• No results found

[Uitzending 339: Handelingen 15:12 t/m 41]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 339: Handelingen 15:12 t/m 41]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 339: Handelingen 15:12 t/m 41]

In de vorige uitzending hebben we gelezen hoe Petrus het Apostelconvent in Jeruzalem heeft toegesproken. Hij heeft zijn mede broeders en de andere gemeenteleden er op gewezen dat deze zaak al veel eerder aan de orde is geweest en dat het eigenlijk niet nodig is om daar nu nog eens opnieuw over te discussiëren. Petrus doelt dan op de bekering van Cornelius en de zijnen en de bespreking die de apostelen in Jeruzalem daarna hebben gevoerd. Dat de HERE toen Zijn Geest over de heidenen had uitgestort, was voor allen het bewijs dat God ook hen had aanvaard (Hand.11:17,18). Als Petrus is uitgesp- roken is het stil in de bijeenkomst.

Handelingen 15 vers 12:

Iedereen ging ervoor zitten om te luisteren naar wat Paulus en Barnabas te zeggen hadden. God had door deze twee mannen geweldige dingen en grote wonderen onder de vreemde volken gedaan.

Paulus en Barnabas bevestigen de woorden van Petrus, dat de HERE ook de heidenen heeft aangenomen. Handelingen 15 vers 13:

Nadat zij waren uitgesproken, nam Jakobus het woord. De Jakobus die hier wordt bedoeld is ‘de halfbroer van de Here Jezus, leider van de gemeente in Jeruzalem en dezelfde die de Brief van Jakobus schreef. Hij vertegenwoor- digde de Joodse (meer wetsgezinde) gelovigen (Gal.2:12). In de traditie staat Jakobus bekend als een vroom man, met eelt op zijn knieën vanwege zijn vele bidden op het tempelplein. Als leider van de gemeente in Jeruzalem werd hij rond 61 n. Chr. gearresteerd (in opdracht van de hogepriester Ananias) en op beschuldiging van overtreding van de wet van Mozes gestenigd. Handelingen 15 vers 14:

Petrus heeft ons verteld hoe God voor het eerst mensen van een ander volk benaderde om hen tot Zijn volk te maken.

Eerst vat Jacobus de woorden van Petrus samen. Beide mannen moeten el- kaar al tijdens het leven van Jezus hebben gekend. Door nu ook de gelovigen uit de heidenen met Zijn volk aan te duiden, doorbreekt Jakobus de Joodse opvatting om alleen zichzelf als ‘volk van God’ te zien. Het geloof in Jezus Christus overschrijdt de grenzen van Israël.

(2)

De HERE bezoekt de heidenen om uit hen, Zich een volk voor Zijn naam te verzamelen. We lezen in het Bijbelboek Openbaring dat er mensen uit elke stam, taal, volk en natie voor de troon van God zullen staan. Het Woord van de HERE moet uitgaan in de wereld. Ja, daar zal verzet tegen zijn, er zal afval zijn, maar het Woord van God zal uitgaan naar de verste uithoeken van de wereld omdat de HERE uit de wereld een volk voor Zijn naam roept.

Luisteraar, helpt u al mee aan de wereldwijde verkondiging van het evangelie?

Juist door de radio komen we steeds dichter bij Gods bedoeling, iedereen moet het evangelie horen!

Niet iedereen neemt het goede nieuws van Jezus Christus aan. Maar uit hen die luisteren, roept de HERE Zich een volk voor Zijn naam.

Handelingen 15 vers 15:

Dat klopt met wat de profeet Amos heeft geschreven. Jakobus constateert dat hetgeen Petrus heeft uiteengezet in overeenstemming is met de woorden van een profeet uit het OT. Jacobus citeert de woorden uit Amos 9:11 en 12.

Handelingen 15 vers 16 t/m 18:

Ik zal terugkeren om het vervallen huis van David te herbouwen. Op de plaats van de ruïne zal Ik een nieuw gebouw neerzetten, zodat de rest van de mensheid de Here zal zoeken, alle vreemde volken die Ik voor Mijzelf heb opgeëist. Dat heb Ik Mij vanaf het begin al voorgenomen.

In Amos 9:11 is ‘het huis van David’ aanduiding voor het koningschap van het geslacht van David. Dit koningschap, dat zijn bloeiperiode had onder de rege- ring van David en Salomo, leek na de scheuring van het rijk en de wegvoering van het volk in de Babylonische ballingschap voorgoed ten einde. Maar, aan de profeten werd geopenbaard dat er een herstel zou komen van het koning- schap van het huis van David (Ezech.37 en Amos 9). Jakobus sluit nauw aan bij deze verwachting, en ziet de vervulling ervan in de persoon van Jezus Christus. Hij is de verwachte Messias. Het herstel van het ‘huis van David’ be- gint met het ontstaan van de gemeente van Joodse gelovigen, die geregeerd wordt door de Zoon van David, de Here Jezus Christus (Hand.2:30 en 13:23).

De HERE zal Jezus Christus doen terugkeren naar de aarde. De HERE zegt in Hebr.1 vers 13: Heeft God ooit tegen een engel gezegd, zoals tegen Zijn Zoon: Kom naast Mij zitten, aan Mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden aan U onderworpen heb?

(3)

God zal alle vijanden van Christus aan Hem onderwerpen. Het zal niet lang meer duren voordat die dagen aanbreken. Zeker, wij weten niet op welk mo- ment Jezus terugkomt. Maar, ik geloof dat het geen 50 jaar meer duurt.

Tot de dag waarop de Vader Zijn Zoon, Jezus Christus terugzendt, zegt de Heilige Geest van God tegen alle mensen, Psalm 2 vers 12: Val voor Zijn Zoon op uw knieën. Kus Hem, want als binnenkort Zijn toorn ontbrandt, bent u verloren. Zij die hun vertrouwen op Hem stellen, zijn gelukkige en gezegende mensen!

De HERE roept Zich uit de wereld een volk tot Zijn eigendom. Hij zal ook het koningschap van David herstellen voor Israël. In de Hebreeuwse grondtekst van Amos 9:12 wordt het herstel van het huis van David verbonden met een belofte voor Israël, namelijk: zodat de rest van de mensheid de Here zal zoeken, alle vreemde volken die Ik voor Mijzelf heb opgeëist. Dit betekent dat het Messiaanse heil ook buiten de grenzen van Israël zal worden verkon- digd. Vanuit Israël zal het heil zich over de hele wereld uitbreiden (Gen.12:3).

Jakobus wil in dit verband duidelijk maken, dat het herstel van het gevallen huis van David (het ontstaan van de Joods-christelijke gemeente) wel moest uitlopen op de bekering van de heidenen.

Vers 18 hoort niet meer bij het citaat uit Amos 9, maar herinnert aan Jes.45 vers 21. Het wil de gedachte uitdrukken dat de HERE er van meet af aan op bedacht was dat ook de heidenen tot geloof zouden komen. De rest van de mensheid zal de Here zoeken, alle vreemde volken die Ik voor Mijzelf heb opgeëist.

Handelingen 15 vers 19 en 20:

Daarom vind ik dat wij de niet-Joden die God gehoorzamen, niet moeten lastigvallen met de wet van Mozes. Het enige wat wij hun zullen schrij- ven, is dat zij niets mogen eten van wat aan afgoden geofferd is, dat zij geen hoererij mogen plegen, dat zij geen vlees mogen eten waar nog bloed in zit en dat zij geen bloed mogen eten of drinken.

Jakobus stemt met de woorden van Petrus in, omdat die in overeenstemming zijn met de Bijbel. Jakobus dringt zijn besluit niet op aan de broeders, maar geeft zijn persoonlijke mening. Pas in vers 22 wordt het als besluit door de hele vergadering overgenomen.

(4)

Het is in de ogen van Jakobus onjuist de niet-Joodse bekeerlingen allerlei ge- boden en voorschriften op te leggen en hen te verplichten zich te laten besnij- den. Zowel Joden als heidenen worden gered uit genade en niet op grond van werken (Rom.3:21 en 22 en Ef.2:8 en 9).

Om de Joodse christenen geen aanstoot te geven, moeten de niet-Joodse christenen wel een viertal gedragsregels in acht nemen. Regels aan de ene kant het onderscheid met de heidenen duidelijk maken (het zich onthouden van afgoderij en hoererij), en aan de andere kant aansluiten bij de voor Joden uiterst belangrijke voedselwetten (het niet eten van het verstikte waar het bloed nog inzit en van bloed in het algemeen).

Het eerste: ‘niets eten van wat aan de afgoden is geofferd’ komt in vs.29 nog een keer aan de orde. Het gaat om het eten van offervlees dat in de tem- pel geofferd was. Voor een Jood betekende dat gemeenschap met de afgo- den, waardoor hij verontreinigd raakte (Ex.34). In de praktijk werd alleen een klein deel van het offerdier werkelijk geofferd (verbrand); de rest werd dan la- ter op de markt of via slagerijen verkocht, waarbij de opbrengst ten goede kwam aan de afgodentempel.

Het tweede: geen hoererij plegen heeft betrekking op elke onwettige sek- suele relatie. In de rabbijnse literatuur wordt hoererij ook in verband gebracht met de in Lev.18 verboden vormen van geslachtsgemeenschap en huwelijken.

De niet-Joodse gelovigen werd gevraagd zich aan de hoge Joodse huwelijks- moraal te houden.

Het derde is: geen vlees eten waar nog bloed in zit. Bedoeld wordt het vlees van dieren die door verstikking gedood zijn en waarvan het bloed nog niet is afgevloeid (Lev.17).

Het vierde: dat zij geen bloed mogen eten of drinken sluit aan bij het ver- bod op ‘het verstikte’ en verbiedt het eten van bloed in het algemeen (Lev.3 en Deut.12). De Joodse afkeer van het eten van bloed heeft te maken met de op- vatting dat de ziel, d.w.z. het leven, in het bloed is (Gen.9:4 en Deut.12:23,24).

Het is belangrijk om de specifieke achtergrond van deze vier punten goed in het oog te houden. Het gaat niet om een NT tegenhanger van de Tien Gebo- den (en dan speciaal voor heidenen) maar om een viertal omgangsregels ter wille van de Joods-christelijke broeders (Rom.14:13 t/m 23 en 1 Korinthiers.8).

(5)

Naarmate de tijd vorderde en de niet-Joodse christenen de overhand kregen, raakte het probleem steeds meer op de achtergrond.

Handelingen 15 vers 21:

Want sinds jaar en dag zijn er in alle steden mensen die de wet van Mozes bekendmaken. Elke sabbat wordt de wet in de synagoge voorgelezen.

Aanvankelijk kwamen de gelovigen die Jezus als de Messias aanvaard had- den, nog gewoon samen met de Joden in de synagoge en niet-Joodse be- keerlingen voegden zich bij hen. Pas later begonnen de christenen zich lang- zamerhand af te zonderen van de synagoge en op eigen plaatsen samen te komen (Hand.18 en 19). Het groeiende aantal niet-Joden in de gemeente bracht eigen problemen met zich mee. Het gedrag van de niet-Joden was voor de strenge wetsgetrouwe Joodse christenen een bron van ergernis. Iedere keer wanneer de wet van Mozes werd voorgelezen, werden zij bepaald bij wetten en voorschriften die niet-Joodse gelovigen niet in acht namen.

Voor Jakobus is dit dan ook het motief om de niet-Joodse christenen te vra- gen de gevoelens van de Joodse christenen te respecteren en de vier ge- noemde omgangsregels in acht te nemen. Een mogelijk andere verklaring van vers 21 is deze: door middel van de prediking van de wetten van Mozes sinds jaar en dag en in iedere stad, zijn de mensen niet tot bekering gekomen en is de belofte van Amos 9 niet vervuld. Nu, door de prediking van het geloof in de Here Jezus, gaat deze profetie over een volk van God uit de heidenen wel in vervulling. Van daaruit is het dan ook duidelijk, dat er dan ook niet meer ge- vraagd moet worden dan het noodzakelijke.

Handelingen 15 vers 22 en 23:

Toen besloten de apostelen en de leiders enkelen uit hun midden met Paulus en Barnabas mee te sturen naar Antiochië. De hele gemeente was het daarmee eens. Degenen die daarvoor werden uitgekozen, waren Judas (die ook wel Barsabbas werd genoemd) en Silas. Twee mannen die een belangrijke plaats in de gemeente hadden. Zij kregen een brief mee, waarin stond: Beste broeders en zusters in Antiochië, Syrië en Cilicië.

(6)

Het voorstel van Jacobus vindt algemene instemming en daarom wordt er be- sloten een afvaardiging naar Antiochië te sturen, om het besluit mee te delen en het mondeling toe te lichten. Het besluit wordt niet door de leiders alleen genomen, maar schrijft Lucas: de hele gemeente was het daarmee eens.

Er wordt ook besloten om vertegenwoordigers van de gemeente in Jeruzalem mee te sturen: Paulus en Barnabas zullen vergezeld worden door Judas (die ook wel Barsabbas werd genoemd) en Silas. Lucas noemt hen: twee man- nen die een belangrijke plaats in de gemeente hadden. Beiden zijn profe- ten (vs.32). De bijnaam Barsabbas (letterlijk: zoon van de sabbat) betekent in het algemeen dat de drager van die naam op een sabbat is geboren. Silas is de verkorte vorm van het Latijnse Silvanus. Hij is de latere metgezel van Pau- lus en medewerker van Petrus (1 Petr.5).

Dat de brief meer is dan alleen een gelegenheidsschrijven waarmee men een plaatselijk probleem (de spanningen in Antiochië) wil oplossen, blijkt uit de adressering. Het schrijven is niet alleen gericht aan de gemeente van Antio- chië, maar ook aan de andere gemeenten in Syrië en Cilicië en volgens Hand.16:4, voor alle niet-Joodse christenen bedoeld (Hand.21:25).

De in de brief genoemde beslissingen beogen dan ook een oplossing voor een algemeen probleem, namelijk: de onderlinge verhoudingen tussen Joden en heidenen. De brief volgt de gebruikelijke aanhef. Eerst de schrijvers, dan de lezers en tenslotte de groet. Afzenders van de brief zijn: de apostelen, de leiders en de hele gemeente van Jeruzalem. Nu volgt de tekst van de brief, Handelingen 15 vers 24 t/m 29:

Wij hebben gehoord dat er bij u, die niet van Joodse afkomst bent, grote opschudding en onzekerheid is ontstaan door wat sommigen van ons u hebben verteld. Wel, dat hebben zij niet in onze opdracht gedaan.

Daarom leek het ons goed twee mannen uit te kiezen en naar u toe te sturen, samen met onze vrienden Barnabas en Paulus, die hun leven voor de naam van onze Here Jezus Christus op het spel hebben gezet.

De twee mannen die wij sturen, zijn Judas en Silas. Zij zullen u vertellen wat wij besloten hebben. De Heilige Geest en wij hebben namelijk beslo- ten u geen verdere verplichtingen op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: eet niets van wat aan afgoden geofferd is.

(7)

Eet of drink geen bloed. Eet geen vlees waar nog bloed in zit, en pleeg geen hoererij. Als u zich daaraan houdt, is het goed. Wij wensen u het allerbeste.

De brief begint met het noemen van de aanleiding tot het schrijven en grijpt terug op de in vs.1 genoemde gebeurtenissen. De aanduiding ‘sommigen van ons’ wordt in de brief niet verder uitgewerkt, maar aan de gelovigen van Antiochië zal het duidelijk zijn geweest wie ermee worden bedoeld (de in vers 1 en 5 genoemde Judaïsten). De woorden ‘dat hebben zij niet in onze op- dracht gedaan’, moeten een misverstand uit de weg ruimen dat mogelijk in Antiochië is ontstaan. De bedoelde mannen hebben op eigen initiatief gehan- deld en vertegenwoordigden in ieder geval niet de officiële leer van de aposte- len. De apostelen en leiders van de moedergemeente in Jeruzalem distanti- eren zich openlijk van de leer die deze broeders verkondigen. Zij hebben daartoe geen volmacht ontvangen van de HERE, ook niet van de apostelen en daarbij, hun leer is in strijd met het evangelie van Jezus Christus.

Het is de opdracht van Judas en Silas om de besluiten van het apostelconvent mondeling toe te lichten en ook om Paulus en Barnabas te ondersteunen en te helpen. Handelingen 15 vers 30 en 31:

Nadat zij afscheid hadden genomen, gingen de mannen naar Antiochië, riepen daar alle christenen bijeen en overhandigden hun de brief. Toen die was voorgelezen, was iedereen blij over de bemoedigende inhoud.

Paulus, Barnabas, Judas en Silas reizen met de brief naar Antiochië. Als ze daar zijn aangekomen, roepen zij de gemeente bij elkaar en overhandigen de brief. De toon van de brief is verzoenend en respecteert de gevoelens van zowel Joden als heidenen. Men weet zich er dan ook werkelijk door bemoe- digd. Handelingen 15 vers 32 en 33:

Daarna hielden Judas en Silas, die profeten waren, allebei een lange toe- spraak. De christenen werden daardoor bemoedigd en versterkt in hun geloof. Judas en Silas bleven er nog een hele tijd, waarna de gelovigen hen lieten gaan met een vredesgroet voor degenen die hen gestuurd hadden. Na verloop van tijd keren Judas en Silas, na hun missie vervuld te hebben, weer terug naar de apostelen in Jeruzalem.

Handelingen 15 vers 34

Silas besloot er te blijven tot Paulus en Barnabas zouden vertrekken.

(8)

Vers 34 ontbreekt in alle oudere handschriften. Het valt dan ook moeilijk te rijmen met het vorige vers, waar wordt meegedeeld dat Judas en Silas weer naar Jeruzalem zijn teruggekeerd. Mogelijk heeft een latere overschrijver dit vers toegevoegd, om het met vs.40 in overeenstemming te brengen. In vers 40 blijkt dat Silas zich weer in Antiochië bevindt.

Handelingen 15 vers 35:

maar Paulus en Barnabas bleven nog enige tijd in Antiochië. Samen met vele anderen onderwezen zij over de Here Jezus en maakten het goede nieuws over Hem bekend.

Paulus en Barnabas blijven in Antiochië (het is hun thuisgemeente) en wijden zich opnieuw aan het onderwijs en de evangelieverkondiging. Het is de laatste keer dat zij gezamenlijk optreden, voordat zij na een onenigheid uit elkaar gaan.

Handelingen 15 vers 36 t/m 41:

Verscheidene dagen later zei Paulus tegen Barnabas: Zullen wij terug- gaan naar de steden waar wij de boodschap van de Here bekend hebben gemaakt? Dan kunnen wij eens zien hoe het met de christenen daar gaat.

Barnabas wilde dat Johannes Marcus ook meeging, maar Paulus was het daar niet mee eens. Hij vond dat zij deze man, die hen in Pamfylië in de steek had gelaten, zodat zij het werk alleen hadden moeten doen, niet konden meenemen. Het geschil liep zo hoog op dat Paulus en Barnabas uit elkaar gingen. Barnabas ging naar Cyprus en nam Johannes Marcus mee. Maar Paulus koos Silas uit om met hem mee te gaan. Nadat zij door de christenen aan de genade van de Here waren toevertrouwd, gingen zij op reis. Zij trokken door Syrië naar Cilicië. Onderweg sterkten zij de christengemeenten in hun geloof.

Na verloop van tijd stelt Paulus Barnabas voor opnieuw op reis te gaan. Het ligt daarbij in Paulus’ bedoeling alleen die steden op te zoeken waar zij eerder het Woord verkondigd hadden. Dat uit deze ‘nazorgreis’ een tweede zendings- reis groeit, was door Paulus eerst niet gepland, maar werd uiteindelijk wel zo geleid door het ingrijpen van de Heilige Geest.

Barnabas stelt voor om ook Johannes Marcus mee te nemen op deze reis.

Maar Paulus is van mening dat iemand die hen op de vorige reis in de steek heeft gelaten, niet meer mee kan.

(9)

Het meningsverschil tussen Paulus en Barnabas loopt uit op een conflict. Zo- wel Barnabas als Paulus blijven op hun strepen staan. Uiteindelijk resulteert dit alles in een scheiding en Barnabas neemt Marcus mee naar Cyprus. Van Barnabas is in het vervolg van Handelingen geen sprake meer. Niet omdat Lucas hém als de schuldige aanwijst Lucas gaat niet in op de schuldvraag!, maar omdat in het vervolg alle nadruk komt te liggen op de zendingsactivitei- ten van de apostel Paulus.

Wat betreft Johannes Marcus: de goede verstandhouding tussen hem en Pau- lus is later volledig hersteld (2 Tim.4:11).

Anders dan het leerstellige conflict met de Judaïsten, ging het nu om een bot- sing van verschillende karakters: de rechtlijnige Paulus tegenover de milde Barnabas. Handelingen 15 vers 40 en 41:

Paulus koos Silas uit om met hem mee te gaan. Nadat zij door de chris- tenen aan de genade van de Here waren toevertrouwd, gingen zij op reis.

Zij trokken door Syrië naar Cilicië. Onderweg sterkten zij de christenge- meenten in hun geloof.

In de volgende uitzending lezen we Hand.16.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Want zoals het voor bloemen onmogelijk is om zichzelf te bekleden, En het voor vogels onmogelijk is om zelf hun voedsel te verbouwen Zo is het voor de mens onmogelijk om zijn leven

‘…en in Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Heer’o. voorganger: ds Marco Visser vleugel: David Rip voorlezer: Corry

Voor alle duidelijkheid, wij moeten deze Jakobus niet verwarren met Jakobus, de broer van de Here Jezus (Matth.13:55), de latere leider van de christelijke gemeente in Jeruzalem..

Het had zo mooi kunnen zijn, dat verhaal van die mens, Jezus van Nazareth, die het nieuws bracht van Gods goede toekomst van vrede en recht,.. en daadwerkelijk genezend en

Christus heeft hem geroepen (jij hoort bij Mij) maar Paulus zegt ook: Hij heeft mij uitgekozen om Zijn apostel te zijn (hij heeft - in dienst van Christus - een speciale taak

Omdat, jongelui, broeders en zusters, God iets heeft gedaan in jouw leven.. Hij is de Bron, de Oorzaak, de

- van onze Here Jezus Christus - Petrus benoemt de Zoon van God dan vervolgens met zijn drie titels, die staan voor wie Hij is, en dan barst het besef van het kostbare eruit: die

In Hebreeën 10 vers 20 hebben we gelezen: Omdat Hij Zich voor ons heeft opgeofferd, is er voor ons een nieuwe weg naar het leven gekomen.. De nieuwe weg is al door Christus ge-