• No results found

[Uitzending 333: Handelingen 9:39 t/m 10:38]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 333: Handelingen 9:39 t/m 10:38]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 333: Handelingen 9:39 t/m 10:38]

In de vorige uitzending hebben we gelezen dat de apostel Petrus een rondreis maakte langs alle plaatsen waar volgelingen van Jezus woonden en ook in de stad Lydda kwam. Daar trof hij Eneas aan, een verlamde man die al acht jaar op bed had gelegen. Petrus zei tegen hem: Jezus Christus geneest u, Eneas.

Kom uit uw bed en maak het zelf op. De man stond onmiddellijk op. Toen de bewoners van Lydda en Saron hem gezond en wel zagen rondlopen, bekeer- den zij zich tot de Here Jezus. Daarna volgt het getuigenis over Tabitha uit Joppe. Zij was een volgelinge van de Here Jezus en deed heel veel goeds, in het bijzonder voor de armen. Maar, Tabitha overlijdt. De gelovigen in Joppe weten dat Petrus in Lydda is en vragen hem naar Joppe te komen.

Handelingen 9 vers 39:

Petrus maakte zich meteen klaar en ging met hen mee. Zodra hij bij het huis aankwam, werd hij naar boven gebracht. Alle weduwen in de kamer kwamen huilend om hem heen staan en lieten hem de onderkleden en mantels zien die Tabitha voor hen had gemaakt.

Wanneer het bericht Petrus bereikt, komt hij direct naar Lydda. Wanneer hij naar de bovenkamer is gebracht, treft hij daar de huilende weduwen aan. Het was gebruikelijk om bij overlijden klaagvrouwen te huren voor het bedrijven van rouw, maar in dit geval was het verdriet echt. De weduwen waren van de aalmoezen en giften van de welvarende Tabitha afhankelijk (vs.36). Zij tonen Petrus de onderkleden en mantels die Tabitha voor hen heeft gemaakt. Zij zouden geen kleren hebben gehad als Tabitha of Dorkas er niet was geweest.

Handelingen 9 vers 40 en 41:

Maar Petrus stuurde iedereen de kamer uit, knielde neer en bad. Daarna zei hij tegen de dode vrouw: Tabitha, sta op! Zij deed haar ogen open en toen ze Petrus zag, ging zij zitten. Petrus nam haar bij de hand en hielp haar opstaan. Daarna riep hij de volgelingen van Jezus en de weduwen binnen en zei: Kijk, zij leeft weer.

Na een gebed spreekt Petrus het dode lichaam van Tabitha aan alsof ze al leeft en kan horen: Tabitha, sta op! De woorden herinneren sterk aan de woorden in de geschiedenis van het dochtertje van Jaïrus.

(2)

Petrus nam haar bij de hand en hielp haar opstaan. Daarna riep hij de volgelingen van Jezus en de weduwen binnen en zei: Kijk, zij leeft weer.

Petrus roept de volgelingen van Jezus en de weduwen binnen. Uit deze woordkeus en volgorde zou men kunnen opmaken, dat niet alle weduwen die door Tabitha werden geholpen gelovigen waren. Daarmee reikt de zorg en liefde van Tabitha verder dan de eigen geloofsgenoten.

Over het verdere leven van Tabitha wordt door Lucas niets verteld. Wij mogen aannemen, dat zij ook na haar opwekking de weduwen en armen in haar om- geving heeft ondersteund. Daarnaast dat zij door het wonder dat haar was overkomen nog lang een getuige is geweest van het feit dat de HERE doden opwekt en als Eersteling, de Here Jezus Zelf.

Handelingen 9 vers 42 en 43:

De hele stad hoorde ervan en velen gingen in de Here Jezus geloven.

Petrus bleef nog een tijd in Joppe en logeerde bij Simon, een leerlooier.

Het was niet nodig aan dit wonder bekendheid te geven, het nieuws ver- spreidde zich snel door heel Joppe. Door de opwekking van Tabitha werden velen overtuigd van de opstanding van de Here. Geloven betekent ook ‘je ver- trouwen stellen op’. Het geloof beperkt zich dan ook niet alleen tot een voor waar houden van de opstanding van Jezus Christus, maar is ook vertrouwen stellen op de Here Jezus.

Omdat veel pasbekeerde gelovigen onderwijs nodig hebben, blijft Petrus nog een tijd in Joppe. Hij neemt zijn intrek bij een zekere Simon, een leerlooier.

Het noemen van het beroep van ‘leerlooier’ is veelzeggend. Volgens de rab- bijnse wetgeleerden gold dit beroep als verachtelijk, aangezien de leerlooier door zijn werk voortdurend in aanraking kwam met de huiden (inclusief vlees en bloed) van onreine dieren, zoals kamelen en paarden, en bij het looiproces de nodige stank werd geproduceerd.

Handelingen 10 vers 1: In Caesarea woonde Cornelius, de commandant van het zogenaamde Italiaanse regiment.

Met de introductie van Cornelius komt een nieuw aspect van de verkondiging van het Evangelie binnen het gezichtsveld, nl. de verkondiging aan de heide- nen (de niet-Joden). Tot nu toe was de verkondiging (met een enkele uitzon- dering) gericht geweest op Joden, Jodengenoten en halfjoden (Samaritanen).

(3)

Nu worden ook de heidenen bereikt, zonder dat zij eerst tot het Jodendom hoeven over te gaan. Dat wil zeggen, zonder dat zij zich moeten laten besnij- den en zich verplichten de wetten van Mozes na te komen (Ef.2).

Kennelijk was op dit moment Filippus nog niet in Caesarea komen wonen (Hand.8:40), want dan had Cornelius niet de opdracht gekregen om Petrus uit Joppe op te halen. Over de persoon van Cornelius is uit andere bronnen dan de Bijbel niets bekend. Zijn naam is Romeins en hij wordt omschreven als een hoofdman over honderd soldaten, een centurio van de zogenaamde Italiaanse afdeling of cohort. Een cohort was een legerafdeling van ongeveer 600 tot 1000 man. Oorspronkelijk was de Italiaanse afdeling waarschijnlijk opgericht uit in Italië vrijgelaten slaven, maar in de tijd van Cornelius bestond ze voor een deel uit Syrische soldaten. Het feit dat Cornelius zich met al zijn huisgeno- ten in Caesarea heeft gevestigd, wijst op een langdurig verblijf van deze Itali- aanse afdeling in de stad. Handelingen 10 vers 2:

Deze man was erg gelovig. Hij en al zijn huisgenoten hadden diep ontzag voor God. Hij gaf veel weg aan de armen en was een man van gebed.

Al is Cornelius dan een Romeins soldaat, hij mag niet worden gezien als een

‘heiden’ in de zin van afgodendienaar. Lucas noemt hem erg gelovig en hij en zijn huisgenoten hadden diep ontzag voor God. Dit laatste is een uitdrukking die gebruikt werd als een aanduiding voor heidenen die de synagoge bezoch- ten. Dat het Cornelius ernst is met het dienen van de God van Israël, blijkt uit het feit dat hij regelmatig giften geeft aan de armen en uit zijn gebedsleven.

Cornelius is in zijn directe omgeving een voorbeeld, want ‘hij en al zijn huis- genoten hadden diep ontzag voor God’. Cornelius was geen Joodse pro- seliet in de strikte zin van het woord.

Vandaag zouden we kunnen zeggen dat hij iemand was die in de buurt van de kerk woonde, de diensten bij speciale gelegenheden bezocht, belangstelling voor de kerk en het geloof had, maar nog geen overtuigd christen.

Cornelius bracht zijn noden bij God, maar had ook meer geestelijk licht nodig, dat zal blijken uit het vervolg. Handelingen 10 vers 3:

Op een middag, om een uur of drie, kreeg hij een visioen. Hij zag duide- lijk een engel binnenkomen die voor hem ging staan en zei: Cornelius!

De geschiedenis van de verschijning van de engel aan Cornelius komt in Handelingen maar liefst vier keer voor.

(4)

Tegenover de christenen uit de Joden (die bezwaar maakten tegen de ver- kondiging van het Evangelie aan niet-Joden), laat Lucas er geen enkele twijfel over bestaan dat de HERE Zelf (door Zijn engel te zenden) het initiatief heeft genomen tot de prediking van het Evangelie aan alle volken.

Omstreeks het negende uur, het uur van het gebed in de tempel (om een uur of drie), is ook Cornelius in gebed. Hij ziet duidelijk ‘in een visioen’, hoe een engel van God bij hem binnenkomt. We moeten ons voorstellen dat Cornelius de engel met open ogen heeft zien binnenkomen. Dat het om een engel ging was duidelijk te zien aan zijn schitterend witte kleren (vs.31). De engel spreekt Cornelius direct bij zijn naam aan.

Handelingen 10 vers 4:

Cornelius keek hem met grote ogen aan en begon bang te worden. Ja, heer, stamelde hij. Wat is er? De engel zei: God heeft uw gebeden ge- hoord en Hij heeft gezien wat u voor de armen hebt gedaan.

Wanneer Cornelius de bij hem binnengekomen engel goed aankijkt, wordt hij bang. Cornelius weet niets anders uit te brengen dan: ‘Wat is er, heer?’ De boodschap van de engel is vol bemoediging: God heeft uw gebeden ge- hoord en Hij heeft gezien wat u voor de armen hebt gedaan.

Al in het OT worden gebeden gezien als een offer (Ps.141:2). Het feit dat de HERE de gebeden en giften van een onbesnedene als Cornelius accepteert als voor Hem welgevallig, is veelzeggend. Verder blijkt hieruit dat Cornelius met de juiste instelling (met geloof en liefde) zijn gebeden en giften voor de armen heeft gegeven. Luisteraar, een oprechte zoeker naar God wordt door de HERE niet teleurgesteld. God heeft uw gebeden gehoord en Hij heeft gezien wat u voor de armen hebt gedaan.

Met dit laatste is de redding niet te verdienen, maar de HERE ziet het wel.

Handelingen 10 vers 5 en 6:

Stuur een paar mannen naar Joppe om een zekere Petrus te zoeken en hem te vragen naar uw huis te komen. Hij logeert bij Simon, de leerlooier die aan zee woont. In de Griekse grondtekst is te zien dat Petrus bij zijn oor- spronkelijke roepnaam ‘Simon’ wordt genoemd. De bijnaam Petrus ontving hij van de Here Jezus (Joh.1:42). De engel geeft Cornelius ook het adres waar Petrus verblijft: bij Simon de leerlooier. Het huis van Simon de leerlooier staat

‘bij de zee’.

(5)

Omdat het beroep van leerlooier als onrein gold vanwege het voortdurende contact met de huiden van allerlei dieren en doordat het looiproces stankover- last met zich meebracht, moesten leerlooierijen buiten de stad worden geves- tigd. In dit geval ‘bij de zee’, waar de frisse zeewind iedere ongewenste geur snel doet verdwijnen. In enkele Griekse handschriften vinden we bij het slot van dit vers de toevoeging: ‘deze zal u zeggen wat u doen moet.

Uit Hand.11:14 wordt duidelijk, waarom hij Petrus moest laten halen. Stuur een paar mannen naar Joppe om een zekere Petrus te halen. Die zal u en al uw huisgenoten vertellen hoe u gered kunt worden. Cornelius en zijn huisgenoten zijn wel godsdienstig maar niet gered (door Jezus Christus).

En, hoe is dat bij u luisteraar? Handelingen 10 vers 7 en 8:

Zodra de engel weg was, riep Cornelius twee van zijn huisknechten en een van zijn lijfwachten, een gelovig man. Hij vertelde hun wat er ge- beurd was en stuurde hen naar Joppe.

Cornelius vertelt die drie mannen over de verschijning van de engel en wat deze heeft gezegd. Aangezien zij zelf ook gelovig zijn, zijn zij des te meer gemotiveerd om aan de opdracht van hun heer te voldoen en Petrus te gaan halen. Handelingen 10 vers 9 t/m 12:

De volgende dag, terwijl de mannen Joppe naderden, ging Petrus het platte dak van het huis op om te bidden. Het was omstreeks het middag- uur en omdat hij honger had, wilde hij graag iets eten. Terwijl het eten werd klaargemaakt, raakte hij buiten zichzelf. Hij zag de hemel open en er kwam iets naar beneden wat op een groot kleed leek.

Het werd aan de vier hoeken vastgehouden en op aarde neergelaten. Op het kleed lagen allerlei dieren: zoogdieren, reptielen en vogels.

De drie mannen uit Caesarea vertrekken diezelfde avond nog en overnachtten onderweg om de 50 km naar Joppe af te leggen. De volgende dag rond het middaguur, naderden zij Joppe. Op dat moment is Petrus op het platte dak om te bidden. Petrus ziet de hemel geopend. Terwijl hij bidt, wordt hij hongerig en vraagt aan de mensen in het huis voor hem iets klaar te maken. Terwijl hij op het dak blijft om verder te bidden, raakt hij buiten zichzelf. Petrus raakt in een toestand van geestvervoering. In deze toestand ziet Petrus de hemel ge- opend, een teken dat er nu een openbaring van Godswege gaat plaatsvinden.

(6)

Er kwam iets naar beneden wat op een groot kleed leek. In dat grote kleed bevinden zich alle dieren van de aarde. Handelingen 10 vers 13 en 14:

Een stem uit de hemel zei: Sta op, Petrus! U mag er zo veel van slachten en eten als u wilt. Maar, Here, zei Petrus. Ik heb nog nooit iets gegeten wat voor een Jood verboden is.

Tot nu toe heeft Petrus zich aan deze spijswetten gehouden en zich niet ver- ontreinigd. Hij kan ook niet begrijpen dat de Here hem opdracht geeft om te eten: ik heb nog nooit iets gegeten wat voor een Jood verboden is.

Handelingen 10 vers 15 t/m 22:

De stem kwam opnieuw: Als God iets rein noemt zodat u het mag eten, dan mag u het niet onrein noemen! Dit gebeurde drie keer en toen werd het kleed weer in de hemel opgetrokken. Petrus wist er niet goed raad mee. Hij vroeg zich af wat dat visioen kon betekenen. Op datzelfde mo- ment stonden er enkele mannen voor de deur die gestuurd waren door Cornelius. Zij hadden het huis van de leerlooier Simon gevonden en vroegen of daar ook een zekere Petrus logeerde.

Terwijl Petrus nog over het visioen zat na te denken, zei de Geest tegen hem: Petrus, er zijn enkele mannen voor u. Sta op, ga naar beneden en aarzel niet met hen mee te gaan, want Ik heb hen gestuurd. Petrus ging naar beneden. U zoekt mij, zei hij tegen de mannen, maar waarom eigen- lijk? Zij antwoordden: Wij zijn gestuurd door Cornelius, een Romeins officier uit Caesarea. Hij is rechtvaardig en heeft diep ontzag voor God.

Hij wordt door de Joden op handen gedragen. Nu heeft een engel van God hem gezegd dat hij u moest vragen bij hem thuis te komen om te luisteren naar wat u te zeggen hebt.

De HERE heeft de onreinheid van de heidenvolken opgeheven. Met de kruisi- ging van Christus is er een eind gekomen aan de geldigheid van de ceremo- niële wet (de spijs- en reinigingswetten; Gal.3 en Hebr.9:10). Al in Marcus 7 maakt de Here Jezus duidelijk, dat heiligheid en reinheid niet zozeer te maken hebben met wat men eet, als wel met de gesteldheid van het hart.

Handelingen 10 vers 23 t/m 25:

Petrus vroeg de mannen binnen te komen en nodigde hen uit te blijven slapen. De volgende morgen maakte hij zich klaar en ging met hen mee, samen met enkele andere volgelingen van Jezus uit Joppe.

(7)

De dag daarop kwamen zij in Caesarea aan. Cornelius, die zijn familie en zijn beste vrienden bijeen had geroepen stond al te wachten. Toen Pe- trus binnenkwam, liep Cornelius naar hem toe en viel op zijn knieën.

De volgende dag neemt Petrus ook zes broeders uit Joppe mee (Hand.11:12).

De zes broeders zouden later het getuigenis van Petrus bevestigen, toen de Joodse gelovigen in Jeruzalem hem ter verantwoording riepen over zijn verblijf bij Cornelius. Toen Petrus binnenkwam, liep Cornelius naar hem toe en viel op zijn knieën. Een dergelijke manier van eerbetoon komt alleen voor wanneer iemand op audiëntie ging bij de keizer of om een godheid te eren.

Het is interessant om te zien hoe Simon Petrus hierop reageert. Handelingen 10 vers 26: Maar Petrus trok hem overeind en zei: Sta op! Ik ben ook maar een mens!

Een dergelijk eerbetoon wijst Petrus beslist af. Alleen de HERE God mag een mens op een dergelijke manier vereren. Handelingen 10 vers 27 en 28:

Al pratend kwamen zij in de kamer waar alle genodigden bij elkaar waren. Petrus nam het woord en zei: U weet vast wel dat het mij als Jood verboden is met mensen van een ander volk om te gaan. Maar God heeft mij duidelijk gemaakt dat ik niemand minderwaardig of onrein mag vinden.

Het is Joden niet verboden om met heidenen te spreken, maar contact met hen bracht onvermijdelijk ceremoniële verontreiniging met zich mee. Het voedsel, huisraad en de kleding van heidenen voldeed niet aan de eisen van de spijs- en reinigingswetten. Daarom beperkte men het contact tot een mini- mum en werden niet-Joden (heidenen) thuis niet bezocht.

Maar voor Petrus geldt er nu een andere richtlijn. De HERE heeft hem door het visioen getoond, dat hij niemand minderwaardig of onrein mag vinden.

Het laat ook zien dat Petrus nu het visioen begrijpt. Het gaat niet in de eerste plaats om dieren, maar om mensen. De HERE heeft deze mensen gereinigd.

Betekent dat nu dat de hele mensheid rein of heilig is? Nee, de HERE kijkt al- leen niet meer naar afstamming, cultuur of ceremoniële reinheid. Mensen die Zijn wil doen en Hem gehoorzamen, zijn Hem welgevallig.

Handelingen 10 vers 29:

Daarom ben ik zonder aarzelen meegegaan toen u mij liet vragen bij u te komen. Maar ik ben wel benieuwd waarom u dat hebt gedaan.

(8)

Waarom zou Simon Petrus deze vraag stellen? Waarom begon hij niet onmid- dellijk te vertellen over Jezus Christus? Omdat de Heilige Geest en niet Petrus de leiding heeft. Want uit het antwoord en het vervolg wordt duidelijk waar Petrus het over moet hebben. Een belangrijke les voor ons. Als wij getuigen van Christus willen zijn dan is het belangrijk dat de Heilige Geest de controle en de leiding heeft, anders is het mogelijk dat wij mensen kwetsen.

Handelingen 10 vers 30 t/m 33:

Cornelius antwoordde: Vier dagen geleden was ik ’s middags rond drie uur hier in huis aan het bidden. Ineens stond er een man voor me, met schitterend witte kleren aan. Cornelius, zei hij, God heeft uw gebeden gehoord en Hij is niet vergeten wat u voor de armen hebt gedaan. Stuur enkele mannen naar Joppe om een zekere Petrus te halen. Hij logeert bij Simon, de leerlooier die aan zee woont. Ik heb meteen een paar mannen naar u toe gestuurd. Fijn dat u gekomen bent. Wij zijn hier in de tegen- woordigheid van God en wachten met spanning op wat u namens Hem zult zeggen.

Cornelius zegt tegen hem: Ik weet eigenlijk niet waarom u moet komen, God heeft het mij door een engel gezegd. Wij wachten met spanning op wat u namens Hem zult zeggen.

Handelingen 10 vers 34 t/m 37:

Petrus zei: Het is mij nu pas echt duidelijk dat God geen onderscheid maakt tussen mensen. Hij aanvaardt ieder die ontzag voor Hem heeft en die doet wat Hij wil, ongeacht tot welk volk die persoon behoort. Hij heeft het volk van Israël de heerlijke boodschap van vrede gebracht, door Jezus Christus, de Here van allen. U weet wel wat er in Israël is gebeurd.

Het begon in Galilea, niet lang nadat Johannes de Doper de mensen op- riep zich te laten dopen. U hebt vast wel gehoord van Jezus van Naza- reth, de man aan wie God de Heilige Geest en grote kracht gaf. Hij trok het land door en deed heel veel goeds. Hij genas alle mensen die in de macht van de duivel leefden, want God was met Hem.

De boodschap en de wonderen van Jezus waren bekend gemaakt in het hele Joodse land.

(9)

Zo konden ook heidenen als Cornelius kennis nemen van wat er door Jezus was verkondigd en gezegd. Zij wisten alleen nog niet in hoeverre deze bood- schap ook voor hen was bestemd. Daartoe verkondigt Petrus hen het evange- lie van Jezus Christus.

In de volgende uitzending lezen we hoe het verder gaat: Handelingen10:39 t/m 11:30.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor alle duidelijkheid, wij moeten deze Jakobus niet verwarren met Jakobus, de broer van de Here Jezus (Matth.13:55), de latere leider van de christelijke gemeente in Jeruzalem..

Maar de HERE zei tegen de profeet Semaja: Ga naar koning Rechabeam van Juda, de zoon van Salomo, en naar het volk van Juda en Benjamin en zeg hun: De HERE zegt: vecht niet tegen

Het verdriet van Paulus wordt in eerste instantie niet veroorzaakt door het feit dat de Joden zijn volksgenoten zijn, maar doordat de HERE Zich aan de Israëlieten heeft

Als de prediking over Christus nu inhoudt dat Hij lichamelijk uit de doden is opgestaan, een prediking die door alle gelovigen is aanvaard en voor waar is aangenomen, waarop

In Hebreeën 10 vers 20 hebben we gelezen: Omdat Hij Zich voor ons heeft opgeofferd, is er voor ons een nieuwe weg naar het leven gekomen.. De nieuwe weg is al door Christus ge-

Jezus riep Zijn leerlingen bij Zich en zei tegen hen: Ik heb met deze mensen te doen.. Ze zijn nu al drie dagen bij Mij en hebben niets

Dat deze dingen wel moeten gebeuren, betekent dat ook deze de gebeurte- nissen niet buiten de HERE God omgaan, maar een plaats hebben in Zijn plan.. De HERE heeft het verloop van

Maar het is de genadige beschikking van God de Vader, want we lezen in vers 10: Het was juist en goed dat God, die alles ter wille van Zichzelf heeft gemaakt, Je- zus heeft