• No results found

…over de verbeelding van een volk en de constructie van culturele identiteit in de Friese film

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "…over de verbeelding van een volk en de constructie van culturele identiteit in de Friese film"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

…over de verbeelding van een volk en de

constructie van culturele identiteit in de Friese film

(2)

…over de verbeelding van een volk en de

constructie van culturele identiteit in de Friese film

Auteur: Fredau Pytrik Buwalda Studentnummer: S1472690 Begeleider: Dr. A. van Noortwijk Tweede lezer: Dr. S.I. Aasman

Masterscriptie: Kunsten, Cultuur en Media, Rijksuniversiteit Groningen Afstudeerrichting: Filmwetenschappen, Kritiek & analyse

(3)

VOORWOORD

Toen ik halverwege 2009 na een open sollicitatie werd aangenomen als stagiaire voor het Noordelijk Film Festival, had ik niet durven dromen dat ik slechts enkele maanden na dit festival, in april 2010, programmeur zou worden van Film in Friesland, de overkoepelende organisatie waar Filmhuis Leeuwarden onder valt, het Noordelijk Film Festival en het Fries Film Archief. Toch liep het zo en kon ik, ondanks dat ik mijn opleiding nog niet helemaal afgemaakt had, direct beginnen. Dat laatste loodje, die masterscriptie, die moest alleen nog even geschreven worden. Dat zou toch wel moeten lukken naast een baan die niet eens fulltime was, dacht ik... Het werd echter een hele kluif om mezelf gemotiveerd te houden en aan de scriptie te werken tussen de flexibele uren van mijn nieuwe baan door, met de extra druk en uren rond de festivalperiodes en uiteraard andere bezigheden zoals het organiseren van een straatfestival. Na twee jaar is de missie dan toch eindelijk volbracht en ligt hier voor u het eindresultaat. Ik kan me herinneren hoe mevrouw Van Heteren mij als studieadviseur afraadde de baan aan te nemen voordat ik mijn studie had afgerond, maar uiteindelijk ben ik blij dat ik mijn eigen gevoel heb gevolgd en nu, in deze economische crisistijd van bezuinigingen en banentekorten, precies zit op de plek waar ik het liefst zou zitten. Het is niet alsof de culturele banen tegenwoordig voor het oprapen liggen en helemaal niet in de filmsector in het Noorden van het land. Mijn vader gelooft niet in het toeval en zegt vaak: “Het had zo moeten zijn”. Ik denk het ook.

(4)

Tot slot gaat mijn dank uit naar mijn scriptiebegeleider Annelies van Noortwijk, die alle nodige aanwijzingen heeft gegeven en die zo geduldig heeft gewacht totdat deze definitieve scriptie eindelijk op haar bureau lag, naar mijn ouders die altijd in mij geloven en achter me staan, naar mijn vriend, die me al die uren dat ik opgesloten heb gezeten op de studiekamer, heeft moeten missen, en naar alle andere vrienden en familieleden die me af en toe met hun motiverende woorden weer nieuwe energie gaven om het nu echt eens af te maken. Nogmaals bedankt! Ik wens jullie allen veel leesplezier.

(5)

VOORWOORD 2

INHOUDSOPGAVE 4

INLEIDING 6

Op welke manier spelen Friese films een rol bij de constructie van een Friese culturele identiteit?

1 CULTURELE IDENTITEIT – Theoretisch kader

1.1 Inleiding 10

1.2 Cultuur en identiteit 10

Wat houden de begrippen of concepten ‘cultuur’ en ‘identiteit’ precies in en hoe staan zij tot elkaar in verhouding?

1.3 Natievorming, nationale identiteit en verbeelde gemeenschappen 12

Wat is de relatie van culturele identiteit met naties, natievorming en nationale identiteit? En, wat zijn verbeelde gemeenschappen?

1.4 Culturele identiteit als constructie 14

Waarom en op welke manier kan culturele identiteit als een constructie gezien worden?

1.5 Culturele identiteit en representatie 15

Wat is de rol van representatie bij de constructie van culturele identiteit en hoe wordt culturele identiteit gerepresenteerd?

1.6 Deelconclusie 16

2 FRIESE CULTUUR – Historisch kader

2.1 Inleiding 18

Hoe is het Friese volk en de Friese cultuur ontstaan?

2.2 It Frysk 20

Welke rol speelt de taal in de geschiedenis van de Friezen?

2.3 Constructie van Friese culturele identiteit 24

Hoe is en wordt de Friese culturele identiteit geconstrueerd?

2.3.1 De visie van Liesbeth Brouwer 24

2.3.2 De visie van Goffe Jensma 27

(6)

3 CONSTRUCTIE VAN FILMS & FRIEZEN – Filmanalyses

3.1 Inleiding 32

3.1.1 De keus van het corpus 33

3.1.2 Friese film analyse 33

3.2 Pieter Verhoeff – Pionier van de Friese film 36

3.2.1 Analyse van Nynke 37

3.3 Steven de Jong – De Friese autodidact 41

3.3.1 Analyse De fûke 43

3.4 Mischa Alexander – De niet-Fries 47

3.4.1 Analyse Sportman fan ’e ieu 48

3.5 Mirjam de With – Frisse wind 51

3.5.1 Analyse De ein fan ’e wrâld 52

3.6 Deelconclusie 55

4 IMAGINATIE FRYSLÂN – Conclusies & aanbevelingen 59

BIBLIOGRAFIE

63

BIJLAGE I Typisch Friese acteurs 66

(7)

INLEIDING

“It Fries wezen jout my in identiteit, folle mear as it Nederlanner wezen. Fryslân mei syn eigen taal, syn eigen kleur, syn eigen logo, dat is in gehiel. […] Hoe grutter ús wrâld wurdt, hoe fluggger de ferbiningen, hoe mear wy sykje om in eigen identiteit. Myn Fryske identiteit is my hiel wat wurdich.”1/2

Joop Alberda

Friezen zijn over het algemeen trots op hun provincie, die zij in het Fries regelmatig hun ‘Heitelân’ noemen, oftewel hun vaderland. Ze zijn trots op hun eigen, officieel erkende moedertaal, ‘memmetaal’, en trots op alles wat Friesland Friesland maakt, de eigen cultuur. Het creëert onder de Friezen het gevoel van een Friese identiteit, dat de bekende internationale sportman en topcoach Joop Alberda zo mooi omschrijft in bovenstaand citaat. Wat Alberda ook terecht constateert is dat de wereld razendsnel aan het veranderen is. Globalisering en de massamedia van het huidige digitale tijdperk maken van ons allen wereldburgers, maar zorgen er misschien ook juist voor dat we constant bevestiging zoeken van onze eigen plaats en identiteit in die wereld en we misschien wel meer waarde gaan hechten aan onze ‘roots’. Als we het hebben over de provincie Friesland kan natuurlijk niet gesproken worden over een nationale identiteit aangezien het op zichzelf geen land is, maar onderdeel van Nederland. Het concept identiteit is altijd werkzaam op meerdere niveaus, zoals (inter)nationaal, cultureel, maar ook op lokaal, sociaal of persoonlijk niveau. Als we het hebben over de Friese identiteit, waarbij de gedeelde taal en geschiedenis zo belangrijk lijken te zijn, kunnen we naar mijn idee het beste spreken van een culturele identiteit, aangezien cultuur beschouwd kan worden als het geheel van veronderstellingen, opvattingen, waarden, normen en de materiële uitdrukking ervan die in de samenleving of in een groep gedeeld en overgeleverd worden.3

Als we het hebben over identiteit zijn er in de sociale wetenschappen over het algemeen twee tegenstrijdige benaderingen, die van de essentialisten en die van de constructivisten. In de traditionele essentialistische benadering wordt kort gezegd het concept identiteit beschouwd als een natuurlijke en statische formatie, terwijl de discursieve benadering van de constructivisten, draait om een proces van constante transformatie. Cultureel theoreticus en socioloog Stuart Hall is een belangrijke representant van deze benadering. In het artikel Cultural Identity and Cinematic Representation schreef hij met betrekking tot dit onderwerp onder meer het volgende:

1

Stienstra, 7.

2

Vertaling: “Het Fries zijn geeft mij een identiteit, veel meer als het Nederlander zijn. Friesland met zijn eigen taal, zijn eigen kleur, dat is een geheel. […] Hoe groter onze wereld wordt, hoe sneller de verbindingen, hoe meer wij zoeken naar een eigen identiteit. Mijn Friese identiteit is mij heel wat waard.” F.P.B.

3

(8)

“Cultural identity […] is a matter of ‘becoming’ as well as of ‘being’. It belongs to the future as much as to the past. It is not something which already exists, transcending place, time, history and culture. Cultural identities come from somewhere, have histories. But, like everything which is historical, they undergo constant trans-formation. Far from being grounded in a mere ‘recovery’ of the past, […] identities are the names we give to the different ways we are positioned by, and position ourselves within, the narratives of the past.”4

In deze benadering wordt geaccepteerd dat identiteiten nooit echt één geheel vormen, maar juist gefragmenteerd zijn en in veelvoud geconstrueerd door verschillende discoursen, handelingen en posities. Het gebruik van historische bronnen, taal en cultuur bepaalt het proces van wording, dus het gaat niet om de simpele vragen ‘wie zijn we’ of ‘waar komen we vandaan’, maar om wat we worden, hoe we worden gerepresenteerd en hoe dat betrekking heeft op de manier waarop wij onszelf zouden representeren: “Identities are therefore constituted within, not outside representation.”5 Wanneer men een onderzoek wil doen naar de culturele identiteit van een bepaalde groep mensen, zoals de Friezen, lijkt het daarom van groot belang op analytische wijze te kijken naar de verschillende culturele uitingen die als representatievormen dienen en daarmee de bron zijn tot de kern van dit moeilijk te duiden abstracte begrip.

Alhoewel Friese literatuur, poëzie en theater een zeer groot aandeel hebben in het Friese culturele aanbod, is de Friese film een opkomend cultureel artefact dat tot nog toe nauwelijks is beschreven of onderzocht. Film is op zichzelf echter bij uitstek hét medium waarin representatie zich in alle opzichten sterk manifesteert – in film wordt altijd een bepaalde vorm van de realiteit gerepresenteerd in een samenspel van verhalen, taal en visuele verbeelding. Juist daarom lijkt het mij zo zinvol om op basis van verschillende filmanalyses te onderzoeken welke verbanden er bestaan tussen de Friese films en de constructie van de culturele identiteit van de Friezen. De vraagstelling die ten grondslag ligt aan dit onderzoek luidt dan ook als volgt: Op welke manier spelen Friese films een rol bij de constructie

van een Friese culturele identiteit?

Als ik het heb over Friese films dan doel ik niet per se op films gemaakt door een van origine Friese filmmaker (alhoewel dit in de meeste gevallen wel zo is), maar vooral films die zich grotendeels afspelen in Friesland en waarin overwegend Fries wordt gesproken. Bij de constructie van identiteit speelt ‘verschil’ een grote rol – als we het hebben over ‘wij’, moet er ook een ‘zij’ zijn, want zonder vergelijkingsmateriaal bestaan wij, die een culturele identiteit delen, als groep ook niet. Wanneer onderzoek gedaan wordt naar een representatievorm als film, is het in mijn ogen dan ook van groot belang dat deze representatievorm gedeeld wordt met ‘leden’ van de groep en anderen. Vandaar dat ik

4

Hall (Cultural Identity…), 70.

5

(9)

in dit onderzoek alleen films betrek die van zodanig professionele aard zijn, dat zij meerdere malen op het witte doek hebben gedraaid, hetzij in de commerciële bioscopen, hetzij in het filmhuizencircuit of op filmfestivals. Want alleen in dergelijke receptieve situaties kan men zich al dan niet identificeren met de gerepresenteerde cultuur.

Om te onderzoeken op welke manier Friese films een rol spelen bij de constructie van een Friese culturele identiteit, moet in eerste instantie dieper ingegaan worden op de theoretische achtergrond van de constructie van culturele identiteit. Want wat houden de begrippen cultuur en identiteit eigenlijk precies in en hoe verhouden zij zich tot elkaar? Wat is de relatie tussen culturele identiteit, natievorming en nationale identiteit en wat heeft dit te maken met de ‘verbeelde gemeenschappen’ zoals cultuurtheoreticus Benedict Anderson deze omschrijft? Waarom en op welke manier kan culturele identiteit eigenlijk als een constructie worden gezien en wat is de rol van representatie hierbij? In het eerste hoofdstuk, Culturele Identiteit, zullen al deze vragen in separate paragrafen aan bod komen en zal dieper ingegaan worden op het fenomeen culturele identiteit. Op deze manier wordt een bescheiden theoretisch kader gecreëerd.

In hoofdstuk twee, Friese Cultuur, zal vervolgens in vogelvlucht de geschiedenis van de Friese cultuur en haar taal aan bod komen. Want, zoals Hall in eerder genoemde citaat stelt: “cultural identities come from somewhere, have histories”, en juist daarom is culturele identiteit in constante transformatie. De geschiedenis heeft zonder meer invloed op de manier waarop wij onszelf positioneren.6 Dit tweede hoofdstuk kan dus gezien worden als een historisch kader waarin de volgende deelvragen onderzocht zullen worden: Hoe is het Friese volk en de Friese cultuur ontstaan, welke rol speelt de eigen taal in de geschiedenis van de Friezen en hoe is en wordt de Friese culturele identiteit geconstrueerd? Voor dit laatste deel, met betrekking tot de constructie van de Friese culturele identiteit, wordt gekeken naar de visie van Goffe Jensma in zijn studie Het rode tasje van Salverda.

Burgerlijk bewustzijn en Friese identiteit in de negentiende eeuw en naar de visie van Liesbeth

Brouwer in haar proefschrift Archeologie van een houding: Nederlandse identiteit in de Friesche

volksalmanak 1836-1899. De kennis die aan de hand van deze vragen wordt opgedaan, zal zeker van

belang blijken bij de filmanalyses en de conclusie van het onderzoek.

Het derde hoofdstuk, Creatie van Film & Friezen, is volledig gefocust op de filmanalyses. Er zijn twee Friese filmmakers die erg belangrijk zijn geweest voor de nog vrij jonge geschiedenis van de professionele Friese film en die elk meerdere Friese films op hun naam hebben staan, namelijk Pieter Verhoeff en Steven de Jong. De eerste is meer gericht op de artistieke kwaliteitsfilms die over het algemeen geprogrammeerd worden in het filmhuizencircuit, terwijl de tweede meer gericht is op een breed publiek en vertoning in de commerciële bioscopen. Omdat er geen ruimte is in dit onderzoek om al hun Friese films uitgebreid te analyseren, is er van elk van deze filmmakers één film geselecteerd

6

(10)

die het beste aansluiting vindt bij het onderwerp van deze scriptie. Van Verhoeff is de film Nynke (2001) gekozen om deel uit te maken van het corpus en van De Jong de film De fûke (2000). Naast deze twee films wordt ook de film Sportman fan ’e ieu (2006) van de niet-Friese regisseur Mischa Alexander behandeld en de korte film De ein fan ’e wrâld (2007) van de jonge filmmaakster Mirjam de With. In het hoofdstuk wordt in eerste instantie deze selectie van films, die het corpus vormt van dit onderzoek, uitgebreider verantwoord. Daarna wordt de manier waarop de filmanalyses verderop in het hoofdstuk uiteengezet worden, nader toegelicht. Vervolgens wordt in opeenvolgende paragrafen telkens eerst de filmmaker op biografische wijze besproken en daarna de geselecteerde film geanalyseerd aan de hand van de theoretische kennis uit het eerste hoofdstuk en de historische invalshoeken uit het tweede hoofdstuk. Bij de analyses ligt de focus voornamelijk op de representatie en verbeelding van de Friese cultuur, het landschap, de Friezen en hun taal. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de clichématige of stereotype verbeeldingen van de cultuur maar ook vanuit het theoretisch kader met betrekking tot de constructie van identiteit gekeken naar de verscheidenheid en het spel van differentiatie. In hoeverre worden de Friese elementen ten opzichte van andere elementen gepositioneerd waardoor zij zichzelf juist manifesteren richting de toeschouwer?

In het laatste hoofdstuk, de Conclusie, zal vervolgens een samenvatting volgen en zullen de deelconclusies uit het theoretisch kader, het historisch kader en de filmanalyses bijeen komen om een concluderend antwoord te formuleren op de in deze inleiding geponeerde hoofdvraagstelling: Op

welke manier spelen Friese films een rol bij de constructie van een Friese culturele identiteit? Tevens

(11)

HOOFDSTUK 1 CULTURELE IDENTITEIT – Theoretisch kader

1.1 Inleiding

Om te onderzoeken hoe Friese films een rol spelen bij de constructie van culturele identiteit, is het van belang in eerste instantie een algemeen theoretisch kader te scheppen omtrent het begrip culturele identiteit. In dit hoofdstuk wordt daarom achtereenvolgens in verschillende paragrafen, aan de hand van verschillende wetenschappelijke studies en uitspraken van theoretici, onderzocht wat cultuur en identiteit precies inhoudt, hoe het in verhouding staat tot natievorming, nationale identiteit en verbeelde gemeenschappen, waarom culturele identiteit een constructie is en hoe culturele identiteit gerepresenteerd wordt. Twee belangrijke visies op culturele identiteit, die al even in de inleiding werden aangehaald, namelijk de essentialistische en de constructivistische, worden in de derde paragraaf uitgebreid behandeld, alhoewel deze ook in de tweede paragraaf al aan bod hadden kunnen komen. Dit zijn typisch begrippen die eigenlijk telkens in alle studies terugkomen, niet alleen met betrekking tot ‘culturele identiteit’ maar ook met betrekking tot ‘natievorming’ en ‘nationale identiteit’. Door de subjectiviteit en abstractheid van het begrippencorpus in dit hoofdstuk is gebleken dat er regelmatig overlappingen plaatsvinden in inhoud, uitleg en betekenis. Met de wijze waarop uiteindelijk de kennis en informatie is gepresenteerd in dit hoofdstuk wordt getracht een helder beeld te scheppen van wat culturele identiteit precies is en hoe er in verschillende discoursen over wordt gedacht. Bovendien wordt gekeken welke visies het meest aannemelijk zijn en het beste aansluiting vinden bij het onderwerp van dit onderzoek.

1.2 Cultuur en identiteit

Wat houden de abstracte begrippen ‘cultuur’ en ‘identiteit’ precies in en hoe verhouden zij zich tot elkaar? Cultuur is niet een eenduidig begrip; het kan niet tot één simpele betekenis gereduceerd worden, maar op verschillende manieren geïnterpreteerd en gebruikt worden. In de studie The Logic of

Culture: Authority and Identity in the Modern Era, zet auteur William Ray in eerste instantie de

‘paradox van cultuur’ uiteen. Over het algemeen wordt de term ‘cultuur’ gebruikt om gedeelde tradities, waardes en relaties aan te duiden, “the unconscious cognitive and social reflexes which members of a community share and collectively embody.”7 Dezelfde term wordt echter ook gebruikt om zowel de bewuste intellectuele of artistieke handelingen van individuen die zich graag willen uitdrukken, verrijken of onderscheiden, aan te geven, als de producten die hieruit voortkomen en de instanties die deze cultiveren. De paradox is dus, dat cultuur enerzijds gezien kan worden als onbewust gedeelde gewoonten en geloven onder leden van een gemeenschap, anderzijds als bewuste individuele

7

(12)

pogingen en handelingen om als uniek of bijzonder onderscheiden te worden binnen een gemeenschap.8

Cultuur, in beide tegenstrijdige betekenissen, houdt vervolgens nauw verband met twee verschillende manieren waarop identiteit gevormd wordt. In de eerste betekenis is er sprake van een gemeenschappelijke of collectieve identiteitsvorming die ons moeiteloos aangeeft wie we worden doordat we onbewust de overeenkomende gewoonten, denkwijzen en waarden die binnen de gemeenschap leven, internaliseren. Cultuur als individuele zelfverbetering spreekt deze boodschap tegen doordat het ons een mogelijkheid biedt onszelf te construeren door een constant en bewust streven naar individuele perfectie.9 Hierbij gaat het dus om de vorming van een persoonlijke identiteit. Alhoewel deze twee verschillende vormen van cultuur en identiteit elkaar radicaal lijken tegen te spreken, kan er toch ook een bepaalde vorm van overlapping gezien worden, wanneer we er van uit gaan dat de persoonlijke, individuele uitingen van cultuur onderdeel worden van en invloed hebben op de collectief gedeelde tradities en gewoontes die binnen een gemeenschap worden overgeleverd. In Van Hoofs en Van Ruysseveldts Sociologie en de moderne samenleving, worden de paradoxale betekenissen van het begrip cultuur op een misschien iets te gemakkelijke maar wel aannemelijke wijze bijeengebracht als “… het geheel van veronderstellingen, opvattingen, waarden, normen én de materiële uitdrukking ervan die in de samenleving of in een groep gedeeld en overgeleverd worden.”10 De ‘materiële uitdrukking’ in deze definitie kan dan deels gezien worden als de individuele uitingen die in Ray’s paradox tegenover het gemeenschapsgevoel worden geplaatst, maar in deze visie als het ware worden meegenomen als uitdrukkingen die onderdeel zijn geworden van wat er in een gemeenschap gedeeld en overgeleverd wordt. Van Hoofs en Van Ruysseveldts stellen dan ook dat het eerste contact met een cultuur niet bestaat uit een confrontatie met de kenmerkende waarden en normen, maar uit een confrontatie met de concrete producten en artefacten, voortgebracht in de betreffende cultuur, zoals gebouwen, monumenten, taal, voeding, kunst of gebruiksvoorwerpen.11

Identiteit is op zichzelf een begrip dat een tweeledige betekenis kent. Maar de verschillende betekenissen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Aan de ene kant is identiteit een zelfbeeld, de manier waarop een groep of individu zichzelf ziet of wenst te zien, aan de andere kant is het een beeld dat anderen, buitenstaanders, van de groep of het individu hebben en het daarmee als uniek onderscheiden.12 Kathryn Woodward onderzoekt het concept van identiteit uitgebreid in haar werk

Identity and Difference en stelt, in het verlengde van deze titel, dat identiteit gedefinieerd wordt door

verschil:

8 Ray, 3. 9 Ibid. 10

Van Hoof & Van Ruysseveldt, 37.

11

Ibid.

12

(13)

“Identity gives us an idea of who we are and of how we relate to others and to the world in which we live. Identity marks the ways in which we are the same as others who share that position, and the ways in which we are different from those who do not.”13

Het concept identiteit werkt op verschillende niveaus – globaal, nationaal, lokaal, persoonlijk – en komt voort uit een veelvoud aan bronnen als etniciteit, sociale klasse, gemeenschap, geslacht, seksualiteit, etc. Doordat de vorming van identiteit vooral berust op verschillen en tegenstellingen, bij voorbeeld man/vrouw, zwart/blank, hetero/homo, wordt identiteit vaak geassocieerd met problematiek, crisis of conflicten. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende culturele of religieuze identiteiten die moeizaam samenleven binnen bepaalde landsgrenzen vanwege verschillende geloofsovertuigingen, wat soms zelfs tot oorlogen kan leiden. Op persoonlijk niveau kunnen familiebanden drastisch veranderen door verschillende identiteiten, maar ook de seksuele geaardheid kan bij voorbeeld zorgen voor een identiteitscrisis.14 Of deze conflicten nu leiden tot positieve of negatieve gevolgen, identiteit blijft een belangrijk concept waar elk mens op aarde mee te maken heeft. Juist dit maakt het telkens weer een zeer interessant gegeven voor onderzoek. Zoals Woodward ook stelt:

“…identity gives us a location in the world and presents the link between us and the society in which we live; this has made the concept the subject of increased academic interest as a conceptual tool with which to understand and make sense of social, cultural, economic and political changes”.15

1.3 Natievorming, nationale identiteit en verbeelde gemeenschappen

Wanneer je gaat lezen over culturele identiteit kom je al snel ook de term nationale identiteit tegen. In deze paragraaf wordt daarom een antwoord gezocht op de vraag: wat is precies de relatie van culturele identiteit met begrippen als natie, natievorming en nationale identiteit? In het verlengde hiervan wordt zoals eerder aangegeven, ook gekeken naar de essentialistische en constructivistische visie met betrekking tot culturele en nationale identiteit, en naar Benedict Andersons ideeën over naties als wat hij noemt ‘verbeelde gemeenschappen’.

Nationale identiteit is eigenlijk heel nauw verbonden met culturele identiteit. Je zou kunnen zeggen dat een nationale identiteit de culturele identiteit van een natie is. Het lastige is, dat er zelden tot nooit gesproken kan worden van een natuurlijke culturele eenheid binnen een natie. ‘Natie’ is in het Van Dale woordenboek beschreven als een volk in staatkundige zin16, oftewel een groep mensen die binnen de grenzen van een land met een overheid woont. Er kan niet gemakkelijk van een natuurlijke eenheid binnen die grenzen gesproken worden, omdat er bijna altijd verschillende culturele

(14)

gemeenschappen binnen een land leven. Naties groeien, worden gevormd door historische gebeurtenissen en migratie en zijn daarom constant in ontwikkeling. Ze hebben een historisch contingent, relatief en dynamisch karakter en het geloof in één natie is dan ook niet vanzelfsprekend, maar moet – in de woorden van Van Benthem van den Berg – opgewekt worden.17 Dat opwekken kan gezien worden als natievorming, een poging tot integratie en standaardisatie, volgens Rob van Ginkel. Van Ginkel haalt, met betrekking tot het fenomeen van natievorming, vervolgens Wilterdink en Zwaan aan in zijn boek over de zoektocht naar eigenheid van de Nederlandse cultuur en identiteit, en schrijft dat het een proces is “van ontwikkeling en verbreiding van een dominant wordende en homogeniserende nationale cultuur en van vorming van loyaliteiten aan een nationale gemeenschap, die al dan niet geïdentificeerd wordt met een bestaande staat”.18

In de verschillende studies over nationalisme, natievorming en nationale identiteit, maar ook over collectieve identiteiten in zijn algemeenheid, valt op dat telkens de twee tegenstrijdige visies van de essentialisten en de constructivisten worden aangehaald. Waar men traditioneel uitging van een essentialistische visie, lijkt de constructivistische benadering nu het dominante discours te zijn in de academische wereld, doordat men is gaan inzien dat naties en culturen niet onveranderlijk, maar constant in ontwikkeling zijn. Wat houden deze verschillende visies precies in?

Als men vanuit een essentialistisch of ontologisch oogpunt het concept van een ‘nationale identiteit’ benadert, staan de onderscheidende karakteristieken, zoals een eigen taal, cultuur en gemeenschappelijke geschiedenis centraal als objectieve kenmerken die ooit zijn aangegrepen om een natiestaat op te eisen.19 Er is dus een duidelijke authentieke set aan karakteristieke eigenschappen die alle inwoners van een land delen en die door de tijd heen niet aan verandering onderhevig zijn.20 Tegenover deze visie staat de subjectieve constructivistische benadering, die vooropstelt dat de natie, zoals hierboven beschreven, een dynamisch karakter heeft. Constructivisten menen dat nationalisme voorafgaat aan de vorming van een natie en een nationale identiteit, en dat dit door nationalistische elites werd bedacht en vormgegeven.21 Nationalisme wordt hierbij opgevat als het politieke streven dat staat en natie (als etnisch culturele gemeenschap) dienen samen te vallen.22 In deze gedachtegang is een natie dus eigenlijk een bedenksel, of een ‘verbeelde gemeenschap’. Dat laatste is geen vreemde benaming. ‘Imagined community’ is een term die in relatie tot dit onderwerp in het leven is geroepen door de Amerikaanse antropoloog, politicoloog en hoogleraar Benedict Anderson. Anderson sluit hierbij echter niet direct aan op de constructivistische visie van natievorming en identiteit, maar geeft een uitleg aan de natie als een verbeelde gemeenschap op zichzelf.

(15)

Anderson stelt in zijn veelgeprezen boek Imagined communities voor om een natie te definiëren als een “imagined political community – imagined as both inherently limited and sovereign”23. Zijn ontledende uitleg daarbij is, dat een natie in eerste instantie verbeeld is, omdat elk lid van een natie nooit het merendeel van alle andere leden zal kennen, ontmoeten of over hen zal horen en er toch in de verbeelding van alle leden van een natie het idee van een gemeenschap leeft. Het is daarnaast verbeeld als zijnde van nature beperkt, omdat zelfs de grootste naties grenzen kennen waarbuiten weer ander naties liggen en bovendien geen enkele natie zichzelf verbeeld alsof het van gelijke omvang is als de gehele mensheid. De natie is vervolgens soeverein verbeeld, vanwege het verlangen naar de vrijheid om baas in eigen gebied te zijn en tot slot is het verbeeld als een

gemeenschap, omdat er ongeacht feitelijke ongelijkheden en uitbating, gevoelens van een diepe,

horizontale kameraadschap bestaan.24

Doordat verbeelde gemeenschappen bestaan, is het mogelijk dat mensen zich verbonden voelen met een natie. Verbeelde gemeenschappen kunnen daarom grotendeels gezien worden als de fundering voor identiteit, waardoor een natie en nationale identiteit onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Maar, zoals Anderson stelt, verbeelde gemeenschappen hoeven niet altijd hele naties te zijn met een gevoel voor nationale identiteit. In feite zijn alle gemeenschappen die groter zijn dan een klein dorpje waar iedereen elkaar kent (en misschien zelfs deze) verbeelde gemeenschappen.25 In het kader van dit onderzoek kan dus geconcludeerd worden dat ook de Friezen als een verbeelde gemeenschap beschouwd kunnen worden. Doordat deze verbeelde gemeenschap van Friezen bestaat, is het mogelijk dat de leden van deze gemeenschap zich verbonden voelen met de andere leden van deze gemeenschap. Dit vormt de basis voor de collectieve Friese identiteit.

1.4 Culturele identiteit als constructie

Op de vraag waarom en op welke manier culturele identiteit als een constructie gezien kan worden, kan het antwoord het beste gezocht worden in het werk van cultuurtheoreticus en socioloog Stuart Hall, een fervent uitdrager van de constructivistische benadering. In zijn betoog Who needs identity? schrijft hij dat identiteiten nooit één zijn, maar gefragmenteerd en constant verwikkeld in een proces van verandering en transformatie. Identiteit komt echter wel ergens vandaan en draagt geschiedenis met zich mee. In Halls constructivistische visie worden de essentialistische bronnen als geschiedenis, taal en cultuur dan ook niet volledig aan de kant geschoven “… identities are about questions of using the resources of history, language and culture in the process of becoming.”26 Het gaat hierbij om positionering, hoe worden we neergezet en hoe plaatsen we onszelf in de verhalen van het verleden en het heden. Volgens Hall zijn culturele identiteiten “the unstable points of identification or suture,

23 Anderson, 6. 24 Anderson, 6-7. 25 Ibid., 6. 26

(16)

which are made, within the discourses of history and culture.”27 Culturele identiteit kan dus als een constructie gezien worden omdat het geconstrueerd oftewel gevormd wordt, enerzijds door geschiedenis, taal en cultuur en anderzijds door het dynamische karakter hiervan, positionering en de ontwikkelingen door de tijd heen. Naast deze constatering kan echter ook gesteld worden dat een collectieve identiteit als een constructie kan worden gezien door de beïnvloeding, sturing of vorming van bepaalde overheden of elitegroeperingen, zoals in de vorige paragraaf met betrekking tot nationale identiteit is geschreven. In het volgende hoofdstuk zal blijken in hoeverre er bij de constructie van de Friese identiteit sprake is geweest van een dergelijke sturing. Stuart Halls constructivistische visie, zoals in deze paragraaf weergegeven, is in mijn ogen de meest aannemelijke en werkbare benaderingswijze en zal daarom ook in het verdere verloop van dit onderzoek gehanteerd worden.

Bij het tot stand komen van culturele identiteit constateert Hall evenals Woodward een machtsspel van differentiatie en uitsluiting. Identiteiten worden geconstrueerd door verscheidenheid en kunnen alleen maar functioneren als identificatiepunten door hun mogelijkheid om anderen uit te sluiten.28 Dus de idee van een ‘eenheid’ wat gepaard gaat met het concept identiteit, komt altijd tot stand door een spel van macht en uitsluiting, waarin de ‘eenheid’ tegenover het ‘andere’ wordt geplaatst. In de volgende paragraaf wordt dieper ingegaan op de relatie tussen dit machtsspel van differentiatie en de representatie van culturele identiteit.

1.5 Culturele identiteit en representatie

In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk kwam de stelling naar voren van Van Hoof en Van Ruysseveldt, dat de kennismaking met een cultuur in eerste instantie vaak bestaat uit een confrontatie met producten en artefacten als monumenten, taal, kunst, etc. die zijn voortgebracht door de betreffende cultuur. Je zou dus kunnen zeggen dat deze artefacten als een representatie kunnen dienen van de kenmerkende normen en waarden die in die cultuur leven. Maar, wat houdt het begrip representatie precies in en wat is de relatie tussen representatie en de constructie van culturele identiteit?

Representatie verbindt betekenis en taal – in de zin van alle vormen van tekens en beelden waarmee iets gezegd of gerepresenteerd kan worden – aan cultuur. Of beter gezegd, bij representatie wordt gebruik gemaakt van taal om naar andere mensen toe iets betekenisvols te zeggen over de wereld of om de wereld op een betekenisvolle manier te representeren. Daarmee maakt representatie een essentieel deel uit van het proces van betekenisgeving en -uitwisseling tussen de leden van een cultuur,29 en speelt het ook zeker een belangrijke rol bij de constructie van een culturele identiteit.

In het artikel Cultural Identity and Cinematic Representation beschrijft Hall zijn constructivistische visie op culturele identiteit met betrekking tot de opkomende Caribische cinema. In

27

Hall (Cultural Identity…), 72.

28

Hall & Du Gay, 5.

29

(17)

dit artikel wil hij voornamelijk duidelijk maken dat identiteit altijd gevormd wordt ‘within, not outside, representation’.30 Daarmee wil hij aangeven dat de cinema niet gezien moet worden als een representatievorm die dient om simpelweg te reflecteren wat al bestaat, maar als de representatievorm die ons als nieuwe soorten subjecten kan vormen en ons daarbij in staat stelt om te ontdekken wie we zijn.31 In het verlengde van de eerder besproken tegenstelling tussen een essentialistische en constructivistische visie, kunnen we concluderen dat de cinema dan dus niet alleen maar een weerspiegeling is van essentialistische kenmerken (stereotypering), maar juist en vooral een geconstrueerde dynamische en gefragmenteerde representatie van een culturele identiteit.

De representatie van differentiatie en uitsluiting, waar zowel Hall als Woodward veel waarde aan hechten, is van belang bij de constructie van identiteit, omdat mensen zich naar aanleiding van deze representaties van verscheidenheid een beeld kunnen vormen, zich eventueel kunnen identificeren met het één of het ander en op deze manier vorm kunnen geven aan hun eigen culturele identiteit. Bovendien zou er bij de constructie van identiteit, zonder deze relaties van verscheidenheid, geen representatie plaats kunnen vinden.32 In een representatievorm van cultuur, zoals bij voorbeeld de film, komt dit misschien wel het meest of in ieder geval heel duidelijk tot uiting. Dit zal dan ook nader onderzocht worden met betrekking tot de Friese cultuur (hoofdstuk twee) in de Friese films in hoofdstuk drie.

1.6 Deelconclusie

In dit hoofdstuk zijn een aantal zaken naar voren gekomen met als doel een beter beeld te krijgen van de manier waarop er over het begrip culturele identiteit wordt geschreven en gedacht en wat culturele identiteit precies inhoudt. In de eerste paragraaf zijn de termen afzonderlijk van elkaar bekeken. Zowel ‘cultuur’ als ‘identiteit’ zijn geen eenduidige begrippen gebleken en lastig te definiëren omdat ze beide paradoxale betekenissen met zich meedragen. Enerzijds is cultuur het totaal van de onbewust gedeelde tradities, de waarden en de normen die in een samenleving worden gedeeld. Bij een dergelijke cultuur past een collectieve identiteit waarbij de gedeelde gebruiken en geloven onbewust geïnternaliseerd zijn en ons moeiteloos kunnen vertellen waartoe wij behoren. Anderzijds kan met cultuur de individuele uitingen of handelingen bedoeld worden, die bewust uitgevoerd worden om jezelf te onderscheiden van anderen. Hier past een persoonlijke identiteitsvorming bij. Deze paradoxale betekenissen kunnen bijeengebracht worden door een overkoepelende definitie waarin cultuur een geheel is van alle gedeelde tradities en gebruiken, maar ook van de materiële uitingen ervan die binnen de samenleving worden gedeeld en overgeleverd. De culturele identiteit is een collectieve identiteit waarbij mensen onbewust het gevoel hebben tot een bepaalde gemeenschap, cultuur, te behoren waarbinnen bepaalde gebruiken, normen en waarden, etc. alsmede materiële uitingen gedeeld en overgeleverd worden.

30

Hall (Cultural Identity…), 68.

31

Ibid., 80.

32

(18)

Nationale identiteit is in principe de culturele identiteit van een natie, maar aangezien een natiestaat bijna altijd verschillende culturele gemeenschappen bevat, vallen deze begrippen niet automatisch samen. Met betrekking tot het begrip nationale identiteit, maar ook met betrekking tot culturele identiteit, wordt vaak verwezen naar een essentialistische en constructivistische benadering, waarbij de laatste het dominante discours is. De collectieve identiteit is daarbinnen een constructie omdat een natie of culturele gemeenschap een dynamisch karakter heeft en fragmentarisch is. Bovendien wordt het gevoel van eenheid veelal van bovenaf beïnvloedt, wat het tot een soort mythe maakt. Benedict Anderson heeft met betrekking tot naties het begrip ‘verbeelde gemeenschappen’ in het leven geroepen omdat een volk nooit een echte eenheid kan vormen, maar het gevoel van verbondenheid alleen in de imaginatie van de leden leeft. Deze verbeelding is in feite de voorwaarde voor een collectieve identiteit. Dit geldt niet alleen voor naties maar voor alle soorten gemeenschappen of samenlevingen waarbij niet iedereen elkaar kent, dus ook voor de culturele gemeenschap van Friezen.

Stuart Hall, als belangrijk representant van de constructivistische visie, schuift in zijn interpretatie de essentialistische kenmerken gebaseerd op geschiedenis, taal en cultuur niet aan de kant, maar gebruikt deze als bron in het proces van wording en positionering. Deze visie is aannemelijk en ook relevant voor het verloop van dit onderzoek.

(19)

HOOFDSTUK 2 FRIESE CULTUUR – Historisch kader

2.1 Inleiding

“Als er één gebied is in Nederland dat hardnekkig zijn eigenheid bevestigt, dan is het Friesland wel.”33

Met deze zin begint Liesbeth Brouwer haar studie naar de constructie van de Nederlandse en Friese identiteit in de Friesche Volksalmanak in de negentiende eeuw – waar later in dit hoofdstuk op teruggekomen wordt. Maar wat houdt die ‘eigenheid’ van de Friezen precies in en hoe is deze ontstaan? Dat is de vraag die in dit hoofdstuk centraal staat. Het is echter niet in het belang van dit onderzoek om een hele uitgebreide beschrijving te maken van de geschiedenis van Friesland en de Friezen, maar wel zinvol om kort aan te geven hoe ver deze geschiedenis teruggaat in de tijd en dat er door de eeuwen heen nogal wat geografische, sociale en religieuze veranderingen en ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die zeker hun impact moeten hebben gehad op het volk, het land en de taal.

Geschiedenis van Friesland in vogelvlucht

De eerste terpen, waarop huizen en later dorpen en steden werden gebouwd, stammen uit de vijfde eeuw voor Christus. De Friezen werden rond het begin van de jaartelling genoemd als ‘Frisii’ in de oorlogsverslagen van de Romeinen, maar tussen de derde en vijfde eeuw was een periode waarin Friesland nog nauwelijks bewoond moet zijn geweest door zware overstromingen. Hierna vormden verschillende stammen en volken (onder meer Saksen, Angelen en Jutten), waarschijnlijk samen met enkele Friezen die over waren gebleven of terugkeerden, één nieuw volk dat zichzelf opnieuw Friezen noemde. Met de samensmelting van deze verschillende stammen en volken in deze periode van drastische veranderingen kan er nog moeilijk gesproken worden van de Friezen als één volk met een prehistorische geschiedenis.

In de vroege middeleeuwen groeide Friesland door een machtspositie in de handel over zee en rivieren voor korte tijd uit tot een groot Fries rijk dat strekte langs de kust van België tot aan Denemarken, totdat het door de Franken werd veroverd en later onder het bewind kwam van het Heilige Roomse Rijk. Het grote rijk werd almaar kleiner. Bovendien werden de Friezen door religieuze missionarissen als Willibrord, Bonifatius en Liudger geleidelijk bekeerd tot het katholicisme, maar later ook weer grotendeels gereformeerd door de calvinisten.

De periode van de dertiende tot vijftiende eeuw wordt beschreven als de Friese Vrijheid. Toch werd er continu strijd geleverd. Was het niet tegen de Hollandse graven die hun land bestookten, dan was het wel intern tussen de zogenaamde Vetkopers en Schieringers. Tegen het einde van de zestiende eeuw werd Nederland met Friesland politiek zelfstandig onder de naam de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en vormde één front tegen de Spanjaarden tijdens de tachtigjarige oorlog. Aan

33

(20)

het einde van de achttiende eeuw veranderde het nog voor korte tijd in de Bataafse Republiek door de bezetting van Franse revolutionaire troepen, maar in 1813 werd Koning Willem I bekroond en was het Koninkrijk der Nederlanden als eenheidsstaat geboren met Friesland als provincie in de periferie.

Dit is nog maar een hele korte beschrijving van de grootste gebeurtenissen en ontwikkelingen uit de geschiedenis van Friesland en het Friese volk, maar alleen al hieruit kunnen we concluderen dat het gebied waar de Friezen woonden een zeer lange en dynamische geschiedenis kent en vele transformaties heeft moeten doorstaan door bedreigingen en invallen van buitenaf maar ook door ontwikkelingen van binnenuit. Grote volksverhuizingen, inmenging van verschillende volksstammen, interne opstanden, verschillende machthebbers en geloofsmissionarissen hebben een zodanige invloed uitgeoefend op het land, de ‘Friezen’ en de cultuur dat er naar mijn mening in deze tijd nog onmogelijk gesproken kan worden van een essentialistische eigenheid of identiteit die te herleiden is uit deze lange geschiedenis. Er kan nooit een authentieke set van eigenschappen zijn die onveranderd is gebleven door al die eeuwen heen. Deze constatering bevestigt eveneens de logica van de dominantie van het constructivistische discours in de academische wereld, zoals we dat in hoofdstuk één hebben beschreven. Dit wil echter niet zeggen dat het essentialistische gedachtegoed – waarbij meer vastgehouden wordt aan het overleven van de Friezen als één volk door al die eeuwen heen en de gezamenlijke strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid – tegenwoordig niet meer leeft onder de Friezen zelf. Het blijft, in termen van Anderson, een verbeelde gemeenschap en de ‘eigenheid’ hiervan leeft als iets ontastbaars voort in de hoofden van de leden van deze gemeenschap. In dit hoofdstuk gaan we ontdekken wat er expliciet heeft bijgedragen aan de totstandkoming of vorming van die verbeelde gemeenschap van Friezen.

Aangezien de Friese taal tegenwoordig sterk verbonden wordt met het Fries-zijn en naar mijn idee een grote rol heeft gespeeld, en nog steeds speelt, bij de constructie van de Friese identiteit, wordt in paragraaf twee het Fries onderzocht. Vragen die centraal staan zijn: hoe en waar is de taal ontstaan, op welke manier is deze verder ontwikkeld door de eeuwen heen en in hoeverre is het Fries verbonden aan de culturele identiteit van de Friezen? Het zal blijken dat vooral de negentiende en twintigste eeuw cruciaal zijn geweest voor de ontwikkeling van deze taal.

(21)

2.2 It Frysk

Het Fries is een Germaanse taal die tegenwoordig nog in verschillende varianten in Duitsland en Nederland wordt gesproken. In Noord-Friesland, een klein gebied net onder de grens van Denemarken en Duitsland, wordt het Noordfries gesproken. In het Duitse Oost-Friesland wordt tegenwoordig alleen nog in de gemeente Saterland Fries gesproken. Dit wordt dan ook Saterfries (Seeltersk) genoemd. In de provincie Friesland in Nederland wordt het Westerlauwers Fries, doorgaans gewoon ‘Fries’, gesproken.34 Pas in 1997 is dit Fries door de Nederlandse overheid erkend als een tweede officiële rijkstaal, maar het heeft natuurlijk een veel langere historie. In deze paragraaf bekijk ik hoe de Westerlauwerse Friese taal tot stand is gekomen en op welke manier het een rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de Friezen en de constructie van culturele identiteit.

Na de leegloop van het Friese gebied tussen de derde en vijfde eeuw, kwamen in de vroege middeleeuwen veel nieuwe Germaanse stammen bestaande uit onder andere Jutten, Angelen en Saksen in Friesland wonen. Hier ontstond vanuit allerlei Germaanse dialecten waarschijnlijk een soort gemeenschappelijk dialect, een voorloper van de Friese taal, waarvan we door een aantal gevonden runeninscripties het bestaan afweten.35 Gedurende de middeleeuwen onderscheidde het dialect dat in het Friese gebied gesproken werd, zich steeds meer van andere Germaanse dialecten als het Oud-Saksisch en Oud-Engels. Er ontwikkelde zich een taal die nu het Oudfries wordt genoemd. Tegen de late middeleeuwen werd deze taal niet alleen gesproken, maar ook gebruikt als schrijftaal voor wetteksten en als bestuurstaal.36 Dit duurde ongeveer tot halverwege de zestiende eeuw. Toen raakte het geschreven Fries in onbruik en werd de taal steeds minder belangrijk. Het Nederlands was in Friesland de taal geworden van de kerk en het onderwijs. De meeste mensen in Friesland spraken echter wel twee talen, Nederlands en Fries, waarbij het Fries opgedeeld kon worden in het stadsfries, wat meer beïnvloed was door het Nederlands, en het dorps- en plattelandsfries. Deze twee vormen bestonden weer uit allerlei verschillende dialecten afhankelijk van de regio of stad waar de mensen vandaan kwamen en tot welke stand ze behoorden.37

Rond het begin van de negentiende eeuw kwamen er klachten over de teloorgang van het Fries en langzamerhand ontstond er een taalbewustzijn onder bepaalde Friezen. Er werd vanaf het begin van de negentiende eeuw steeds meer door bijvoorbeeld romanschrijvers in het Fries geschreven met als expliciet doel de taal te behouden. Maar deze schrijvers zochten hun woorden in afgelegen dorpjes en uithoeken van de provincie en herintroduceerden of recreëerden op deze manier veel woorden die door het merendeel van de Friezen al lang niet meer werden gesproken. Suurenbroek en Schrover constateren in hun artikel A Separate Language, a Separate Identity? Organisations of Frisian

Migrants in Amsterdam in the Late Nineteenth and Early Twentieth Centuries als volgt:

34

Suurenbroek & Schrover, 994.

35

Noordhoff, 174.

36

Jensma, 2008. Digitaal: http://www.11en30.nu/global/nl/artikel/67.

37

(22)

“The search for and re-creation of what was believed to be the original Frisian language was connected to Regional Romanticism of that time. Regional Romanticism – a European-wide movement […] – stressed the purity of the countryside and contrasted it with the hustle of the big city.”38

De negentiende eeuw is ook de periode waarin de Friese Beweging op gang kwam. Dit is een verzamelnaam voor allerlei verenigingen, genootschappen en individuen die zich inzetten voor het taal- en cultuurbehoud van de Friezen. Aangezien de Friese bewegers zich niet bezighielden met de Friese taal die in de Duitse gebieden werd gesproken, maar zich beperkten tot de Nederlandse provincie Friesland, lijkt het er op dat hun doel niet echt was om de taal zelf te redden, maar om te voorkomen dat deze werd vervangen door het Nederlands. Men wilde in Nederland erkenning krijgen voor het Fries.39 Goffe Jensma, wiens werk verderop in dit hoofdstuk uitgebreid aan bod zal komen, schrijft als volgt over de leden van een belangrijk genootschap in die tijd:

“De bewegers uit het Frysk Selskip gingen het Fries te lijf. Voor hen kon het Fries een taal met verschillende dialecten worden, juist doordat ze een omvattender (vaak in een denkbeeldige vroegere taaleenheid gegrond) bewustzijn hadden van één ‘gemiddelde’ Friese taal, het Algemeen Beschaafd Fries.”40

Naast de boeken die vanaf de negentiende eeuw weer in het Fries werden geschreven, werden er ook veel nieuwe populaire Friese liederen gemaakt, bedoeld om mensen te onderrichten, en begon het Friese theater een grote rol te spelen. Schuurenbroek en Schrover halen A. Feitsma aan in hun artikel, die zelf in 1981 schreef: “Frisian literature, songs and theatre were important factors in promoting the Frisian ideology: the positive value of being Frisian – loyal, sincere, diligent, simple – with an idyllic view of childhood, youth, life of people and nature, and opposing the morals of town life and what is foreign.”41 De Friese taal kreeg op deze manier dus eigenlijk een symbolische waarde voor het essentialistische gedachtegoed van die tijd.

Naast het Frysk Selskip, waar Jensma over sprak, waren er nog allerlei andere genootschappen en verenigingen die tijdens de Friese Beweging aan de haal gingen met de Friese taal. Het leidde dan ook tot veel interne discussies en conflicten, maar het lijkt er op dat juist de competitiestrijd er voor heeft gezorgd dat het werkte. Want ondanks de verschillende religieuze standpunten en klassenverschillen, draaiden alle verenigingen uiteindelijk om het behoud van de Friese taal en cultuur en dat werd nu door de verschillende verenigingen in alle standen aangeboden in alle denkbare vormen:

38

Schuurenbroek & Schrover, 995.

39

Ibid., 994.

40

Jensma, 158.

41

(23)

“The poems, songs, novels, plays and newspaper articles all basically sang the same mantra: more or less, they praised the Frisian people, their nature, stamina and noble character, their heroic and rich history, their love of freedom and – most importantly – their difference from the rest of Dutch society (Troelstra 1933: 168-203).”42

De Friese taal kan in feite op zichzelf als een constructie gezien worden, als een taal die door de Friese Beweging deels nieuw leven is ingeblazen, maar ook grotendeels opnieuw bedacht is. Uit bovenstaand citaat blijkt ook weer dat het behoud van de taal nauw verbonden was aan de constructie van de identiteit van de Friezen. De taal maakte de Friezen anders dan de Nederlanders en gaf ze klaarblijkelijk een gevoel van eigenheid. Schuurenbroek & Schrover concluderen ook “…that preservation of the language and construction of an identity reinforced each other”.43

Tegen het eind van de negentiende eeuw kwam de Friese standaardtaal tot stand. De spelling hiervan werd voor het eerst genormaliseerd in 1879 in de ‘Selskipsstavering’. In 1945 werd deze vervangen door de ‘Akademystavering’. De Fryske Akademy werd in 1938 opgericht als een ondernemend instituut dat wetenschappelijk onderzoek verricht op het gebied van de Friese taal, culuur, geschiedenis en samenleving en bestaat nu nog steeds. In 1980 kwam de ‘Steatestavering’ van de gedeputeerde staten van Friesland. Al vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw werd het gebruik van Fries in het lager onderwijs toegestaan, vanaf de jaren tachtig was het verplichte kost op de basisschool en in 1993 ook in het eerste jaar van het middelbaar onderwijs.44

Vanaf 1956 werd het recht om in de rechtszaal Fries te spreken bevestigd. Dit is deels voortgekomen uit de gebeurtenis van 16 november 1951, Kneppelfreed (knuppelvrijdag). Nadat een rechter een verdachte die Fries sprak belachelijk had gemaakt, hadden de journalisten, Fedde Schurer en Tsjebbe de Jong, deze teruggepakt in hun krant en moesten hiervoor terecht staan. De zaak trok hordes mensen die achter het standpunt van de journalisten stonden en er ontstond een opstand waarbij de politie de mensen met wapenstok en waterkanonnen uit elkaar dreef. Het was een betekenisvolle dag voor de emancipatie van het Fries, omdat het een aantal jaren later dus leidde tot het recht op Friese rechtspraak in de rechtszaal.45

Regionale minderheidstalen zoals het Fries blijken in Europa minstens zo vaak voor te komen als officiële staatstalen en de minderheidstalen krijgen steeds meer internationale juridische bescherming, schrijft Durk Gorter in zijn artikel Meertaligheid en bedreigde talen: De casus Friesland. In 1998 werd het ‘Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden’ van de Raad van Europa van kracht en deze heeft een bindende werking als internationaal verdrag. Nederland behoorde tot één

42

Schuurenbroek & Schrover, 997.

43

Ibid.

44

Noordhoff, 177.

45

(24)

van de eerste ondertekenaars en heeft zich daarmee gebonden aan het bevorderen en beschermen van het Fries.46 Tegenwoordig zijn er dan ook tal van instanties die door de overheid gesubsidieerd worden om zich hier concreet mee bezighouden. De stichting Afûk stelt zich bijvoorbeeld ten doel om de kennis en het gebruiken van de Friese taal alsmede de belangstelling voor de taal te bevorderen.47 De ‘Praat mar Frysk’ campagne, die sinds een aantal jaren een min of meer permanente campagne is geworden met als doel de Friezen bewust te maken van hun tweetaligheid, is ook een mooi voorbeeld. Hierbij worden veel bekende Friezen als ambassadeurs ingezet, zoals topmodel Doutzen Kroes, turner Epke Zonderland, oud SC-Heerenveen coach Foppe de Haan, De Kast zanger Syb van der Ploeg, etc. om het gebruik van het Fries te promoten.48

Dat dit soort activiteiten en initiatieven tegenwoordig weer overal opleven in Friesland geeft aan dat er nog altijd wordt gestreden voor het behoud en gebruik van de taal, oftewel de Friese Beweging leeft voort en daarmee ook de constructie van de Friese taal, cultuur en identiteit. Het Fries blijft namelijk een minderheidstaal die continu dreigt verloren te gaan in een groter geheel. Er zijn gelukkig wel altijd mensen die proberen tegenwicht te bieden aan de gedachtegang van de Friese bewegers en ik geloof ook dat dit nodig is om de sturing die deze organisaties willen geven aan de Friese cultuur en taal te relativeren. Zo is kunsthistoricus Huub Mous een criticus die veelal op zijn weblog, maar ook in wetenschappelijke artikelen en in boekvorm zijn, soms wat radicale maar vaak wel verfrissende visie op onder meer Friesland, de Friese identiteit en de Friese taal deelt. Om deze paragraaf te beëindigen zou ik daarom graag de recente ‘post’ Ik praat net Frysk! van hem willen delen waarin hij de zin van het behoud van de Friese taal en de daaraan vastgevroren Friese identiteit ter discussie stelt.

Ik praat net Frysk! 16 juni 2011

De Friese identiteit is behekst door de Friese taal. Er is iets met die twee, dat zich in sterke mate onttrekt aan de ratio, alsof de verbintenis ooit is beklonken in een soort toverspreuk. Uiting geven aan identiteit doe je naar mijn smaak niet door een taal te spreken die met die identiteit van oudsher verbonden wordt. De kunstenaar Kokoschka heeft eens gezegd: ‘Mens ben je niet door geboorte’. Ik zou daar aan willen toevoegen: ‘Fries ben je niet door Fries te spreken.’ Taal is slechts een voertuig, hooguit een drager van identiteit, maar nooit de identiteit zelf. Het Friese cultuurbeleid wordt ten onrechte veel te veel vereenzelvigd met taalbeleid. Ik wil zeker niet bestrijden dat het bestaan van de Friese taal uit cultureel oogpunt een uiterst waardevolle verworvenheid is. De Friese taal is een cultureel monument. Het is echter de vraag in hoeverre het – tot elke prijs – in stand houden van dat monument ook opgevat kan worden als een bijdrage aan de ontplooiing van de cultuur in deze provincie. Het medium kan nu eenmaal nooit de boodschap zijn. De liefde voor de eigen taal houdt de band met het verleden in stand, maar die band kan ook gaan knellen als liefde

46

Gorter, 2-3.

47

Afûk website: http://www.afuk.nl/ferfolch/menuorganisaasje.html.

48

(25)

geloof wordt en het geloof een dogma. De fixatie op de eigen taal heeft in Friesland in sterke mate bijgedragen aan het bevroren beeld van de eigen identiteit. In combinatie met een calvinistische levensopvatting die in deze contreien meer dan elders in de genen lijkt ingedaald, heeft deze – in wezen tragische – fixatie geleid tot een voorkeur voor formalistisch en wettisch denken binnen vastliggende, bijna geheiligde kaders, die voor ingewijden vaak niet meer ter discussie staan. Vooral ook omdat de eigen taal in een staat van voortdurende bedreiging verkeert, is op deze wijze het begrip identiteit ongemerkt kunnen vervallen tot een star patroon dat enerzijds vraagt om behoud en verzorging en anderzijds wantrouwen wekt jegens elke poging tot culturele vernieuwing.49

2.3 Constructie van Friese culturele identiteit

Met een beter beeld van de dynamisch geschiedenis van de Friezen en de Friese taal, kijken we in deze paragraaf naar de manier waarop het rijke verleden gebruikt werd in de negentiende eeuw. De vraag die centraal staat luidt: Hoe is en wordt de Friese culturele identiteit geconstrueerd? Zoals in de inleiding vermeld, hebben zowel Liesbeth Brouwer als Goffe Jensma een gedegen onderzoek gewijd aan de oorsprong van het hedendaagse beeld van Friesland en de constructie van de Friese identiteit in de negentiende eeuw. In de volgende deelparagrafen worden beide studies afzonderlijk bekeken.

2.3.1 De visie van Liesbeth Brouwer

In Liesbeth Brouwer haar onderzoek – naar de natievorming- en vernietiging van de Nederlandse identiteit in de Friesche Volksalmanak in de negentiende eeuw – wordt de constructivistische benadering van culturele en nationale identiteit, die ik in hoofdstuk één uitgebreid heb besproken, als het ware in werking gesteld of verduidelijkt met betrekking tot de Friese en Nederlandse identiteit. Zij geeft aan dat tegelijkertijd niet alleen in Nederland, maar in heel Europa in de negentiende eeuw volken zochten naar hun identiteit en dachten deze te vinden in de specificiteit van hun geschiedenis, taal, zeden en gewoonten. Op die manier losten zij in die tijd hun behoefte aan identiteit in en

creëerden vanuit die behoefte op dat moment een significant verleden. Nationalistische bewegingen

bevestigden overal op vergelijkbare manier de eigenheid en bijzonderheid van hun natie. Dit creëren van nationale identiteiten speelde zich af op het breukvlak van de verlichting en de romantiek.50 Het verlichtingsdenken met zijn nadruk op gelijkheid van allen, vormde een voedingsbodem voor de nationalistische bewegingen, maar tegelijkertijd werd vanuit het romantische gedachtegoed juist de nadruk gelegd op bijzonderheid, uniciteit en variatie. Dit leidde als het ware tot een kwestie van “gelijkheidsbevordering naar binnen toe en verschilbenadrukking naar buiten toe.”51

(26)

hierbij een grote rol, doordat hier in werd uitgedrukt waar de natie voor stond. Een interessante constatering van Brouwer hierbij is dat na de tweede wereldoorlog de cultuurwetenschappen in zelfstandige en geobjectiveerde natiestaten niet langer zorg hoefde te dragen voor het geestesmerk van de natie. Maar in Friesland, wat uiteindelijk niet een natiestaat maar een provincie is geworden, is het bestaansrecht altijd nauw verbonden gebleven met het geestesmerk. Dit heeft er toe geleid dat er nu nog altijd veel discussies worden gevoerd met betrekking tot waardevrijheid in onderzoek en de verzelfstandiging van de geschiedschrijving en cultuurwetenschappen.52 Dit geeft duidelijk aan dat een deel van de Friezen nog altijd veel waarde hecht aan de ‘eigen’ cultuur, taal en geschiedenis en het belangrijk vindt deze te behouden en continueren ter bevestiging van een unieke status als een apart volk met een collectieve culturele identiteit. In de volgende paragraaf wordt daarom ook gekeken hoe er in deze tijd nog altijd bewust of onbewust gewerkt wordt aan de constructie van de Friese identiteit. Maar nu eerst terug naar de negentiende eeuw en het onderzoek van Brouwer.

In Nederland werd in 1784 de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen opgericht. Vanuit verlichte gedachtes, redelijkheid en gelijkheid van alle mensen stimuleerde deze instantie onder meer het onderzoek naar opheffing van schaarste, zorgde voor beter onderwijs, bevorderde emancipatie van de burgerij, hielp de middenklasse mondig worden en zich te onderscheiden en zorgde voor meer democratische structuren. In de provincies werden overal regionale verenigingen opgestart die als het ware als departementen van deze landelijke Maatschappij kunnen worden gezien. In Friesland werd bijvoorbeeld in 1827 het Genootschap voor Geschied-, Oudheid- en Taalkunde opgericht, oftewel het Fries Genootschap, en in 1844 het Selskip foar Fryske Tael- en Skriftekennisse. Dit waren de twee grootste en belangrijkste verenigingen in de negentiende eeuw in Friesland. Hier wordt in de volgende paragraaf aan de hand van Goffe Jensma dieper op ingegaan, aangezien hij in zijn studie veel aandacht heeft besteed aan de actieve leden van deze verenigingen en hoe zij op hun manier meewerkten aan de constructie van de Friese identiteit. De focus van Brouwer ligt echter bij de Friesche Volksalmanak, een onafhankelijk letterkundig tijdschrift. Het tijdschrift was onafhankelijk, maar de meeste auteurs waren overigens wel lid van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen en daarmee waarschijnlijk aanhangers van hun gedachtegoed.53 In het tijdschrift kwamen allerlei verschillende kennisvelden en genres bij elkaar, zoals poëzie, verhalen en romances, maar ook geschiedschrijving, ideeëngeschiedenis, taalstudie, zedenleer, archeologie, etc.54 De combinatie van al deze genres maakt het tijdschrift op zichzelf volgens Brouwer dan ook een zeer interessante bron voor cultuurwetenschappelijk onderzoek. In haar eigen analyses en onderzoek richt zij zich echter

(27)

hoofdzakelijk op de manier van geschiedschrijving in de almanak, die volgens haar een belangrijke rol speelt in de constructie van Friese identiteit.55

In hoofdstuk twee werd besproken hoe Hall en Woodward dachten over een machtsspel van differentiatie en uitsluiting, wat belangrijk is voor de constructie en representatie van een culturele identiteit. Brouwer onderschrijft met betrekking tot de erkenning van een Friese cultuur een soortgelijk fenomeen in termen van vervreemding en objectivering:

“Identiteit tekent zich pas dan af als er van begrenzing, van een buiten, sprake is. Om de specifieke vorm van de Friese cultuur te beschrijven, moet men als het ware buiten die cultuur gaan staan (de positie van de niet-Fries innemen), en haar objectiveren. Wanneer men dan vervolgens het beeld dat resultaat is van objectivering en vervreemding houdt voor een authentieke zijnservaring, […] zien we de contouren van een denken dat aan naties wezenskenmerken toeschrijft.”56

Bovendien geeft Brouwer aan dat er bij de constructie van identiteit ook sprake is van een nabootsingproces met het oog op een breder Europees denken in de negentiende eeuw.57 Dus, omdat er in heel Europa een zelfbewustzijn opkwam en volken op zoek gingen naar hun ‘roots’, konden en wilden ook de Friezen niet achterblijven.

Terwijl de stichting van het soevereine Koninkrijk der Nederlanden in 1813 de staatsmacht in Friesland beperkte, werd de idee van een Friese natie of volk wel geconstrueerd, onder meer door de schrijvers van de Friesche Volksalmanak, maar ook door andere mensen en genootschappen die in die zelfde periode deel uit maakten van de zogenoemde Friese Beweging – een verzamelnaam voor allerlei initiatieven en activiteiten ter bevordering van de Friese taal en cultuur die nu nog altijd wordt gehanteerd. Het Friese volk werd voorgesteld als onderdeel van een pluriform Koninkrijk der Nederlanden. Er werd vanuit de Nederlandse staat zelf dan ook geen weerstand geboden aan de opkomst en ontwikkeling van het Friese zelfbewustzijn en de nadruk op een zekere mate van anders zijn.58 Dit gaf ze dus volledige vrijheid om zich te storten op de eigen geschiedenis, de taal te ontdekken en de ideologie van een Friese identiteit te creëren en uit te dragen.

(28)

weer onder heerschappij van één of andere koning, keizer of graaf, dan weer in relatieve onafhankelijkheid of vrijheid levend, eerst heidens, toen bekeerd tot het katholicisme en vervolgens protestants, was de bevolking constant onderhevig aan grote veranderingen. De belangrijkste conclusie van Brouwers onderzoek is in feite dat Friese identiteit een vlottend begrip is, een lege vorm waarin van alles geprojecteerd kan worden.60 En dit is precies wat er actief gebeurde in de negentiende eeuw. Met behulp van de geschiedkundige teksten en andere representaties werd er een link gelegd tussen het verleden en heden en werden er allerlei ideeën en beelden geprojecteerd in die lege vorm.

2.3.2 De visie van Goffe Jensma

Goffe Jensma, hoogleraar Friese taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, schreef in 1998 de studie Het rode tasje van Salverda met als ondertitel Burgerlijk bewustzijn en Friese identiteit

in de negentiende eeuw. Centraal in deze studie staat de zoektocht naar Friese identiteit. Jensma toont

aan dat het niet de gewone mensen, het volk en de boeren waren, maar vooral de burgerlijke elites die zich in de negentiende eeuw met Friese cultuur bezighielden en zich als Friezen profileerden. Jensma stelt dat het beeld van Friesland als een plattelandscultuur met oeroude wortels een uitvinding is, een constructie van de burgerlijke intellectuelen.61 Deze studie sluit daarom ook weer volledig aan op het in hoofdstuk één beschreven dominante discours van de constructivisten met betrekking tot culturele identiteit. Jensma onderzoekt in zijn werk welke Friezen individueel en in genootschapverbanden hebben bijgedragen aan de constructie van een Friese culturele identiteit en op welke manier.

Hij start, ter verklaring van de titel van zijn studie, met het levensverhaal van Jan Cornelis Pieter Salverda, een arme schoolmeester die een dramatisch leven leidde, verschrikkelijk stonk en een gruwelijke dood stierf, maar desondanks prachtige poëzie had geschreven. Hij scheen nog een rood tasje te hebben gehad met een schat aan gedichten, maar deze werd nooit gevonden. Het is een metafoor voor een zoektocht naar de poëzie als zodanig, die ten grondslag zou liggen aan de Friese identiteit. Dit zijn woorden van de doopsgezinde predikant Joost Hiddes Halbertsma, die Salverda’s biografie, of beter gezegd lijkrede, schreef. De biografie was in de negentiende eeuw een veel beoefend genre in de literatuur. Jensma nam voor zijn onderzoek ongeveer tweehonderd levensbeschrijvingen door maar het was deze beschrijving die zich opvallend onderscheidde van de rest. Jensma schrijft:

“…juist dit unieke stuk [zegt] ons meer over de tijd waarin het werd geschreven en over de cultuur van de kringen waarin het werd voorgedragen dan al die andere biografieën samen. Het laat namelijk haarfijn zien hoe Friese identiteit tot stand kwam.”62

(29)

Halbertsma was volgens Jensma echt een voortrekker die bij zijn publiek van burgerlijke, geletterde Friezen gevoelens van stamtrots los wilde maken en uitzonderlijke nadruk legde op Friese identiteit. Daarom had hij de rede ook in het Fries geschreven, iets wat in de jaren dertig van de negentiende eeuw nog niet veel gedaan werd. Halbertsma greep terug op het verleden van de oude Friezen en schreef over het kleine overblijfsel van een groot volk dat nog zijn taal uit de schipbreuk der eeuwen behouden had. De dichter [Salverda] moest in die eigen taal vereerd worden.63 Zijn toehoorders definieerde hij als de elitaire bloem der Friese natie. Halbertsma droeg deze rede namelijk in 1936 voor tijdens een vergadering van de leden van het Friesch Genootschap voor Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, een deftig besloten genootschap bestaande uit Friezen uit de hoogste maatschappelijke kringen.64 De heren van dit genootschap hadden zich verenigd in 1827 om de Friese cultuur en geschiedenis te bestuderen.65 Jensma’s onderzoek is vooral gericht op een groot aantal ‘werkende leden’ zoals Halbertsma van dit Genootschap, maar ook op die van de tweede grote vereniging in Friesland, het Selskip foar Fryske taal- en Skriftekennisse, dat in 1844 werd opgericht. Waar Brouwer zich richtte op de geschiedschrijving in de onafhankelijke Volksalmanak, richt Jensma zich meer op de gedichten, romans, verhalen een vooral beschouwende stukken die geschreven werden door de werkende leden van deze twee grote Friese genootschappen.

Jensma beschrijft dat Halbertsma en de andere moderne, stedelijk georiënteerde, burgerlijk-elitaire mensen allerlei elementen uit het volksleven codificeerden en dit, aangevuld met eigen inzichten, bestempelden tot Friese ‘cultuur’. Jensma benoemt dit als een ‘invention of tradition’,66 een term die in 1983 ook al werd geïntroduceerd door de Britse historicus Eric Hobsbawm in de gelijknamige bundel

The Invention of Tradition. Hij schrijft:

“The term ‘invented tradition’ is used in a broad, but not imprecise sense. It includes both ‘traditions’ actually invented, constructed and formally instituted and those emerging in a less easily traceable manner within a brief and dateable period […] and establishing themselves with great rapidity.”67

Als we naar de twee vormen van Hobsbawm’s beschrijving kijken, sluit de eerste naadloos aan op Jensma’s constatering. Hobsbawm schreef hoe mensen die gebruik maken van ‘invented traditions’, de geschiedenis als het ware als legitimatie aanvoeren voor acties in het heden en als bouwsteen voor de culturele identiteit van een bepaalde groep.68 Wat in de bundel door Hobsbawm en de andere auteurs toegespitst wordt op onder meer de Schotten, Welsh en Britten, kan in dit onderzoek van Jensma dus ook gemakkelijk gerelateerd worden aan de Friezen.

(30)

Als we het onderzoek van Jensma vergelijken met het eerder behandelde werk van Brouwer, is het opmerkelijk hoe dicht Jensma in zijn gehele onderzoek bij zijn historisch bronmateriaal en subject gerelateerde teksten blijft. Waar Brouwer juist theoretische kaders verkent met betrekking tot de geschiedschrijving, maar ook cultuursemiotiek en psychoanalyse, ofwel een verantwoord methodologisch en analytisch onderzoek uiteenzet, houdt Jensma hoofdzakelijk vast aan zijn eigen interpretaties van de historische bronteksten. Het onderzoek van Brouwer past hierdoor beter in een wetenschappelijke onderzoekstraditie. Jensma brengt zijn onderzoek meer op een verhalende wijze, waarbij hij – waarschijnlijk ten behoeve van de toegankelijkheid voor een breder publiek – telkens weer verschillende citaten plaatst uit zijn bronmateriaal om de essentie van zijn standpunt op symbolische of metaforische wijze te illustreren. Alhoewel het onderzoek hierdoor minder wetenschappelijk overkomt als het werk van Brouwer, zijn de historische bronnen die Jensma heeft geselecteerd en aanhaalt op zichzelf helder, waardevol en rijk aan informatie, waardoor ze de nodige relevantie aan de studie geven. De teksten geven namelijk blijk van de manier waarop er door de behandelde groep mensen werd gedacht en geschreven over de Friese geschiedenis en identiteit en hoe er op deze manier een constructie plaatsvond van die identiteit.

Wat van belang is voor dit onderzoek en specifiek voor de vraagstelling die ten grondslag ligt aan dit hoofdstuk, is het benadrukken van de harde conclusies die Jensma trekt met betrekking tot de constructie van de culturele Friese identiteit. De intellectuelen van de Friese Beweging legden, volgens Jensma, opmerkelijk veel nadruk op het samengaan van de hoge en lage cultuur, destijds de grote en kleine burgerij. Bovendien liep dit parallel aan de maatschappij en haar verleden in zijn algemeenheid. Hij beschrijft de gedachtegang van de begin negentiende-eeuwse Friese burgerij: “Zoals de elite zich rekenschap moet geven van het volk waaruit ze historisch gezien voortkomt, zo dient de burgerlijke maatschappij als geheel aandacht te hebben voor haar geschiedenis. Daar ligt immers de gemeenschappelijke oorsprong.”69 Een totaal essentialistische gedachte dus, met constructivistische gevolgen. De Friese bewegers waren namelijk niet door het Friese volk als culturele vertegenwoordigers aangesteld. Zij vormden uit zichzelf een culturele elite die in een machtspositie stond om betekenis toe te kennen aan Friesland en het Fries zijn en daarmee vorm gaf aan de Friese culturele identiteit.

“Deze culturele dominantie […] bood de burgerlijke elite ook de mogelijkheid om in de eerste helft van de negentiende eeuw Friesland ‘uit te vinden’, dat wil zeggen om allerlei oudere elementen van nieuwe betekenis te voorzien en te integreren in een nieuw, modern beeld van Friesland.”70

69

Jensma, 25.

70

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Project Toegankelijkheid Raadhuis, schouw Winkelstraat Bloemendaal dorp en schouw Veen en Duin zijn afgerond. Het pad naar de app “van Ongehinderd” loopt niet over rozen. Er is

Wissen: indien u niet meer akkoord gaat met de verwerking van uw persoonsgegevens door de Nederlandse Obesitasstichting of als u van mening bent dat verwerking van uw

Met name (ex-)gebruikers snijden dat onder- werp vaak aan. Juridische vragen worden meer via e-mail dan aan de telefoon gesteld. Dat geldt voor wel meer gevoelige thema’s.

Samen Verder. Waar sociaal en fysiek elkaar versterken. De fysieke wereld ontmoet het sociale domein en vice versa. Sterker nog, in Samen Verder worden het fysieke en het soci- ale

Maar voor inhoud op het gebied van taal en cultuur, zoals litera- tuur als cultuurdrager, maar ook vragen over hoe we talen leren en gebruiken en hoe talen veranderen en

Geflankeerd door het ontsluitende jonge leven enerzijds en het zich afsluitende leven anderzijds, begin ik aan een tekst die ik al veel eerder had moeten schrijven; uit respect

Lessen uit de crisis: Waarom we opnieuw moeten nadenken over geld .. 63

Wat betekenen deze ontwikkelingen? Kort gezegd: niet veel goeds. Kinderen in wie onvoldoende wordt geïnvesteerd door te weinig tijd of geld lopen een achter- stand op die