• No results found

Hoofdstuk 3 Nord Stream gaspijpleiding

3.2 Achtergrond Nord Stream

De gaspijpleiding tussen Duitsland en Rusland is onderdeel van de opgerichte Nord Stream AG die als een consortium functioneert. Dit consortium, Nord Stream AG, is

verantwoordelijk geweest voor het construeren van de gaspijpleiding tussen Rusland en Duitsland. De oorspronkelijke naam van deze pijpleiding was de Noord-Europese

Gaspijpleiding (NEGP), maar deze naam werd in 2006 veranderd in Nord Stream AG. De aandeelhouders van dit consortium beslaat een aantal zeer belangrijke energiebedrijven in Europa en Rusland. De belangrijkste aandeelhouders zijn Gazprom (met een aandeel van 51%), Wintershall en E.ON Ruhrgas (beide met een aandeel van 15,5%), Nederlandse

Gasunie (9%) en tenslotte GDF Suez (9%) (Nord Stream Fact Sheet 2013: 1). Dit consortium bestaat in volgorde van het aandeelpercentage uit zowel Russische, Duitse, Nederlandse en Franse bedrijven die op basis van gedeelde belangen hebben gekozen voor het realiseren van dit grootschalig project.

De originele gaspijpleiding, de Noord-Europese Gasleiding (NEGP), startte in 1997 toen heet voormalige Finse bedrijf Neste (tegenwoordig Fortum) samen met de Russische Gazprom een gezamenlijke onderneming opstartte onder de naam North Transgas Oy voor het construeren van een directe onderzeese gasverbinding tussen Rusland en Duitsland (Whist 2008: 5; Nord

67

Stream Fact Sheet 2013: 2). Deze directe gasverbinding tussen Rusland (Vyborg) en

Duitsland (Greifswald) zou de kortste route moeten vormen, en zonder doorvoerlanden, voor het transporteren van Russisch aardgas naar voornamelijk de Duitse markt, maar ook andere West-Europese markten zoals Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Denemarken. North Transgas ging samenwerken met het Duitse gasbedrijf Ruhrgas (die later onderdeel werd van het Duitse E.ON). Er werd een onderzoek uitgevoerd in 1998 naar de haalbaarheid en

mogelijkheden van een gaspijpleiding die als het ware een route zou doorlopen, via de exclusieve economische zones, van vier verschillende staten namelijk Duitsland, Denemarken, Zweden en Finland. Daarnaast maakt Nord Stream ook gebruik van de territoriale wateren van zowel Duitsland als Rusland. Er werden ook verschillende opties onderzocht voor het deels bovengronds transporteren van gas via Finland en Zweden, maar wegens verschillende omstandigheden is daar uiteindelijk niet voor gekozen en heeft men Nord Stream als een onderzeese gaspijpleiding aangelegd die via de Oostzee gas transporteert.

Wintershall, Ruhrgas, Fortum en Gazprom hebben in april 2001 een toezegging gedaan voor een gemeenschappelijke haalbaarheidsonderzoek voor het construeren van deze nieuwe gaspijpleiding en in 2002 heeft Gazprom goedkeuring verleent aan een tijdschema voor het uitvoeren van dit grootschalig gasproject. Desondanks heeft Fortum zich in 2005

teruggetrokken uit dit project en zijn aandelen in North Transgas verkocht aan Gazprom met als resultaat dat Gazprom de enige aandeelhouder werd in North Transgas Oy (Whist 2008:

5). De basisovereenkomst voor de constructie van de Noord-Europese Gasleiding werd in September 2005 ondertekend door E.ON, Gazprom en BASF. Beide regeringsleiders van zowel Duitsland (Gerard Schröder) en Rusland (Vladimir Poetin) waren daarbij aanwezig. In hetzelfde jaar werd de Noord-Europese Gasleiding geïncorporeerd in Zwitserland (Zug) (Nord Stream Background information 2013: 1). Gazprom begon ook aan het einde van het jaar met de constructie van de Russische bovengrondse aanvoerleiding voor aardgas. Op 4 oktober 2006 werd zowel het consortium en de pijpleiding officieel geïntroduceerd als Nord Stream AG, waardoor alle informatie omtrent de pijpleiding is overgeheveld van het oude North Transgas naar het nieuwe consortium Nord Stream AG. In datzelfde jaar werd het oude North Transgas officieel opgeheven. Het consortium Nord Stream AG bestond dus uit de drie eerdere deelnemers Gazprom (51%), E.ON (24,5%) en Wintershall (24,5%), maar in 2007 werd dit consortium uitgebreid met een vierde deelnemer namelijk N.V. Nederlandse Gasunie (Whist 2008: 6). Nederlandse Gasunie kreeg een aandeel van 9% in het Nord Stream project waardoor E.ON en Wintershall op een lager aandeelpercentage kwamen (beide 20%). Drie jaar later voegde het Franse energiebedrijf GDF Suez zich toe aan het vierkoppige

68

consortium, waardoor het consortium Nord Stream AG in totaal vijf belangrijke deelnemers vertegenwoordigd met deels nieuw gevormde aandeelpercentages namelijk Gazprom (nog steeds een meerderheidspercentage van 51%), E.ON en Ruhrgas (beide nu 15,5%),

Nederlanse Gasunie en GDF Suez (beide 9%). Het Nord Stream AG consortium word sinds 2006 geleid door de voormalige Duitse bondskanselier Gerard Schröder en in 2010 was de financiering van het eerste gedeelte van het project compleet (Suddeutsche Zeitung 2006;

Whist 2008: 6). De constructie van de Nord Stream gaspijpleiding werd in april 2010 gestart in de Oostzee. Volgens Gazprom (2013) is deze nieuw gecreëerde gaspijpleiding van enorme betekenis voor de toenemende vraag naar gas in de Europese markt. De Europese import van aardgas zal naar verwachting in het komende decennium gaan toenemen tot bijna 200 miljard kubieke meter of te wel een toename van 50%. Door een directe gasverbinding met Rusland, die werelds grootste aardgasreserves bezit, en het Europese gasnetwerk, zal Nord Stream ongeveer een kwart van de toegenomen vraag naar geïmporteerd aardgas voor zijn rekening nemen.

De Duits-Russische gasrelaties dateren uit de jaren 70 van de vorige eeuw en de

totstandkoming van het zogeheten Orenburg pijpleiding overeenkomst heeft dit bekrachtigt.

Het overgrote deel van de Duitse regering stond achter deze overeenkomst met de toenmalige Sovjet-Unie (Smeenk 2010: 309). Een ander element dat volgens Smeenk (2010) heeft geleid tot de institutionalisering van Nord Stream, moet vooral gezocht worden in de manier waarop Gazprom handig gebruikmaakt van verticale energiediplomatie om het succes van Nord Stream veilig te stellen. Rusland maakt namelijk gebruik van buitenlands beleidsmiddelen zoals de overheidssteun die gegeven wordt aan Gazprom’s investeringsinitiatieven. Zo heeft Rusland in het geval van Nord Stream hechte bilaterale relaties onderhouden met Duitsland, Frankrijk en Nederland. Daarnaast werden er ook overeenkomsten afgesloten tussen

overheidsfunctionarissen die het gemakkelijker moesten maken om economische vooruitgang te boeken voor de betrokken bedrijven in het consortium Nord Stream (Smeenk 2010: 309-310). Politieke betrokkenheid in de vorm van overheidssteun en de lange termijncontracten tussen Gazprom en Duitse afnemers van gas, kunnen daardoor de onzekerheid met betrekking tot de vraag naar aardgas verminderen. Gazprom heeft als het ware gebruik gemaakt van de Russische verticale energiediplomatie om de vraag naar aardgas veilig te stellen in

bijvoorbeeld Duitsland. Zo maakt Gazprom handig gebruik van verticale overeenkomsten met Duitse gasafnemers zoals E.ON Ruhrgas en BASF die een cruciale rol spelen voor Gazprom

69

in de Duitse markt, omdat deze bedrijven gesteund worden door de Duitse overheid en een groot aandeel hebben in Duitse en Europese gasmarkt (Smeenk 2010: 309-310).

Technische gegevens

De Nord Stream pijpleiding op de zeebodem wordt beheerd door het consortium Nord Stream AG. Deze pijpleiding loopt van Rusland, Vyborg (bij Portovaya Bay), via de Oostzee tot aan Greifswald in Duitsland (Nord Stream Fact Sheet 2013: 1). De lengte van deze onderzeese pijpleiding is ongeveer 1222 kilometer en transporteert Russisch aardgas door gebruik te maken van verschillende territoriale wateren. Nord Stream pijpleiding passeert zodoende naast de Russische territoriale wateren ook de Finse, Zweedse, Deense en uiteindelijk de Duitse territoriale wateren. Deze pijpleiding zal twee parallelle leidingen bevatten die beide een jaarlijkse capaciteit van 27,5 miljard kubieke meter aardgas kunnen transporteren (Nord Stream Fact Sheet 2013: 1). De levensduur van Nord Stream is berekend op ongeveer 50 jaar voordat de pijpleiding wordt ontmanteld (Nord Stream Background information 2013: 1). De oorspronkelijke kosten van dit grootschalige en omstreden project waren in 2005 berekend op 4 miljard euro, maar de kosten zijn inmiddels toegenomen tot 7,4 miljard euro (Nord Stream Fact Sheet 2013: 2). Volgens Whist (2008) zijn dit alleen maar de constructiekosten en zijn de onderhouds- en ontmantelingskosten achterwege gelaten. Het meest opmerkelijke aan de financiering van dit project is dat een aantal weken voor het einde van Schröder’s

regeringstermijn er een lening van 1 miljard euro beschikbaar werd gesteld aan Gazprom voor de financiering van het project, maar deze omstreden lening werd uiteindelijk niet verstrekt door de Duitse regering. Volgens Nord Stream AG zijn de aandeelhouders verantwoordelijk voor 30% van de financiering van het project en de resterende 70% zou gefinancierd worden door leningen en andere exportkredietinstellingen (Whist 2008: 6; Nord Stream Fact Sheet 2013: 2).