• No results found

Waardevolle festivals? Onderzoek naar de artistieke, culturele, sociale en economische betekenis van kunstfestivals voor een stad of regio in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Waardevolle festivals? Onderzoek naar de artistieke, culturele, sociale en economische betekenis van kunstfestivals voor een stad of regio in Nederland"

Copied!
97
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Waardevolle festivals?

Onderzoek naar de artistieke, culturele, sociale en economische

betekenis van kunstfestivals voor een stad of regio in Nederland

We can forgive a man for making a useful thing as long as he does not admire it.

The only excuse for making a useless thing is that one admires it intensely.

All art is quite useless.

Uit: „The picture of Dorian Gray‟ van Oscar Wilde, 1890.1

Masterscriptie

Naam: Emma Quilligan Studentnummer: 1464124

Opleiding: MA Kunsten, Cultuur en Media Datum: 26 mei 2011

Onderwerp: waarden van kunstfestivals 1e begeleider: Quirijn van den Hoogen 2e begeleider: Pascal Gielen

(2)

Voorwoord Kampen, mei 2011

Ik heb een tijd lang getwijfeld of ik na mijn bachelor KCM niet liever accountancy wilde gaan studeren dan door gaan met de master van KCM. Cijfers en financiën hebben mij altijd gefascineerd, het zal dan ook niemand verbazen dat ik in het verleden al vaker de „zakelijke‟ kant van (onderwijs)projecten waar ik bij betrokken was voor mijn rekening heb genomen. In 2007 werd ik, mede om deze reden, gevraagd om te helpen met de fondsenwerving voor een nieuw theaterfestival in Zwolle. Een jaar later liep ik stage bij hetzelfde festival en inmiddels ben ik assistent zakelijk leider bij Festival ZwArt, wat inhoudt dat ik onder andere de financiën beheer.

In mijn baan bij ZwArt heb ik veel contact met de gemeente Zwolle en in de loop van de tijd kreeg ik steeds meer interesse in het gemeentelijk festivalbeleid. Net als het

„algemene‟ cultuurbeleid in Nederland lijkt het festivalbeleid op sommige punten zo doordacht, maar op andere punten zo willekeurig als de persoonlijke smaak van individuele commissieleden. Toen het eind 2009 tijd werd een scriptieonderwerp te kiezen, was het voor mij niet moeilijk: gemeentelijk festivalbeleid.

Na een pauze van een half jaar heb ik in januari 2011 mijn scriptie opnieuw opgepakt. In de tussentijd heb ik onder andere veel ervaring opgedaan met het begeleiden van de tweedejaars werkcolleges Management van Kunstorganisatie (KCM, RuG), waardoor ik met nieuwe energie aan de afronding van mijn scriptie ben begonnen. Ik besef mij dat er in de tussentijd veel is veranderd in het politieke klimaat in Nederland en dat dit ook implicaties heeft voor het gemeentelijk festivalbeleid, maar ik heb ervoor gekozen om deze veranderingen niet expliciet mee te nemen in de afronding van mijn scriptie, omdat de waarden die festivals zouden kunnen genereren onveranderd zijn gebleven en omdat de analyse van het gemeentelijk festivalbeleid in hoofdstuk 4 algemeen is, dus zelfs in de nieuwe politieke situatie bruikbaar. Bovendien is de doorwerking van de landelijke

veranderingen nog niet overal zicht- en merkbaar in het gemeentelijk beleid, hoewel er wel veranderingen op stapel staan.

Voor u ligt mijn masterscriptie over de waarden die kunstfestivals kunnen genereren voor een stad of regio in Nederland. Mede dankzij de hulp van een aantal mensen, ben ik erg trots op het resultaat. Daarom wil ik graag in het bijzonder bedanken:

De opleiding Kunsten, Cultuur en Media aan de Rijksuniversiteit Groningen en alle docenten die mij (ongemerkt) klaar hebben gestoomd deze scriptie te schrijven.

Mijn vrienden in Kampen en Annicka in Amsterdam voor het aanhoren van de voortgang, de kopjes koffie in de pauze („want je moet toch echt even pauze houden nu‟), het aanzetten tot doorgaan als het even niet wilde en het „met rust laten‟ op dagen dat ik de vaart er goed in had.

Mijn moeder voor het nalezen van de eerste versies en voor de gesprekken die me op nieuwe ideeën brachten.

Als laatst wil ik Quirijn en Pascal ontzettend bedanken voor de kritische blik tijdens de voortgangsgesprekken, het meedenken naar oplossingen als ik vastliep en vooral voor de prettige manier van omgang.

(3)

INLEIDING

6

0.1 Afbakening 7

0.2 Theoretische basis 8

0.3 Doel van het onderzoek 8

0.4 Methodologie 8

0.5 Opbouw 9

HOOFDSTUK 1: FESTIVALCULTUUR IN NEDERLAND

10

1.1 Inleiding 10

1.2 Wat is een kunstfestival? 10

1.3 Eigenschappen van kunstfestivals 12

1.3.1 Productie 12 1.3.2 Distributie 13 1.3.3 Receptie 13 1.4 Omgevingsfactoren festivals 14 1.4.1 Inter-organisatorische omgeving 14 1.4.2 Algemene omgeving 15 1.5 Festivals in Nederland 15 1.5.1 Aantallen 16 1.5.2 Festivalpubliek 17

1.5.3 Inkomsten van festivals 18

1.6 Nederlandse overheid 19

1.6.1 Rijksoverheid 19

1.6.2 Fonds Podiumkunsten 20

1.6.3 Provincies 21

1.7 Specifieke beleidsvorming: gemeenten 21

1.8 Conclusie 22

HOOFDSTUK 2: WAARDEN VAN KUNSTFESTIVALS

23

2.1 Inleiding 23

2.2 Definitie waarden 23

2.2.1 Intrinsieke en extrinsieke waarden 24

2.2.2 Waarden en functie 25

2.2.3 Niveaus van waarden 26

2.3 Waarden van festivals 27

2.3.1 Persoonlijke waarden 27

2.3.2 Maatschappelijke waarden 28

(4)

2.4 Artistieke waarden van festivals 29

2.4.1 Functionele benadering van kunst 29

2.4.2 Kunst als ervaring 29

2.4.3 Artistieke waarde van kunst 30

2.4.4 Artistieke waarden van festivals 31

2.5 Culturele waarden van festivals 31

2.5.1 Kunstenaars 32

2.5.2 Publiek 32

2.6 Sociale waarden van festivals 32

2.6.1 Inwoners 34

2.6.2 Toeristen 35

2.7 Economische waarden van festivals 35

2.7.1 Inkomsten, toerisme en vestigingsfactor 38

2.7.2 Stedelijke vernieuwing 40

2.7.3 Citymarketing 41

2.8 Conclusie: waarden van festivals 42

HOOFDSTUK 3: WAARDEREGIMES - 7 WERELDEN

44

3.1 Inleiding 44

3.2 Analytisch kader 44

3.3 Zeven werelden 45

3.3.1 Geïnspireerde wereld 45

3.3.2 Domestieke wereld 46

3.3.3 Wereld van de faam 46

3.3.4 Civiele wereld 46

3.3.5 Marktwereld 47

3.3.6 Industriële wereld 47

3.3.7 Projectstad 48

3.4 Verhoudingen tussen de werelden: conflicten en compromissen 48

3.4.1 Conflicten 48

3.4.2 Compromissen 52

3.5 Waarden per wereld 55

3.6 Conclusie: Waardemodel voor kunstfestivals 57

HOOFDSTUK 4: GEMEENTELIJK FESTIVALBELEID

61

4.1 Inleiding 61

4.1.1 Dominante niveaus van waarden 62

4.2 Detailbeschrijving gemeenten 62

4.2.1 Gemeentelijke situatie anno 2010 63

4.2.2 Conclusie 64

4.3 Eindhoven 65

4.3.1 Festivals in Eindhoven 66

(5)
(6)

Inleiding

Kunstfestivals zijn niet meer weg te denken uit het internationale Westerse kunstaanbod. Sommigen spreken zelfs van een ware „festivalitis‟ van de kunstwereld, wat niet altijd positief bedoeld is. Ondanks de soms pittige kritiek zijn festivals mateloos populair bij het (cultuur)publiek. Gepaard met de toenemende populariteit van festivals zijn er de laatste jaren (internationale) onderzoeksgroepen gevormd die het fenomeen festivals op

verschillende manieren trachten te verklaren. Het European Festival Research Project (EFRP) doet bijvoorbeeld sinds 2006 onderzoek naar de dynamiek van kunstfestivals om erachter te komen wat de oorzaken zijn van de snelle groei van het aantal kunstfestivals in Europa.2 Het netwerk Theatre Festivals in Transition (FIT), waarin 8 Europese festivals participeren, organiseert sinds 2005 symposia over festivalbeleid en de rol van festivals als aanjagers van een Europees cultureel netwerk.3 De leidende gedachte bij dergelijke onderzoeken is vaak dat een dynamisch cultureel en creatief klimaat met daarin

(theater)festivals de aantrekkelijkheid van een land of stad vergroot om erin te verblijven, werken of ondernemen.4 Waterman noemt de toenemende studie naar festivals een gevolg van de spanning tussen festival als kunst of als economie en de spanning tussen cultuur en cultuurbeleid.5

De nadruk die in festivalonderzoek vaak op sociale en economische waarden van festivals wordt gelegd, zorgt ervoor dat de artistieke betekenis van festivals voor de productie, ontwikkeling en presentatie van de kunsten soms over het hoofd wordt gezien.6

Kunstfestivals hebben vanzelfsprekend ook artistieke betekenis: ze fungeren vaak als opdrachtgevers voor nieuw (experimenteel) werk, jonge kunstenaars beginnen na hun opleiding vaak bij festivals en bestaande groepen komen tot nieuwe inspiratie in de andere omgeving die het festival biedt.7

De aard, kwaliteit en omvang van festivals zijn de laatste jaren sterk in ontwikkeling.8 Er komen er steeds meer, ze worden groter en ze trekken meer, vaak jong, publiek.

Festivals zijn in staat in korte tijd grote aantallen mensen, soms zelfs voor meerdere dagen, van plaatsten ver weg tot een bezoek te verleiden. Mede dankzij het besef dat cultuur een belangrijke bijdrage kan leveren aan de lokale ontwikkeling en dus

economische waarde heeft voor een regio9, is het daarom begrijpelijk dat festivals door (locale) overheden en sponsors zijn „ontdekt‟ als publiekstrekkers en dat zeker de grote festivals een duidelijke toeristische betekenis hebben. De vraag daarbij is wel of festivals niet worden overgewaardeerd, waarover meer in de loop van dit onderzoek. Ondanks deze vraag zorgt de populariteit van festivals ervoor dat er vanuit verschillende lagen van de overheid steeds meer specifieke beleidsvorming ontstaat, maar vaak is dit beleid willekeurig en niet goed beargumenteerd, zoals in hoofdstuk 2 zal worden aangetoond.10 De vraag die aan de gemeentelijke beleidsvorming rond festivals ten grondslag is, is welke waarden festivals voor een stad of regio zouden kunnen genereren. Deze scriptie gaat over de betekenis van kunstfestivals voor een stad of regio, gezien vanuit het perspectief van de gemeente. De onderzoeksvraag die hiervoor als basis dient, luidt:

Welke waarden kunnen kunstfestivals genereren voor een stad en welke hiervan kennen Nederlandse gemeenten toe aan de festivals in hun stad of regio?

2 European Festival Association, „European Festival Research Project (EFRP)‟, <

http://www.efa-aef.eu/en/activities/efrp/ > geraadpleegd op 23-09-2009.

3 F.I.T., < http://www.theatre-fit.org/index.php?parent=77 > geraadpleegd op 06-02-2010. 4 Arjo Klamer e.a., „Het creatief vermogen‟, in: Boekman 77 Het belang van kunst, 22.

5 Jane Ali-Knight en Martin Robertson, „Introduction to arts, culture and leisure‟ in Ian Yeoman (ed.), Festival

and events management. An international arts and culture perspective, 2004, 3-13, 12.

6 Hugo van Neck en Hans Onno van den Berg, De Artistieke Betekenis van Festival, Maastricht, 2007, 1. 7 Ibid., 1.

8 Ibid., 1.

(7)

Door middel van literatuuronderzoek worden de waarden die in verschillende theorieën aan festivals worden toegeschreven in een model geplaatst, waarbij de theorie van Boltanski e.a.11 (vanaf hier: „Boltanski‟) over waarderegimes als „kapstok‟ wordt gebruikt. Het model zal daarna worden getoetst met vier casestudies van gemeenten in Nederland die specifiek festivalbeleid voeren of bezig zijn met de ontwikkeling van dit beleid. De vier casestudies dienen als toetsing van het model en niet als algemeen geldend beeld van festivalbeleid in Nederland, daarvoor zouden er meer gemeenten moeten worden onderzocht.

0.1 Afbakening

Het festivalklimaat in Nederland kan grofweg in tweeën worden verdeeld; aan de ene kant staan de (commerciële) massa-evenementen die niet per definitie aan een stad of regio zijn gebonden, zoals Lowlands in Biddinghuizen of Pinkpop in Landgraaf. Voor deze festivals wordt een geschikte locatie gezocht, maar er is weinig tot geen binding met die locatie. Dergelijke festivals zijn zelfonderhoudend: het festivalpubliek „woont‟ tijdens het festival in de aparte wereld van het festivalterrein en er zijn weinig tot geen (indirecte) bestedingen in de omgeving. Naast deze massa-evenementen bestaan er, vaak kleinere, festivals die heel direct aan een locatie zijn gebonden en dus ook meerwaarde kunnen genereren voor de locatie, zoals Oerol op Terschelling of Deventer op Stelten in

Deventer. De economische waarden van massa-evenementen zijn voor de regio waarin zij worden gehouden dus minder van belang dan bij stedelijke festivals, waar het festivalpubliek ook gebruik maakt van de (horeca)ondernemers in de buurt van het festival. Omdat deze scriptie het gemeentelijke festivalbeleid onderzoekt en op die manier de link legt naar economische en sociale waarden van festivals voor een gemeente, wordt de eerste groep festivals buiten beschouwing gelaten en wordt er gericht gekeken naar stedelijke festivals.

Het verschil tussen festivals en andere (culturele) evenementen bevindt zich in twee kenmerken, namelijk het feit dat festivals doorgaands jaarlijks terugkerende fenomenen zijn en dat bij een festival meerdere kunstproducten, al dan niet uit verschillende

disciplines, onder één noemer worden gepresenteerd.12 Culturele festivals zijn niet identiek aan culturele evenementen, maar zij vormen er een subgroep van. Voorbeelden van incidentele culturele evenementen zijn bijvoorbeeld de blockbusters die musea organiseren: specifieke tentoonstellingen worden met een randprogramma aan het publiek gepresenteerd. Periodiek terugkerende culturele evenementen die niet-festival zijn, zijn bijvoorbeeld boekenmarkten en de Museumnacht. Binnen „evenementen‟ nemen festivals dus een aparte plek in, zoals getoond in onderstaand figuur.

Figuur 1: Plek van festivals binnen culturele evenementen

11 Luc Boltanski en Laurent Thévenot. On Justification: Economies of Worth. Princeton: Princeton University Press, 2006 en Luc Boltanski en Éve Chiapello. The New Spirit of Capitalism. Londen: Verso book, 2005. 12 Dirk Noordman, Cultuur in de citymarketing, ‟s-Gravenhave: Elsevier Overheid, 2004, 258.

(8)

0.2 Theoretische basis

Centraal in deze scriptie staat de vraag „wat doet een kunstfestival?‟ in plaats van de vraag „wat is een kunstfestival?‟. Deze functionele benadering komt voort uit de gedachte dat er weinig exclusieve kenmerken aan festivals verbonden zijn die niet ook

kenmerkend zijn voor andere kunstvormen of vrijetijdsbestedingen, maar dat aan kunstfestivals specifieke waarden kunnen worden ontleend die een doorwerking hebben op cultureel, sociaal of economisch gebied. De discussie of de functionele benadering van kunst waardevol is, is een fundamenteel kunstfilosofisch debat en in dit onderzoek niet aan de orde. De functionele benadering van kunst komt echter in hoofdstuk 2 kort aan bod, waarneer er naar artistieke waarden van festivals wordt gekeken.

0.3 Doel van het onderzoek

Door middel van het behandelen van de onderzoeksvraag die zojuist is gepresenteerd, is het doel van deze scriptie een eerste inzicht te krijgen in de situatie rond festivalbeleid in Nederland: waarom zijn festivals zo populair? Wat wordt ermee gedaan in beleid? Is de huidige gang van zaken de juiste om de mogelijke waarden van festivals optimaal te benutten? Zoals op de vorige pagina al genoemd, vormen de conclusies van deze scriptie geen algemeen geldend beeld over het festivalbeleid in Nederland: daarvoor is de

steekproef te klein. Wel wordt er in kaart gebracht wat festivals voor een stad kunnen betekenen.

Bij de bespreking van mogelijk waarden van festivals voor een stad, worden de volgende vragen gesteld: welke waarden kun je theoretisch toekennen aan festivals (hoofdstuk 2)? Welke spanningen bestaan er tussen verschillende soorten waarden (hoofdstuk 3)? Worden de spanningen (maar ook de raakvlakken) onderkend en wordt daar beleid voor gemaakt (hoofdstuk 4)?

Deze scriptie kan bijdragen aan het ontwikkelen van festivalbeleid in gemeenten waar dit nog niet bestaat en bestaand festivalbeleid versterken doordat het inzicht geeft in de mogelijk waarden van festivals. In de conclusie wordt aangegeven hoe er

vervolgonderzoek zou moeten worden gedaan om de bevindingen uit deze scriptie te versterken.

0.4 Methodologie

Voor deze scriptie zal een kwalitatief onderzoek worden uitgevoerd, waarbij het

theoretische literatuuronderzoek naar waarden van kunstfestivals in hoofdstuk 2 de basis vormt. Er bestaan veel (losse flarden van) theorieën over de waarden van festivals, die vaak niet goed onderbouwd zijn. De theorie van Boltanski vormt daarom een „kapstok‟: daaraan zullen in hoofdstuk 3 de verschillende theorieën en uitspraken over de waarden van festivals worden opgehangen, om zo tot een model te komen waarmee het

gemeentelijk festivalbeleid kan worden geanalyseerd.

Daarna zullen de beleidsnota‟s op kwantitatief en kwalitatief niveau worden geanalyseerd. Voor deze scriptie worden vier gemeenten onder de loep genomen, waarvan het cultuurbeleid en specifiek het festivalbeleid wordt beschreven en

geanalyseerd. De gemeenten zijn om geografische en inhoudelijke redenen geselecteerd. Groningen heeft een uitgebreid cultuurbeleid, Zwolle heeft een nog vrij nieuw

(9)

In hoofdstuk 4 wordt nagegaan hoeveel uitspraken de betreffende gemeente doet over de verschillende soorten waarden en vanuit welke gedachte het festivalbeleid is opgezet in termen van Boltanski. Van daaruit wordt gekeken welke raakvlakken en spanningen worden benoemd, maar ook welke niet worden benoemd. Op basis van de bevindingen worden aanbevelingen gedaan om het festivalbeleid in de verschillende gemeenten te versterken. In de conclusie wordt een samenvattend beeld geschept van de waarden die festivals zouden kunnen genereren, van de waarden die zij al voortbrengen in de

gemeenten die zijn onderzocht en wat er zou moeten worden verbeterd om alle mogelijke waarden tot hun volle recht te laten komen.

0.5 Opbouw

Hoofdstuk 1: Festivalcultuur in Nederland

De huidige situatie rond festivals in Nederland wordt geïntroduceerd door middel van de historische ontwikkeling, de huidige stand van zaken en de mate van overheidsbeleid onder de loep te nemen. Het hoofdstuk laat zien dat festivals steeds populairder worden, maar dat er niet in alle lagen van de overheid evenveel beleid op wordt geschreven.

Hoofdstuk 2: Waarden van kunstfestivals

Er zijn veel (korte) theorieën over welke waarden kunstfestivals kunnen genereren. Er wordt een onderverdeling gemaakt in vier categorieën waarden en hieronder worden de verschillende waarden besproken. Conclusie is dat alle kleine, losse theorieën een „kapstok‟ nodig hebben om als één geheel te gaan fungeren in een analytisch model.

Hoofdstuk 3: Waarderegimes - 7 werelden

Gebaseerd op de 7 „werelden‟ van Boltanski13, die ook wel kunnen worden uitgelegd als waarderegimes waarmee de werkelijkheid kan worden onderverdeeld, zal in hoofdstuk 3 een waardemodel worden ontwikkeld waarin verschillende artistieke, culturele, sociale en economische waarden van kunstfestivals worden gedefinieerd. Voor de ontwikkeling van dit model wordt gebruik gemaakt van verschillende theorieën over waarden van

kunst(festivals), die in hoofdstuk 2 worden geïntroduceerd en aan het eind van hoofdstuk 3 worden gekoppeld aan de „werelden‟ van Boltanski

Hoofdstuk 4: Gemeentelijk festivalbeleid

Detailbeschrijving van de vier geselecteerde gemeenten, zowel het cultuurbeleid als het festivalbeleid wordt onderzocht op mogelijk waarden van festivals. Daarna wordt het gemeentelijk festivalbeleid onderzocht door een kwantitatieve steekproef naar het aantal uitspraken over de verschillende soorten waarden en een kwalitatief onderzoek naar de gedachte of „wereld‟ die ten grondslag ligt aan het festivalbeleid. De conclusies worden meegenomen naar de conclusie van deze scriptie.

Conclusie

Samenvatting van de bevindingen en antwoord op de onderzoeksvraag. Daarnaast wordt er een voorstel tot vervolgonderzoek gedaan.

(10)

Hoofdstuk 1: Festivalcultuur in Nederland Inbedding en situatieschets

1.1 Inleiding

De belangrijkste begrippen in deze scriptie zijn „kunstfestival‟ en „waarde‟. Voordat wordt ingegaan op de festivalcultuur in Nederland, is er een definitie nodig van beiden

begrippen om mee te werken. In dit hoofdstuk zal een definitie worden gegeven van het begrip „festival‟ en daarna zullen de belangrijkste eigenschappen van een festival worden besproken. In paragraaf 1.2 zal blijken dat festivals weinig unieke eigenschappen hebben ten opzichte van andere kunstvormen en maar een paar noodzakelijke kenmerken. Paragraaf 1.3 gaat in op de eigenschappen waaraan festivals kunnen worden herkend. Het begrip „waarde‟ komt in hoofdstuk 2 uitgebreid aan de orde met de bespreking van verschillende theorieën over de waarden van festivals voor een stad of regio.

Voor deze scriptie gaat het te ver om een definitie van kunst te formuleren: deze is in de loop van de eeuwen voortdurend aan verandering onderhevig en het is niet relevant voor het onderwerp van dit onderzoek. Echter, omdat deze scriptie gaat over kunstfestivals is het nodig om een „begrip‟ van kunst aan te nemen, waarmee gewerkt kan worden. Omdat zal blijken dat festivals zowel artistiek-inhoudelijke ofwel esthetische waarden vertegenwoordigen, maar ook maatschappelijke waarden zoals sociale en economische, zal worden gewerkt met de functionele „definitie‟ van kunst van Monroe Beardsley

(1958/1981). Volgens functionalisten zoals Beardsley bestaat er geen intrinsieke definitie van kunst, maar kan er aan kunst wel een aantal waarden of functies worden verbonden, die een (functionele) benaderingswijze van kunst opleveren:

Aesthetic objects differ from (…) directly utilitarian objects in that their immediate function is only to provide a certain kind of experience that can be enjoyed in itself.14

In hoofdstuk 2 komt de „definitie‟ van kunst uitgebreid aan bod, wanneer er wordt ingegaan op de artistieke waarden van kunstfestivals. Voor nu is het belangrijk om te onthouden dat er wordt gewerkt met de functionele benadering van kunst, die uitgaat van (intrinsieke) waarden en (extrinsieke) functies die aan kunst kunnen worden verbonden.

Dit hoofdstuk begint met het vormen een definitie van kunstfestivals waarin noodzakelijke of heel vaak voorkomende elementen van festivals zijn opgenomen; daarna worden eigenschappen van festivals besproken die kunnen voorkomen maar niet allemaal noodzakelijk zijn van een festival te spreken. Na een uiteenzetting van het Nederlands festivalbeleid op verschillende lagen van de overheid, zal worden

geconcludeerd dat er een groeiende belangstelling vanuit onderzoek en politiek is naar festivals en dat daarmee het onderzoek naar waarden die festivals kunnen genereren legitiem is.

1.2 Wat is een kunstfestival?

Het woord festival komt oorspronkelijk van „feast‟ of feest en impliceert een tijd van viering. Wanneer men in de Van Dale „festival‟ opzoekt, stuit men op de definitie „groot (muziek)feest‟.15 Lex Kruijver geeft een iets specifiekere betekenis: „een festival is een viering, een feest, meestal van culturele of religieuze aard‟.16 Veel definities geven aan

14 Hans van Maanen, How to study artworlds, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009, 9.

15 Van Dale, < http://www.vandale.nl/vandale/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=festival >, geraadpleegd op 04-02-2010.

(11)

dat de oorsprong van festivals in een viering in de vorm van een ceremonie of ritueel ligt, die gebonden is aan een bepaalde cultuur en een bepaalde locatie.17

Er bestaan verschillende definities van festivals. Respons, een onafhankelijk data- en onderzoeksbureau op het gebied van vrijetijdsbesteding in Nederland, geeft op basis van diverse definities de volgende definitie van een cultureel festival:

Een festival is een, meestal openbaar toegankelijk en entreeheffend, cultureel evenement onder één noemer gepresenteerd. Diverse presentaties worden door kunstenaars gegeven op diverse binnen- en/of buitenlocaties, die met elkaar verbonden of op loopafstand van elkaar zijn.18

Simon Sheikh geeft een definitie van biënnales, een specifiek soort „beeldende‟ festivals. De definitie van biënnales zou dus (voor een deel) kunnen worden toegepast op festivals in het algemeen:

Een biënnale is meer dan een vat vol kunstwerken, ze is een massamedium op zich, en moet als dusdanig een sociale ruimte creëren, een plaats waar

betekenissen, verhalen, geschiedenissen, conversaties en ontmoetingen actief worden geproduceerd en vlot getrokken; een plaats waar connecties worden gemaakt en verbroken, gesubjectiveerd en opgeschort.19

Dirk Noordman richt zich in zijn definitie van een cultureel publieksevenement op het projectmatige karakter ervan:

Een op initiatief van een private organisatie of overheidsorgaan niet-regulier geprogrammeerde, incidentele of jaarlijks terugkerende culturele gebeurtenis op het gebied van kunst en cultureel erfgoed met een projectmatig karakter, die voor algemeen publiek toegankelijk is.20

Het definiërende karakter van een festival ten opzichte van andere culturele uitingen is dat de meeste festivals tijdsgebonden zijn: ze zijn vergankelijkheid of kortstondig. Goldblatt definieert een festival als volgt:

Een speciaal evenement dat gebonden is aan een bepaalde tijd of uniek moment met ceremoniële en rituele handelingen om bepaalde behoeften te bevredigen.21 Een festival hoeft niet per definitie een kunstfestival te zijn: in religieuze sferen worden ook (culturele) evenementen gepresenteerd onder één noemer. Deze scriptie gaat echter over kunstfestivals en wanneer er over „festivals‟ wordt gesproken, zal het vanaf nu gaan over kunstfestivals. De definitie van kunstfestival waarmee wordt gewerkt is een

combinatie van meerdere definities en luidt:

Een kunstfestival is een (jaarlijks terugkerend) openbaar toegankelijk en al dan niet gratis evenement met een projectmatig karakter, georganiseerd door een private organisatie of een overheid, waar verschillende kunstproducten uit één of meerdere kunstdisciplines onder één noemer worden gepresenteerd. Een festival wordt begrensd in tijd en er is altijd sprake van een verbinding tussen de

kunstproducten, bijvoorbeeld thematisch of door de locatie.

17 Steve Brown en Jane James, „Event design and management: ritual sacrifice?‟ in Ian Yeoman (ed.), Festival

and events management. An international arts and culture perspective, 2004, 53-64, 54.

18 Lex Kruijver, „Terugblik op dertig jaar festivals‟, Respons, februari 2009, 55.

19 Simon Sheikh, „Labels van uniciteit, vertoren van mogelijkheden‟, in: Seijdel, Jorinde (ed.), OPEN 16, De

kunstbiënnale als globaal fenomeen. Amsterdam: SKOR NAi Uitgevers, 2009, 74-85, 81.

20 Dirk Noordman, Cultuur in de citymarketing, ‟s-Gravenhave: Elsevier Overheid, 2004, 258.

21 Ros Derrett, „Festivals, events and the destination‟, in Ian Yeoman (ed.), Festival and events management.

(12)

1.3 Eigenschappen van kunstfestivals

In paragraaf 1.2 zijn de noodzakelijke kenmerken van festivals uiteengezet en is er een definitie van festivals geïntroduceerd waarmee in het vervolg van dit onderzoek zal worden gewerkt. Bij de omschrijving van eigenschappen van kunstfestivals in deze paragraaf is het belangrijk te onthouden dat het om mogelijke eigenschappen gaat, maar niet noodzakelijke eigenschappen zoals in de definitie van kunstfestivals hierboven zijn genoemd.

Bezoekers van kunstfestivals zien het festival doorgaands alleen op het niveau van presentatie en zijn zich er niet van bewust dat daarachter een groot aantal andere activiteiten plaatsvindt, bijvoorbeeld de investering in artistieke ontwikkelingen in een regio of het economische en sociale belang van het festival voor de stad of regio.22 Over deze artistieke, economische en sociale waarden van festivals zal vanaf hoofdstuk 2 van deze scriptie uitgebreid worden gesproken, nu gaat het vooral over het fenomeen

„festival‟ als distributievorm ten opzichte van andere kunstuitingen. Om de mogelijke eigenschappen van kunstfestivals te benoemen, wordt gewerkt met de driedeling productie, distributie en receptie.

Letty Ranshuysen heeft acht theaterfestivals in Nederlands onderzocht op positie in het theaterbestel, waaronder Theaterfestival Boulevard in Den Bosch en Oerol op

Terschelling, en komt tot de volgende onderscheidende eigenschappen ten opzichte van „traditionele‟ theaters, die kunnen worden gezien als een opsomming van de

eigenschappen van festivals die zullen worden besproken in deze paragraaf23:  Laagdrempelig karakter (vaak buiten, gevarieerd aanbod);

 Speciale sfeer (intiem, ongedwongen, authentiek en spectaculair);  Aandacht voor locatiegebonden theater („locatietheater‟);

 Aandacht voor (inter)nationaal en regionaal aanbod;  Aandacht voor kwaliteit, vernieuwing en experiment;

 Aanbieden van ruimte aan nieuwe professionele theatermakers en amateurmakers;  Positieve effecten op het imago van de regio of stad waar het festival plaatsvindt;  Bijdrage aan de opbouw van publiek voor regulier theateraanbod.

1.3.1 Productie

In het onderzoek naar de acht theaterfestivals van Ranshuysen blijken „ruimte voor experiment‟ en „kwaliteit‟ veel genoemde programmeringuitgangspunten te zijn.24 Uit de analyse van de doelstellingen kwam het streven om als broedplaats te willen

functioneren als belangrijke doelstelling van veel festivals naar voren. Elk festival wil graag nog niet eerder vertoonde producties tonen, dit komt mede doordat de

festivalorganisatoren graag unieke elementen willen toevoegen aan hun programma.

Naast het inkopen van bestaande producties, worden er voor festivals steeds vaker speciale producties gemaakt, zogenaamde „festivalproducties‟. Festivalproducties komen voor in 2 varianten: een theatergezelschap kan een productie maken die bedoeld is voor vertoning op meerdere festivals, of er kan een productie worden gemaakt speciaal voor een bepaald festival. Een kunstproductie die speciaal voor een festival wordt gemaakt, is vaak gebonden aan de locatie waar het gepresenteerd wordt en is vaak interdisciplinair van aard door de samenwerking van verschillende kunstenaars. Aan producties die speciaal voor een festival worden ontwikkeld, gaat vaak een onderzoeksperiode (ofwel een creatief proces) vooraf dat bijdraagt aan de artistieke ontwikkeling van de betrokken kunstenaars. Festivalorganisaties kunnen om die reden worden gezien als

wijdingsinstantie; een vertoning op een festival zorgt in de termen van Bourdieu voor extra waardeproductie voor de kunstenaar waardoor een product symbolische waarde

22 Tilmann Broszat, Theatre Festivals – why?, Munchen: FIT, 2007, 2.

23 Letty Ranshuysen, „Positie en marketing van de zomerfestivals, in: MMNieuws, Jg. 6, 2004, Nr. 4/5, p 8-9, 9. 24 Letty Ranshuysen, De zomerfestivals van het Vierde Kwartaal: De huidige praktijk en

(13)

creëert, los van de letterlijke waarde in geld.25 Het imago van het festival als geheel werkt bijvoorbeeld door op het imago van de deelnemende kunstenaars.

1.3.2 Distributie

Ten opzichte van andere kunstuitingen zijn festivals vaak complexe presentaties van verschillende soorten kunst, waarbij individuele producties niet geïsoleerd van elkaar worden gepresenteerd maar samenhang krijgen onder de paraplu van het festival, bijvoorbeeld door een overkoepelend thema. Festivals hebben als distributievorm op deze manier dan ook een functie als „packager‟: er wordt een combinatie van

verschillende producten in een bepaalde volgorde als geheel aangeboden aan de

recipiënten. Het verschil met bijvoorbeeld een tentoonstelling over een bepaald thema, is dat er vaak veel verschillende kunstvormen tijdens een festival te zien zijn. Bovendien maakt het tijdelijke en flexibele karakter van een festival, vaak maar een paar dagen, dat de concentratie en energie die tijdens een festival vrijkomt veel intenser is dan bij een tentoonstelling die langer te zien is. Daarnaast is er binnen festivals vaak meer ruimte voor experiment en vernieuwing dan bij musea of theaters26, die zich voor een groot deel van de programmering moeten houden aan het voorzien van een basis cultureel aanbod om voldoende bezoekers te trekken en om aan de vastgestelde beleidslijnen van de overheid te voldoen. Festivals fungeren vaak als opdrachtgevers voor nieuw (artistiek) werk; jonge theatermakers, beeldend kunstenaars en musici kunnen vaak na hun opleiding als eerste opdracht terecht bij een festival en bestaande groepen komen tot nieuwe inspiratie in de andere omgeving die het festival biedt.27 (Ervaren) bezoekers van kunstfestivals weten dat zij hier meer experimenteel aanbod zullen vinden dan in het reguliere theater of museum, waardoor het receptiekader vaak „toleranter‟ is ten opzichte van de kwaliteit van het aanbod en er sprake is van een „experimentvriendelijk‟ publiek. Een eigenschap van festivals is ook dat de kwaliteit van het eindproduct vaak onvoorspelbaar blijft tot tijdens of zelfs na het festival. Voor theaters en musea is het vaak te risicovol om uitsluitend experimentele kunstvormen te programmeren en daardoor hebben festivals als distributievorm een soort

„voortrekkersrol‟ in het tonen van experimenteel, vernieuwend culturele aanbod. 1.3.3 Receptie

Een steeds weer terugkerende conclusie uit kwalitatief onderzoek naar kunstpubliek is dat de receptie van podiumkunsten beter overkomt bij niet-ervaren publiek wanneer het niet in een regulier theater worden getoond.28 De „klassieke‟ ambiance kan namelijk als te imponerend worden ervaren en vooral het lange tijd stilzitten, is voor de niet-ervaren theaterbezoekers soms moeilijk op te brengen. Een voorstelling verplaatsen naar een andere speelplek en omlijsten met randactiviteiten die een brug slaan naar nieuw publiek, zorgt voor verlaging van sociale en competentiedrempels waardoor meer mensen er plezier aan kunnen beleven.

Door het experimentele karakter van festivals ten opzichte van reguliere programmering in theater of museum, is het publiek vaak niet identiek aan „klassiek‟ kunstpubliek, anders gezegd: festivals spreken de „culturele omnivoor‟ aan. De gemiddelde leeftijd van festivalpubliek ligt vaak lager dan regulier kunstpubliek en de verwachtingen zijn anders. Het publiek is minder stabiel dan het klassieke kunstpubliek en er is meer voor nodig om bezoekers aan een festival te binden dan bij een schouwburg of museum. Bovendien komen bezoekers van festivals vaak ook voor de „festivalsfeer‟: festivalorganisatoren doen er goed aan de omgeving van het festival aan te kleden als een sociale

ontmoetingsplaats waar een gezellige sfeer hangt en waar altijd wat te doen is, naast het

25 Bart Hofstede, „Podia van internationale wijding en handel‟, in: Johan Heilbron, Wouter de Nooy en Wilma Tichelaar (red.), Waarin een klein land. Nederlandse cultuur in internationaal verband, Amsterdam, 1995, 153-205, 165.

26 Hugo van Neck en Hans Onno van den Berg, De Artistieke Betekenis van Festival, Maastricht, 2007, 1. 27 Ibid., 1.

28 Letty Ranshuysen en Anna Elffers, „Zó meet je de waarde van podiumkunsten‟, in: Boekman 77 Het belang

(14)

artistieke hoofdprogramma van het festival. Veel publiek dat naar festivals gaat geeft aan dat een ongedwongen sfeer, het er naartoe gaan zonder precies te weten wat er allemaal te doen is, de charme is van festivals.29 Doordat festivals deze speciale sfeer creëren, is het publiek dus vaak minder afhankelijk van het kunstproduct alleen om van een geslaagd bezoek te spreken.

1.4 Omgevingsfactoren festivals

Festivals zijn ingebed in een omgeving, die kan worden verdeeld in een inter-organisatorische omgeving en een algemene omgeving.30

1.4.1 Inter-organisatorische omgeving

Een festival is geen opzichzelfstaand fenomeen; net als alle andere kunstinstellingen functioneert een festivalorganisatie in haar directe omgeving tussen stakeholders of actoren, die belang hebben bij het bestaan van het festival. De meeste directe actoren voor kunstfestivals zijn de politiek, de financiers, de producenten of kunstenaars, het publiek, andere festivals en de media.

Figuur 2: Inter-organisatorische omgeving van festivals, naar aanleiding van Hatch31

Kunstfestivals bestaan vaak bij de gratie van de (locale) politiek: in Nederland doen politici geen uitspraken over de artistieke waarde van de kunst (daarvoor hebben zij adviescommissies), maar politieke steun is wel nodig voor het draagvlak en vaak dragen zij substantieel bij aan de financiering van het festival. Omdat kunstfestivals bijna altijd non-profit organisaties zijn met weinig eigen vermogen, zijn zij afhankelijk van financiers zoals overheid, fondsen en sponsoren. Uiteraard heeft een festival ook te maken met de producenten of kunstenaars van de producten die tijdens het festival te zien zijn en moet er aandacht worden besteed aan het publiek in de zin van marketing en publiciteit maar ook om de totale ervaring van het festival zo positief mogelijk te maken. Andere festivals zijn actoren in de zin van samenwerking en hebben vaak een voorbeeldfunctie voor kleine festivalorganisaties. De media zijn ten slotte belangrijk voor de marketing van het festival, maar ook voor het imago dat naar buiten wordt getoond.

29 Hugo van Neck en Hans Onno van den Berg, De Artistieke Betekenis van Festival, Maastricht, 2007, 1. 30 Mary Jo Hatch, Organization Theory, Oxford: Oxford University Press, 1997, 64-65.

(15)

1.4.2 Algemene omgeving

Binnen de directe sfeer van economie en bedrijfsleven heeft zich een aantal

bedrijfstakken ontwikkeld dat creatieve, symbolische productie, ondernemerschap en marktgerichtheid op een besliste en doeltreffende manier heeft gecombineerd. Die wordt aangeduid met creatieve industrie. Het gaat daarbij om een specifieke vorm van bedrijvigheid die goederen en diensten voortbrengt die het resultaat zijn van individuele of collectieve, creatieve arbeid én ondernemerschap. Inhoud en symboliek zijn de

belangrijkste elementen van deze producten. Ze worden aangeschaft door consumenten en zakelijke afnemers omdat ze een betekenis oproepen. Op basis daarvan ontstaat een ervaring. Daarmee speelt de creatieve industrie een belangrijke rol in ontwikkeling en onderhoud van levensstijlen en culturele identiteiten in de samenleving. Binnen de creatieve industrie kan een onderscheid gemaakt worden in een drietal deelsectoren: de media- en entertainmentindustrie, de creatieve zakelijke dienstverlening en de kunsten.32 Het festivalwezen maakt deel uit van de creatieve industrie, kort gezegd een

samenkomst van twee werelden: de culturele of artistieke wereld en de zakelijke wereld. De term creatieve industrie vindt zijn oorsprong bij het filosofische werk van Adorno en Horkheimer uit 1944, die het gebruikten om de massacultuur te verklaren.33 In de creatieve industrie bestaat een voortdurend spanningsveld tussen artisticiteit en

bedrijfseconomische zakelijkheid.34 De creatieve industrie wordt dan ook wel omschreven als een „botsing‟ tussen kunstenaars en organisaties. Een meer recente definitie van de creatieve industrie komt van Paul Rutten:

De creatieve industrie is een verzameling van private en publieke instituties en individuen die zich bezighouden met de ontwikkeling en exploitatie van

gecreëerde producten en diensten die in de eerste plaats gekocht en

geconsumeerd worden door een publiek vanwege de betekenis die ze bij dat publiek oproepen.35

Voor de inbedding van de festivalcultuur wordt aangenomen dan kunstfestivals opereren vanuit deze creatieve industrie, maar over de definitie en de werking van de creatieve industrie zal binnen het beschikbare onderzoekskader van dit onderzoek niet verder worden uitgewijd.

1.5 Festivals in Nederland

In Nederland worden er per jaar meer dan 400 culturele festivals georganiseerd.36 Het Holland Festival is het oudste nog bestaande festival in Nederland, vanaf 1948 is het een jaarlijks terugkerend meerdaags podiumkunstenfestival in Amsterdam. De opkomst van muziekfestivals in Nederland werd een feit in de jaren ‟60 met onder andere Flight to Lowlands Paradise in Utrecht in 1968. Na twee edities werd dit festival stopgezet, maar kwam in 1993 als A Campingflight to Lowlands Paradise (kort: Lowlands) terug en in sindsdien een jaarlijks terugkerend meerdaags muziekfestival.37 Vanaf 1970 wordt daarnaast tijdens het weekend van Pinksteren in Landgraaf Pinkpop georganiseerd en is het oudste nog bestaande muziekfestival in Nederland.

Het oprichtingsjaar van diverse podiumkunstfestivals is hieronder weergegeven. De opgesomde festivals zijn, met uitzondering van de Parade, allemaal gebonden aan een specifieke locatie.

32 Paul Rutten, Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie, Delft: TNO Rapport, 2005, 18.

33 Max Horkheimer en Theodor W. Adorno, Dialectiek van de verlichting: filosofische fragmenten, Amsterdam: Boom, 2007.

34 Paul Rutten, Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie, Delft: TNO Rapport, 2005, 3.

35 Paul Rutten, „De toekomst van de verbeeldingsmachine, de culturele industrie in de eenentwintigste eeuw‟, in

Boekman 43, 7-25, 13.

36 Dirk Noordman, Cultuur in de citymarketing, ‟s-Gravenhave: Elsevier Overheid, 2004, 256.

(16)

Festival Oprichtingsjaar

Oerol 1982

Boulevard 1985

Festival a/d Werf 1986

ETCETERA 1990 Noorderzon 1990 Parade 1990 Cultura Nova 1991 Karavaan 1993 Over het IJ 1993

Tabel 1: Plek van festivals binnen culturele evenementen38 1.5.1 Aantallen

Het aantal festivals op het gebied van podiumkunsten, waaronder muziek, theater en dans, is in dertig jaar vervijfvoudigd: alleen al in de periode tussen 1995 en 2007 nam het aantal festivals met 40% toe.39 In de jaren ‟50 en ‟60 hadden festivals een

overwegend „tonende‟ rol en werd er gezocht naar compensatie voor de niches en beperkingen van het locale culturele aanbod door producten te „importeren‟, in principe waren ze vooral een marketinginstrument om te laten zien wat er in de „echte‟

kunstwereld speelde. Tegenwoordig worden festivals steeds meer geacht grote artistieke betekenis te hebben door het stimuleren van bestaande innovatieve en nieuwe

ontwikkelingen waardoor er meer experimenteel aanbod zou ontstaan en de festivals een belangrijke plaats in de internationale artistieke ontwikkelingen krijgen.40 De vraag is of festivals hier ook daadwerkelijk aan bijdragen: deze vraag wordt voor de verschillende gemeenten in hoofdstuk 4 beantwoord.

De culturele festivals in Nederland kunnen worden onderverdeeld naar kunstvorm en tijdsduur.41 De kunstvormen die Dirk Noordman onderscheidt zijn:

 Muziek –> 260 festivals  Toneel –> 30 festivals  Dans –> 12 festivals  Film –> 10 festivals  Poëzie –> 4 festivals  Cabaret -> 3 festivals  Diversen –> 4 festivals

Hoewel deze cijfers uit 2004 stammen, kan aangenomen worden dat de groei in het aantal festivals de afgelopen jaren naar gelijke verhouding is verlopen. De meeste festivals blijken muziekfestivals te betreffen en wanneer we de podiumkunsten groeperen, namelijk muziek, toneel, dans en cabaret, is dit ongeveer 75 % van het festivalaanbod. Opvallend aan deze verdeling is dat er voor „beeldende kunst‟ in de definitie van Noordman blijkbaar geen culturele festivals worden georganiseerd, een stelling die makkelijk kan worden verworpen met voorbeelden als de modebiënnale in Arnhem en Noorderlicht in Groningen en Leeuwarden. Er kan dus worden aangenomen dat de verdeling van Noordman niet volledig is, maar voornamelijk de podiumkunsten vertegenwoordigt.

Noordman maakt naast de verdeling in soorten festivals, ook een verdeling in tijdsduur, zoals hierboven al is aangegeven. Ook hierbij laat hij de beeldende kunst festivals

achterwege, maar het gaat hier vooral om de procentuele verhouding. Zoals hieronder te zien is, vinden de meeste festivals plaats gedurende meerdere dagen, ongeveer 60%. Dit

38 Letty Ranshuysen, De zomerfestivals van het Vierde Kwartaal: De huidige praktijk en

marketingmogelijkheden, Amsterdam: Letty Ranshuysen, 2004, 12.

39 Lex Kruijver, „Terugblik op dertig jaar festivals‟ Respons, februari 2009, 55.

40 John Reinders, „Je bent niet meer dan wat je toont‟, in: Hugo Neck en Hans Onno van den Berg, Artistieke

Betekenis van Festivals, Maastricht, 2007, 2.

(17)

gegeven is interessant vanuit de gedachte toeristen naar een stad of regio te trekken, waarover in het volgende hoofdstuk, bij „economische waarden van kunstfestivals‟ meer wordt genoemd.

Eendaags Meerdaags Totaal

Eén kunstvorm 145 178 323

Meer kunstvormen 23 58 81

Totaal 168 236 404

Tabel 2: Overzicht van een- en meerdaagse festivals in Nederland42

1.5.2 Festivalpubliek

In het onderzoek van Ranshuysen waarnaar al eerder is verwezen, wordt aangegeven dat theaterfestivals met een totale omvang van ruim zo‟n 700.000 bezoekers een derde van het publiek trekken dat jaarlijks professionele theatervoorstellingen in de reguliere Nederlandse theaters bezoekt.43

Gemiddeld trekken de festivals die Ranshuysen onderzocht zo‟n 7.500 bezoekers per festivaldag, maar dit varieert per festival van zo‟n 500 tot en met circa 25.000. Het aantal bezoekers dat een entreekaartje koopt voor een voorstelling varieert sterk, afhankelijk van de aard van het festival: 14% tot en met 100% van het festivalpubliek bezoekt een betaalde voorstelling. Het overige publiek flaneert en bekijkt de gratis voorstellingen. Uit divers publieksonderzoek blijkt dat de bezoekers van de festivals een trouw publiek vormen: 50 tot en met 80% kwam al eerder. Bovendien lijkt de

meerderheid van het publiek van een bepaald zomerfestival ook andere zomerfestivals te bezoeken. Ondanks het laagdrempelige karakter van de zomerfestivals is het publiek geen doorsnede van de bevolking: tussen de 50 en 85% heeft een hogere opleiding versus circa 20% van de bevolking. Het zomerfestivalpubliek is ook veel cultureel

actiever dan een doorsnede van de Nederlandse bevolking. Dit publiek lijkt qua opleiding en culturele activiteit (onder andere bezoek aan diverse podiumkunstgenres) minder van regulier theaterpubliek te verschillen dan op grond van de programmering en de

laagdrempelige ambiance verwacht zou mogen worden. Dertigers lijken sterk te domineren binnen het publiek en bij sommige festivals zijn vrouwen

oververtegenwoordigd. Deze tendens geldt niet alleen voor festivals: in het hele culturele veld is dit waar te nemen.

Tabel 3: Bezoekersaantallen van festivals in Nederland44

42 Dirk Noordman, Cultuur in de citymarketing, ‟s-Gravenhave: Elsevier Overheid, 2004, 256. 43 Letty Ranshuysen, De zomerfestivals van het Vierde Kwartaal: De huidige praktijk en

marketingmogelijkheden, Amsterdam: Letty Ranshuysen, 2004, 6.

(18)

Bovenstaande tabel impliceert unieke bezoekers per festival, maar het is belangrijk in gedachte te houden dat sommige mensen meerdere kaartjes voor hetzelfde festival zullen kopen. Er kan dus bij dergelijke tabellen beter worden gesproken over bezoeken in plaats van bezoekers.

1.5.3 Inkomsten van festivals

Vrijwel alle kunstfestivals in Nederland worden financieel ondersteund door het Rijk, (één van) de provincies en/of (meerdere) gemeenten. De vijftig grootste steden in Nederland dragen jaarlijks zo‟n 36 miljoen euro bij aan de Nederlandse festivals.45 Naast

overheidssubsidie zijn de meeste festivals in Nederland afhankelijk van gelden uit fondsen, sponsoren en publieksinkomsten. De meeste festivals zijn erg afhankelijk van subsidies; die zorgen voor twee derde van hun budgetten:

10 20 25 45 0% 20% 40% 60% 80% 100% Overheid Fondsen Publiek Sponsors

Figuur 3: Verdeling inkomstenposten van festivals

Het onderzoek van Ranshysen toont aan dat alle festivals worden gesponsord, maar dat de mate waarin enorm varieert: de totale sponsorsom per festival loopt uiteen van 5.000 tot en met bijna 400.000 euro per jaar.46 Dit hangt onder meer af van het

bezoekersaantal en de bekendheid van het festival, maar ook van de originaliteit van de geboden sponsorvormen en tegenprestaties.

De inkomsten van de overheid, die kunnen worden onderverdeeld in Rijk, provincies en gemeenten, vormen bijna de helft van de inkomsten van festivals. In de volgende

paragrafen worden deze inkomstenposten uiteengezet. De festivals die Letty Ranshuysen in 2004 onder de loep nam, laten zien dat vaak meer dan de helft van de inkomsten van festivals bestaat uit subsidies:

Festival Percentage sponsoring Percentage structurele subsidies/totale

subsidies

Boulevard 20% 26% / 41%

Cultura Nova 8% 27% / 69%

ETCETERA 38% 40% / 56%

Festival a/d Werf 10% 45% / 74%

Karavaan 4% 34% / 84%

Noorderzon 11% 15% / 30%

Oerol 19% 11% / 30%

Over het IJ 1% 0% / 75%

Tabel 4: Percentages inkomstenposten per festival47

45 Cas Smithuijsen, „Liever de lucht in, over de noodzaak van een opwaartse beweging in het festivalbestel‟, in:

Boekman 83 Festivals, Amsterdam: Boekmanstichting, 2010, 93-97, 94.

46 Letty Ranshuysen, De zomerfestivals van het Vierde Kwartaal: De huidige praktijk en

marketingmogelijkheden, Amsterdam: Letty Ranshuysen, 2004, 7.

(19)

De verhouding tussen het percentage totale subsidies in de tabel hierboven en het percentage sponsoring van de festivals, geeft een beeld van de mate waarin de festivals afhankelijk zijn van overheidssteun. Conclusie is dat bijna alle festivals bijna de helft of zelfs meer van hun inkomsten uit subsidies halen, wat belangrijk is voor de

verantwoording van de festivals in het (gemeente)beleid, dat in hoofdstuk 4 uitgebreid aan bod zal komen.

1.6 Nederlandse overheid

Door de populariteit van festivals in het culturele aanbod in Nederland ontstaat er vanuit de verschillende lagen van de overheid steeds meer specifieke beleidsvorming.48 In de tweede helft van de twintigste eeuw is de verantwoordelijkheid voor cultuur in Nederland nagenoeg geheel bij de overheid komen te liggen, nadat ervoor een innige publiek-private samenwerking bestond. Het Nederlandse kunstbeleid heeft na 1945 dan ook haar specifieke karaktertrekken gekregen, toen de periode van nationale wederopbouw

aanbrak. De overheid kreeg de hoofdrol bij het realiseren van de verzorgingsstaat. Na 1980 is er ten aanzien van zowel de inrichting als het bestuur van het kunstbestel veel veranderd. Het beeld wordt inmiddels bepaald door zelfstandig opererende

kunstinstellingen en fondsen die veelal navigeren op artistieke coördinaten. Culturele professionals zorgen in toenemende mate zelf voor optimale ontwikkelingskansen in relatie tot artistieke mogelijkheden, publieksgroepen, steunverleners en

maatschappelijke partners. Maar desondanks blijven zij in hoge mate afhankelijk van steun uit overheidskassen, zoals in bovenstaand model te zien is. Sinds de cultuurnota van Rick van der Ploeg in 1998, waarin cultuur voor jongeren en allochtonen voorrang kregen bij het uitdelen van geld, is er meer aandacht voor het maatschappelijke belang van cultuur.49 Het huidige kabinet Rutte (vanaf november 2010) heeft aangekondigd zich minder met kunst en cultuur te willen gaan bemoeien dan de afgelopen jaren, maar omdat de cultuurnota van voormalig minister Plasterk (2009-2012) nog loopt, zijn de gevolgen van deze aankondigingen op bezuinigingen nog niet concreet, zoals al eerder is aangegeven. Voor alsnog zal in dit onderzoek dus geen gebruik worden gemaakt van de plannen van het huidige kabinet, maar in de conclusie zal hier wel naar worden verwezen met betrekking tot vervolgonderzoek.

1.6.1 Rijksoverheid

Van de rijksbegroting gaat slechts 0,6 % naar cultuur. In de notitie Kunst van het leven: hoofdlijnen cultuurbeleid 2009-2012 van minister Plasterk is één pagina gewijd aan festivals en wel onder het kopje „internationale platformfunctie‟. 50 Hier worden (internationale) vakfestivals genoemd als middel voor het bereiken van een

internationale platformfunctie van kunst en cultuur: kenmerken van de internationale platformfunctie zijn exclusief internationaal aanbod tonen; internationale uitwisseling en coproductie en internationale ontmoetingen van vakgenoten stimuleren. Festivals die hieraan bijdragen hebben volgens de minister een eigen dynamiek en daardoor een duidelijk belang voor de ontwikkeling in het vakgebied van de verschillende

kunstdisciplines. Festivals met een bijzondere internationale positie worden daarom door het rijk gesubsidieerd in de basisinfrastructuur, mits zij natuurlijk van goede kwaliteit zijn volgens het oordeel van de Raad voor Cultuur. Over andere festivals zegt Plasterk het volgende:

Naast de vakfestivals die als internationaal platform kunnen worden aangemerkt, zijn er de (grote) publieksfestivals en manifestaties in de verschillende disciplines. Festivals spelen, zeker in de zomerperiode, een belangrijke rol in het bereiken van een nieuw publiek voor de podiumkunsten. Ze zijn vaak gezichtsbepalend voor

48 Bijvoorbeeld in Eindhoven, waar eind juni 2009 een festivaldebat is georganiseerd.

(20)

een stad of regio. Bovendien doet beginnend talent hier vaak eerste podiumervaring voor een groot publiek op en wordt veel kunst op locatie gepresenteerd. Aanvragen voor deze festivals kunnen worden ingediend bij de fondsen.51

Met de tweedeling „internationale platformfunctie‟ en „publieksfestivals‟ die de minister maakt, wijst hij er impliciet op dat festivals volgens de rijksoverheid twee verschillende functies ten bate van de kunsten hebben. Vanaf hoofdstuk 2 zullen er 4 verschillende categorieën functies worden besproken, namelijk artistiek, cultureel, sociaal en economisch, waarmee dit verschil zal worden uitgebreid.

De Raad voor Cultuur is het wettelijk adviesorgaan van de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal als het om cultuur- en mediabeleid gaat. De Raad is

onafhankelijk. De meeste adviezen worden uitgebracht op aanvraag van het ministerie van OCW. Vooraf aan de cultuurnota periode brengen zij advies uit over de instellingen die subsidie aanvragen bij het Ministerie van OCW. In de subsidieadviezen van de Raad voor Cultuur worden festivals niet als aparte categorie genoemd; gecategoriseerd onder de verschillende kunstdisciplines zoals Beeldende Kunst en Vormgeving, Film en

Podiumkunsten wordt er een onderscheid gemaakt tussen „internationale festivals‟ en nationale festivals, die onder „ontwikkelingsinstellingen‟ zijn gegroepeerd.

1.6.2 Fonds Podiumkunsten

Het zwaartepunt van de cultuurpolitieke arena is in de afgelopen decennia verlegd naar zelfstandige bestuursorganen zoals de kunstfondsen.52 De fondsen zijn de spil geworden in het beleidsnetwerk van de kunsten; de macht ligt niet langer bij het parlement, maar is verschoven naar de kunstfondsen. Voor deze scriptie wordt het festivalbeleid van het Fonds Podiumkunsten beschreven, omdat de meeste festivals podiumkunstfestivals zijn (zie paragraaf 1.6.1).

Het Fonds is het landelijke cultuurfonds voor muziek, dans en theater in Nederland. Het Fonds geeft namens de Rijksoverheid ondersteuning aan alle vormen van professionele podiumkunst, in aanmerking komen organisaties die niet in de basisinfrastructuur worden gefinancierd. Festivals zijn door het Fonds als apart vakgebied aangewezen met een eigen secretaris en commissie die de aanvragen beoordeelt, waarbij voor de artistieke kwaliteit co-advies wordt ingewonnen bij de betreffende disciplinecommissie. Het Fonds heeft een speciale afnamesubsidie festivals (incidenteel) en ook in de vierjarige regeling zijn verschillende festivals opgenomen, zoals Oerol, Noorderzon, Jonge Harten, de

Nederlandse Dansdagen, Theaterfestival Boulevard en Tweetakt. Het Fonds geeft aan dat de gehonoreerde aanvragen samen met de festivals in de basisinfrastructuur een „vrij evenwichtige‟ geografische spreiding over het land vormen.53

In de toelichting bij de vierjarige festivalhonoreringen voor 2009-2012 van het Fonds Podiumkunsten wordt het belang van festivals voor de podiumkunsten genoemd54:

Festivals trekken publiek dat zoekt naar bijzondere en authentieke belevenissen, maar dat de weg naar de concertzalen en theaters vaak nog niet heeft gevonden, terwijl het reguliere podiumkunstpubliek zich door de specifieke festivalcontext laat verleiden om kennis te nemen van moeilijker en onbekender aanbod. Festivals zijn door de concentratie in tijd en plaats van hoogwaardige

voorstellingen en concerten, zowel voor het publiek als voor de makers zelf een belangrijk ijkpunt van hun kunnen.

51 Ministerie OCW, Kunst van het leven: hoofdlijnen cultuurbeleid 2009-2012, Den Haag: Koninklijke De Swart, 2007, 47.

52 Saskia Cornelissen, „Een nieuwe rol voor de kunstfondsen‟, in Boekman 81 Kunst en politiek, 94.

53 Fonds Podiumkunsten, Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009-2012 festivals, Den Haag: Fonds Podiumkunsten, 12.

(21)

Bijna twintig kunstfestivals ontvangen een vierjarige fondssubsidie, in totaal bijna 3 miljoen euro per jaar. De brugfunctie van festivals tussen makers en publiek wordt door het Fonds benadrukt en er wordt aangegeven dat vooral zomerfestival een rol vervullen in de opkomst en bloei van een nieuwe generatie makers die buiten de bestaande paden werk ontwikkelt.55

1.6.3 Provincies

De Raad voor Cultuur en het Fonds Podiumkunsten opereren op landelijk niveau.

Daaronder opereren de provincies en gemeenten met eigen festivalbeleid. De provincies vervullen op het gebied van cultuurbeleid een rol als intermediair tussen gemeenten of regio‟s, waarbij de provincie vaak een „vliegwiel- of aanjaagfunctie‟ vervult in het ontwikkelen van samenwerkingsverbanden.56

Volgens het IPO, het samenwerkingsverband van alle provincies, vormen festivals een belangrijk onderdeel van het provinciaal beleid „Cultuur en Economie‟.57 In navolging van de samenwerking tussen het ministerie van OCW en EZ om de creatieve industrie te stimuleren, stellen ook steeds meer provincies een apart beleidsplan op voor „cultuur en economie‟ waaruit bijvoorbeeld grootschalige festivals worden gesubsidieerd die toerisme naar de provincies genereren en op die manier een economisch effect op de provincies hebben.

1.7 Specifieke beleidsvorming: gemeenten

De meest specifieke overheidsbeleidvorming op het gebied van festivals gebeurt op gemeentelijk niveau. Vanuit het principe van „vraag, aanbod en distributie‟, heeft de gemeentelijke overheid de taak voor de afname van kunst. Het Rijk zorgt in dit principe voor de productie, de provincie voor de distributie. Deze taakverdeling is in de praktijk niet zo strikt als op papier en gemeenten en provincies hebben dan ook vaak eigen productiefondsen.58 Het leidt echter wel tot het feit dat het rijksoverheidsbeleid sterker intrinsiek gelegitimeerd wordt dan het beleid van de gemeenten, dat wil zeggen dat het Rijk meer focust op de artistieke kwaliteit en de gemeenten ook aandacht hebben voor de bijdrage van kunst aan de economische en sociale ontwikkeling van de stad. Om het gemeentelijk cultuurbeleid uitvoerbaar te maken, werken ook gemeenten met cultuurnota‟s. In een onderzoek van het IPO uit 2007 gaven 31,8% van de Nederlandse gemeenten een bevestigend antwoord dat zij een actueel geldend cultuurbeleid hebben en 9,5% deelden mee dat die cultuurnota in de maak was.59 Meer dan 40% van de Nederlandse gemeenten heeft dus het beleid op papier gezet of is daar mee bezig.

Het domein van het gemeentelijk cultuurbeleid onderscheidt zich in ten minste één opzicht van vele andere sectoren waarvoor gemeenten beleid ontwikkelen: er is sprake van relatief weinig wet- en regelgeving die voorschrijft wat gemeenten moeten doen. Het is een van de laatst overgebleven vrijplaatsen voor autonome gemeentelijke beleidsontwikkeling.60

Juist om bovenstaande reden worstelen lokale beleidsmakers vaak met de vraag of de financiële middelen moeten worden aangesproken voor cultuur of voor andere zaken zoals veiligheid, infrastructuur of sociale zekerheid.61 De diverse subsidies hangen vaak van elkaar af: als de ene overheid subsidie verleent, geeft dat een signaal aan andere (lagere) overheden of fondsen dat het om een serieus te nemen activiteit gaat. De

55 Fonds Podiumkunsten, Adviezen en besluiten vierjarige subsidieregeling 2009-2012 festivals, Den Haag: Fonds Podiumkunsten, 11.

56 IPO, De provincies: Kijk zo zit dat, Eindhoven: Drukkerij Lecturis, 2007, 50. 57 Ibid., 108-109.

58 Ibid., 25. 59 Ibid., 50.

(22)

overheid lijkt zich bij de financiering vooral te richten op kwaliteit, dat landelijk van belang is, en laat ondersteuning vanwege het publieksbereik aan de lagere overheden, namelijk gemeenten, over.

Festivals worden door gemeenten vaak als aantrekkelijke investeringen in cultuur gezien, met name door de populariteit onder het publiek, maar ook omdat het een relatief

goedkope manier is om meer cultureel aanbod te genereren: de vaste kosten zijn laag omdat er geen uitgebreide permanente staf noch een ruime behuizing noodzakelijk is.62 Zoals in de inleiding van dit onderzoek is aangegeven, zal in hoofdstuk 4 uitgebreid worden ingegaan op het gemeentelijk festivalbeleid door 4 gemeenten onder de loep te nemen, namelijk Eindhoven, Groningen, Rotterdam en Zwolle.

1.8 Conclusie

Er zijn verschillende motivaties denkbaar om festivals te organiseren of te subsidiëren, bijvoorbeeld artistiek of economisch, zoals aangetoond met de citaten uit de huidige cultuurnota van vorig minister van cultuur Plasterk. Festivals zijn een groeiend fenomeen waar vanuit publiek, onderzoek en beleid steeds meer belangstelling voor is. Volgens Dragan Klaic, doctor in theatergeschiedenis en dramaturgie, voorzitter van de EFRP en permanent fellow van Felix Meritis in Amsterdam, is de explosie van festivals in Europa te danken aan het feit dat het een kunstvorm is die ruimte laat voor veel artistieke

diversiteit, dat festivals de sociaaleconomische en culturele gelaagdheid van de

samenleving representeren, dat festivals flexibeler zijn dan culturele organisaties en zo snel kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen en dat de behoefte aan

vrijetijdsbesteding in de vorm van feestelijke en niet-alledaagse activiteiten door festivals wordt bevredigd.63 Bovendien zijn festivals goed te marketen en zijn het

toeristentrekkers.

In dit hoofdstuk is duidelijk gemaakt dat er veel om festivals te doen is, mede door de toenemende populariteit bij het publiek als (laagdrempelige) kunstvorm. Het is de vraag of de verschillende motivaties van organisatie en verantwoording samen kunnen gaan in het (gemeentelijk) beleid rond festivals of dat er conflicten tussen de motivaties bestaan. Het doel van dit hoofdstuk was aantonen dat kunstfestivals in toenemende mate een belangrijke categorie binnen de Nederlandse kunstwereld zijn en het dus belangrijk is om aandacht te besteden aan de waarden die festivals kunnen genereren als legitimatie voor het gemeentelijk overheidsbeleid rond festivals: dit is aangetoond door zowel de

historische ontwikkeling van festivals uiteen te zetten en de huidige stand van zaken rond festivals en hun financiering te benoemen. Het overheidsbeleid omtrent festivals heeft nog niet op alle niveaus duidelijke richtlijnen in de vorm van beleidsnota‟s: de cultuurnota van de Rijksoverheid wijdt één bladzijde aan festivals en veel gemeenten hebben (nog) geen specifiek festivalbeleid.

In het vervolg van dit onderzoek zullen de verschillende waarden die festivals kunnen genereren worden gecategoriseerd (hoofdstuk 2), waarna zal blijken dat er een „kapstok‟ nodig is om het gemeentelijk festivalbeleid te kunnen analyseren. Deze kapstok wordt in hoofdstuk 3 geïntroduceerd, waarna in hoofdstuk 4 zal worden teruggegrepen op het feit dat er op gemeentelijk niveau weinig specifiek festivalbeleid bestaat, ondanks de

populariteit van het fenomeen.

62 Dirk Noordman, Cultuur in de citymarketing, ‟s-Gravenhave: Elsevier Overheid, 2004, 263.

(23)

Hoofdstuk 2: Waarden van kunstfestivals 2.1 Inleiding

Er is veel literatuur over de waarden van festivals voor een stad of regio.64 De hoeveelheid literatuur en onderzoek die aan dit onderwerp wordt besteed, doet de vragen rijzen waarom een gemeente kiest voor een festival in haar stad? Hoewel de economische effecten van cultuur voor een stad meestal toegeschreven worden aan toerisme en de aantrekkingskracht op bedrijven, begint het belang van cultuur voor een stad bij de bewondering en waardering van inwoners voor cultuur en het genot dat de cultuurconsumenten eraan beleven.65 In de meeste theorieën over festivals en de

populariteit van dit fenomeen, worden dezelfde redenen voor deze populariteit genoemd: festivals zorgen voor artistieke innovatie en levendigheid in een stad, zij dragen bij aan de sociale inclusie van de bewoners, de kwaliteit van het stedelijk leven wordt vergroot door de nieuwe visie op bestaande plekken, festivals hebben economische betekenis voor een stad en steden worden door de programmering van (internationale) festivals

onderdeel van een Europees netwerk aan steden, dat het Europees burgerschap stimuleert. Hoewel er veel theorie over waarden van festivals is, worden de uitspraken hierover in (gemeentelijke) beleidsnota‟s vaak niet goed onderbouwd en zijn de

argumenten om bijvoorbeeld festivals te subsidiëren vaak niet of nauwelijks toetsbaar. Bovendien kunnen veel argumenten weerlegd worden met een kritische blik op het geheel aan theorievorming, vooral wanneer er wordt gewerkt met overkoepelende theorieën over de werkelijkheid zoals die van Boltanski.

In dit hoofdstuk worden verschillende theorieën over waarden van festivals uiteengezet. Er is een verschil tussen waarden van kunst(beleving) en waarden van festivals: in dit hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt welke waarden specifiek aan festivals toe te schrijven zijn. De besproken theorieën worden voor het doel van dit onderzoek onderverdeeld in vier categorieën; namelijk artistiek, cultureel, sociaal en economisch. Artistieke waarden zijn intrinsiek aan het product en noodzakelijk voor kunstorganisaties.66 Andere, niet-artistieke waarden kunnen worden gegroepeerd onder cultureel, sociaal en economisch. Deze waarden, ook wel maatschappelijke waarden te noemen, zijn belangrijk voor de relaties met belanghebbende partijen zoals gemeenten, maar volgens Boorsma secundair aan de artistieke waarden.67

Bij de bespreking van de waarden van festivals is het belangrijk te onthouden dat het gaat om mogelijke waarden, die niet per definitie aan ieder festival kunnen worden toegeschreven. Aan het eind van dit hoofdstuk kan de lezer concluderen dat het vaak meer om flarden van argumentatie gaat, dan om gegronde theorieën. Voor het

ontwikkelen van een analytisch model waarmee het festivalbeleid van de verschillende gemeenten in hoofdstuk 4 zal worden geanalyseerd, is dus een overkoepelende theorie nodig. Deze zal in hoofdstuk 3 worden gepresenteerd.

2.2 Definitie waarden

Deze scriptie onderzoekt de waarden van kunstfestivals in Nederland. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten waarden: naast artistieke waarden hebben festivals ook culturele, economische en sociale waarden. Er bestaat een verschil tussen „waarden‟ en „betekenis‟. Nozick omschrijft dit verschil als volgt:

64 Zie literatuurlijst.

65 Gerard Marlet, „Cultuur in de stad‟, in Boekman 77 Het belang van kunst, 84.

66 Miranda Boorsma en F. Chiaravalloti, „Arts Marketing and Performance Management: Closing The Gap between Mission and Indicators‟, in Proceedings of the 5th Conference on Performance Measurement and

Management Control, 23-25 September 2009, Nice, 7.

(24)

Value involves something‟s being integrated within its own boundaries, while meaning involves its having some connection beyond those boundaries. (…) Meaning can be gained by linking with something of value.68

In Wolters Ster Woordenboek wordt „betekenis‟ omschreven als „inhoud, zin of belang‟ en de definitie van „waarde‟ is „betekenis in het materiële verkeer van mensen of in de zedelijke, geestelijke en sociale betrekkingen van mensen‟.69 Waarden zijn dus eigen aan een product of dienst en kunnen worden gezien als intrinsieke eigenschappen; betekenis is extrinsiek en kan zich op verschillende manieren uiten. Anders gezegd: gelijke

waarden kunnen voor verschillende mensen een verschillende betekenis hebben. In de spreektaal is dit onderscheid hoorbaar: „iets heeft waarde‟ in vergelijking met „iets is van betekenis‟. Van Maanen maakt dit onderscheid ook: kunst kan esthetische waarden produceren (intrinsiek), maar heeft ook extrinsieke waarden (of betekenis), zoals economische of sociale waarden.70

2.2.1 Intrinsieke en extrinsieke waarden

Van Maanen introduceert in zijn boek How to study art worlds verschillende soorten waarden die kunnen worden toegeschreven aan kunst.71 Hij maakt daarbij een onderscheid tussen intrinsieke, semi-intrinsieke en extrinsieke waarden. Intrinsieke waarden vloeien voort uit de (kunstzinnige) aard van kunst zelf, semi-intrinsieke

waarden zijn niet eigen aan kunst, maar wanneer zij optreden door interactie met kunst, kunnen zij een artistieke ervaring opwekken. Het zijn, net als extrinsieke waarden, gevolg van de mentale „verwerking‟ van het kunstwerk. Extrinsieke waarden zijn echter niet verbonden met de specifieke aard van kunst, maar zijn neveneffecten die ook op andere manieren kunnen worden gegenereerd.

Esthetische communicatie Mogelijke waarden Decoratieve esthetische communicatie Plezierige esthetische communicatie Uitdagende (artistieke) esthetische communicatie

Intrinsieke waarden - Plezier van de perceptie van vormen zonder de behoefte er betekenis aan te geven - Activering van aanwezige perceptieschemata - Herleving en plezier putten uit bekende representaties (herkenning) - Productie van bestaande representaties - Uitdaging van perceptieschemata - Gebruik en plezier putten uit de verbeeldingskracht door spanning tussen vorm en inhoud te ontdekken - Productie van nieuwe representaties Semi-intrinsieke waarden - Plezier van de relatie tussen decoratie en omgeving

- Gebruik van het emotionele systeem - Opdoen van informatie

- Ervaring en plezier putten uit het delen van bestaande emoties,

- Gebruik van het emotionele systeem - Opdoen van informatie

- Ervaring en plezier putten uit het delen van bestaande emoties,

68 Roger McCain, „Defining cultural and artistic goods‟, in Victor A. Ginsburgh David Throsby, Handbook of the

Economics of Art and Culture, Volume 1, Elsevier, 2006, 147-167, 152.

69 Wolters‟ Ster Woordenboek Nederlands, Utrecht, 2006.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Interviews kinderen: 12 van de 16 kinderen van groep 6 zijn bevraagd tijdens lessen waarin de kinderen voor zichzelf aan het werk waren. Dit om te zorgen dat zij geen delen van

Van den datum af, waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, van kracht geworden is, zal het onderhavige verdrag niet langer door de leden be- krachtigd kunnen worden..

Art. A Member which has ratified this Convention may denounce it after the expiration of ten years from the date on which the Convention first comes into force, by an act

b) wanneer aile inwoners beschermd worden, wier inkomsten tijdens het door verzekering gedekte geval voorgeschreven grenzen niet overschrijden, tot 26 weken in de loop van een

Daarnaast zijn de internal auditors van SNV zich tijdens de uitvoering van de in-field audits, moge- lijk meer dan auditors van andere organisaties, bewust van ‘red flags’ die

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 bedraagt de maximale hoogte van een bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist in het vlak door de

Het denken vanuit sociale infrastructuur en de betekenis van deze plekken voor personen kan sociaal werkers helpen om sociale interventies beter vorm te geven vanuit het

[r]