• No results found

HOOFDSTUK 3 CONSTRUCTIE VAN FILMS & FRIEZEN – Filmanalyses

3.1.2 Friese film analyse

Naar aanleiding van Hall’s uitspraken, concludeerde ik in het eerste hoofdstuk dat cinema niet alleen maar een weerspiegeling is van essentialistische kenmerken (stereotypering), maar juist en vooral een geconstrueerde dynamische en gefragmenteerde representatie kan zijn van een culturele identiteit. Zoals eerder aangegeven, ligt de focus van de analyses daarom bij die dynamische representatie van de culturele identiteit, door te kijken naar de verscheidenheid en positionering van verschillende (Friese) elementen binnen de narratief en de mise-en-scène van de betreffende film. Wat betreft de narratief gaat het in dit onderzoek niet zozeer om de opbouw van de zogenaamde ‘cause-and-effect-chain’ en de wijze waarop het verhaal wordt verteld aan de toeschouwer, maar om diverse inhoudelijke aspecten of verhalende elementen die op welke wijze dan ook verband houden met de verbeelde gemeenschap van Friezen of een Friese culturele identiteit. Dit kan bijvoorbeeld de keuze van acteurs en actrices zijn, het taalgebruik van de personages in de film, maar veelal gaat het ook om verhalende elementen die al dan niet expliciet verwijzen naar de historie van de Friezen en de daarmee gepaard gaande traditionele

gebruiken, mythes en legendes, die binnen elke cultuur door de eeuwen heen ontstaan en overgedragen worden. De vraag is of men in het geval van de Friese films kan spreken van een dergelijke culturele overdracht en of de Friese films daarmee ook bijdragen aan het in stand houden van een geconstrueerde verbeelde gemeenschap. Daar wordt, na de analyses, in de conclusie dieper op ingegaan. Als we kijken naar acteurs en actrices en hoe zij zich in hun rol gedragen, welke taal ze spreken en welke handelingen ze uitvoeren, spreken we eigenlijk ook al over de mise-en-scène van de film, aangezien de mise-en-scène alle elementen behelst die voor de camera geplaatst worden en opgenomen worden. In verhouding met andere technieken van de cinema is het dan ook belangrijk juist deze elementen nader te analyseren aangezien deze de gemiddelde kijker het beste bijblijven en de meeste impact hebben. David Bordwell en Kristin Thompson maken het begrip mise-en-scène inzichtelijk in hun standaardwerk Film Art: An Introduction, door het in vier verschillende aspecten te verdelen: ‘setting’, ‘costume and makeup’, ‘lighting’ en ‘staging: movement and acting’.74 Ook zij maken het statement dat “many of our most sharply etched memories of the cinema turn out to center on mise-en-scene”75. Met het oog op de representatie van de Friese cultuur, zal de focus in de analyses van dit onderzoek hoofdzakelijk liggen bij de ‘setting’ – waar onder meer de props en de natuurlijke of geconstrueerde locaties onder vallen waar de scènes uit de film zijn opgenomen of waar het verhaal zich afspeelt – en bij het ‘staging’ – waar onder meer het eerder genoemde werk van de acteurs en actrices onder valt, omdat deze twee aspecten het meest aansluiting lijken te vinden bij de mogelijke constructie van een Friese culturele identiteit.

In het boekwerk Film in Nederland, een uitgave van onder meer het Filmmuseum, wordt een uitspraak gedaan over de Friese film De dream van Pieter Verhoeff. Een film die overigens niet – wat in de volgende paragraaf over het werk van Verhoeff wordt toegelicht – voor dit onderzoek is gekozen als analyseobject. Toch is het in het kader van deze introductie en toelichting op de filmanalyses aardig om even stil te staan bij de uitspraak. Volgens de auteurs van Film in Nederland is het typisch Friese aan deze film namelijk niet de locatie, maar de taal:

“Het Fries wordt hier niet uit folkloristische motieven gevoerd, maar is een essentieel deel van het verhaal. Als taal van het volk wordt het tegenover de taal van de heersende macht gezet.”76

Deze uitspraak vormt een interessant voorbeeld en aanknopingspunt, waar ik in de analyses van het geselecteerde corpus aan Friese films dan ook dieper op in wil gaan. Deze opmerking sluit namelijk direct aan bij wat ik in de inleiding van dit hoofdstuk aangaf te willen onderzoeken in de analyses. Hoe worden de Friese elementen, zoals in dit geval de taal, ten opzichte van andere, niet-Friese elementen gepositioneerd en welke uitwerking heeft dit? Daarnaast is het ook interessant te kijken in

74

Bordwell & Thompson, 176-207.

75

Ibid., 176.

76

hoeverre de Friese taal in de films van het corpus een essentieel deel van het verhaal uitmaakt, zoals in het citaat over De dream wordt beweerd, of dat deze uit folkloristische motieven wordt gevoerd. Een bewering die overigens gemakkelijker gezegd dan uitgelegd kan worden, want wat verstaat men precies onder folkloristische motieven? Wanneer het Fries in een film door elke andere taal vervangen zou kunnen worden en dus niet een wezenlijke rol speelt in het verhaal, wanneer bijvoorbeeld de regisseur er voor kiest zijn personages Fries te laten spreken omdat zij nu eenmaal in Friesland wonen, dan kan men naar mijn idee spreken van folkloristische beweegredenen. Maar, in beide gevallen – de Friese taal als essentieel onderdeel van de film of het gebruik van de Friese taal op basis van folkloristische motieven – kun je op voorhand al spreken van een culturele overdracht of conservering van tradities die er voor zorgt dat er met de Friese film een verbeelde gemeenschap van Friezen, die verbonden zijn door hun gemeenschappelijke taal, in stand wordt gehouden.

Hoewel in bovengenoemde bespreking van de film De dream ook nog wordt beweerd dat het typisch Friese niet de locatie is, is dit in mijn beleving juist wel een belangrijk element dat analyse behoeft in dit onderzoek. De ‘locatie’, ofwel de ‘setting’, als wezenlijk onderdeel van de mise-en-scène dat van belang is voor dit onderzoek, wordt hier hoofdzakelijk geïnterpreteerd als de representatie van het Friese landschap in de Friese films. De notie ‘landschap’ is natuurlijk een complex begrip, maar hoe het ook wordt gedefinieerd, “it has been central to the art and artistry of the cinema,”77 schrijft David Desser in het voorwoord van de bundel Cinema and Landscape, geredigeerd door Graeme Harper en Jonathan Rayner. In de introductie van deze bundel schrijven Harper en Rayner hoe de komst van de digitale filmtechnieken tegen het einde van de twintigste eeuw, is samengevallen met een heroriëntatie en re-evaluatie van onze gedachten rond het bestaan van naties en gemeenschappen vanwege de opkomst van online communities en wereldwijde communicatie via het internet. Desondanks wordt ons denken over film en over ‘cinematic landscapes’ nog altijd bepaald door concepten en ideeën die gevormd zijn in het analoge tijdperk van de twintigste eeuw.78 En hoewel er in de toekomst, door een nieuwe generatie misschien anders over wordt nagedacht, stellen zij dat:

“[...] here, at the end of the analogue age, cinematic landscapes relate to the analogous nature of representation, whether this representation is produced by selection or construction, or an amalgam of these, and these landscapes have corresponding degrees of authenticity and originality.”79

Zo wordt dus ook in dit onderzoek het filmische landschap benadert, als zijnde een geselecteerde ofwel geconstrueerde representatie die op zichzelf een bepaalde authenticiteitwaarde en originaliteit bezit. Interessant voor dit onderzoek, met het oog op de constructie van de culturele Friese identiteit, is

77

Harper & Rayner, 10.

78

Ibid., 17.

79

Harper en Rayners definiëring van ‘landschappen’ binnen de kunsten, omdat zij hierin stellen dat deze selectief en in intentie en receptie nooit neutraal zijn:

“Reproduced, or even invented landscapes, landscapes created largely in the imagination of painters or filmmakers, often initiate similar responses to the discovered or recorded landscapes of the real world. Landscapes, therefore, are not only selective but are never neutral in intention or reception. Depicted landscapes are often symbolic, and frequently contribute to social formation, impacting upon human associations and societal norms.”80

In het verlengde van deze definiëring kan dus gesteld worden dat het geselecteerde filmische landschap, of het nu een bestaande of gecreëerde representatie is, in veel gevallen een construerende impact kan hebben op de toeschouwer, vanwege zijn symbolische natuur en het vermogen om bij de aanblik van fictieve of realistisch gerepresenteerde landschappen en de aanblik van landschappen in de echte wereld een vergelijkbaar respons op te roepen. Op deze manier kunnen de filmische landschappen bijdragen aan de sociale formatie van een verbeelde gemeenschap en bouwen aan de constructie van een Friese identiteit.