de menselijke geschiedenis. Yergin (2006) heeft een raamwerk ontwikkeld, waaronder een aantal belangrijke principes waar landen zich aan moeten houden om hun energiezekerheid te verbeteren. Het eerste principe is de diversificatie van het aanbod, zowel in termen van bronnen als leveranciers. Een tweede principe is veerkracht, een ‘veiligheidsmarge’ in het systeem voor de energievoorziening dat een buffer tegen schokken biedt en het herstel bevordert na verstoringen. Landen moeten dus voldoende onbenutte productiecapaciteit creëren zoals strategische reserves (Yergin 2006: 76-77). Het derde principe omvat het

principe van integratie. Zoals alle landen afhankelijk zijn van de internationale energiehandel, verkopers evenals kopers, moeten landen alles wat in hun vermogen ligt doen om de

internationale energiemarkt zo stabiel mogelijk te houden. Het vierde principe is het belang 22

(23)

van informatie, die geldt dat hoogwaardige informatie ondersteuning biedt voor goed functionerende energiemarkten. Internationale organisaties zoals het Internationaal Energieagentschap (IEA) en het International Energy Forum (IEF) zijn bedoeld om de integratie van informatie van producenten en consumenten te verbeteren. Het concept van energieveiligheid is continu onderworpen aan de veranderende dynamiek van het

internationale systeem. Energiezekerheid betekent verschillende dingen op verschillende plaatsen in verschillende tijden (Chester 2010: 886). In dit onderzoek zullen we ons vooral richten op de energieveiligheid van de Europese Unie die voortkomt van haar economische afhankelijkheid van voornamelijk geïmporteerd Russisch aardgas en de potentiele

mogelijkheden die aardgas vanuit de Perzische Golf en de Kaspische regio kan spelen voor de Europese Unie.

Volgens de Europese Unie refereert energieveiligheid naar een viertal risico’s namelijk fysieke, economische, milieu- en sociale risico’s (Europese Commissie 2000: 64-65). De fysieke risico’s refereren naar tijdelijke of permanente verstoringen en de economische risico’s verwijzen naar de onregelmatige prijsfluctuaties op de markten. Terwijl de sociale risico’s te maken hebben met de gevolgen van de eerdergenoemde verstoringen en de milieurisico’s refereren naar verontreinigende emissies en ongelukken. In een eerder verschenen studie van het Internationaal Energieagentschap over aardgas, refereert

energieveiligheid naar een andere manier om marktverstoringen te vermijden (IEA 1995: 23).

Volgen een studie van de Verenigde Naties wordt energieveiligheid en de continuïteit van de energievoorziening gedefinieerd als de beschikbaarheid van energie ten allen tijde in

verschillende vormen, in voldoende hoeveelheden en tegen een redelijke en/of betaalbare prijzen (UNDP 2000: 113). Deze studies illustreren wederom dat de concepten

energieveiligheid en de continuïteit van de energievoorziening behoren tot veelzijdige fenomenen. Verstoringen in de energievoorziening kunnen op verschillende manieren plaatsvinden met een veelvoud aan variaties qua tijd, plaats, ruimte en de daarbij behorende consequenties.

Michael Klare en Chris Fettweis hebben daarnaast aan de hand van een aantal interessante debatten in de internationale betrekkingen een licht geworpen op het hedendaagse

onderscheid tussen realisten en idealisten als het gaat om energieveiligheid en de toevoer van de energievoorziening. Realisten zien energieveiligheid als uitdaging voor de wereld die alleen maar erger en erger wordt naarmate de tijd vordert. Bij realisten heerst er een assumptie dat staten vatbaar zijn voor het najagen van hun eigen nationale belangen met behulp van alle

23

(24)

aspecten van hun nationale machtsmiddelen. Daardoor zijn ze geneigd om energie te zien als een deelverzameling van mondiale machtspolitiek en een legitieme middel van buitenlands beleid. Realisten zijn tevens sceptisch over het huidige vermogen van de energiemarkt om op lange termijn energieleveranties te garanderen. Dit is afkomstig vanuit het perspectief dat realisten geen vrije marktwerking zien in de mondiale energiemarkt. Ongeveer 80% van de bewezen oliereserves in de wereld zijn in het bezit van overheden en hun nationale

oliebedrijven of te wel de National Oil Companies (NOC). Realisten wijzen erop dat gedurende het verleden er verschillende handelswaren, in het bijzonder grondstoffen met betrekking tot energie, mineralen, voedsel en water, een strategische waarde hadden die voorbijging aan de marktprijs. Deze specifieke grondstoffen zijn herhaaldelijk gebruikt als middel voor buitenlands beleid door exporteurs en maken onderdeel uit van belangrijke katalysatoren voor gewapende conflicten. Zodoende ontvouwt zich een wereld die volgens Klare wordt gekenmerkt als een systeem van ‘’rising powers-shrinking planet’’ en het risico van energieoorlogen neemt volgens deze redenering alleen maar toe. De voorspellingen van Klare zijn guur waarbij de aarde transformeert in een onbewoonbare plaats die geteisterd is door energieoorlogen en milieurampen. Dit perspectief is niet ongebruikelijk onder realisten die dit perspectief linken aan energieveiligheid. Terwijl realisten de rol van samenwerking en interdependentie accepteren als een weg om collectieve energieveiligheid te bewerkstelligen, proberen realisten dit ook af te wegen tegenover andere materiele krachten. Dit heeft te maken met het begrijpen van de cultuur, geschiedenis en de economieën van de verschillende

samenlevingen in het internationale systeem.

Idealisten aan de andere kant zien een wat meer rooskleurige toekomst en beweren dat

oorlogen om energierijke territoriums te veroveren een zeer zeldzaam fenomeen zullen zijn in de komende eeuw. Fettweis is van mening dat vechten om energie nutteloos zal zijn, omdat het voor staten goedkoper is om olie te kopen dan het te veroveren. Energieveiligheid is volgens het idealisme gebaseerd op een sterk geloof in de vrije marktwerking en

interdependentie om energieveiligheid te waarborgen. Olie en gas worden op de mondiale markt verhandeld en daardoor kan een verstoring in de energielevering een effect hebben op de mondiale prijzen. Idealisten geloven dat spelers op deze mondiale energiemarkt op rationele gronden zullen handelen en voor winstmaximalisatie gaan. Energieprijzen moeten worden overgelaten aan de vrije markt en hogere energieprijzen zullen geen probleem vormen voor de energieveiligheid, maar eerder een oplossing voor het reduceren van de vraag en het

24

(25)

verhogen van de energie efficiëntie. Idealisten geven weinig aandacht culturele, ideologische en geopolitieke factoren die in verband worden gebracht met energieveiligheid.

1.3.3 Internationale politieke economie

Robert Cox: ‘Theory is always for someone and for some purpose’

Internationale politieke economie is in de eerste plaats bezig met de onderlinge relaties tussen de economische en politieke domeinen dwars door territoriale grenzen heen. Op de tweede plaats is internationale politieke economie bezig met de rollen die staten spelen in een systeem van competitie die gekenmerkt wordt door een transnationale markteconomie. Hoe en in wie zijn belangen, het ‘nationale belang’ wordt gedetermineerd vormt ook een

probleem. Volgens Underhill (2006) hebben dominante sociaaleconomische belangen, met belangrijke politieke hulpmiddelen, een grote invloed op beleidsuitkomsten die naar buiten worden gebracht in naam van de staat (Underhill 2006: 7). Toch is het heel erg cruciaal om te begrijpen dat, in een context van een transnationale markteconomie, deze dominante

binnenlandse groepen transnationaal kunnen opereren en relaties kunnen ondergaan met andere groepen in andere staten die overigens ook dezelfde belangen kunnen hebben.

Transnationalisme vormt een kenmerk voor deze dominante binnenlandse (elite-)groepen en hun onderlinge gedeelde belangen en marktrelaties. Dit gezegd hebbende resulteert in een volgend punt die een theoretisch probleem aan de kaak stelt namelijk; de link tussen het binnenlandse - en het internationale domein (of niveaus van analyses). Aangezien politiek- economische processen dwars door de zogenaamde ‘lijnen’ snijden van politieke

beleidsvorming die geconstrueerd zijn door de institutionele structuren van een staat (Underhill 2006: 7). Het situeren van staten en economische belangen binnen deze enorme

‘staats-maatschappelijk complex’ zal een belangrijk probleem vormen voor elke theoretische benadering (Cox 1981: 207). Dit betekent namelijk dat men zich moet concentreren op de aard en politieke gevolgen van interdependentie onder de staten en hun samenlevingen (Underhill 2006: 7; Keohane & Nye 1977; Milner 1991). Interdependentie refereert ook naar hoe staten en hun samenlevingen met elkaar zijn verbonden door interacties en

marktstructuren die uiteindelijk invloed uitoefenen op staatsbeleid en politiek in de binnenlandse en internationale context. Transnationalisatie en interdependentie hebben invloed op beide niveaus en dragen bij aan het definiëren van who gets what, when and how (Laswell 1936). Daarop voortbordurend komen we bij het laatste punt als het gaat om

25

(26)

interdependentie, staten en welke andere actoren ook relevant zijn voor discussies over de wereldorde. Interdependentie onderschat soms ook de rol van niet-statelijke actoren die staten en hun beleid kunnen beïnvloeden en wat voor consequenties dit heeft voor de politieke economie van het globale systeem (Higott et al 2001). Succesvolle theorieën binnen de internationale politieke economie horen rekening te houden met relaties tussen politieke macht uitgeoefend door en in naam van staatsautoriteiten (in binnenlandse en internationale politiek) aan de ene kant en aan de andere kant belangen en niet-statelijke actoren van een wijder sociaal geheel waarin staatsinstituties natuurlijk ook zijn ingebed (Underhill 2006: 8).

In de internationale politieke economie wordt er tevens een onderscheid gemaakt tussen de positivistische, kritisch realistische en interpretivistische benaderingen. In de fundamentele positivistische benaderingen wordt het doel van wetenschappelijk onderzoek omschreven door het vinden van causale verbanden en daar vervolgens conclusies aan te verbinden (Marsh

& Furlong 2002: 23). Deze positivistische benadering wordt weer onderverdeeld in de formele theorie, die ook weer onderdeel uitmaakt van de neoklassieke economie, en het realisme. Het grote verschil tussen de formele theorie en het realisme binnen de internationale politieke economie heeft te maken met de keuze van de analyse-eenheden. Observatie vormt een belangrijk element voor beide theorieën, maar er zijn belangrijke verschillen in de keuze voor methoden en de analyse-eenheden die worden geobserveerd. De formele theorie

concentreert zich vooral op het rationele gedrag van individuen (staat of persoon), terwijl realisten vooral kijken naar de structuur van het internationale systeem die ervoor zorgt dat staten op een bepaalde manier gaan gedragen. De formele theorie heeft als analyse-eenheid het individu (staat of persoon) die bezig is met het beschermen en vergroten van zijn eigen belangen, maar vergeet tegelijkertijd de bredere sociale implicaties van deze acties en het idee van een samenleving ontbreekt ook in deze benadering (Savigny & Marsden 2011: 202).

‘Game theory’, rationale keuze theorie en het ‘prisoners-dilemma’ vormen voorbeelden van formele theorie en daarbij wordt de nadruk vooral gelegd op macht gebaseerd op individuele voorkeuren, maar er wordt bij deze benaderingen niet gekeken naar de oorsprong van de voorkeuren en het bredere geheel van sociale, politieke en economische contexten waarin politiek handelen plaatsvind (Savigny & Marsden 2011; Marsh & Stoker 2002). Het realisme daarentegen concentreert zich op het gedrag van staten die in een internationaal systeem, gekenmerkt door een anarchistisch structuur, proberen te overleven. In de onderlinge relaties tussen staten en markten vormen staten de belangrijkste actoren van macht.

26

(27)

De kritisch/wetenschappelijke realistische benaderingen worden onderverdeeld in Marxisme en Feminisme. Klasse vormt een belangrijk element binnen het Marxisme om de

productieverhoudingen weer te kunnen geven. De productieverhoudingen binnen het

Marxisme worden gekenmerkt door kapitaal en arbeid waarbij de onderlinge relaties worden gekenmerkt door de exploitatie van arbeiders door kapitalisten en de staat speelt daar een ondersteunende rol in (Marsh & Stoker 2002; Savigny & Marsden 2011). Bedrijven spelen ook een belangrijke rol in het vergaren van rijkdom in het Marxisme en staten hebben als functie om de belangen van de heersende klasse te representeren en te beschermen. Arbeiders zouden het slachtoffer zijn van een succesvolle integratie van de belangen van kapitalisten en staatsstructuren. Gramsci’s werk over hegemonie is zeer invloedrijk geweest voor de

ontwikkeling van de internationale politieke economie. Hegemonie speelt hier een andere rol vergeleken met de positivistische benadering. Hegemonie als concept wordt door Gramsci gebruikt om de relaties van en tussen krachten in de maatschappij te analyseren (Savigny &

Marsden 2011: 208). Het met elkaar eens zijn, in plaats van dwang, karakteriseert de relaties tussen staten en het maatschappelijk middenveld in een hegemonie. Zoals Cox uitlegt:

‘hegemony is a form in which dominance is obscured by achieving an appearance of

acquiescence….as if it were the natural order of things’ (Cox 1994: 336). Terwijl hegemonie voor positivisten meetbaar en zichtbaar is in de vorm van een staat, is hegemonie voor kritische/wetenschappelijk realisten onzichtbaar maar de effecten zijn wel waarneembaar.

Volgens Gramsci, ondersteund door de Marxistische ideologie, hebben staten in de

internationale politieke economie de rol op zich genomen om de belangen van de heersende klasse te beschermen en daarmee ook het kapitalistische systeem. Het verband tussen staten, kapitaal en markten wordt concreter toegelicht door Gill en Law die de verbanden als volgt formuleren: ‘capital as social relations depends on the power of the state to define, shape and participate in a regime of accumulation’ (1989: 479). Op deze manier is macht systematisch geordend binnen de economische en politieke structuren. Feminisme daarentegen concentreert zich ook op exploitatie, maar in plaats van klassenverhoudingen refereren feministen naar het onderscheid op basis van geslacht. Feministen kijken verder dan de zichtbare interactie tussen staten en markten door te verwijzen naar het onderliggende fundament van deze interacties die gekenmerkt wordt door het onderscheid op basis van geslacht.

De interpretivistische benadering is ook weer onderverdeeld in constructivisme en poststructuralisme. Constructivisten houden zich bezig met het ontstaan van identiteiten, belangen en ideeën en vragen zich af hoe deze zijn ontstaan. Volgens constructivisten moeten

27

(28)

we niet kijken naar de instituties die de economie leiden en vormen om de economie beter te kunnen begrijpen, maar naar de onderliggende waarden, normen en geloofssystemen die ons gedrag vormen (Marsh & Stoker 2002; Savigny & Marsden 2011: 212). Volgens Ruggie (1992) zijn de regels van het internationale systeem op een zodanige manier gevormd dat deze de belangen van de actoren reflecteren die deze regels hebben opgesteld. Om staatsgedrag te kunnen begrijpen moeten we eerst de identiteit van een staat begrijpen. Het onderzoeken van politieke systemen en instituties is onvoldoende voor het begrijpen van staatsgedrag. Daarom moeten we eerst de politieke actoren en hun begrip van deze instituties analyseren naast de normen en waarden die cruciaal zijn voor het analyseren van gedrag (Ruggie 1992: Savigny

& Marsden 2011: 213). Op deze manier ontleent macht zijn oorsprong aan de normen, waarden en geloofssystemen die politieke identiteiten construeren. Volgens het

constructivisme kunnen we macht of de uitoefening ervan niet als zodanig observeren of waarnemen, maar macht manifesteert zich door het analyseren of begrijpen van politieke identiteiten en de manier waarop deze politieke identiteiten belangen reflecteren. Terwijl macht voor positivisten en rationalisten als zichtbaar wordt verondersteld en bij het individu ligt, ligt macht volgens Marxisten in de structuur.

Nigeria

Nigeria is een olierijk land waar de productie van olie en de verkoop ervan een groot deel van het bruto binnenlands product (25%) omvat (Savigny & Marsden 2011: 201). Toch kunnen we ook constateren dat de olieproductie in Nigeria enorme consequenties heeft gehad voor burgers en het milieu. Zo worden de olieopbrengsten verdeeld onder de Nigeriaanse overheid, Shell en andere oliebedrijven, terwijl de plaatselijke bevolking te kampen heeft met enorme milieurampen en andere nare gevolgen die kunnen worden toegedicht aan de olieproductie in het land. Politieke economie geeft ons de mogelijkheden om ook in dit concrete voordbeeld de onderlinge relaties tussen staten, bedrijven en markten te onderzoeken. Zo kunnen we de onderlinge relaties tussen de oliebedrijven en de overheden onderzoeken, maar ook de onderliggende belangen van de verschillende belangengroepen en de discoursen die de onderlinge machtsrelaties reflecteren. In het analyseren van de olie-industrie en het gedrag van deze olie-industrie in Nigeria, dient de formele theorie om de rol van de politieke actoren te onderzoeken. We zien dan dat bepaalde groepen op zoek zijn naar het maximaliseren van hun eigen winst ten nadeel van de lokale samenleving en tevens betrokken raken bij

gewelddadige activiteiten (Savigny & Marsden 2011: 205). Eén van de kenmerken die de Afrikaanse ontwikkeling karakteriseren heeft te maken met dat staten tot de grootste

28

(29)

economische eenheden behoren in Afrikaanse landen (Mbaku 2004: 46). Om de controle over natuurlijke hulpbronnen te bemachtigen moet men ook de controle over de staat krijgen.

Zodoende kunnen we met gebruikmaking van rationaliteit beter begrijpen waarom individuen ruzie krijgen om de controle over natuurlijke hulpbronnen. De assumptie die uitgaat van het realisme dat staten op zoek zijn naar het beschermen van hun nationale belangen kan ook uitgelegd worden aan de hand van Nigeria. Hegemonie wordt ook aan de hand van een aantal economische organisaties, zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank, in stand gehouden die overigens worden gedomineerd door Westerse economische belangen.

In het verleden heeft Nigeria een groot deel van inkomsten moeten reserveren voor het aflossen van enorme schulden die ontwikkeling als het ware in de weg staan. Westerse investeerders stonden erop dat Nigeria meer moest lenen bij het IMF, wat uiteindelijk

lucratief zou zijn voor de westerse investeerders maar niet voor de plaatselijke bevolking. De weigering van de toenmalige leider in Nigeria heeft geleid tot een machtswisseling waarbij de nieuwe leider Babangida gesteund werd door westerse oliebedrijven en banken. Hieruit kunnen we afleiden dat de steun van westerse overheden aan hun bedrijven en belangen worden versterkt in deze specifieke internationale instituties die garant staan voor de bestaande structuur in het internationale systeem (Savigny & Marsden 2011: 207).

1.3.4 Kritische geopolitiek

In de negentiende eeuw ontstond het geopolitieke discours. Sindsdien heeft geopolitiek ook zijn bijdrage geleverd naast de klassieke theorieën binnen de internationale betrekkingen.

Geopolitiek heeft verschillende betekenissen, zo refereert geopolitiek volgens het realisme naar de onderlinge rivaliteit tussen grote mogendheden. Zo behoort Halford Mackinder tot één van de belangrijke vertegenwoordigers van de klassieke geopolitiek die halverwege de

negentiende eeuw verwees naar de geopolitieke machtsstrijd tussen de Britten en de Russen in Centraal Oost-Azië als de ‘Great Game’ (Amineh 2003: 11). Niet-statelijke actoren vormen naast de statelijke actoren cruciale elementen binnen het geopolitieke discours. Het ontstaan van deze veranderde politieke omgeving is terug te herleiden naar het einde van de Koude Oorlog, het proces van globalisering en de gevolgen van nieuwe vormen van informatie- en communicatietechnologieën (Amineh 2003: 11-12). Deze drie belangrijke elementen hebben geleid tot het herdenken van cruciale onderwerpen in zowel de internationale betrekkingen als geopolitiek in het bijzonder. Het uiteenvallen van de voormalige Sovjet-Unie is ook cruciaal geweest voor het geopolitieke begrip van de betekenis en identiteit in de geografische politieke ruimte. Geopolitiek is daarnaast ook context gebonden en betrokken bij de sociale

29

(30)

reproductie van zowel macht als politieke economie. Het belangrijkste element dat heeft geleid tot het herdenken van geopolitiek is globalisering. Globalisering is in principe een oude vorm van de kapitalistische productie- en sociale verhoudingen, maar heeft een gigantische versnelling te weeg gebracht aan het einden van de Tweede Wereldoorlog en in het bijzonder aan het einde van de twintigste eeuw.

Aan het begin van de jaren ’90 van de twintigste eeuw vonden een paar politieke-geografen als John Agnew, Simon Dalby en Gearoid O Tuathail dat het broodnodig was om een

kritische perspectief te ontwikkelen op de traditionele geopolitiek. Zij vonden de traditionele geopolitiek relatief eenvoudig en probeerde er met kritische ogen naar te kijken (Criekemans 2007: 735). De kritische geopolitiek ontstond ook als reactie op het uiteenvallen van de Sovjet-Unie met een hoeveelheid aan kritiek op de traditionele geopolitieke redenatie.

Volgens Mamadouh (1998; 1999) was tijdens de Koude Oorlog sprake geweest van een

‘kolonisatie’ van het begrip ‘geopolitiek’ door strategische elites. De kritische theorie en het poststructuralisme vormen de inspiratiebron van de kritische geopolitiek. Volgens

Criekemans kan kritische geopolitiek een nuttige bijdrage leveren tot het beter begrijpen van de representatie van de ruimtelijke omgeving via/in het discours, en het machtsproces dat hiervan uitgaat (Criekemans 2007: 736). Volgens één van de vier veronderstellingen van de

‘kritische geopolitiek’ (O Tuathail & Agnew 1992) worden buitenlandspolitieke elites ook geanalyseerd. De focus ligt op het analyseren van de buitenlandspolitieke elites van bepaalde hegemonische staten (Criekemans 2007: 736).

Kritische geopolitiek heeft daarnaast ook een belangrijke aanvullende werking op de

tekortkomingen van de huidige theorieën binnen de internationale betrekkingen. Met kritische geopolitiek kunnen we de huidige internationale betrekkingen en de oorzaken van bepaalde economische en politieke gebeurtenissen beter begrijpen en plaatsen. Als student van internationale betrekkingen is het betekenisvol om mezelf af te vragen waar we kritische geopolitiek kunnen plaatsen in relatie tot de huidige klassieke theorieën binnen de

internationale betrekkingen. Voor deze thesis maak ik daarom gebruik van de theorie van de kritische geopolitiek aan de hand van definities afkomstig vanuit Amineh & Houweling (2005; 2007). Daarnaast zal ik proberen uit te leggen hoe deze theorie in de internationale betrekkingen past. Volgens Amineh & Houweling ontleent kritische geopolitiek een aantal elementen vanuit het politieke realisme, Liberalisme, Marxisme en van het constructivisme (2005: 1). Amineh en Houweling proberen voortdurend uit te leggen dat het realisme niet in

30

(31)

staat is geweest om uit te leggen waarom de voormalige Sovjet-Unie, die in militair opzicht in staat is om een mededinger te zijn voor wereldmacht, werd overwonnen zonder het uitbreken van oorlog (2005: 1). Het Liberalisme en het Marxisme vormen twee stromingen binnen de internationale betrekkingen. Hoewel beide theorieën enorm van elkaar verschillen, vooral in het klassenonderscheid, hebben beide theorieën als doel om een theorie te ontwikkelen binnen de internationale betrekkingen die gebaseerd is op een universele binnenlandse

samenlevingsmodel van een natuurlijk ontwikkelingsproces (Amineh & Houweling 2005: 1).

De manier waarop dit ontwikkelingsproces zich zal ontvouwen verschilt enorm gezien vanuit het Liberalisme en het Marxisme. Voor theorieën gebaseerd op het Liberalisme vormt

vooruitgang een sleutelrol binnen de ambitie om ontwikkeling te verspreiden. Het Marxisme neemt dit ontwikkelingsproces ook aan als een waargenomen feit, maar ziet dit

ontwikkelingsproces als dwangmatig en destructief (Amineh & Houweling 2005: 7).

In het Liberalisme en het Marxisme worden de binnenlandse sociale krachten en private belangengroepen ondergebracht in het domein van de internationale betrekkingen door de vorming van buitenlands beleid van overheden of door middel van diplomatie van overheden.

De staat heeft een ondergeschikte rol te spelen, omdat staatsgedrag wordt gevormd door de belangen van deze bovenstatelijke actoren. Sociale krachten worden in deze thesis getypeerd als elementen van een samenleving die de mogelijkheid heeft om veranderingen te

bewerkstelligen op cultureel, ideologisch als op politicologisch gronden. In deze thesis wordt er geconcentreerd op specifieke elementen van de samenleving namelijk een groep, groepen, of mensen met gemeenschappelijke belangen verenigd op overheids- of bedrijfsniveau.

Kritische geopolitiek deelt deze eerdergenoemde uitleg van buitenlands beleid door de invoer van binnenlandse sociale krachten.

Theorieën in de internationale betrekkingen verschillen enorm van elkaar als het gaat om het gebruik en de keuze van de analyse-eenheden. In de kritische geopolitiek vormen de analyse- eenheden staats- en samenlevingscomplexen van zelf geïdentificeerde groepen die in voortdurende interactie zijn met andere zelf geïdentificeerde groepen (Amineh & Houweling 2005: 10-11). Volgens Amineh & Houweling geven staats- en samenlevingscomplexen de onderlinge relaties weer tussen staats-, economische – en militaire actoren die als het ware onderdeel zijn van de verschillende instituties van samenlevingen. Het militaire onderdeel van deze staats- en samenlevingscomplexen is vooral zichtbaar in de nationale (en buitenlandse) veiligheidsaspecten. Binnen de nationale veiligheid vormt energieveiligheid een belangrijk onderdeel. Deze zelf geïdentificeerde groepen van mensen zijn voor hun bestaan afhankelijk

31

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

My research of the discourses of different Member States and EU institutions on EU-Russia energy relations and EU-Turkey migration relations shows that the political debate on

22 jaar nadat oud EU-voorzitter Delors met zijn groenboek kwam en vijftien jaar nadat de Interne Markt op pa- pier gerealiseerd was, is het tijd voor een facelift.. Kort

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Ook hier is het weer onmogelijk, een algemeen overzicht te geven van alle maatregelen, welke in de verschillende Westeuropese landea zijn genomen. Daarom zullen wij ons beperken tot

ambit of the Board’s deliberation were matters relating to: police training; a public police complaints system; internal disciplinary procedures and suspension; strategic

• To measure the DNA copy number of the Microcystis specific 16S rDNA and microcystin producing genes, mcyB as well as mcyE in order to shed more light on toxin production in

Conclusion : In view of the analys is done on the maternal, child and environmental factors of this study , it can be justifiably concluded that breastfeeding, househo

In zijn jaarverslag 2004 stelt de Raad van State: 'Het verschijnsel dat allerlei zaken niet meer louter worden beheerst door (autonoom) nationaal recht maar door een combinatie