• No results found

Hoofdstuk 4 De soap rondom het geannuleerde Nabucco

4.3 Het Nabucco consortium

Het Nabucco consortium ook wel Nabucco Gas Pipeline International (NIC) genoemd was als consortium in de eerste plaats verantwoordelijk voor de constructie van het voorgestelde Nabucco project. De deelnemende bedrijven in het Nabucco consortium waren BOTAS (Turkije), Transgaz (Roemenië), Bulgarian Energy Holding (Bulgarije), MOL (Hongarije), RWE (Duitsland) en het Oostenrijkse bedrijf OMV (Baev 2010: 1076). Het consortium is geregistreerd in Wenen onder de naam Nabucco Gas Pipeline International (NIC). Het consortium werd geleid door Reinhardt Mitschek en de aandelen waren onderverdeeld in een evenredig percentage van 16,7% per deelnemende bedrijf. Toen het Duitse RWE in 2013 het Nabucco-project verliet, heeft het Oostenrijkse bedrijf OMV de aandelen overgenomen (Reuters 28 Mei 2013). In datzelfde jaar heeft GDF Suez aangekondigd om de voormalige

91

aandelen van RWE in het Nabucco-project, in dit geval 9%, over te nemen van OMV. Na deze overname van de Duitse aandelen van RWE door het Oostenrijkse OMV en het Franse GDF Suez in het Nabucco project, ontstond er een verschuiving in de aandelenverdeling die eerst was gebaseerd op een evenredige verdeling van 16,67% per deelnemer. In tabel 4.1 worden de deelnemende transnationale ondernemingen in het Nabucco consortium weergegeven.

Tabel 4.1: Deelnemende transnationale ondernemingen in het Nabucco consortium

Energiebedrijf Percentage aandeel in Nabucco

GDF Suez (Frankrijk) 9%

MOL (Hongarije) 13%

Bulgargaz (Bulgarije) 17,4%

Transgaz (Roemenië) 17,4%

BOTAS (Turkije) 17,4%

OMV (Oostenrijk) 26%

Bron: Aandeelhouders Nabucco Gas Pipeline (Nabucco Gas Pipeline, 2013)

Kritische geopolitiek en het complex aan sociale krachten

Kritische geopolitiek is bij uitstek geschikt om de rol van staten te bestuderen. De theorie van kritische geopolitiek deelt de assumptie dat sociale krachten ook een cruciale bijdrage kunnen leveren aan beleidsvorming, maar deelt de staat geen ondergeschikte rol toe in de

internationale betrekkingen (Amineh & Houweling 2005: 7-8). Daardoor vormen staten niet de enige analyse-eenheden, maar richt kritische geopolitiek zich ook op het gehele staats- en samenlevingscomplex en dienen de verschillende sociale krachten binnen dit complex als analyse-eenheden. Tot deze sociale krachten behoren zowel statelijke als niet-statelijke actoren in de vorm van transnationale ondernemingen, (staats-)bedrijven, banken en andere financiële instituties.

Ook in het Nabucco-project is sprake geweest van een staats-samenlevingscomplex waarbij verschillende soorten actoren en sociale krachten betrokken waren. De verschillenden sociale krachten in het staats- en samenlevingscomplex van Amineh & Houweling (2005; 2007) vormen de cruciale analyse-eenheden in het bestuderen van het Nabucco-project. Kritische geopolitiek is bij uitstek geschikt om deze analyse-eenheden te bestuderen en het staats- en samenlevingscomplex kenmerkt zich door zelf geïdentificeerde groepen die in voortdurende

92

interactie zijn met andere zelf geïdentificeerde groepen (Amineh & Houweling 2005: 10-11).

De onderlinge relaties tussen staats-, militaire- en economische actoren worden aan de hand van het staats- en samenlevingscomplex (Amineh & Houweling 2005: 10-11) weergegeven en deze sociale krachten zijn onderdeel van de verschillende instituties van samenlevingen.

Volgens Agnew (2010) bepalen niet alleen statelijke actoren, zoals het klassieke realisme beoogd, de wereldpolitiek, maar wordt de wereldpolitiek steeds meer bepaald door niet-statelijke actoren, niet-gouvernementele organisaties en andere multinationale ondernemingen (Agnew 2010: 569). In het Nabucco-project spelen ook meerdere sociale krachten met

verschillende rollen zoals de (staats-)bedrijven, staten, transnationale ondernemingen en financiële instellingen. De onderlinge samenwerking tussen deze verschillende sociale krachten was gebaseerd op gedeelde belangen om Nabucco als een succesvol aardgasproject tot stand te laten komen. De deelnemers aan het Nabucco consortium kenmerkten zich als een combinatie van zowel transnationale ondernemingen als staatsbedrijven. Het complex aan sociale krachten en het staats- en samenlevingscomplex worden in deze thesis onderzocht. Het en samenlevingscomplex bestaat onder andere uit de geïnstitutionaliseerde staats-bedrijfsrelaties. De onderlinge relaties tussen staten, (staats-)bedrijven en financiële instituties zijn als kenmerk te noemen voor dit complex. De betrokken staten bij het Nabucco-project waren zowel Europese lidstaten als niet Europese lidstaten zoals Turkije, Azerbeidzjan en mogelijk ook de potentiele gasleveranciers Turkmenistan, Iran en Irak (Europese Commissie 2008: 4). Landen als Bulgarije, Roemenië, Hongarije en Oostenrijk behoren tot de Europese lidstaten in het Nabucco-project. Nabucco behoorde tot het vlaggenschip van de Europese Unie in het kader van de Zuidelijke Gas Corridor. De Europese Commissie, en deels ook de Europese Unie als supranationaal orgaan, hebben dit project ook gesteund en prioriteit gegeven om additionele gasreserves vanuit de Kaspische regio en de Perzisch Golf aan te trekken (Europese Commissie 2008: 4; Finon 2011: 2011: 47-48). De deelnemende bedrijven in het Nabucco consortium waren BOTAS (Turkije), Transgaz (Roemenië), Bulgarian Energy Holding (Bulgarije), MOL (Hongarije), RWE (Duitsland) en het Oostenrijkse bedrijf OMV (Baev 2010: 1076). De nationale energiebedrijven van Oostenrijk, Hongarije en Bulgarije (OMV, MOL en Bulgargaz) namen deel aan zowel het Nabucco-project als de Russische tegenhanger South Stream. De dubbele houding van deze nationale energiebedrijven is niet bevorderend geweest voor het succesvol slagen van het Nabucco-project en is zeer

opmerkelijk of op zijn minst dubieus te noemen (Baev 2010: 1076). Daarnaast is de rol van Turkije ook dubbelzijdig aangezien het land ook een strategische partner is van Gazprom.

Naast deze staten steunen ook Polen en de Tsjechische Republiek, hoewel ze geen direct 93

belang hebben, het Nabucco-project. In tabel 4.2 worden de deelnemende transnationale ondernemingen aan de hand van het percentage staatsaandeel onderscheiden in het Nabucco consortium.

Tabel 4.2: Percentage staatsaandelen van de deelnemers in het Nabucco consortium Nabucco consortium Percentage staatsaandeel

RWE (Duitsland) 15 %

MOL (Hongarije) 24,7 %

OMV (Oostenrijk) 31,5 %

Transgaz (Roemenië) 58,5 %

Bulgarian Energy Holding (BEH) 100 %

BOTAS (Turkije) 100 %

Bron: Websites van de verschillende energiebedrijven (BOTAS, 2014; Bulgarian Energy Holding, 2014; Transgaz, 2014; OMV, 2014; MOL, 2014; RWE, 2014)

De bovengenoemde deelnemers aan het Nabucco-project worden gekenmerkt als transnationale energiebedrijven die grotendeels in handen zijn van de Staat, behalve het Duitse energiebedrijf RWE waarvan de staat maar een minderheidspercentage heeft van 15%.

Elk deelnemende bedrijf in het Nabucco consortium heeft een evenredig aandeel van 16,67%

in het aardgasproject. Het is zeer opmerkelijk te noemen dat de nationale overheden enorm vertegenwoordigd zijn in de energiebedrijven die onderdeel waren van het Nabucco

consortium. De aandeelhouders in deze energiebedrijven, die zich hoofdzakelijk concentreren op de gassector, worden gekenmerkt door staatsaandeelhouders. De nationale overheden van deze energiebedrijven behoren tot de grootste of één na grootste aandeelhouders en hebben daardoor een grote invloed gehad op beslissingen rondom het Nabucco-project. Het (staats-)bedrijf OMV is bijvoorbeeld voor 1/3 deel (31,5%) in handen van de Oostenrijkse Staat (OMV Group Shareholder Structure 2013). Het Hongaarse olie- en gasbedrijf MOL is tevens een energiebedrijf waarvan ongeveer een kwart van de aandelen (24,7%) in handen zijn van de staat (MOL Ownership structure 2013). Het Bulgaarse energiebedrijf Bulgarian Energy Holding (BEH) is volledig in handen van de Staat net als het Turkse energiebedrijf BOTAS (Bulgarian Energy Holding Structure 2014; BOTAS About us 2014). Het Roemeense Transgaz is voor meer dan de helft (58,5%) in handen van de Roemeense overheid (Trangaz Shareholder structure 2014). Het Duitse energiebedrijf RWE die zich vorig jaar terugtrok uit het Nabucco-project was maar voor 15% in handen van de Duitse Staat (RWE Shareholder

94

structure 2014). Het Oostenrijkse Baumgarten vormt voor beide pijpleidingen (South Stream en Nabucco) een cruciale eindpunt van het transport van aardgas naar de Europese Unie. Toch is het opvallend te noemen dat het Oostenrijkse energiebedrijf OMV in 2008 een

overeenkomst heeft gesloten met Gazprom waardoor dit bedrijf voor de helft eigenaar wordt van de distributie- en opslagcapaciteiten in Baumgarten (Baran 2008: 5). Dit zorgt ervoor dat Rusland steeds meer invloed kan uitoefenen in de Oostenrijkse energiesector en tevens in de Europese Unie. Zo probeert Rusland tevens ook andere buurlanden (Duitsland en Hongarije) over te halen om deel te nemen aan Russische initiatieven zoals South Stream en het

ontwikkeling van een potentiele gas hub in Hongarije.

Het Nabucco-project was een duur aardgasproject en zou ongeveer 8 miljard euro gaan kosten (Baev 2010: 1083). Aangezien dit aardgasproject werd onderverdeeld in 30% financiering door aandeelhouders en 70% lenen van de internationale geldmarkt, moesten de

energiebedrijven uit het Nabucco consortium ‘maar’ 2 miljard euro in het project te

investeren. 4 miljard euro zou worden geïnvesteerd door andere financiële instanties en niet-gouvernementele organisaties zoals de Wereldbank, de Europese Investeringsbank (EIB), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) en de Europese Commissie (Barysch 2010: 3; Europese Commissie 2006d: 15; Europese Commissie 2008: 6). Het resterende bedrag (2 miljard euro) zou door investeerders en/of andere internationale

financiële organisaties moeten worden geïnvesteerd, maar er was een groot gebrek aan animo voor deze investeringen vanwege een aantal onzekerheden met betrekking tot de

gasleveringen en andere concurrerende pijpleidingen. Hierdoor ontstond er een vicieuze cirkel die gekenmerkt werd door een gebrek aan financiering waardoor potentiele gasleveranciers terughoudend waren om gas te leveren aan Nabucco, terwijl investeerders tegelijkertijd eerst zeker willen zijn van gasleveringen voordat men in het Nabucco-project investeert.

De opstelling van de Europese Commissie was van cruciale betekenis voor deze voorstanders van het Nabucco-project. Volgens Andris Piebalgs (voormalig Europees Commissaris voor energie) zag de Europese Commissie Nabucco als ‘’ the flagproject of the diversification efforts of the EU for our security of supply’’ (Baev 2010: 1077). De huidige Europese Commissaris voor energie Oettinger is iets minder positief over het Nabucco-project, maar onderstreept wel de prioriteit die vanuit de Europese Commissie wordt verleend voor de totstandkoming van de Zuidelijke Gas Corridor.

95