• No results found

HOOFDSTUK 3 CONSTRUCTIE VAN FILMS & FRIEZEN – Filmanalyses

3.5 Mirjam de With – Frisse wind

3.5.1 Analyse De ein fan ’e wrâld

Jeffrey is de protagonist in de film. Hij wordt direct neergezet als een beetje een ondeugend, eigenwijs skateboardend stadsjongetje. Jeffrey’s vader is een Fries, waarschijnlijk een zakenman aan zijn mooie witte pak te zien, die duidelijk al een tijdje in de Randstad woont en zijn zoon Nederlandstalig heeft opgevoed. Blijkbaar zijn er problemen tussen de ouders van Jeffrey waardoor zijn vader hem tijdelijk bij zijn tante in Friesland brengt. De vader lijkt gevoelig te zijn voor nostalgie, een hang naar het verleden. Hij rijdt trots rond in een oude Citroën Snoek, die naar eigen zeggen net zo oud is als hij zelf. Tante Maud, waar Jeffrey achtergelaten wordt, is het tegenovergestelde van de vader, haar broer. Ze woont in een versleten oude caravan in de ‘middle-of-nowhere’ bij een minicamping, ze ziet er uit als een ma Flodder met haar slordige kleren en onverzorgde haardos en is constant aan het roken. Dan zijn er nog de twee Friese jongens die op de minicamping verblijven, hoofdzakelijk om bier te drinken zoals het lijkt, en de jongedame Christina die van oorsprong niet Fries is maar wel de taal heeft aangeleerd en op de camping een caravan gebruikt als haar atelier.

De Friese personages worden in eerste instantie vooral negatief neergezet, maar na een geleidelijke transformatie ontstaat er steeds meer sympathie voor deze personages. In de eerste instantie lijken ze niets anders te doen als doelloos omhangen, veel alcohol nuttigen en roken. Naarmate het verhaal zich vordert blijken ze echter allemaal specifieke capaciteiten te bezitten, de één om te schilderen, de ander om te wakeboarden, gitaar te spelen, een motor te repareren, etcetera. De personages worden als stereotype stugge Friezen geïntroduceerd maar deze clichématige eigenschap wordt bij elk personage in de film al snel doorbroken. Jeffrey’s tante, bijvoorbeeld, is eerst erg nors en terughoudend en zegt bij aankomst van Jeffrey en zijn vader gelijk dat ze een hekel heeft aan kinderen.

104

Toch speelt er een zorgzame kant van haar op wanneer Jeffrey een zware kater heeft nadat hij voor het eerst alcohol heeft genuttigd. ’s Avonds zit het hele stel vervolgens gezellig met zijn allen rond een kampvuur liedjes te zingen. Die stugheid zien we ook terug bij de eerste ontmoeting tussen de twee oudere jongens en Jeffrey. De jonge mannen blijven continu Fries tegen hem praten, alhoewel ze prima Nederlands spreken en weten dat Jeffrey Nederlands spreekt. Toch zijn de jongens wel hartelijk, ze ondernemen dan ook van alles met hem. Naar mijn idee heeft De With, waarschijnlijk vanuit haar persoonlijke situatie als Fries die buiten Friesland is gaan wonen, willen bewijzen dat het clichébeeld dat veel mensen buiten Friesland hebben van de Friezen en hun provincie, zonder er ooit te zijn geweest, kortzichtig is. Dit doet zij door de personages clichématig te introduceren, maar vervolgens te transformeren door een positieve wending in hun karakter te bewerkstelligen.

Alhoewel De With een moderne, in Friesland gesitueerde film heeft gemaakt, treffen we binnen de mise-en-scène toch telkens props aan die typische (historische) Friese symbolen zijn of representeren. De Friese vlag is bijvoorbeeld een opvallend, steeds terugkerende prop. In de caravan van de twee jongens hangt een Friese vlag voor het raam, in een scène draagt één van de jongens een T-shirt met de Friese vlag er op en in weer een andere scène draagt hij een boxer of zwembroek met de blauwe strepen en de rode pompeblêden (Stills 44 t/m 46). Het mag duidelijk zijn dat deze jonge Friezen trots zijn op hun Fries-zijn en hier graag mee te koop lopen. Deze trots blijkt overigens niet alleen hier uit, maar ook uit de eerste ontmoeting met Jeffrey waarbij de jongens net doen alsof ze het Nederlands niet goed begrijpen en stug Fries tegen de kleine jongen blijven spreken. De With zet deze jongens neer als Friezen die opvallend en bewust bezig zijn met hun Friese identiteit. Ze proberen zich te onderscheiden door middel van het gebruik van de Friese vlag op hun kleding, hun eigen taal, hobby’s en sporten. Daarnaast zijn er nog meer referenties naar typisch Friese elementen in de mise-en-scène. Bijvoorbeeld het moment waarop Jeffrey en zijn vader net aankomen bij tante Maud en de vader uit de auto stapt. Hij slaat zijn armen uit, draait een rondje, werpt een blik op het weidse landschap en zegt (vertaald uit het Fries): “Ik heb ’t altijd al gezegd en ik zeg het nu weer. Er gaat helemaal niets boven ons vaderland!”F.P.B (Still 47) Friezen ‘om utens’, Friezen die niet langer in Friesland wonen maar wel Fries opgevoed zijn, spreken vaak over Friesland als hun ‘heitelân’, hun vaderland. Dit geeft duidelijk aan hoe verbonden zij zich kenbaar nog altijd voelen met de verbeelde gemeenschap van Friezen en vooral ook het Friese landschap. Tegen het einde van de korte film, wanneer de groep rond het kampvuur zit, doet zich tot slot nog een typisch Friese situatie voor. We horen Jeffrey met moeite de Friese zin “Bûter, brea en griine tsiis, wa dat net sizze kin is gjin oprjochte Frysk”105 zeggen en de rest vervolgens applaudisseren. Het is een zin die sterk verbonden is met de Friese geschiedenis van volksverhalen. De legendarische Friese ‘held’ Grutte Pier, enerzijds beschouwd als vrijheidsstrijder, anderzijds bekritiseerd als wrede barbaar en bendeleider, zou deze zin in de zestiende eeuw tijdens zijn

105

tochten op zee voorgelegd hebben aan zijn tegenstanders. Als ze de zin niet accentloos na konden zeggen, werden ze letterlijk een kopje kleiner gemaakt met zijn ruim twee meter lange en zes kilo zware zwaard. Tegenwoordig wordt de zin nog altijd veel gebruikt door Friezen die Hollanders Fries proberen te laten spreken. Zo wordt ook Jeffrey door de groep rond het kampvuur aangespoord om de woorden zo goed mogelijk onder de knie te krijgen. Tot slot zingen ze met zijn allen het bekende Friese liedje Simmermoarn, naar het gedicht dat de beroemde Friese schrijver Waling Dykstra halverwege de negentiende eeuw schreef. Opvallend is dat dit liedje in veel Friese films gezongen of gefloten wordt. Het zit bij voorbeeld ook in De dream en zoals we eerder aangaven in Nynke en

Sportman fan ’e ieu. De Friese taal speelt in bovengenoemde scènes een wezenlijke rol en is duidelijk

verbonden met de traditionele Friese volkscultuur. Door dergelijke scènes in de film wordt deze traditionele cultuur en de Friese identiteit die hiermee samenhangt geconserveerd.

Als we gaan kijken naar de setting van het verhaal, toont de film een duidelijk contrast tussen twee totaal verschillende werelden, de (Rand)stad met onder meer flats en een skatepark en het lege platteland van Friesland. De scène waarin Jeffrey en zijn vader in de oude Snoek over de Afsluitdijk rijden, vormt een symbolische brug en een letterlijke overgang van de ene naar de ander wereld. Net zo als in Sportman fan ’e ieu dus. Friesland wordt hierbij met het einde van de wereld geassocieerd doordat de titel van de film pas na alle stadshots, in deze scène in beeld komt (Stills 48 en 49).

Waar de stadssetting gekenmerkt wordt door grijstinten, flatgebouwen en het skatepark waar Jeffrey naartoe vlucht voordat zijn vader hem beveelt mee te komen, is de plattelandsetting van Friesland leeg en groen, alsof de tijd er stilgestaan heeft. Alhoewel de shots van het Friese landschap esthetisch en fotografisch gezien erg zorgvuldig gemaakt zijn en een prettige kijkervaring teweeg brengen, worden ze wel wat eenzijdig vanuit een kikkerperspectief in beeld gebracht, veelal met een extreem lage platte horizon wat het desolate karakter benadrukt. Onder de horizon zijn vooral weidse lege vlaktes van groen land te zien of water, met daarboven een helderblauwe lucht met hier en daar wat witte wolken (Stills 55 t/m 55). Het lijkt een beeld dat telkens weer terugkomt, ook in de eerder behandelde Friese films. Een beeld dat geen genuanceerde representatie van de moderne provincie, maar een beperkt imago creëert. In werkelijkheid is het Friese landschap op veel plaatsen gevarieerder en zijn er, naast het uitgestorven platteland waar het lijkt dat de tijd heeft stilgestaan, ook moderne steden en dorpen, windmolenparken, industrie en toerisme. Dit laatste blijkt tot nog toe echter niet uit de Friese films. Zij bieden geen authentieke representatie van de hedendaagse Friese cultuur, waar de identiteit van de Friezen mee is verbonden.

De locatie waar dit verhaal zich afspeelt is dan ook een enigszins surrealistische, geconstrueerde locatie. Het is een minicamping in een ‘middle-of-nowhere’ setting, waar een heel klein maar divers groepje mensen verblijft. Deze afgelegen locatie doet wel weer denken aan het thema wat herhaaldelijk in de andere Friese films naar voren is gekomen. Hoewel het minder expliciet wordt uitgedragen, zien we ook in deze film de hang naar vrijheid weer terugkomen. In de narratie van

De ein fan ’e wrâld wordt hier niet zo zeer voor gestreden maar meer naar geleefd. De personages in

De With’s film verblijven op de minicamping in een niemandsland om in alle vrijheid te kunnen doen waar ze zin in hebben of wat ze graag willen doen zonder gestoord te worden, zoals bier drinken, schilderen, wakeboarden, doelloos op een klein brommertje rondrijden, liedjes zingen rond een kampvuur, vrijen in een verlaten hokje, etcetera. Deze ‘vrije’ locatie of setting heeft in dit verhaal echter twee kanten. Voor Jeffrey is het in eerste instantie namelijk meer een gevangenis omdat hij tegen zijn wil is achtergelaten door zijn vader. Deze gedwongen positie geeft hem echter wel de mogelijkheid de mensen en het landschap beter te verkennen en hij komt er al snel achter dat deze omgeving nieuwe mogelijkheden biedt en dat de mensen bij nader inzien best aardig zijn. Aan het einde van de film saboteert hij zelfs zijn vaders auto om ervoor te zorgen dat ze nog wat langer kunnen blijven. Met deze wending stimuleert het verhaal mensen om hun vooroordelen te doorbreken en heeft de With de toeschouwer laten zien dat de afstand tussen de Hollanders en de Friezen best te ‘overbruggen’ is.

3.6 Deelconclusie

In dit hoofdstuk zijn vier Friese speelfilms op analyserende wijze nader bekeken met een focus op de manier waarop Friese elementen, personages, acteurs, de taal, het landschap en de locaties worden gerepresenteerd en gepositioneerd ten opzichte van niet-Friese elementen in de films. Dit met als doel te onderzoeken in hoeverre deze elementen in de films er voor zorgen dat de Friese cultuur, of de verbeelde gemeenschap van Friezen, zich onderscheidt en hun representatie op deze wijze een rol speelt in de constructie van een Friese culturele identiteit.

De eerste film die werd besproken, Nynke van Pieter Verhoeff, is duidelijk een film waarin, hoofdzakelijk door de Friese personages en het gebruik van de Friese taal, maar ook door een variatie in landschappen en settings, de Friese cultuur zichtbaar onderscheiden gerepresenteerd wordt. Dit vergemakkelijkt de identificatie bij de toeschouwer en helpt op die manier de eigen culturele identiteit vorm te geven. Ook in De fûke van Steven de Jong bleken de Friese personages en het Friese taalgebruik de belangrijkste rol te spelen in de representatie van de Friese cultuur. De derde film,

Sportman fan ’e ieu van de niet Friese regisseur Mischa Alexander, toont de Friese cultuur vanuit een

Hollands perspectief. Dit heeft geleid tot een deels clichématige en deels fictieve verbeelding van de folklore van de provincie en de Friezen, alhoewel de schoonheid van het platteland esthetisch gezien prachtig in beeld is gebracht. Mirjam de With heeft met haar film De ein fan ’e wrâld als eerste een niet in het verleden gesitueerde film gemaakt en zet, vooral in de setting, duidelijk Hollandse en Friese elementen tegenover elkaar. Waar de film in het begin als het ware vanuit een zelfde perspectief als

Sportman fan ’e ieu de Friese cultuur bekijkt, worden de Friese clichés in deze film deels doorbroken.

Alhoewel de vier films zich narratief gezien in volledig verschillende tijden afspelen en uiteenlopende verhalen vertellen, zijn er over het geheel genomen wel een aantal kenmerkende elementen die telkens terugkomen. We kunnen stellen dat deze elementen onderdeel zijn gaan

uitmaken van de Friese filmcultuur. Denk bijvoorbeeld aan de groep Friese (toneel)acteurs als een Rense Westra, Peter Tuinman of Hilbert Dijkstra, die telkens in verschillende films weer in hoofd- of bijrollen acte de présence geven. Op deze wijze zijn zij als het ware beeldbepalend geworden voor de Friese films. Belangrijk en bepalend voor de culturele identiteit van de Fries is ook de telkens terugkerende representatie van een dwarse of opstandige Friese protagonist die opkomt of strijd voor zijn vrijheid of onafhankelijkheid. In Nynke strijdt Sjoukje voor haar plaats in de maatschappij, zij wil meer zijn dan een moeder, ze wil vrij zijn om haar boeken te schrijven en bereikt dit ook uiteindelijk, zij het via een zware en moeilijke weg. In De fûke is het overduidelijk hoe Jelle Hûn voor zijn vrijheid strijdt door geen informatie los te laten richting de Duitse bezetters. Teake is de ‘held’ in Sportman fan

’e ieu omdat hij met zijn paalzitten aandacht wil vestigen op de slechte leefomstandigheden waarin de

arme arbeiders zich staande moeten houden. Hij is een vrij man, zolang hij op zijn paal blijft zitten. De

ein fan ‘e wrâld, kent meerdere personages die niet zozeer strijden voor vrijheid maar vooral leven in

vrijheid. Naast de vier geanalyseerde films in dit onderzoek, kan ook kort toegevoegd worden dat in andere Friese films, als De dream en De Gouden Swipe, hetzelfde thema duidelijk naar voren komt. In

De dream ondergaan de gebroeders Hogerhuis, die worden opgepakt voor een misdaad die zij niet

hebben gepleegd, met opgeheven hoofd hun gevangenisstraf omdat zij niet schuldig zijn maar slachtoffer van leugens en verraad en een verkeerd oordeel van de machthebbers. In De Gouden Swipe vecht zoon Ate zich vrij uit de grip van zijn vader door hem te verslaan op de renbaan en zijn eigen weg te kiezen. Doordat de protagonisten telkens met deze eigenschap worden getekend en het vaak de belangrijkste personages zijn waarmee de filmkijker wil sympathiseren, wordt het gemakkelijk om je als Fries ook te identificeren met deze eigenschappen. De Friese films conserveren op deze manier dus de negentiende-eeuwse gedachtegang rond de identiteit van de Friezen en stimuleren zo het gemeenschappelijke gevoel onder de Friezen dat de strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid een wezenlijk onderdeel uitmaakt van hun identiteit.

Typerend is ook dat de meeste films, op de laatste van Mirjam de With na, zich afspelen in het verleden. Dit komt veelal doordat het boekverfilmingen zijn van bekende Friese historische romans of in het geval Nynke van een historische biografie. Maar, ondanks dat De ein fan ‘e wrâld wel een contemporaine narratie is, representeert ook deze film Friesland niet per se op een moderne wijze. De With koos een desolate non-locatie als setting voor haar film en maakt daarbij zichtbaar gebruik van clichématige en historische referenties, in de vorm van props en traditionele gebruiken, naar de Friese cultuur.

In de Leeuwarder Courant schreef Sietse de Vries een artikel waarin de status van de Friese films sterk wordt getypeerd, getiteld “Wa makket earste Fryske filmkomeedzje of thriller?” oftewel “wie maakt de eerste Friese filmkomedie of thriller?” Hij stelt hierin dat de auteurs en filmmakers binnen de provincie zich zo sterk bewust zijn van hun eigen geschiedenis en de kwetsbare positie van hun gedeelde minderheidstaal, dat zij zich daar bij hun onderwerpkeuze veel te vaak door laten leiden. Hij

constateert in zijn artikel ook dat de meest verkochte Friese schrijvers als Rink van der Velde, Hylke Speerstra en Durk van der Ploeg het liefst historische romans schrijven en filmmakers als Steven de Jong en Pieter Verhoeff zich om de een of andere reden aansluiten bij deze literaire traditie. Ze gebruiken de Friese taal en cultuur om historische onderwerpen te verfilmen. De Vries pleit in zijn artikel dan ook voor verandering omdat er nu niet gesproken kan worden van een volwassen Friese filmcultuur.106 Hij schrijft:

“Relaasjekomeedzje, sosjale film, thriller, it makket neat út, as it mar yn it no spilet en as der mar gjin fierljeppers, aaisikers, keatsers, skûtsjesilers, âlde boeren en Alvestêderiders yn foarkomme. De folklore hoege filmregisseurs har net om te bekroadzjen, dy is al lang feilichsteld troch de kommersje. In film dy't makke wurdt mei as iennichste doel in moaie film meitsje.”107/108

Een moderne film waarin dus niet de traditionele, folkloristische elementen van de Friese cultuur in voorkomen, zou volgens hem een belangrijke stimulans zijn voor de filmcultuur in Friesland en tevens een emanciperend effect hebben op het gebruik van de Friese taal onder de jongeren. Ik kan het niet anders dan volledig met hem eens zijn. Doordat in de Friese films continue een nostalgisch beeld wordt gerepresenteerd van een Friese samenleving uit het verleden, is dit tegelijkertijd het beeld en imago wat mensen, zowel binnen als buiten Friesland, internaliseren. Op deze manier wordt er een verbeelde gemeenschap van Friezen en een daarmee gepaard gaande culturele Friese identiteit in stand gehouden, die werd geconstrueerd in de negentiende eeuw.

Als we naast de onderwerpen binnen de films kijken naar de visuele verbeelding van het Friese landschap is een soortgelijke conclusie als bovenstaande te trekken. Huub Mous deed in het verlengde hiervan, met betrekking tot de schilderkunst, een interessante constatering in zijn artikel De Friese

Pelgrimage. Hij schrijft dat Friezen nog altijd gefixeerd zijn op twee geheiligde domeinen: het

cultureel erfgoed en het landschap:

“Beide moeten koste wat kost bewaard worden voor het nageslacht. Zo dienen natuur en landschap volgens menigeen gevrijwaard te worden van eigentijdse smetten van industrie en moderniteit, waarbij niet zelden wordt uitgegaan van een romantisch ideaalbeeld van het Friese landschap met een ongeschonden horizon en dorpen zonder enige witte schimmel, kortom: het lege land van de negentiende eeuw. Dat ideaalbeeld wordt ook nog altijd door Friese schilders in leven gehouden. Zij schilderen als geen ander de beelden van het gekwelde verlangen naar de weidse Friese horizon. Het

106 De Vries, 1. 107 Ibid. 108

Vertaling: “Relatiekomedie, sociaal drama, thriller, het maakt niet uit, als het maar in het nu speelt en als er maar geen fierljeppers, eizoekers, kaatsers, skûtsjezeilers, oude boeren en Elfstedentochtschaatsers in

voorkomen. De filmregisseurs hoeven zich niet te bekommeren om de folklore, die is al lang veilig gesteld door de commercie. Een film die gemaakt wordt met als enige doel een mooie film te maken.”F.P.B.