• No results found

[Uitzending 975: Hebreeën 12:9 t/m 15]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 975: Hebreeën 12:9 t/m 15]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 975: Hebreeën 12:9 t/m 15]

In de vorige uitzending lazen we als laatste vers Hebreeën 12 vers 9: Vroe- ger, toen wij nog kinderen waren, kregen wij straf van onze natuurlijke vaders en wij hadden respect voor hen. Moeten wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de opvoeding van onze geestelijke Vader? Dan pas zullen wij leven. Omdat onze hemelse Vader van een veel hoger niveau is dan onze natuurlijke vader moeten gelovigen zich ‘nog veel meer onder- werpen aan de opvoeding van onze geestelijke Vader’.

In Numeri 16 vers 22 wordt de HERE door Mozes en Aäron de ‘God van het leven van alle mensen’ genoemd. En in Numeri 27:16 zegt Mozes tegen de HERE: HERE, U bent de God die aan al wat leeft de levensadem schenkt.

Onze natuurlijke vaders konden ons alleen lichamelijk tuchtigen, opvoeden en terechtwijzen, maar de HERE kan ons diepste geestelijk bestaan met Zijn tuchtiging bereiken. Aardse vader tuchtigen ons met een beperkt doel en een tijdelijk resultaat. Aardse vaders maken fouten en zitten er ook weleens hele- maal naast. Zeker, het zijn ook mensen die fouten maken, gebreken hebben en zonden doen. Het is een constatering die fouten niet goed praat, maar ziet op het feit, dat ook vaders in een situatie kunnen komen waarin zij hun eigen zoon of dochter om vergeving moeten vragen. Waarom? Omdat er momenten zijn geweest waarop zij geen echte liefhebbende vader waren en ook niet dis- ciplinair hebben ingegrepen op die momenten waarop zoon of dochter dreig- den te ontsporen.

Maar dat maken wij met onze hemelse Vader niet mee! Hij is uit op een vol- maakt en eeuwig leven voor Zijn kinderen en dat is ook het doel bij Zijn op- voedkundige maatregelen, terechtwijzingen en tuchtigingen. Opdat het Zijn kinderen welgaat op de plaats die Hij hen heeft gegeven. Dan pas zullen wij leven (vs.9).

Hebreeën 12 vers 10: Onze natuurlijke vaders hebben ons een aantal jaren naar hun beste weten opgevoed. Maar God weet pas echt wat goed voor ons is, Hij voedt ons op om ons te laten delen in Zijn volmaaktheid.

(2)

In vers 10 komt het verschilt naar voren tussen de tuchtiging van ‘onze na- tuurlijke vaders’ en de tuchtiging van de HERE, zowel wat betreft de kwaliteit als wat betreft het doel. De gelovigen hebben daarom een extra motief om de tuchtiging van de HERE (verdrukking) gewillig te ondergaan. De natuurlijke vaders voedde hun kinderen ‘een aantal jaren naar hun besten weten’ op, dat wil zeggen hun opvoeding was - menselijk gesproken - alleen gericht op het korte aardse leven van hun kinderen, opdat hun kinderen zich een waardi- ge plaats in de maatschappij zouden kunnen verwerven. Daarentegen heeft de ‘opvoeding’ van de HERE tot doel om de gelovigen te laten delen in Zijn volmaaktheid. (2Kor.1:12). In 1 Petrus 1 vers 14 t/m 17 lezen we: Gehoor- zaam God omdat u Zijn kinderen bent. Geef niet toe aan de verlangens van vroeger, toen u nog niet beter wist. Wees heilig in alles wat u doet, want de Here die u heeft geroepen om Zijn kind te worden, is heilig. Hij heeft dat Zelf gezegd: Wees heilig, want Ik ben heilig. U roept God aan als uw Vader, die iedereen beoordeelt naar zijn daden. Daarom moet u, zolang u hier op aarde woont, ontzag voor Hem hebben.

Voor het woord ‘volmaaktheid’ staat in de Griekse tekst het woord ‘heilig- heid’. Hoewel dit niet blijkt uit het woord ‘heiligheid’ zelf, moeten we hier toch denken aan de heilige, goddelijke natuur die de gelovigen zullen ontvangen bij de wederkomst van Christus (2Petr.1:4; 1Kor.15:28). Dit sluit niet uit dat de gelovigen in dit leven ook geheiligd moeten worden (vs.14) en dat Gods tuch- tiging daarbij een rol speelt. De apostel Petrus schrijft in 1 Petrus 4 vers 1 t/m 5: Omdat Christus voor ons geleden heeft en gestorven is, moeten wij ons wapenen met dezelfde innerlijke overtuiging als Hij. Want wie in dit bestaan geleden heeft, houdt op met zondigen. Zo iemand laat zich ge- durende de rest van zijn leven niet meer leiden door de slechte verlan- gens van de zonde, maar zal de wil van God doen. Er is genoeg tijd ver- knoeid met wat de ongelovigen fijn vinden: losbandigheid en verkeerde begeerten, drinkfestijnen, eetgelagen en onzedelijke feesten voor afgo- den. Uw vroegere vrienden zullen het natuurlijk raar vinden als u niet meer meedoet met hun uitspattingen. Zij zullen u uitmaken voor alles wat lelijk is. Maar zij zullen zich moeten verantwoorden voor de grote Rech- ter die over de levenden en de doden oordeelt.

(3)

Zoals we al eerder aangaven laat de kwaliteit van de tuchtiging van de aardse vaders wel eens te wensen over. Zij tuchtigen en voedden op ‘naar hun beste weten’. Zij hadden vast en zeker vaak goede bedoelingen, maar het ontbrak hen weleens aan inzicht, waardoor de tuchtiging soms averechts uitwerkte.

In Efeziërs 6 vers 4 roept Paulus ouders op met de woorden: Ouders, be- handel uw kinderen zo dat zij niet dwars en haatdragend worden. Voed ze zo op dat ze de Here leren volgen en liefhebben. En tegen de kinderen zegt de apostel in Kolossenzen 3 vers 20: Kinderen, jullie moeten gehoor- zaam zijn aan je vader en moeder, want dat is de wil van de Here. En spe- ciaal tegen de vaders, in vers 21: Vaders, misbruik tegenover uw kinderen uw macht niet, want dan ontneemt u hun alle moed.

De Here tuchtigt en voedt op tot ‘wat echt goed voor ons is’. Hij weet precies wat goed is voor Zijn kinderen en bovendien is Hij bij machte alle dingen ten goede te laten meewerken. We lezen het in Romeinen 8 vers 28: Eén ding weten wij: voor wie Hem liefhebben laat God alles meewerken voor hun bestwil, want Hij heeft een plan met hen. Vanuit Hebr.12:10 weten wij dat Hij ons - onder andere - opvoedt om ons te laten delen in Zijn volmaaktheid of heiligheid.

Hebreeën 12 vers 11: Niemand vindt het prettig terechtgewezen te wor- den, op het moment zelf worden wij er alleen maar verdrietig van. Maar later zien wij dat het toch goed is geweest, de terechtwijzing heeft ons geholpen mensen te worden die goeddoen en vrede brengen. De schrijver van Hebreeën besluit zijn betoog over de tuchtiging en opvoeding van de HERE met de conclusie dat alle tucht en terechtwijzing op het ogenblik zelf als negatief wordt ervaren, maar dat zij later een positieve uitwerking heeft voor hen die haar aanvaarden. De woorden ‘op het moment zelf’ staan tegenover de woorden ‘maar later’. De tuchtiging of terechtwijzing van de HERE schijnt eerst geen zaak van vreugde te zijn, tenminste in de ervaring van hem of haar die de tucht ondergaat. In werkelijkheid - maar dat blijkt pas later - heeft de te- rechtwijzing tot resultaat ‘mensen te worden die goeddoen en vrede bren- gen’. In andere vertalingen lezen we als resultaat ‘een vreedzame vrucht van gerechtigheid’.

(4)

De woorden zijn mogelijk ontleend aan Spr.11:30, waar we lezen: Wat de rechtvaardige voortbrengt, is als een boom die leven geeft. In de Griekse vertaling (LXX) van Spr.11:30 lezen we: Uit de vrucht van de gerechtigheid groeit een boom des levens. We kunnen de uitdrukking ‘een vreedzame vrucht van gerechtigheid’ op twee manieren uitleggen: 1 - De ‘gerechtig- heid’ is zelf de ‘vreedzame vrucht’ die ontstaat na de tuchtiging. De woorden zijn te vergelijken met Jakobus 3 vers 18: ‘Vredestichters zaaien vrede en zij oogsten goedheid en rechtvaardigheid’ of in een andere vertaling: ‘ge- rechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten. Uitleg nr. 2 is: De vrucht van de gerechtigheid is vreedzaam (Jes.32:16,17), namelijk de vrede in het hart of de vrede die ervaren wordt in Gods koninkrijk. Gedurende de ‘tuchtiging’ hadden de gelovigen het tegen- deel ervaren van vrede. Er was een wedstrijd (vs.1), tegenspraak (vs.3), strij- den (vs.4). Gerechtigheid of goeddoen en vrede zijn beide kenmerken van het eeuwige Messiaanse rijk (Hebr.7:2,3 Melchisedek; Jes.9:6).

De eerste helft van vers 11 geldt voor alle vormen van terechtwijzing (tucht), de tweede helft - goeddoen (gerechtigheid) en vrede - wordt alleen ten volle waarheid bij de terechtwijzing (tuchtiging) van de HERE. De ‘geholpen mensen’ zijn degene die tijdens verdrukkingen het geloof hebben behouden.

Tot nu toe hebben we een aantal reacties gelezen hoe een gelovige kan rea- geren op een terechtwijzing van de HERE. De eerste lazen we in vers 5: Denk niet licht over de tucht van de Here, mijn zoon. Een mens kan te klein of te gering denken over de terechtwijzing van de HERE. Dan ben je van mening dat het weinig of niets voorstelt en gaat de boodschap langs je heen. Een tweede volgt er direct achteraan: Laat de moed niet zakken als de Here u terechtwijst (vs.5). Bij deze tweede reactie, zakt de moed je in de schoenen.

De vragen stormen op je af: Waarom moet mij dit overkomen? Wat levert het leven van een gelovige eigenlijk op? Ik doe altijd mijn best en nu dit? Voor- beeld in soortgelijke situaties is de Here Jezus, blijf naar Hem kijken! In de Hof van Getsemane bidt de Here: Vader, laat deze drinkbeker van lijden aan Mij voorbij gaan. Maar iemand die de moed niet laat zakken bidt ook: Niet mijn wil geschiedde maar de Uwe HERE. Een derde reactie lezen we in vers 7: Laat u door God opvoeden, Hij behandelt u als Zijn kinderen.

(5)

Je door de HERE laten opvoeden is geen gemakkelijke zaak. Waarom niet?

Dat lazen we in vers 11: Niemand vindt het prettig terechtgewezen te wor- den. Je wordt er verdrietig van, je voelt je slachtoffer en ziet niet dat het goed is om te groeien in geloof of om verkeerde dingen af te leren. De apostel Pau- lus schrijft in 1 Korinthiërs 9 vers 27: Nee, ik hard mijn lichaam en dwing het te doen wat ik wil, anders zou het weleens kunnen gebeuren dat ik, na anderen voor de wedstrijd te hebben opgeroepen, zelf wordt gediskwali- ficeerd. Paulus gaf niet toe aan de verlangens van zijn lichaam. Daarin lezen we iets van een gevecht tussen de oude en nieuwe mens. Wie zal het win- nen? De mens die u, jij en ik het meeste eten geven! Wij moeten de nieuwe mens voeden, de oude mens is met Christus begraven. Een gelovige wordt door de terechtwijzingen van de HERE geoefend en wordt er sterker van.

Hebreeën 12 vers 12: Steek dus de handen uit de mouwen en ga stevig op uw benen staan. Uitgaande van het voorgaande onderwijs, namelijk dat te- rechtwijzing en vervolging juist een bewijs zijn van het kind van God zijn, roept de schrijver zijn lezers op om vol te houden en niet op te geven. In een andere vertaling lezen we: Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën. De woorden zijn ontleent aan Jes.35:3 en waren in de dagen van de schrijver van Hebreeën tot een gezegde geworden. Precies dezelfde bewoor- ding vinden we tenminste in het apocriefe boek Wijsheid van Jezus Sirach (Sir.25:23). Mogelijk zinspeelt de schrijver nog even op de hardloopwedstrijd uit vers 1. De vermoeide hardlopers worden aangemoedigd nog even vol te houden. Ook in Jes.35:4 worden ‘de angstigen en moedelozen’ aangemoe- digd vol te houden, omdat de komst van de Here nabij is en met Hem het Messiaanse vrederijk. Wij zien er mogelijk nog niets van, maar de HERE heeft het beloofd en Hij zal het doen. Mogelijk kunt u als bemoediging bij deze woorden Jes.40 lezen.

Hebreeën 12 vers 13: Zet bij het lopen uw voeten recht neer, anders ver- stuikt u uw kreupele voeten en die moeten nu juist genezen.

De vermaning in vers 13 is ontleend aan Spr.4:26 en 27 waar het maken van een recht pad staat tegenover het afwijken naar links of naar rechts. De woor- den in vers 13 moeten dan ook niet meer alleen gezien worden in het licht van

(6)

eventuele vervolgingen, maar het betreft hier het afwijken van de christelijke leer. Hierbij zullen we mogelijk opnieuw moeten denken aan het weer invoe- ren van de Joodse ceremoniële voorschriften van het oude verbond. De woor- den ‘zet bij het lopen uw voeten recht neer‘ geven aan dat een gelovige op de rechte weg van Christus moet blijven. In Hebreeën 10 vers 20 hebben we gelezen: Omdat Hij Zich voor ons heeft opgeofferd, is er voor ons een nieuwe weg naar het leven gekomen. De nieuwe weg is al door Christus ge- legd, daarop moet een gelovige lopen en niet afwijken naar links of rechts.

Weer klinkt tussen de regels door: Blijf kijken naar de Here Jezus Christus!

Waarschijnlijk richt de schrijver zich nu niet meer tot een individuele gelovige, maar tot de hele gemeente. De gemeente als geheel moet erop toezien dat zij de juiste weg van het geloof gaat en dat ‘het kreupele’ lid niet afwijkt. Ook in de pastorale brieven van de apostel Paulus wordt voortdurend gewaarschuwd tegen ‘het afwijken van de juiste weg’ (1Tim.1:6; 5:15; 6:20; 2Tim.4:4). Die betekenis kan het ook in vers 13 hebben. Daarnaast heeft het Griekse woord ook de medische betekenis van ‘ontwricht worden’. De laatste zin van vers 13 ‘over de kreupele voeten die moeten genezen’ wijst erop dat de schrijver deze laatste betekenis in gedachten had. Hij schrijft: Zet bij het lopen uw voeten recht neer, anders verstuikt u uw kreupele voeten en die moeten nu juist genezen.

Hebreeën 12 vers 14: Probeer de vrede met uw medemensen te bewaren en leef als afgezonderd voor de Here, anders zult u Hem nooit zien.

Ondertussen is de schrijver - in vers 14 - overgegaan naar andere vermanin- gen die geen directe verbinding meer hebben met de volharding van de gelo- vigen onder vervolging. ‘Bewaar de vrede’ of ‘Jaagt naar vrede’ is een in het NT steeds terugkerende opdracht (Rom.12:18, 14:19; 2Tim.2:22;1Petr.3:11), die zijn oorsprong vindt in het OT. We lezen in Psalm 34 vers 15: Keer het kwaad de rug toe en doe wat goed is. Probeer in vrede te leven, streef daarnaar met heel uw hart. Wanneer het gaat om ‘de vrede met uw mede- mensen’ moeten we in de eerste plaats denken aan de onderlinge vrede en de vrede met ‘het kreupele’ gemeentelid (vs.13), maar vervolgens ook met buitenstaanders. In de Griekse grondtekst lezen we de woorden: Jaagt de vrede na met allen.

(7)

Vergeven en vergeving vragen zijn noodzakelijk om binnen de christelijke ge- meente of kerk de vrede te bewaren. In de ‘vrede met uw medemensen’ en

‘leef als afgezonderd voor de Here’, dat wil zeggen in ‘heiliging’, zijn tegelij- kertijd het doel en de beperking van de omgang van de gelovigen met de wereld gegeven. De vrede met allen mag nooit ten koste gaan van een heilig leven. ‘Vrede’ verwijst verder nog terug naar vs.11 (mensen die vrede bren- gen). ‘Afgezonderd voor de Here’ (heiliging) verwijst naar ‘het delen in Zijn volmaaktheid’ in vs.10. Maar ‘heiliging’ of ‘afgezonderd leven voor de Here’ is niet alleen een gave van God, maar ook een opgave. De gelovigen moeten deze bewaren en najagen. Daarbij gaat het om een heiligheid die zichtbaar is in hun levenswandel en hun afzondering van de zonde van de wereld (Rom.6:19,20; Jak.1:27).

De woorden ‘anders zult u Hem nooit zien’ zijn woorden die we vaker tegen- komen in het OT. ‘De HERE zien’ is in het OT het hoogste goed dat een gelo- vige kan verwachten (Ps.11:7; 16:11;17:15; 27:4; 42:3; Matth.5:8). Daarbij is gedacht aan het zien van de hemelse heerlijkheid van de HERE.

In 1 Johannes 3 vers 2 lezen we: Ja, vrienden, wij zijn kinderen van God en kunnen ons er geen voorstelling van maken hoe het later zal zijn. Maar wij weten één ding: als Christus komt, zullen wij zijn zoals Hij, omdat wij Hem dan zien zoals Hij werkelijk is. Ook in 1Johannes 3 gaat reiniging aan het zien van de Here vooraf (1Joh.3:3).

Hebreeën 12 vers 15: Let erop dat niemand van u de genade van God aan zich voorbij laat gaan. Er mag geen verbittering onder u komen, want als dat gebeurt, zullen velen erdoor aangestoken worden en zijn de gevol- gen niet te overzien. Terwijl zij jagen naar vrede en heiliging moeten de ge- lovigen op elkaar toezien (Hebr.10:24). Daarbij gaat het om een opdracht aan alle gemeenteleden (Hebr.3:12,13; 4:1; 10:24).

Het eerste waarop moet worden gelet, is ‘dat niemand van u de genade van God aan zich voorbij laat gaan’. Dat wil zeggen dat de betreffende gelovige het aanbod van Gods genade in Christus geheel of gedeeltelijk loslaat (Hebr.4 :1). Op wat voor manier de genade van God wordt losgelaten blijkt uit de vol- gende zinnen.

(8)

Er mag geen verbittering onder u komen, want als dat gebeurt, zullen ve- len erdoor aangestoken worden en zijn de gevolgen niet te overzien. Met deze woorden wordt Deutr.29:18 (LXX) geciteerd. In Deuteronomium staat deze tekst in verband met afgoderij en afval van de HERE. We zullen ook hier aan afval van het geloof moeten denken (Hebr.3:13; 4:11; 6:6; 10:29;12:25).

Dit kan beginnen door zonde (vs.16; 3:13), door nalatigheid (Hebr.10:39) of door het terugvallen naar de wettische vormen van het oude verbond, waarin voor Christus geen plaats is. Paulus schrijft in Galaten 2 vers 21: Wat God in Zijn genade heeft gedaan, wil ik niet onderschatten. Want als wij het met God in orde konden maken door de Joodse wetten te houden, zou Chris- tus voor niets gestorven zijn.

Juist daarom lezen we in Hebreeën 12 vers 15: Let erop dat niemand van u de genade van God aan zich voorbij laat gaan. Er mag geen verbittering onder u komen, want als dat gebeurt, zullen velen erdoor aangestoken worden en zijn de gevolgen niet te overzien. Zonde en dwaalleer zijn be- smettelijk. Als daartegen niet wordt opgetreden zijn de gevolgen niet te over- zien. Een voorbeeld daarvan vinden we in 1 Korinthiërs 5 waarbij het gaat om misstanden in de gemeente van Korinthe, in vers 1 lezen we: Er is een man bij u die met zijn stiefmoeder naar bed gaat. Daarvan zegt de apostel in 1 Korinthiërs 5 vers 6: Hoe hebt u zoiets door de vingers kunnen zien? Zo gaat het immers van kwaad tot erger. Weet u niet dat door een klein beet- je gist het hele deeg gaat gisten? Het gist is in dit Bijbelgedeelte beeld van de zonde die voortwoekert als er niet tegen wordt opgetreden. In Galaten 5: 9 verwoordt Paulus het met de woorden: En u weet dat een klein beetje zuur- deeg het hele deeg al zuur maakt. Ik vertrouw erop dat uw band met de Here zo sterk is dat u niet zult afwijken van wat ik u heb geleerd.

Daarom moeten gelovigen waakzaam en oplettend zijn. Waar ze dan op moe- ten letten wordt daarna gezegd: Er mag geen verbittering onder u komen, want als dat gebeurt, zullen velen erdoor aangestoken worden en zijn de gevolgen niet te overzien. In Hebr.12:15 wordt in beeldende bewoordingen gewaarschuwd tegen verbittering.

(9)

In de Griekse tekst lezen we voor ‘verbittering’: ‘een wortel van bitterheid’, dat wil zeggen een wortel waaruit een bittere plant opschiet of een plant die bittere vruchten voortbrengt. Blijkens de context van Deutr.29 (LXX), waaraan de woorden zijn ontleend, moeten we daarbij denken aan alles wat dwaalleer en geloofsafval kan veroorzaken.

Luisteraar, laten ook wij erop letten: dat niemand… de genade van God aan zich voorbij laat gaan en laten we daarbij ‘blijven kijken naar Jezus’.

In de volgende uitzending lezen we Hebr.12:15 t/m 24.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze kerk heette weer als vanouds: Gereformeerde Gemeente en maakte deel uit van het verband van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord- Amerika.. Later werd de toevoeging

Maar het is de genadige beschikking van God de Vader, want we lezen in vers 10: Het was juist en goed dat God, die alles ter wille van Zichzelf heeft gemaakt, Je- zus heeft

Hebreeën 11 vers 17 en 18: Omdat Abraham op God vertrouwde, heeft hij, toen God hem op de proef stelde, zijn zoon Isaäk op het altaar gelegd om hem te offeren.. Hij was bereid

Hebreeën 10 vers 12: Maar nadat Christus Zichzelf voor onze zonden aan God had gegeven als een offer voor alle tijden, ging Hij aan Gods rech- terhand zitten.. Na de

Ik denk niet dat ik daarin al geslaagd ben, broeders en zusters, maar één ding weet ik zeker – en daarbij vergeet ik wat achter mij ligt en strek ik mij uit naar wat voor mij ligt

Als we nadenken over wat de Here Jezus voor ons heeft gedaan lazen we in Hebreeën 2 vers 10: Het was juist en goed dat God, die alles ter wille van Zichzelf heeft gemaakt, Jezus

We lezen in Hebreeën 10 vers 10: Door te doen wat God van Hem vroeg en eens en voor altijd voor ons te sterven, heeft Christus onze zonden vergeven en ons gereinigd.. Hoe de

SCHOORLSE ZEEWEG ZEEBLINK SCHOORL AAN ZEE. HARGEN