• No results found

Dit voorstel dient ter vervanging van het door KPN op 20 september 2000 (kenmerk 2000-U-00841-RvB), en op 3 november 2000 (kenmerk 2000-U-1038-RvB) nader aangevulde tariefvoorstel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dit voorstel dient ter vervanging van het door KPN op 20 september 2000 (kenmerk 2000-U-00841-RvB), en op 3 november 2000 (kenmerk 2000-U-1038-RvB) nader aangevulde tariefvoorstel"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Op 15 december 2000 heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) een nieuw tariefvoorstel van KPN voor eindgebruikerstarieven voor

internetinbelverkeer via 06760-nummers, gebaseerd op een collecting model ontvangen. Dit voorstel dient ter vervanging van het door KPN op 20 september 2000 (kenmerk 2000-U-00841-RvB), en op 3 november 2000 (kenmerk 2000-U-1038-RvB) nader aangevulde tariefvoorstel. KPN merkt daarbij nadrukkelijk op dat deze laatste voorstellen wat betreft de hoogte van de tarieven worden ingetrokken en dat het nieuwe voorstel ten opzichte van de oude voorstellen op onderdelen licht is aangepast. Tot slot verwijst KPN voor de kostenonderbouwing van het nieuwe voorstel naar het kostprijs rapport van 27 september 2000, kenmerk 00/42 pricing.

Voorstel KPN

Het collecting model is een variant van het terminating model, waarbij KPN het internetverkeer via 06760-nummers op EVKC-niveau bij de aanbieder van internettoegang (ISP) of van openbare vaste telefoonnetwerken en -diensten aflevert. De ontvangende aanbieder wikkelt het verkeer verder af en brengt KPN daarvoor een terminating tarief in rekening. KPN zelf brengt deze terminating vergoeding inclusief een vergoeding voor het gebruik van haar eigen net (ook wel retentie genoemd) in rekening aan haar abonnees. De tarieven voor de KPN-abonnee dienen te voldoen aan het vereiste van

kostenorië ntatie. Dit betekent dat de eindgebruikerstarieven van KPN moeten gebaseerd zijn op de onderliggende kosten plus een redelijke winstopslag. Het collecting model kent, in tegenstelling tot het terminating model, in beginsel de beperking dat de ontvangende aanbieder kan kiezen uit een beperkt aantal eindgebruikerstarieven plus een bepaalde afdracht. In feite is deze afdracht de terminating vergoeding die KPN aan de ontvangende aanbieder betaalt.

Wettelijk kader

Wijziging van tarieven dient KPN op grond van artikel 36 van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie (hierna: BOHT) aan het college voor te leggen. Het college dient tariefvoorstellen te beoordelen op kostenorië ntatie. Indien het college van oordeel is dat de voorgestelde tarieven niet kostengeorië nteerd zijn, stelt het college KPN binnen drie weken na ontvangst van het voorstel hiervan op de hoogte en deelt het college KPN mee dat binnen een maand na deze mededeling een aanwijzing terzake gegeven zal worden, welke KPN gehouden is op te volgen.

Overwegingen van het college

Het college dient op grond van artikel 36 van het BOHT te beoordelen of de door KPN voorgestelde eindgebruikerstarieven, en met name de door KPN gehanteerde vergoeding voor het gebruik van het eigen netwerk, in het collecting model voldoen aan het vereiste van kostenorië ntatie. Bij het

beoordelen van de kostenorië ntatie van tarieven kan niet voorbij gegaan worden aan de ondergrens van de tarieven die gebaseerd is op de kosten die KPN zelf zou moeten maken als zij tegen dezelfde

voorwaarden en tarieven als andere aanbieders bij zichzelf zou moeten inkopen voor het gebruik van het net. Dit kan worden beoordeeld aan de hand van een prijssqueeze-toets. Het college zal derhalve, afgezien van de beoordeling van de onderliggende kosten van de retentie, dienen te beoordelen of er sprake is van prijssqueeze. Voor een nadere uiteenzetting over de wijze waarop het college voornemens

(2)

is te toetsen op prijssqueeze verwijst het college naar het op 9 oktober 2000 gepubliceerde consultatiedocument prijssqueeze.

Tijdens de consultatie over prijssqueeze is door marktpartijen aangegeven dat niet alleen voor het binnenbasis- en buitenbasis-verkeer van KPN een dergelijke toets zou moeten worden gehanteerd, maar ook voor vast-mobiel, voor huurlijnen en voor biba-verkeer dat wordt uitgekoppeld ten behoeve van internetdiensten (oftewel 06760-diensten). Los van de door marktpartijen tijdens de consultatie naar voren gebrachte standpunten heeft het college ook klachten van een aantal marktpartijen ontvangen over mogelijke prijssqueeze bij de tarieven van het collecting model ten opzichte van het originating model voor 06760-internet-uitkoppeling.

Gelet op het bovenstaande ziet het college zich dus gehouden om bij de beoordeling van het

onderhavige voorstel na te gaan of er sprake is van prijssqueeze met betrekking tot de vergoeding die KPN zelf in het collecting model ontvangt. Het college hanteert hierbij een toets die gebaseerd is op de uitgangspunten zoals uiteengezet in het consultatiedocument “Prijssqueeze”.

Het college heeft in de toets de voorgestelde retentie in het tarief van KPN’s onderhavige collecting voorstel vergeleken met de totale inkoopkosten van KPN’s 06760-originating model voor

internetverkeer. Het college is bij deze vergelijking voor de originating dienst uitgegaan van de huidige interconnectietarieven voor regional originating, een poorttarief van 0,2 cent per minuut en een opslag van 25 procent ter dekking van retailspecifieke kosten zoals overhead, marketing en billing. Voor de collecting dienst is het college uitgegaan van de biba-tarieven die gelden per 1 januari 2001 en de door KPN voorgestelde afdrachten aan de ontvangende aanbieder. De vergelijking is, conform de

voorgenomen squeezetoets, gedaan voor de gespreksduren één, vier en dertig minuten.

Bij langere gesprekken blijkt dat de retailvergoeding van KPN in het collecting model onder het niveau ligt van de wholesale inkoopkosten (voor het gebruik van het net) vermeerderd met een redelijke opslag. In die gevallen is er dus sprake van prijssqueeze.

Gelet hierop kan gesteld worden dat KPN in het onderhavige tariefvoorstel een niet kostengeorië nteerde retentie hanteert voor het gebruik van het vaste net. Het betekent ook dat de voorgestelde

eindgebruikerstarieven voor internetinbelverkeer, die immers gebaseerd zijn op deze vergoeding, niet voldoen aan het vereiste van kostenorië ntatie.

Bovendien betekent het dat Telco’s/ISP’s die op basis van het originating model internettoegang willen bieden aan gebruikers vrijwel niet kunnen concurreren met aanbieders die op basis van het collecting model opereren. De gewenste ontwikkeling van nieuwe tariefstructuren voor internettoegang op basis van originating wordt hierdoor belemmerd.

Conclusie

Op grond van voorgaande overwegingen is het college van oordeel dat de retentie van KPN, omdat er zoals hierboven weergegeven sprake is van prijssqueeze, niet kostengeorië nteerd is en derhalve niet

(3)

mag worden doorberekend in de eindgebruikerstarieven. Hieruit volgt dat de voorgestelde

eindgebruikerstarieven voor internetinbelverkeer, die op deze vergoeding zijn gebaseerd, evenmin voldoen aan het wettelijke vereiste van kostenorië ntatie. Het college deelt KPN hierbij dan ook mede dat hij voornemens is haar op grond van artikel 36 van het BOHT binnen een maand een aanwijzing te geven die KPN gehouden is op te volgen. Op grond van genoemd artikel mag KPN in afwachting hiervan niet overgaan tot invoering van de voorgestelde tarieven.

Een afschrift van deze brief is verzonden aan de aanbieders die een aanvraag voor implementatie van de 06760-collecting dienstverlening bij KPN hebben ingediend en aan de NMa.

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

Drs. H.C. Bakker, secretaris

Rechtsmiddel

Belanghebbenden, die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekend gemaakt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:

OPTA

Postbus 90420 2509 LK DEN HAAG

onder vermelding van ‘Bezwaarschrift’. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en dient in ieder geval de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit

waartegen het bezwaar is gericht, alsmede de grond van het bezwaar te bevatten. Zo mogelijk dient een afschrift van het besluit en de overige op het bezwaar betrekking hebbende stukken te worden

meegezonden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op het fysisch programma dat vorig jaar aan het Vlaams Parlement werd voorgelegd, werd voor het jaar 2000 85 miljoen vastgelegd voor de uitvoering van de tweede fase van de N34

Het onderhavige voorstel van KPN is een vervolg op de brief van 28 april 2000, waarbij het college KPN op grond van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie (hierna: het BOHT)

Teneinde eindgebruikerstarieven vast te kunnen stellen is nodig dat per mobiele operator een retentie voor zowel piek als dal wordt vastgesteld die afhankelijk is van het

Dit voorstel is een vervolg op de brief van 28 april 2000, waarbij het college KPN een aanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 35 en 36 van het Besluit ONP huurlijnen

Het onderhavige voorstel van KPN is een vervolg op de brief van 28 april 2000, waarbij het college KPN op grond van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie (hierna: het BOHT)

In tabel 2 op pagina 4 van het oordeel alsmede in tabel 4 op pagina 7 van het oordeel stond de marge behorende bij piek vermeld achter dal en andersom.. Het college betreurt

Bij besluit van 15 november 2000 (kenmerk: OPTA/EGM/2000/202722) heeft het college KPN en haar groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk

Bij besluit van 15 november 2000 (kenmerk OPTA/EGM/2000/202722) heeft het college KPN en haar groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk