• No results found

Friese culturele identiteit en

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Friese culturele identiteit en"

Copied!
118
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Friese culturele identiteit en

de schippers van de kameleon

een onderzoek naar

filmeducatie voor tien-

tot en met twaalfjarige

leerlingen in het primair

onderwijs

(2)

Friese culturele identiteit en De Schippers van de Kameleon

Een onderzoek naar filmeducatie voor tien- tot en met twaalfjarige leerlingen in het primair onderwijs

Bianca Sanders

b.sanders@student.rug.nl

s1691007

Masterscriptie Kunsten, Cultuur & Media Rijksuniversiteit Groningen

(3)

1

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Aanleiding tot het onderzoek 3

Probleemstelling 3

Relevantie 4

Methode 5

Deel 1: Het theoretisch kader

1. Friese culturele identiteit 8

1.1. Identiteit 8

1.2. Cultuur 10

1.3. Regionale cultuur 13

1.4. Regionale culturele identiteit 15

1.5. Het ontstaan van het Friese volk en Friesland 17 1.6. De constructie van de Friese culturele identiteit 19

2. Kenmerken van film als representatie 27

2.1. Representatiestrategieën 27

2.2. Speelfilm 30

2.3. Kenmerken van speelfilm als representatie 31

2.3.1. De klassieke Hollywood filmvorm 34

2.4. Speelfilm en culturele identiteit 36

2.5. Amateurfilm 39

2.6. Kenmerken van amateurfilm als (historische) representatie 41

3. De cognitieve ontwikkeling van het kind 43

3.1. De ontwikkeling van het vermogen om fictie van realiteit te kunnen

onderscheiden 43

3.2. De ontwikkeling van verbeelding 47

3.3. De ontwikkeling van metacognitie 53

(4)

2

Deel 2: het educatief project

4. De ontwikkeling van een educatief project 65

4.1. Richtlijnen voor educatief aanbod door culturele instellingen 65

4.2. Beschrijving van de doelgroep 68

4.2.1. Aansluiting bij de cognitieve ontwikkeling 68

4.2.2. Aansluiting bij de cultuur 70

4.2.3. Aansluiting bij het schoolcurriculum 72

4.3. Analyse van De Schippers van de Kameleon 74

4.4. Het belang van filmische representaties van de Friese culturele identiteit in De Schippers van de Kameleon voor Friese tien- tot en met twaalfjarige

leerlingen 80

4.5. Implicaties voor het gebruik van het archiefmateriaal 81

4.5.1. Analyse van het archiefmateriaal 83

4.6. Suggesties op basis van het literatuuronderzoek en de richtlijnen 94

Conclusie 99

Bibliografie 102

(5)

3

Inleiding

Aanleiding tot het onderzoek

Van februari tot mei 2013 liep ik stage bij Film in Friesland, de overkoepelende organisatie voor Slieker Film, de filmhuisvertoningen in Drachten, Heerenveen en Sneek, het Fries Film Archief en het Noordelijk Film Festival. Omdat Film in Friesland sinds maart 2013 gevestigd is in het pand van het Fries Museum, wordt er door beide partijen gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden. In april vroeg Inge Hekman, educatiemedewerker bij het Fries Museum, of ik interesse had om mee te werken aan een project voor leerlingen uit de bovenbouw van het primair onderwijs gebaseerd op de module over De Kameleon die in het voorjaar van 2014 tentoongesteld zal worden. Deze uitnodiging nam ik van harte aan.

Doel van de module is om de Friese culturele identiteit en de invloed die speelfilms daarop hebben, te onderzoeken. Centraal hierin staat de speelfilm De Schippers van de Kameleon (2003) van Steven de Jong, gebaseerd op de bekende kinderboekenserie De Kameleon. Het beeldmateriaal wordt aangevuld met amateurfilmbeelden van Friesland uit de jaren zestig om zo het beeld dat in de speelfilm naar voren komt te bevestigen, dan wel te nuanceren. De module zal vermoedelijk nog aangevuld worden met een verdieping door middel van een Willem Wever filmpje over begripsvorming, commentaar van Steven de Jong, de parodiefilm die studentenvereniging Bernlef maakte en een kader waarin de boekenserie en schrijver Hotze de Roos toegelicht worden. Door de beperkte omvang van dit onderzoek is er echter voor gekozen om deze aspecten buiten beschouwing te laten en alleen in te gaan op de speelfilm en het archiefmateriaal. Het project is bestemd voor leerlingen in groep zes tot en met acht en zal naar alle waarschijnlijkheid in het voorjaar van 2014 uitgevoerd worden.

Probleemstelling

Het projectplan van het Fries Museum heeft de aanleiding gevormd voor de volgende onderzoeksvraag:

(6)

4

Relevantie

Er is gebleken dat er in de Nederlandse kunsteducatie vaak een kloof bestaat tussen de theoretische ontwikkelingen en de praktijk. Uit de veldraadpleging die vooraf ging aan het schrijven van het artikel Zicht op... Een onderzoeksagenda voor cultuureducatie (2008) blijkt dat veel onderzoekers verweten wordt dat hun onderzoek vaak te weinig praktijk gerelateerd is om de lespraktijk te kunnen sturen. Vanuit het veld wordt dan ook gevraagd om onderzoek dat actueel toepasbare kennis genereert.1 Dit onderzoek is daar een voorbeeld van: het resultaat van het onderzoek is advies op basis waarvan lesmateriaal ontwikkeld kan worden.

De vraag hoe scholen ondersteund kunnen worden bij het verzorgen van kwalitatief goede kunsteducatie heeft in de afgelopen twee jaar steeds meer aandacht gekregen. In het verlengde hiervan wordt ook onderzocht hoe culturele instellingen hieraan kunnen bijdragen. In het vorig jaar verschenen advies cultuureducatie van de Onderwijsraad en Raad voor Cultuur, wordt geconstateerd dat programma's van culturele instellingen zich te veel richten op kennismaking. De raden zien meer in duurzame verbanden “waarin het educatieve aanbod goed wordt afgestemd op de vraag van de school en het referentiekader cultuureducatie, en verder gaat dan enkel kennismaking. Kwaliteit gaat boven kwantiteit.”2

In dit onderzoek zal deze afstemming nader onderzocht worden. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van de door Fianne Konings en Barend van Heusden opgestelde richtlijnen voor het ontwikkelen van educatief aanbod dat aansluit bij een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs in het primair onderwijs. Konings onderscheidt vier inhoudelijke criteria waaraan lesmateriaal van een culturele instelling, in dit geval het Fries Museum, moet voldoen om aan te sluiten bij het primair onderwijs:

aansluiting bij de (cognitieve) ontwikkeling van de leerlingen,

samenhang met het cultuuronderwijs in een leerjaar en de leerjaren daarvoor en daarna, aansluiting bij de cultuur van de leerlingen,

samenhang met niet-cultuurvakken.3

Gezien de beperkte tijd die beschikbaar is voor het uitvoeren van dit onderzoek, is ervoor gekozen om het onderzoek te concentreren op de aansluiting bij de cognitieve ontwikkeling. Door hiermee rekening te houden wordt geprobeerd om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van hoogwaardig cultuureducatief aanbod.

Dan rest de vraag waarom het van belang is om lesmateriaal te ontwikkelen over

Cultuurnetwerk Nederland. Zicht op... Een onderzoeksagenda cultuureducatie. (Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland, 2008).

2 Onderwijsraad en Raad voor Cultuur. Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! (Den Haag: Onderwijsraad, 2012),

38.

3 Fianne Konings. Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs: een analyse-instrument.

(7)

5 representaties van regionale culturele identiteit in films. Stuart Hall, cultureel theoreticus en socioloog, en verschillende andere onderzoekers zoals Silvio Waisbord, hoogleraar Media and Public Affairs aan de George Washington University, stellen dat we alleen weten wat het is om bijv. Fries te zijn door de manier waarop 'Fries zijn' gerepresenteerd wordt, als een betekenissysteem, door de Friese cultuur. Hieruit volgt dat een natie (in dit geval een provincie) niet alleen een politieke entiteit is, maar ook iets wat betekenis produceert – een systeem van culturele representaties. Mensen zijn niet alleen burgers van een natie, maar participeren ook in het idee van de natie zoals gerepresenteerd in zijn nationale cultuur door de verschillende media.4 Het belang van dit project is dus tweeledig: de bezoekers van de module reflecteren niet alleen op wat de Friese identiteit voor henzelf betekent, maar worden ook aangezet om te reflecteren op hoe film functioneert als systeem van culturele representaties en hoe film dus invloed uitoefent op de Friese identiteit. Door hierover een educatief project te ontwikkelen worden leerlingen gestimuleerd om mediawijs te worden en kritische burgers te zijn.5

Methode

Dit onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel omvat het theoretisch kader gebaseerd op literatuuronderzoek waarin Friese culturele identiteit, kenmerken van film als representatie en verschillende aspecten van de cognitieve ontwikkeling van het kind beschreven worden. In het tweede gedeelte zal onderzocht worden welke implicaties het literatuuronderzoek heeft voor het ontwikkelen van lesmateriaal dat aansluit bij de ontwikkeling, cultuur en schoolcurriculum van de doelgroep. Dit zal vervolgens uitmonden in een suggestie voor de invulling en verdere ontwikkeling van het project.

In het eerste hoofdstuk zal ik onderzoeken wat regionale culturele identiteit is. Daartoe zullen eerst de afzonderlijke componenten van het begrip nader gedefinieerd worden. Omdat uit dit onderzoek is gebleken dat de begrippen identiteit, cultuur en regio sociale constructen zijn, is tevens onderzocht welke factoren bijdragen aan de constructie ervan, zodat een bruikbaar model geformuleerd kan worden om de Friese culturele identiteit te kunnen beschrijven. Eerst zal echter kort het ontstaan van het Friese volk en Friesland beschreven worden om meer inzicht te bieden in

4 Stuart Hall. “The Question of Cultural Identity.” Modernity: An Introduction to Modern Societies. Red. Stuart Hall

et al. (New Jersey: Blackwel Publishers, 1996), 612.

Silvio Waisbord. “Media and the reinvention of the nation.” The SAGE handbook of media studies. Ed. John D. Downing, Dennis McQuail, Philip Schlesinger en Ellen Wartella. (Thousand Oakes: Sage, 2004), 386.

5 De Raad hanteert de term mediawijs voor “het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich

bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.” (2) Tevens constateert zij dat burgerschap langzamerhand een nieuwe invulling krijgt waarbij burgers steeds meer verantwoordelijk worden voor zichzelf en hun rol in de samenleving. Media spelen volgens de Raad een cruciale rol bij de ontwikkeling van deze nieuwe burger. Zie Raad voor Cultuur. Mediawijsheid: de ontwikkeling van

nieuw burgerschap. (Den Haag: Ministerie van OC&W, 2005).

(8)

6 de historische achtergrond van de Friese identiteit. Omdat uit het zeer recent verschenen onderzoek van Erik Betten naar de Friese identiteit gebleken is dat het traditionele beeld van de Fries en Friesland nog zeer actueel is, zal ik beschrijven hoe dit gevormd is in de negentiende eeuw. Daarvoor zal ik de visies van hoogleraar Friese taal en cultuur Goffe Jensma en Friese letterkundige Liesbeth Brouwer met elkaar vergelijken. Aansluitend wordt onderzocht hoe een 'modern', constructivistisch beeld van de Friese identiteit eruit zou kunnen zien.

Het doel van de module is om de bezoeker de invloed van speelfilm op zijn identiteit te laten onderzoeken. Daarvoor is het noodzakelijk om meer te weten te komen over de kenmerken van film als representatie. Aan de hand van inzichten uit de semiotiek is daarom onderzocht op welke manier speelfilms representeren. Als uitgangspunt is de klassieke Hollywood filmvorm gekozen omdat dit het meest wijdverbreide representatiesysteem voor film is. Tevens is aan de hand van de Britse heritage film onderzocht hoe speelfilms culturele identiteit representeren. Ten slotte is in dit hoofdstuk een onderscheid gemaakt tussen kenmerken van speelfilm en amateurfilm als representatie. Omdat het archiefmateriaal, gemaakt door Friese amateurfilmers in de jaren zestig, in de module gebruikt wordt voor historische doeleinden, wordt een model beschreven om amateurfilm als historische bron te kunnen analyseren.

In het derde hoofdstuk staat de cognitieve ontwikkeling van het kind centraal. Er is voor gekozen om een aantal aspecten van deze ontwikkeling toe te lichten, te weten: het vermogen om fictie van realiteit te onderscheiden, verbeelding, metacognitie en culturele identiteit. Hiervoor zijn met name inzichten uit de ontwikkelingspsychologie gebruikt.

(9)

7

Deel 1:

(10)

8

1. Friese culturele identiteit

In dit hoofdstuk staat de Friese culturele identiteit centraal. Om te kunnen onderzoeken hoe filmische representaties zich verhouden tot een regionale culturele identiteit, en in het bijzonder die van Friesland, moet in eerste instantie dieper ingegaan worden op de constructie van culturele identiteit. In de eerste drie paragrafen zal daarom onderzocht worden wat respectievelijk identiteit, cultuur en regio is. Omdat uit dit onderzoek zal blijken dat deze begrippen sociale constructen zijn, is tevens onderzocht welke factoren bijdragen aan de constructie ervan. In paragraaf vier worden deze elementen samengevat waardoor een bruikbaar model ontstaat voor de beschrijving van de manier waarop de Friese culturele identiteit vorm krijgt. Vervolgens zal in paragraaf vijf kort ingegaan worden op het ontstaan van het Friese volk en Friesland omdat geschiedschrijving een cruciale rol blijkt te spelen in de constructie van culturele identiteit. Ten slotte zal in paragraaf zes deze kennis en het constructiemodel uit paragraaf vier gebruikt worden om de Friese culturele identiteit te beschrijven.

1.1. Identiteit

Het begrip identiteit heeft een tweeledige betekenis. Aan de ene kant is identiteit een zelfbeeld, de manier waarop een groep of individu zichzelf ziet of wenst te zien. Aan de andere kant is het een beeld dat anderen, buitenstaanders, van de groep of het individu hebben.6 Identiteit geeft dus een antwoord op de vraag: 'wie denk ik (of denken anderen) dat ik ben?' Vragen naar wat identiteit is, is echter ook vragen naar hoe we het gebruiken. Volgens Kathryn Woodward, auteur van het boek Identity and Difference, markeert identiteit de manieren waarop wij hetzelfde zijn als anderen die dezelfde positie delen, maar ook de manieren waarop wij verschillen van hen die niet deze positie delen.7 Identiteit wordt volgens haar gedefinieerd door verschil.

Er worden doorgaans twee soorten identiteiten onderscheiden: persoonlijke (of ego) en sociale identiteit.8 Het zijn geen categorieën die volledig los van elkaar staan. Sociale identiteiten kunnen gezien worden als representaties van componenten van het groter geheel dat de persoonlijke identiteit vormt.9 Veel van de literatuur over persoonlijke identiteit is gebaseerd op het werk van de Zwitserse psycholoog Jean Piaget en meer nog op het baanbrekende werk Childhood and Society (1950) van de post freudiaanse psycholoog Erik Erikson. Volgens Erikson representeert de persoonlijke identiteit het geheel aan doelen, waarden en overtuigingen van de betreffende persoon.

6 Jacques van Hoof en Joris Van Ruysseveldt. Sociologie en de moderne samenleving. (Amsterdam: Boom, 2004), 35. 7 Kathryn Woodward. Identity and Difference. (Londen: Sage Publications, 1997), 2.

8

Seth J. Schwartz, Byron L. Zamboagna en Robert S. Weisskirch. “Broadening the study of the self: integrating the study of personal identity and cultural identity.” Social and Personality Psychology Compass. 2/2. 2008. 637. Steven Hitlin en Donna A. Lancianese. “Identity development.” in Encyclopedia of the life course and human

development. Ed. Ph.D. Carr Deborah, Robert Crosnoe et al. (Detroit: Gale Cengage Publishing, 2008), 249.

9

(11)

9 Voor Erikson is het cruciaal dat deze aspecten consistent zijn en dat ze samen voor een coherent zelfgevoel zorgen. Hij gaat ervan uit, net als Piaget, dat de mens een aantal ontwikkelingsfasen doorloopt. Deze fasen zijn onderling afhankelijk en zijn vastgelegd in de genen. De mens, in interactie met zijn veranderende omgeving, doorloopt elke van deze fasen. In elke fase, die twee polen (tegenstellingen) kent, moet een psychosociale crises met succes opgelost worden. Tijdens de adolescentie staat bijvoorbeeld de tegenstelling identiteit versus identiteitsverwarring centraal. De uitkomst van elke fase is verschillend van mens tot mens en is mede bepalend voor de wijze waarop de volgende fase wordt doorlopen.10

Wat is dan sociale identiteit? “In the more sociologically oriented life-course literature, identity refers to the various meanings an individual attaches to oneself and by others within social relationships.”11

Volgens Schwartz et al. is culturele identiteit een vorm van sociale identiteit. Dit concept wordt onderzocht door zowel de meer sociologisch georiënteerde onderzoekers en de meer psychologisch georiënteerde onderzoekers. Binnen de meer psychologische benadering onderzoekt men het zelf vooral als een verzameling van geïnternaliseerd sociale rollen. Ook wordt onderzocht hoe identiteiten in verband staan met hiërarchisch georganiseerde rollen (zoals werkgever) waaraan het individu de voorkeur geeft. Vanuit de meer sociologisch georiënteerde invalshoek wordt onderzocht hoe individuen de grenzen van de groep conceptualiseren, welke gemeenschappelijke kenmerken de leden van een groep delen en wat de verschillen zijn tussen deze groep en gerelateerde groepen.12

Hoe vormt men een identiteit? Er worden doorgaans twee visies op identiteitsvorming onderscheiden: de essentialistische en constructivistische.13 In de eerste denkwijze gaat men ervan uit dat identiteit een vanzelfsprekend, statisch en homogeen gegeven is. Identiteit wordt beschouwd als een objectief iets dat onafhankelijk is van wie het waarneemt en van degene die het gebruikt. De betekenis van deze identiteit ligt daarom in het object, de persoon, het idee of een gebeurtenis vast.14 In de constructivistische benadering wordt identiteit juist als een dynamisch construct gezien waarbij geaccepteerd wordt dat identiteiten nooit echt één geheel vormen, maar juist gefragmenteerd zijn en in veelvoud geconstrueerd door verschillende discoursen, handelingen en posities. Identiteit is daarom volgens cultureel theoreticus Stuart Hall niet een kwestie van 'zijn', maar van 'worden'.15 De eerste opvatting wordt zelden gehanteerd binnen het academische discours van de sociale wetenschappen. Dat komt doordat toevallige en veranderende omstandigheden en

10 Steven Hitlin en Donna A. Lancianese, “Identity development”, 249. 11 Ibid., 249.

12 Ibid., 249. 13

Carolina J. M. Simon. Ruimte voor identiteit: de productie en reproductie van streekidentiteiten in Nederland. (Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2005), 19.

14 Ibid., 20.

15 Stuart Hall. “Cultural identity and cinematic representation”. Framework, no. 36. (Wayne State

(12)

10 relaties gebaseerd op macht of sociale interacties binnen deze visie niet erkend worden.16 Ondanks het veranderde wetenschappelijke discours blijft de essentialistische visie op identiteit hardnekkig voortbestaan in het dagelijks leven. Dit blijkt o.a. uit het onderzoek van Erik Betten naar de Friese identiteit (zie paragraaf zes). Daarom zal in paragraaf zes zowel de constructivistische als de essentialistische visie op de Friese culturele identiteit beschreven worden. Eerst zal echter onderzocht worden wat cultuur en regio zijn.

1.2. Cultuur

Het begrip cultuur kan vanuit veel verschillende perspectieven besproken worden. Dat blijkt wel uit de lijst met definities die de antropologen Alfred Kroeber en Clyde Kluckhohn publiceerden. Zij vonden 160 verschillende definities van het woord 'cultuur' in de wetenschappelijke literatuur. Op basis van deze lijst kan gesteld worden dat cultuur gedefinieerd kan worden vanuit een historisch, gedragsmatig, symbolisch, structuralistisch of normatief perspectief.17 In deze paragraaf is gekozen voor een benadering die ons in staat stelt om een specifieke cultuur (bijv. de Nederlandse of Friese) te onderscheiden van andere culturen. Hiervoor zal een beroep gedaan worden op het werk van communicatiewetenschapper Fred E. Jandt en organisatiepsycholoog Geert Hofstede. Eerst zal onderzocht worden wat cultuur is en daarna hoe het gevormd wordt.

Het woord cultuur heeft zijn oorsprong in het Latijnse woord cultura dat gebruikt werd om landbouw en beschaving aan te duiden.18 Alhoewel het woord nog steeds wordt gebruikt om naar landbouw te refereren (denk aan agricultuur), zal dit onderzoek zich concentreren op cultuur die naar beschaving verwijst. In deze context betekent cultuur volgens de Dikke van Dale “het geheel van de manifestaties van kunst, ontspanning en vermaak” en het meer overkoepelende “geheel van normen, waarden, omgangsvormen e.d. in een organisatie of groep.”19

Cultuur in de eerste zin is cultuur in de nauwe betekenis van het woord. De Britse literatuurwetenschapper William Ray gebruikt deze definitie om de bewuste intellectuele en/of artistieke inspanningen van individuen die zich graag willen uitdrukken, verrijken of onderscheiden, en het werk dat daaruit voortkomt en de instituties die ze cultiveren, te duiden.20

Volgens Fred E. Jandt, auteur van het veelgebruikte handboek An Introduction to Intercultural Communication, refereert cultuur in de brede zin van het woord naar21:

16

Carolina Simon, Ruimte voor identiteit, 20.

17 Jandt, Fred E. Intercultural Communication: A Global Reader. (San Bernardino: SAGE Publications, 2003), ix. 18 C.A. den Boon en D. Geeraerts. “Cultuur.” Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal. 14e editie.

Online geraadpleegd op 12 juli 2013 via het netwerk van de RuG.

19

Ibid.

20 William Ray. The Logic of Culture: Authority and Identity in the Modern Era. (New York: Wiley-Blackwell, 2001),

3.

21 Fred. E. Jandt. An Introduction to Intercultural Communication. Identities in a Global Community. 7e editie. (San

(13)

11

“een gemeenschap of bevolkingsgroep die groot genoeg is om zich zelf in stand te houden, dat wil zeggen: groot genoeg om een nieuwe generatie leden te produceren zonder hierbij afhankelijk te zijn van mensen buiten deze cultuur.”

“het geheel aan gedachten, ervaringen en gedragspatronen van de groep en haar concepten, waarden en veronderstellingen over het leven die het gedrag van haar leden beïnvloeden.”

“het proces van sociale overdracht van deze gedachten en gedragspatronen binnen familie en scholen, van generatie op generatie.”

leden die zichzelf bewust identificeren met een groep die een symbool- en betekenissysteem en normen voor gedrag delen.

Het eerste en laatste punt spreken redelijk voor zich en zijn van toepassing op Friesland. Friesland heeft tegen de 650.000 inwoners22, wat genoeg is om zelfstandig nieuwe generaties voort te brengen. Bovendien blijkt uit het recente onderzoek van Erik Betten waarin gevraagd werd naar de mate waarin mensen zichzelf Fries, Friese Nederlander, noorderling, Nederlander, Europeaan en wereldburger voelde, dat de meerderheid zichzelf ziet als Fries, gevolgd door 'Friese Nederlander'.23 Het is aannemelijk dat een groot deel van deze mensen zich identificeert met het Friese 'symbool- en betekenissysteem en normen voor gedrag.' Dit punt, dat tevens Jandts tweede punt vormt, wordt in de volgende alinea verder uitgewerkt aan de hand van de theorie van Geert Hofstede, een Nederlandse organisatiepsycholoog die internationale bekendheid geniet door het door hem geformuleerde cultuurmodel.

Hofstede stelt dat de volgende vier cultuuruitingen (in volgorde van oplopend belang) het cultuurbegrip vrij volledig beschrijven: symbolen, helden, rituelen en waarden.24 Hofstede definieert symbolen als “woorden, gebaren, afbeeldingen of voorwerpen met een betekenis die alleen begrepen wordt door hen die deel hebben aan de cultuur.”25

Denk niet alleen aan een eigen taal, maar ook aan kleding, haardracht, vlaggen en statussymbolen. Helden “zijn personen, dood of levend, echt of fictief, met eigenschappen die in een cultuur hoog in aanzien staan, en die daarom fungeren als gedragsmodellen.”26

Tot slot beschrijft hij rituelen als “collectieve activiteiten die technisch gesproken overbodig zijn om het gewenste doel te bereiken, maar binnen een cultuur als sociaal essentieel worden beschouwd: zij worden dus verricht omwille van zichzelf.”27

Voorbeelden

22 Groot Sneek. “Krimpinwoner aantal Friesland is begonnen.” 30 mei 2012. < http://www.grootsneek.nl/50265/krimp-inwoneraantal-friesland-is-begonnen/> (geraadpleegd op 13 juli 2013).

23 In de leeftijdscategorie 12 – 28 jaar koos 39% voor Fries en 25% voor Friese Nederlander. In de leeftijdscategorie

29 jaar en ouder koos 51% voor Fries en 23% voor Friese Nederlander. De enquête werd afgenomen onder 1500 Friezen. Bron: Erik Betten. De Fries. Op zoek naar de Friese identiteit. (Leeuwarden: Wijdemeer, 2013), 172.

24

Geert Hofstede, Gert Jan Hofstede en Michael Minkov. Allemaal andersdenkenden: omgaan met cultuurverschillen. 3e editie. (Amsterdam/Antwerpen: Contact, 2011), 23.

25 Ibid., 23. 26 Ibid., 24. 27

(14)

12 hiervan zijn de manieren om elkaar te begroeten en sociale en religieuze ceremoniën. Ook de gespreksstijl of het discours hoort hierbij. De bovenstaande drie aspecten worden door Hofstede ook wel praktijken genoemd. Daarmee bedoelt hij dat ze voor externe waarnemers zichtbaar zijn, alhoewel hun culturele betekenis onzichtbaar is en afhankelijk is van de manier waarop de leden van de gemeenschap deze interpreteren.

De kern van een cultuur wordt echter gevormd door waarden: “een collectieve neiging om een bepaalde gang van zaken te verkiezen boven de andere.”28 Het zijn begrippen met een positieve en negatieve pool. Denk bijv. aan goed/slecht en schoon/vuil. Deze fundamentele waarden worden ons volgens Hofstede aangeleerd in de eerste tien tot twaalf jaar van ons leven. Dit proces wordt ook wel inculturatie genoemd. Vervolgens schakelen we over naar een andere, bewuste manier van leren, vooral gericht op nieuwe praktijken.29 Hofstede gaat ervan uit dat praktijken veranderlijk zijn en dat waarden redelijk stabiel blijven.

In de voorgaande alinea werd al even kort het proces van sociale overdracht aangestipt. Dit proces zorgt ervoor dat het individu de benodigde kennis leert waardoor het een geaccepteerd lid wordt van de gemeenschap en de benodigde rollen in de groep kan vervullen. Volgens Konrad Phillip Kottak kan inculturatie zich op drie manieren voltrekken.30 Men kan het kind bijvoorbeeld expliciet iets bijbrengen. Het kind kan ook zelf zijn omgeving observeren en daar zijn conclusies uit trekken. Ten slotte kan er ook op onbewuste wijze geleerd worden van gedrag en gebeurtenissen die veel voorkomen in de betreffende cultuur.

De bovenstaande uiteenzetting maakt helder wat een cultuur definieert, maar zegt niets over het karakter ervan. Net als de constructie van identiteit is ook de constructie van cultuur een dynamisch proces. Zowel interne als externe invloeden kunnen ervoor zorgen dat een cultuur verandert. Een voorbeeld van een intern proces is de invloed van de producten uit wat eerder in deze paragraaf 'nauwe cultuur' genoemd werd. De definities van nauwe en brede cultuur vormen ogenschijnlijk een paradox. De één is namelijk een uiting van individuele zelfverbetering (wat vernieuwing impliceert), terwijl de ander draait om het overbrengen van culturele symbolen, helden, rituelen en waarden (wat behoud impliceert). Toch bestaat er een zekere overlap tussen deze twee concepten. Persoonlijke, individuele uitingen van cultuur kunnen namelijk onderdeel worden van en invloed uitoefenen op de collectief gedeelde tradities en gewoontes die binnen een cultuur worden overgeleverd.31 Voorbeelden van externe processen zijn immigratie, technologische

28 Ibid. 29 Ibid., 25. 30

Conrad Phillip Kottak. Window on Humanity: A Concise Introduction to Anthropology. (New York: McGraw-Hill, 2004), 31.

31 Fredau Pytrik Buwalda. ImagiNATIE Fryslân: over de verbeelding van een volk en de constructie van culturele

identiteit in de Friese film. (Groningen: masterscriptie Kunsten, Cultuur & Media, juni 2012).

(15)

13 ontwikkelingen, globalisatie en ga zo maar verder. Het is echter niet in het belang van dit onderzoek om alle mogelijke factoren die een cultuur beïnvloeden te onderzoeken. Deze kleine uiteenzetting volstaat om aan te tonen dat een cultuur niet terug te leiden is tot een essentie, maar dat cultuur veranderlijk is en beïnvloed wordt door tal van sociale en technologische factoren.

Het laatste punt dat van belang is voor dit onderzoek, maar dat niet naar voren komt in Jandts beschrijving, is dat cultuur bestaat uit verschillende niveaus. Hofstede onderscheidt o.a. een nationaal, regionaal, etnisch, religieus, taal-, sekse-, generatie-, sociale-klasse- en organisatieniveau.32 Omdat de Friese culturele identiteit centraal staat in dit onderzoek, zal in de volgende paragraaf beschreven worden wat regionale cultuur is en welke factoren een belangrijke rol spelen in de constructie ervan. Na deze uiteenzetting kan in paragraaf vier een model opgesteld worden dat gebruikt kan worden voor het beschrijven van de Friese culturele identiteit.

1.3. Regionale cultuur

Wie het begrip culturele identiteit onderzoekt, krijgt al snel te maken met verwijzingen naar de natie en nationale cultuur als voornaamste bron van een culturele identiteit.33 Friesland is echter geen soevereine staat, iets wat veelal als voorwaarde voor de natiedefinitie wordt beschouwd, net als een eigen onderscheidende cultuur (inclusief taal) en een afgebakend territorium.34 Het ligt dan ook voor de hand om te beargumenteren dat Friesland niet alleen een nationale Nederlandse cultuur, maar ook een provinciale (of regionale) cultuur kent. Een groot probleem voor de definitie van nationale en regionale cultuur is echter dat cultuur “zich niet of maar slechts ten dele door deze, grotendeels artificiële, geografische afbakeningen [laat] inkaderen.”35

Er bestaan overal grotere en kleinere culturele verschillen die mensen over bestuurlijke grenzen met elkaar verbinden of juist uit elkaar drijven. Alhoewel cultuur zich dus niet beperkt tot opgelegde grenzen, ligt er wel degelijk voordeel in het hanteren van staatkundige begrippen voor onderzoek naar cultuur. Hofstede stelt dat het vaak het enige bruikbare criterium is om groepen te classificeren omdat het veel eenvoudiger is om gegevens over landen dan over organische, homogene samenlevingen te verkrijgen.36 Landen produceren immers statistieken over hun bevolking en vaak doen regio's dat ook.

Om te kunnen onderzoeken wat regionale cultuur is, moet eerst duidelijkheid gecreëerd worden over wat een regio is. De Finse sociaal geograaf Anssi Paasi is één van de bekendste

32

Geert Hofstede, Gert Jan Hofstede en Michael Minkov. Allemaal andersdenkenden, 33.

33 Stuart Hall. “The Question of Cultural Identity.” Modernity: An Introduction to Modern Societies. Ed. Stuart Hall et

al. (New Jersey: Blackwel Publishers, 1996), 596.

Silvio Waisbord. “Media and the reinvention of the nation.” The SAGE handbook of media studies. Red. John D. Downing et al. (Thousand Oakes: Sage, 2004), 375.

34 Craig Calhoun. “Nationalism.” in Encyclopedia of Social Theory. Red. George Ritzer. Vol. 2. (Thousand Oaks, CA:

SAGE Reference, 2005), 520.

35 Leonie Cornips en Irene Strengs. “Regionale identiteit. Beleving van wie we zijn.” Idee. November (2010), 12. 36

(16)

14 theoretici op het gebied van regio's en regionale identiteit. Volgens hem bekijken geografen regio's tegenwoordig steeds meer als sociale constructen en van geschiedenis afhankelijk zijnde processen, en niet langer als een natuurlijk en permanent gegeven dat als raamwerk fungeert voor een gefixeerde identiteit.37 Paasi definieert regio's dan ook als van geschiedenis afhankelijk zijnde structuren waarvan de institutionalisering op territoriale, symbolische en institutionele vormen gebaseerd is.38 Met de territoriale vorm bedoelt hij de grenzen die de regio onderscheiden van andere regio's. De symbolische vorm manifesteert zich o.a. in economische, culturele, mediale en overheidspraktijken en wordt gebruikt om de inhoud van een identiteit te scheppen. Ten slotte heeft een regio instituties nodig om de territoriale en symbolische vormen te behouden. Deze instituties produceren en reproduceren onderscheid tussen regio's en sociale groepen.39

We weten nu wat een regio is, maar wat is een regionale cultuur? Aan de hand van Hofstedes theorie kan gesteld worden dat deze bestaat uit regionale symbolen, helden, rituelen en waarden. Dit komt grofweg overeen met de symbolische vorm die Paasi onderscheidt. Er zijn echter nog andere factoren die hier een rol in spelen. Het ligt voor de hand dat de relatie tot de nationale cultuur mede de regionale cultuur bepaalt. Betekenis ontstaat immers door onderscheid. Regio's onderscheiden zich niet alleen van elkaar, vaak door juist de kleine verschillen uit te vergroten, maar ook ten opzichte van de natie. Volgens de Britse socioloog Ernest Gellner, die het gezaghebbende boek Nations and Nationalism schreef, kenmerken naties zich door “een hoge mate van homogeniteit, een gealfabetiseerde cultuur, educatie, weinig en weinig sterke subgroepen, anonimiteit, mobiliteit, 'vloeibaarheid' en het feit dat het individu er direct bij hoort zonder tussenkomst van een subgroep.”40

Hij schrijft dat nationalisme stelt dat het opkomt voor de oude traditionele volkscultuur, continuïteit, duurzaamheid en culturele diversiteit. Gellner beargumenteert echter dat nationalisme een breuk met het verleden vormt en dat het niet alleen een gealfabetiseerde cultuur met een standaardtaal oplegt, maar ook homogeniteit. Ratna Pelle stelt in haar onderzoek naar de Limburgse regionale identiteit dat de regio's daarom zullen proberen hun cultuur zoveel mogelijk te behouden omdat ze immers onder druk staan door een nationale homogeniserende cultuur. Terecht merkt zij op dat deze weerstand waarschijnlijk meer van toepassing is op de provincies die in de periferie liggen omdat zij vaak meer afwijken van de nationale cultuur dan de provincies in het centrum.41 Dit heeft o.a. te maken met invloeden van het omringende buitenland en de afstand tot het centrum. Dit kan tot gevolg hebben dat de regionale cultuur een sterk behoudend karakter heeft.

37 Anssi Paassi. “Bounded spaces in the mobile world: deconstructing regional identity.” Tijdschrift voor Economische

en Sociale Geografie. 2 (2002). 139.

38 Ibid., 137. 39

Ibid., 140.

40 Ernest Gellner. Nations and Nationalism. (Ithaca, NY: Cornell University Press, 1983). Geciteerd in:

Ratna Pelle. Het nut van Limburg. Een onderzoek naar constructie en betekenis van regionale identiteit in Limburg. (Maastricht: Rijksuniversiteit Limburg, 1997), 6.

41

(17)

15 Dit geconstateerd hebbende, zal nu geprobeerd worden om antwoord te geven op de vraag wat een regionale culturele identiteit is en hoe zij geconstrueerd wordt.

1.4. Regionale culturele identiteit

Uit de voorgaande paragrafen is gebleken dat cultuur (in de brede zin) en (sociale) identiteit begrippen zijn die dicht bij elkaar liggen. Om begripsverwarring te voorkomen zal nogmaals kort het onderscheid aangeven worden. (Sociale) identiteit is het beeld dat een lid van de gemeenschap en de gemeenschap zelf van de gemeenschap hebben. Ook is het het beeld dat buitenstaanders van deze gemeenschap hebben. Cultuur (in de brede zin) refereert naar een gemeenschap die groot genoeg is om zichzelf in stand te houden, de symbolen, helden, rituelen en waarden die deze gemeenschap kenmerken, het proces van sociale overdracht van deze elementen en leden die zich bewust identificeren met de gemeenschap. Een culturele identiteit is dus logischerwijze het geheel aan beelden die men (lid, gemeenschap en buitenstaanders) van een cultuur heeft. Deze beelden beperken zich tot de symbolen, helden, rituelen en waarden omdat de andere drie aspecten die Jandt noemt, verwijzen naar de manier waarop cultuur functioneert. Niettemin is ook de manier waarop een cultuur functioneert van belang voor het beeld dat we ervan vormen. Uit deze korte samenvatting blijkt dat de begrippen identiteit en cultuur nauw met elkaar verbonden zijn. Op basis van de informatie uit de voorgaande paragrafen zal nu beschreven worden wat een regionale culturele identiteit is en hoe zij geconstrueerd wordt.

Het beschrijven van de culturele identiteit van een regio is een problematische aangelegenheid. Niet alleen kunnen we de invulling van de identiteit niet scherp afbakenen omdat leden, de gemeenschap en buitenstaanders elk andere ideeën hebben over de invulling ervan, ook moeten we er rekening mee houden dat zowel identiteit als cultuur zich in een proces van constante transformatie en verandering bevinden. Stuart Hall schreef dat culturele identiteit niet een kwestie is van zijn, maar van worden:

It belongs to the future as much as to the past. It is not something which already exists, transcending place, time, history and culture. Cultural identities come from somewhere, have histories. But, like everything which is historical, they undergo constant trans-formation. Far from being grounded in a mere ‘recovery’ of the past, […] identities are the names we give to the different ways we are positioned by, and position ourselves within, the narratives of the past.42

Het beeld van een regionale cultuur kan dus niet alleen per persoon verschillen, maar is ook

42 Stuart Hall. “Cultural identity and cinematic representation.” Framework, no. 36. Wayne State University Press,

(18)

16 veranderlijk door de tijd heen.

Het bovenstaande impliceert misschien dat denkbeelden over de Friese cultuur heel erg uiteen zullen lopen en snel veranderen. Uit Hofstede's onderzoek blijkt echter dat de waarden van een cultuur vrij stabiel zijn omdat ze van generatie op generatie doorgegeven worden. Hij noemt ze zelfs een even hard gegeven als de grenzen van een land.43 Daarom is het aannemelijk dat culturele waarden en bijgevolg ook de denkbeelden hierover, niet enorm uiteen zullen lopen of in korte tijd radicaal zullen veranderen. Afgaande op Hofstedes studie zal onenigheid over de Friese cultuur eerder betrekking hebben op de meer veranderlijke praktijken.

Een regionale culturele identiteit heeft dus een veranderlijk karakter. Om te kunnen onderzoeken hoe zo'n identiteit eruit ziet, moeten we dus kijken naar welke factoren hierop van invloed zijn. Één van de vormende elementen is de invloed, sturing of vorming door bepaalde overheden of elitegroepen (denk hierbij niet alleen aan de provincie Friesland, maar ook aan wetenschappers en kunstenaars die producten voortbrengen die vallen onder de nauwe definitie van cultuur). Volgens Paasi gebruiken zij deze identiteit in culturele, politieke en economische discoursen om bepaalde doelen te bereiken. Het zijn uitingen van macht omdat ze selectieve elementen uitdragen en daardoor groepen op een bepaalde wijze afbakenen, benoemen en symboliseren. Deze overheden en elitegroepen hebben beschikking over instituties en organisaties door middel waarvan ze deze denkbeelden verspreiden en dus invloed uitoefenen op de constructie van een regionale culturele identiteit.44

Verder kan gesteld worden dat identiteiten ergens vandaan komen en dat daarom geschiedenis een belangrijke rol speelt in de constructie van een identiteit.45 Michiel Gerding schreef in 1996 dat het niet goed gesteld is met regionale geschiedschrijving. Het beschrijven van de regionale en lokale geschiedschrijving speelt zich grotendeels af “buiten de main stream van het universitaire bedrijf.”46

Het zijn voornamelijk amateurhistorici die zich ermee bezig houden. Volgens Gerding is een gebrek aan verantwoording of kritisch vermogen het zwakke punt van talloze regionale publicaties. Dit kan ertoe leiden dat het geschiedbeeld verstart en langzamerhand min of meer mythische vormen aanneemt.47 Door een dergelijke staat van geschiedschrijving kan de regionale culturele identiteit essentialistische trekjes krijgen.

Niet alleen de geschiedschrijving heeft invloed op de constructie van een regionale culturele identiteit. Uit paragraaf één bleek dat identiteiten ontstaan door het verschil: een regio onderscheidt

43 Geert Hofstede, Gert Jan Hofstede en Michael Minkov, Allemaal andersdenkenden, 29. 44 Anssi Paassi. “Bounded spaces in the mobile world”, 140.

45 Stuart Hall, “Cultural identity and cinematic representation”, 70.

Michiel Gerding. “Op zoek naar het eigen verleden.” in Constructie van het eigene. Culturele vormen van regionale

identiteit in Nederland. Red. Carlo van der Borgt, Amanda Hermans en Hugo Jacobs. (Amsterdam:

Meertens-Instituut, 1996), 111.

46 Michiel Gerding. “Op zoek naar het eigen verleden”, 119. 47

(19)

17 zich ten opzichte van de natie en ontleent (mede) hieraan haar identiteit. Historicus Joep Leerssen heeft deze argumentatie verder uitgewerkt in het begrip dat hij 'auto-exotisme' noemt. Hij stelt dat de regionale cultuur gezien wordt als aanvulling op, maar ook als tegenhanger van de nationale identiteit. Een nationale identiteit, die wordt gezien als internationaal en cosmopolitisch, heeft een regionale identiteit nodig om culturele zelfvervreemding te voorkomen. Een regionale identiteit zorgt voor verankering in iets eigens, de cultuur van het platteland. Dit heeft een 'conventionele kitschbeeld van de regio' tot gevolg: “de regio als anderstijdig en als volks, de regio als object van waarneming, de regio als exotisch en anders.”48

Leerssen beargumenteert dat de regio haar cultuur beziet met een blik die het typische verheft tot het typerende. De eigen identiteit is niet het vanzelfsprekende uitgangspunt vanwaar men de wereld overziet. Het is iets dat als iets vreemds wordt gewaardeerd.49 Leerssen poneert dat in dat auto-exotisme, en in de tegenstrijdigheden die daaruit voortvloeien, misschien een belangrijk wezenskenmerk van de regionale culturele identiteit ligt.

Nu duidelijk is dat een regionale culturele identiteit een dynamisch construct is dat beïnvloed wordt door geschiedenis, elites en hoe zij zich verhoudt tot de natie, is het tijd om de Friese culturele identiteit nader te onderzoeken. Daartoe zal in de volgende paragraaf eerst in vogelvlucht de ontstaansgeschiedenis van het Friese volk besproken worden.

1.5. Het ontstaan van het Friese volk en Friesland

In het verleden zijn er heel wat mensen geweest die zichzelf als Fries zagen, maar die helemaal niet in het gebied van de hedendaagse provincie Friesland woonden. Denk aan West-Friesland dat in Noord-Holland ligt en de regio's Ost- en Nord-Friesland die in Duitsland liggen. De Friese geschiedenis kan daardoor onmogelijk beperkt worden tot die van de Nederlandse provincie Friesland. Om deze reden is het van belang om te onderzoeken hoe het Friese volk ontstaan is. De volgende beschrijving is gebaseerd op het overzicht dat oud-studente Kunsten, Cultuur & Media Fredau Buwalda in haar scriptie heeft geschetst.50

Rond het begin van de jaartelling woonde langs de Waddenzee een volk dat door de Romeinen 'Frisii' genoemd werd. In 12 voor Chr. werd het volk ingelijfd bij het Romeinse Rijk. Tussen de derde en vijfde eeuw hebben vermoedelijke veel overstromingen in dit gebied plaatsgevonden waardoor het praktisch onbewoonbaar was. Het volk dat wij tegenwoordig als

48

Joep Leerssen. “De canonisering van het typische: tradities, culturen en de cultivering van tradities.” in Constructie

van het eigene. Culturele vormen van regionale identiteit in Nederland. Red. Carlo van der Borgt, Amanda Hermans

en Hugo Jacobs. (Amsterdam: Meertens-Instituut, 1996), 47.

49 Ibid., 56. 50

(20)

18 Friezen ken is vermoedelijk een mengeling van overgebleven Frisii en de Germaanse stammen uit het Noorden (zoals de Angelen, Saksen en Juten) die naar dit gebied kwamen toen het weer bewoonbaar werd.

Aan het begin van de Middeleeuwen bezaten de Friezen een groot rijk dat zich uitstrekte van Zwin aan de kust in België, tot aan de rivier de Wezer in Duitsland. Er is weinig bekend over Frieslands organisatievorm in deze periode. Wel weten we dat er in zevende en achtste eeuw enkele koningen waren. Aan deze onafhankelijkheid kwam echter een einde toen het gebied veroverd werd door de Franken. Met deze verovering ging ook de invoering van het christendom in Friesland gepaard. Na de dood van Karel de Grote viel het Frankisch Rijk uiteen en werd Friesland gedurende lange tijd ingevallen door Vikingen.

De periode tussen 1200 – 1500 wordt ook wel de Friese Vrijheid genoemd. Kenmerkend voor deze vrijheid is het ontbreken van feodale instituties. Voor hun bestuur en rechtspraak waren de Friezen daarom op zichzelf aangewezen, maar een centraal bestuur ontstond niet. Deze periode wordt tevens gekenmerkt door een langdurige strijd tussen de zogenaamde Vetkopers en Schieringers. Deze conflicten hebben aanzienlijk bijgedragen aan het einde van de Friese Vrijheid, evenals het ontbreken van effectief gezag. Uiteindelijk werd West-Friesland veroverd door Holland, sloot Groningen verdragen met verschillende Ommelanden en kwam Oost-Friesland onder het gezag van het geslacht Cirksena. Rond 1500 kreeg Friesland dan ook de vorm zoals we die vandaag de dag kennen.

In de zestiende eeuw viel Friesland onder het bestuur van de Habsburgers en later onder het gezag van de Spaanse koning Filips II. De opstand tegen het Spaanse gezag (ook wel de Tachtigjarige Oorlog genoemd) leidde in 1588 tot het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waar ook Friesland in opging. Er kwam een einde aan de republiek toen zij in 1795 voor korte duur een vazalstaat werd van de Franse republiek. In 1814 werd Nederland eindelijk onafhankelijk. Friesland verloor zijn soevereine macht en werd een provincie van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat na de afscheiding van de Zuidelijke Nederlanden in 1830 overging in het Koninkrijk der Nederlanden.

(21)

19 identiteit die te herleiden is uit deze lange geschiedenis.51 Terecht stelt zij dat er nooit een authentieke set kenmerken kan bestaan die in al deze eeuwen onveranderd is gebleven. Toch is er in de negentiende eeuw een essentialistisch beeld van de Friese cultuur ontstaan dat nog steeds voortleeft, zoals o.a. blijkt uit het al eerder genoemde onderzoek van Betten. In de volgende paragraaf zal onderzocht worden hoe dit traditionele beeld eruit ziet en hoe een constructivistisch beeld van de hedendaagse Friese cultuur eruit zou kunnen zien.

1.6. De constructie van de Friese culturele identiteit

Om begrijpen hoe het beeld van de Friese cultuur geconstrueerd is, zal achtereenvolgens het werk van Friese letterkundige Liesbeth Brouwer, hoogleraar Friese taal en cultuur Goffe Jensma en historicus en journalist Erik Betten beschreven worden. Zij hebben alledrie in de afgelopen vijftien jaar onderzoek gedaan naar de constructie van de Friese eigenheid. Een beschrijving van de constructie van hedendaagse Friese culturele identiteit is echter niet compleet zonder een korte bespreking van de negentiende-eeuwse kijk op de Friese identiteit. Het beeld dat uit deze periode stamt en dat duidelijke trekken vertoont van de eerder besproken essentialistische visie op identiteit, is ondanks veranderde ideeën in de wetenschap, nog alomtegenwoordig in ons dagelijks leven. Dit kan verklaard worden door het feit dat culturele identiteiten niet alleen gebaseerd zijn op geschiedenis, maar óók op hun eigen geschiedenis. Door het proces van inculturatie blijven dergelijke ideeën hardnekkig voortbestaan. Daarom zal eerst de constructie van dit essentialistisch beeld besproken worden. Daarna zal onderzocht worden hoe de beeldvorming en overdracht van de Friese cultuur er tegenwoordig uitziet.

De negentiende eeuw is een periode die van groot belang is geweest voor de constructie van de Friese culturele identiteit. Het was een periode waarin naties zichzelf cultureel probeerden te definiëren en waarin naar wortels en afbakeningen werd gezocht. Friesland was hierop geen uitzondering. Liesbeth Brouwer en Goffe Jensma hebben beide de vorming van de Friese culturele identiteit in deze periode onderzocht en beargumenteren dat de Friese identiteit in zijn hedendaagse (essentialistische) vorm tot stand gekomen is in de eerste paar decennia van 1800. Brouwer deed dit vanuit het perspectief van de geschiedschrijving, psychoanalyse en cultuursemiotiek waarbij ze de geschiedschrijving in de onafhankelijke Friesche Volksalmanak onderzocht. Jensma’s onderzoek gaat daarentegen uit van de interpretatie van de gedichten, romans, verhalen en vooral van beschouwende stukken die geschreven werden door genootschapsleden die een cruciale rol speelden in de constructie van de Friese culturele identiteit. Zijn studie laat zien dat de Friese culturele identiteit een constructie is die door de burgerlijke elite is uitgevonden, terwijl Brouwer

51

(22)

20 juist de verschillende manieren van geschiedschrijving relateert aan de constructie van de Friese identiteit. Daarnaast beschrijven ze beiden hoe Friesland zich in deze periode tot Nederland verhield. Deze onderzoeken sluiten dus perfect aan bij het theoretisch kader dat in paragraaf vier geschetst is.

In haar proefschrift Archeologie van een houding beargumenteert Brouwer dat het proces van natievorming, dat ten grondslag ligt aan de zoektocht naar identiteit, hand in hand gaat met natievernietiging. Volgens haar kan natievorming alleen ontstaan door oude loyaliteiten af te breken.52 Omdat Friesland bij de vorming van het Koninkrijk der Nederlanden zijn soevereiniteit kwijt raakte en daardoor opging in de nationale homogeniserende cultuur, stelt Brouwer dat er in Friesland in de negentiende eeuw vooral sprake was van natievernietiging ten behoeve van de Nederlandse cultuur. Het succes van de Friese beweging, het geheel aan individuen en organisaties dat zich heeft ingezet voor het behoud van en/of het versterken van de Friese cultuur, bestond er daarom volgens haar uit dat ze geen onafhankelijke staat nastreefde, maar dat de beweging door middel van haar eigen cultuur probeerde bij te dragen aan de ontwikkeling van de Nederlandse eenheid.53 Deze zienswijze komt nauw overeen met wat Leerssen het auto-exotisme van de regio noemde (zie paragraaf drie). Om deze reden werd er dan ook geen weerstand geboden door de Nederlandse staat aan de opkomst en ontwikkeling van het Friese zelfbewustzijn en hun nadruk op een zekere mate van anders zijn.54

In Brouwers onderzoek staat niet zo zeer de geschiedenis van Friesland en de Friezen centraal, maar de manier waarop Friesland en het Fries-zijn als producten van een geschiedenis gezien kunnen worden. Dit doet Brouwer aan de hand van een analyse van de geschiedkundige artikelen die in de Friesche Volksalmanak verschenen, een tijdschrift dat van 1836 tot en met 1899 werd uitgegeven, met een korte stop in de jaren zeventig. Volgens Brouwer schuilt de waarde van deze almanak in het feit dat het één van de belangrijkste spreekbuizen voor de Friese beweging vormde. Het belang van dergelijke teksten is tweezijdig: niet alleen representeren ze de ideeën van de auteurs, ook dragen ze bij aan het vormen van nieuwe ideeën en meningen in de hoofden van de lezers. Zo reflecteren ze niet alleen de ideeën over de Friese identiteit, maar dragen ze ook bij aan de constructie ervan.55

De bijdragen in de almanak zijn historisch en letterkundig van aard, een onderscheid dat aan het begin van de negentiende eeuw nog nauwelijks gemaakt werd.56 Geschiedschrijving en letterkunde vervulden in die tijd een andere rol dan ze tegenwoordig doen. Deze vakgebieden

52 Elizabeth Joanna Brouwer. Archeologie van een houding. Nederlandse identiteit in de Friesche Volksalmanak,

1836-1899. (Groningen: Stifting FFYRUG, (proefschrift) Serie Estrik no. 73, 1998), 1.

53 Ibid., 389. 54 Ibid., 13. 55 Ibid., 21. 56

(23)

21 werden voorgesteld als 'de spiegel van de natie' en ze hadden mede de functie om nationaal erfgoed te koesteren en te behouden. Pas na de Tweede Wereldoorlog vond een omslag plaats naar wetenschappelijke benaderingen waarin waardevrijheid het hoogste ideaal is.57 Tijdens de negentiende eeuw vonden er echter ook al ingrijpende veranderingen plaats in de manier waarop geschiedschrijving bedreven werd. Brouwer laat door middel van een analyse van de artikelen in de almanak zien hoe de Friese geschiedschrijving evolueerde van een geschiedschrijving waarin de verhalen vaak een literair en Romantisch karakter hadden, naar een meer realistische en objectieve benadering van de geschiedenis waarin het verleden gepresenteerd werd als een collectie steenharde feiten.58 De belangrijkste conclusie die Brouwer trekt uit haar bestudering van de veranderde geschiedschrijving in Friesland in deze periode en hoe dit zich verhoudt tot de Friese identiteit, is dat de Friese identiteit een 'vlottend begrip' is: het is een lege vorm waarin van alles geprojecteerd werd.59

Wat er in die vorm geprojecteerd werd, komt uitgebreid aan bod in Jensma's onderzoek. Jensma beargumenteert dat het traditionalistische beeld van Friesland als een plattelandscultuur met oeroude wortels gevormd is tijdens de negentiende eeuw. In Het Rode tasje van Salverda laat hij zien dat in Friesland vooral de burgerij en niet het volk, bedenker en woordvoerder van deze Friese identiteit was.60 De Friese beweging was geen beweging van onderop, maar juist van bovenaf. De mensen uit de hogere, grootburgerlijke kringen, die het tot de tweede helft van de negentiende eeuw voor het zeggen hadden, verenigden zich in verschillende genootschappen zoals het deftige besloten Friesch Genootschap voor Geschied-, Oudheid- en Taalkunde (1827) en het Selskip foar Fryske Taal- en Skriftekennisse (1844).61 Toen aan het begin van de negentiende eeuw, net als elders in Europa, ook in Friesland het cultureel nationalisme opkwam, stortte deze burgerlijke elite zich vol enthousiasme op de Friese geschiedenis en taal om daar volgens Jensma een coherent en consistent beeld van een Friese cultuur uit te distilleren.62 Het is dan ook in deze periode dat het beeld van wat Jensma de Oerfries noemt, ontstaan is. Halbertsma, een vooraanstaand grootburger die door Jensma als leidend figuur gezien wordt, omschreef de Oerfries als volgt:

zucht tot vrijheid; behoedzaam, wantrouwend, schuw; geen liefhebben van vreemdelingen, wel gastvrij; afkeer van pochen; eerder geneigd tot doen dan tot spreken; niet vrolijk, maar neigend tot zwaarmoedige ernst; door zwaarmoedigheid stroef, stug en soms besluiteloos; onrustig; arbeidzaam; eerzuchtig; door

57 Ibid., 7. 58 Ibid., 390. 59 Ibid., 6. 60

Goffe Jensma. Het rode tasje van Salverda. Burgerlijk bewustzijn en Friese identiteit in de negentiende eeuw. (Leeuwarden: Fryske Akademy, 1998), 21.

61 Ibid., 28.

62 Goffe Jensma. “Kangoeroe naast kieviet. Over beeldvorming en overdracht van Friese cultuur en geschiedenis.” It

(24)

22

eerzucht kittelorig; egoïst die naar onafhankelijkheid zoekt; volhardend; stijfhoofdig; slecht en recht; soms lichtgelovig; indien bedrogen, onverzoenbaar; afkerig van na-aperij; daardoor meer originele karakters dan elders; afkeer van militarisme en soldaten.63

Ook stamt volgens Jensma het traditionalistische beeld van Frieslands cultuur en verleden uit deze periode. De leden van de gemeenschappen namen allerlei elementen uit het volksleven die ze codificeerden en aanvulden met eigen inzichten die ze vervolgens bestempelden tot Friese cultuur. Dit is wat Jensma ‘the invention of tradition’ noemt.64

De Britse historicus Eric Hobsbawm introduceerde dit begrip in 1983 in zijn gelijknamig boek over dit onderwerp. Hij definieert het als volgt:

The term ‘invented tradition’ is used in a broad, but not imprecise sense. It includes both ‘traditions’ actually invented, constructed and formally instituted and those emerging in a less easily traceable manner within a brief and dateable period […] and establishing themselves with great rapidity.65

De eerste omschrijving is duidelijk van toepassing op de manier waarop de burgerlijke elite de Friese culturele identiteit construeerde. Hobsbawm laat in zijn boek zien hoe de Schotten, Welsh en Britten bij het gebruik van ‘invented traditions’ de geschiedenis aanwendden als legitimatie voor acties in het heden. Hij beargumenteert dat zij deze geschiedenis met haar gecreëerde tradities gebruikten als fundering voor een culturele identiteit.66 Hetzelfde zou hier gezegd kunnen worden over de Friezen.

De burgerlijke (stedelijke) elite besloot paradoxaal genoeg om de kern van de Friese identiteit op het platteland te leggen. Dit kan verklaard worden door de al in de beschrijving van Brouwers onderzoek genoemde staatkundige hervormingen. Een tweede reden hiervoor is de brede definitie van cultuur die gehanteerd werd door de leden van de Friese beweging. Hierbij werd sterker dan gebruikelijk nadruk gelegd werd op 'gemeenschappelijkheid,' ofwel het samengaan van hoge en lage cultuur.67 De al eerder genoemde Halbertsma schreef over culturele denkbeelden en beginselen dat zij niet “de spaarpenningen [zijn] van enkele personen, maar het gemeenschappelijk eigen van geheel het volk.”68

Jensma vat dit als volgt samen: “elitecultuur blijft een lege vorm als ze zichzelf geen rekenschap geeft van de volksbeschaving, waaruit ze – volgens Halbertsma – historisch gezien voortkomt.”69

63 Goffe Jensma, Het rode tasje van Salverda, 87. 64 Ibid., 56.

65

Eric Hobsbawm en Terence Ranger. The Invention of Tradition. (New York: Cambridge University Press, 1992), 1.

66 Ibid., 12 – 13.

67 Goffe Jensma, Het rode tasje van Salverda, 21. 68 Ibid.

69

(25)

23 In de tweede helft van de negentiende eeuw trok de hogere burgerij naar de randstad om zich bij de nationale elite aan te sluiten, waardoor de culturele hegemonie bij de kleine burgerij kwam te liggen. Doordat er niet langer een elite was die aanhaakte bij internationale ontwikkelingen, verwerd de Friese cultuur tot een zeker 'volksaardig' provincialisme dat het vandaag de dag nog steeds is.70

Het beeld van de Friese cultuur als een vaststaande essentie komt men nog vaak tegen in het dagelijks leven. In zijn recent verschenen boek De Fries: op zoek naar de Friese identiteit constateert historicus en journalist Erik Betten dat “de idee dat er iets 'echts' bestaat buiten onszelf dat het Fries-zijn bepaalt,” bijzonder hardnekkig is.71 Voor zijn boek sprak Betten met verschillende wetenschappers en belangwekkende figuren voor de Friese cultuur, zoals Elfstedenvoorzitter Wiebe Wieling. Om deze interviews en zijn persoonlijke ervaringen in een breder perspectief te plaatsen, heeft hij een grootschalige enquête laten uitvoeren onder 1500 Friezen en niet-Friezen door studenten van de NHL. Bij beide groepen blijkt het clichébeeld van de nuchtere Fries hoog te scoren. Betten bevestigt met name het bestaan van de essentialistische visie en alhoewel hij erkent dat een dergelijke opvatting een doodlopende weg is72, doet hij geen poging om een constructivistisch beeld van de Fries of de Friese cultuur te beschrijven. Verschillende processen en verschuivingen in de samenleving hebben er echter voor gezorgd dat het traditionele beeld van de Friese cultuur als een onveranderlijke plattelandscultuur onhoudbaar is. Hoe ziet het beeld er tegenwoordig uit en welke factoren spelen daar een vormende rol in? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zullen de resultaten uit Jensma's compacte maar grondige artikel Kangoeroe naast kieviet gebruikt worden.

In zijn artikel beschrijft Jensma de factoren die gezorgd hebben voor veranderingen in de beeldvorming en overdracht van Friese cultuur en geschiedenis. Als uitgangspunt neemt hij de ruim 700 inzendingen voor Fryske Fiersichten, een project dat als doel had om de inwoners van Friesland mee te laten beslissen over hoe Friesland zich in de toekomst zou kunnen ontwikkelen. De termen die in de inzendingen gehanteerd worden laten volgens Jensma zien wat Friesland in de ogen van de indieners van de projecten representeert en/of zal moeten representeren. De verschillende verschuivingen die uit deze analyse blijken zal ik in de volgende alinea's bespreken.

De eerste verandering komt voort uit modernisering. Volgens Jensma kunnen de inzendingen inhoudelijk eenvoudig in twee categorieën ondergebracht worden: het moderniseren en innoveren van de cultuur en het behouden van een authentieke, overgeleverde cultuur. Uit de inzendingen

70 Ibid., 194.

71 Erik Betten, De Fries, 55. 72

(26)

24 blijkt dat er een spanning bestaat: Friesland moet zichzelf blijven, maar tegelijkertijd ook veranderen en meegaan met de tijd. Jensma poneert dat dit spanningsveld tegenwoordig het scharnier is waarop de cultuur in Friesland draait.73

Een tweede verschuiving heeft plaats gevonden in de manier waarop in de publieke ruimte Friese cultuur en geschiedenis worden overgedragen. Cultuuroverdracht is volgens Jensma steeds meer gestoeld op ‘beleving’, en op het teweegbrengen van (historische) sensatie. Dit heeft tot gevolg dat het museum tegenwoordig een betere leerplaats lijkt te zijn dan de school. Deze verandering heeft consequenties voor de waarde die gehecht wordt aan kennis. Waar de negentiende- en vroeg-twintigste-eeuwse Friese cultuur nog heel talig en kennisgericht was, lijkt zij tegenwoordig voornamelijk te bestaan uit een aantal sprekende iconen die beleefd kunnen worden zoals water, sport, landschap, cultuur en landbouw.74

Uit het lijstje met iconen trekt Jensma nog een andere conclusie die een derde verschuiving toont: de kerneigenschappen van de cultuur zoals taal, geschiedenis en literatuur, worden tegenwoordig minder belangrijk gevonden dan water en sport. Bij deze conclusie zou echter een kanttekening geplaatst moet worden: het project heeft een sterk sociaal-economisch karakter en het spreekt redelijk voor zich dat er minder winst te halen valt uit plannen betreffende de Friese taal dan uit nieuwe mogelijkheden voor waterrecreatie.

Volgens Jensma getuigt dit echter van een vierde verandering, namelijk de veranderende sociaal-economische structuur van de provincie. Uit de beschrijving van de Friese geschiedenis is gebleken dat Friesland van oudsher een grote landbouwindustrie kent. Sinds een paar decennia is daar echter nog een andere sector bijgekomen, namelijk het toerisme. Hierdoor is de Friese cultuur niet langer in de eerste plaats een zaak van zelfrepresentatie van Friezen, maar eerder van presentatie aan de mensen buiten Friesland. Dit heeft tot gevolg gehad dat de Friese cultuur die eerder duidelijk intern afgebakend was, nu opener is en zich meer naar buiten toe richt.

Jensma onderscheidt nog twee andere veranderingen die van invloed zijn op de beeldvorming en overdracht van Friese cultuur en geschiedenis. De eerste is een verschuiving van particulier initiatief naar overheidszorg. De Friese beweging werd tot kort na de Tweede Wereldoorlog gevormd door particuliere partijen. In de jaren veertig, vijftig en zestig was de rol van de overheid en particulieren ongeveer even groot. In de laatste drie à vier decennia is de zorg voor de Friese cultuur echter bijna volledig verschoven naar de overheid. Dit roept de vraag op hoe de provincie met deze zorg omgaat. Op basis van bestudering van cultuurbeleidnota’s uit de afgelopen decennia concludeert Jensma dat ook hier het spanningsveld tussen authenticiteit en modernisering duidelijk aanwezig is. Wat in deze nota's vooral opvalt, is de angst voor een vrije marktwerking die

73 Goffe Jensma, “Kangoeroe naast kieviet”, 25. 74

(27)

25 de Friese taal en cultuur kan doen verdwijnen. Jensma stelt dat deze angst een wezenlijk onderdeel is van het discours waarbinnen het provinciale cultuurbeleid wordt geformuleerd.75

De laatste verandering die in het artikel beschreven wordt, is de overgang van overheidssubsidie voor cultuur naar het ‘verkopen’ van cultuur. Men ziet cultuur niet langer als een consumptief gebeuren, maar juist als een potentieel product waarmee geld verdiend kan worden. Jensma waarschuwt dat een dergelijke benadering vervlakkend kan werken.76 De mogelijkheden tot kapitaliseren liggen vooral in de sfeer van beleving en globale beeldvorming, en niet zo zeer in de sfeer van kennis en historisch inzicht. Dit heeft tot gevolg dat niet-kapitaliseerbare goederen (zoals de Friese taal) nog verder gemarginaliseerd raken. Gesteld zou kunnen worden dat dit proces de tegenstelling tussen authenticiteit en modernisering juist groter maakt en dat hierdoor het discours over de Friese cultuur verder uitgehold wordt.77

Bij het onderzoek van Jensma kunnen echter kanttekeningen geplaatst worden zoals blijkt uit de kritiek van kunstcriticus Huub Mous, een fanatiek blogger die erom bekend staat nooit een blad voor de mond te nemen. Hij stelt dat de resultaten van het project Fryske Fiersichten, “waarin de beleidsvoornemens van het provinciaal bestuur vrijwel letterlijk worden gekopieerd in een aantal wilde ideeën van utopische avonturiers en futurologische knutselaars”, door Jensma ten onrechte representatief geacht wordt voor een omslag in de beeldvorming binnen de hele Friese bevolking.78 Daarin kan Mous gelijk hebben, maar het doet niet af aan de conclusie dat het sociaal-economische klimaat in Friesland veranderd is en dat dit waarschijnlijk effecten zal hebben op de beeldvorming en cultuuroverdracht.

Hoe verhoudt dit verhaal zich tot het theoretisch model uit paragraaf vier? De belangrijkste veranderingen die Jensma beschrijft hebben betrekking op een veranderend cultureel discours en het sociaal-economische klimaat. Alhoewel het historisch discours ook veranderd is, heeft het nauwelijks effect gehad op de verschillende canons uit de afgelopen twee eeuwen.79 Dat neemt niet weg dat geschiedenis nog altijd een belangrijke rol speelt in de constructie van de Friese culturele identiteit, zoals blijkt uit het voortleven van het traditionele beeld. Verder heeft er een duidelijke verschuiving plaatsgevonden in de mensen/organisaties die invloed hebben op de Friese cultuur. Tegenwoordig oefent de provincie Friesland de grootste invloed uit terwijl dit eerder particulieren waren. Over de hedendaagse verhouding tussen Friesland en Nederland schrijft Jensma dat de nadruk op de eigen cultuur ervoor zorgt dat Friesland aansprak kan maken op speciale rechten,

75 Ibid., 30 – 32. 76

Ibid., 33.

77 Ibid., 35.

78 Huub Mous. “De januskop van Goffe Jensma.” Huubmous.nl 25 nov 2008.

<http://www.huubmous.nl/2008/11/25/de-januskop-van-goffe-jensma/> (geraadpleegd op 11 juli 2013).

79

(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

By combining the findings from the literature study and the case study certain elements were identified as critical success factors of B2B portals enabling

Hoewel aan de hand van theoretisch kader en de ondervraagde Friezen verwacht werd dat de niet-Friezen een voornamelijk negatief beeld zouden hebben van de provincie, blijkt

gedacht aan el(nviertal opties. Name- lijk: een vervroegde uittredingsrege- ling, een opkoopregeling, een structu- rele aanpak, en een inkomenstoesla- genregeling. Hoewel

Het college van OPTA wijst geografische nummers en nummers voor digitale mobiele netwerken aan als nummers waarvoor geldt dat de toekenning teruggaat naar de

Het betreft hier een spore van Anemia cf myriophylla, een tropische varen die tegenwoordig alleen in Midden- en Zuid-Amerika voorkomt (afb 6) Deze spore moet afkomstig zijn uit zeer

Het gebruik van historische bronnen, taal en cultuur bepaalt het proces van wording, dus het gaat niet om de simpele vragen ‘wie zijn we’ of ‘waar komen we vandaan’, maar om wat

Ook al hebben veel werknemers in fase 5 het wel naar de zin, het open staan voor het langer door blijven werken wordt minder naarmate men ouder wordt; men kijkt inderdaad steeds

'Identity markers' zijn tekens die mensen gebruiken om zichzelf en anderen aan te duiden in termen van de groep waar ze bij horen en om deze te onderscheiden van andere